Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w76 1/2 blz. 89-90
  • Geef God de exclusieve toewijding die hij verdient

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Geef God de exclusieve toewijding die hij verdient
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
  • Vergelijkbare artikelen
  • Geeft u God exclusieve toewijding?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1962
  • ’Kiest wie gij zult dienen’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
  • Exclusieve toewijding
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Exclusieve toewijding
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
w76 1/2 blz. 89-90

Geef God de exclusieve toewijding die hij verdient

JEHOVAH GOD verdient een exclusief plaatsje in ons hart. Hier bestaan veel redenen voor. Hij is de Bron des levens. Omdat hij het heeft gewild, bestaan er levende schepselen. Zijn bestuur is gebaseerd op liefde en zijn geboden hebben ten doel het geluk en het welzijn te bevorderen van degenen die ze gehoorzamen (Ps. 19:7-11). Onze liefde voor hem dient onze liefde voor ieder ander te overtreffen.

Het is niet altijd gemakkelijk Jehovah God de exclusieve toewijding te geven die hij verdient. Loyale dienst voor God als een discipel van Jezus Christus kan smaad en lichamelijke mishandeling tot gevolg hebben. Zelfs nauwe familieleden kunnen zich tegen u keren. Jezus Christus zei: „Meent gij dat ik ben gekomen om vrede te geven op de aarde? Volstrekt niet, zeg ik u, veeleer verdeeldheid. Want van nu af zullen er vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie. Zij zullen verdeeld zijn, vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen haar moeder, schoonmoeder tegen haar schoondochter en schoondochter tegen haar schoonmoeder” (Luk. 12:51-53). Waardoor wordt deze verdeeldheid veroorzaakt? Ze spruit voort uit de wijze waarop gezinsleden op het goede nieuws van Gods koninkrijk reageren (Matth. 28:19, 20). Sommigen aanvaarden dat „goede nieuws”, terwijl anderen het verwerpen.

Tegen deze achtergrond kunnen wij de volgende woorden van Jezus Christus begrijpen: „Indien iemand tot mij komt en zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja, en zelfs zijn eigen ziel niet haat, kan hij mijn discipel niet zijn” (Luk. 14:26). Gaf de Zoon van God hiermee te kennen dat degenen die zijn volgelingen werden hun familieleden of zichzelf vijandig gezind moesten zijn of met afschuw moesten bezien? Helemaal niet. Hij maakte veeleer duidelijk dat liefde voor iemands familieleden en zichzelf op de tweede plaats moest komen. Indien iemand in gebreke bleef God meer lief te hebben dan zijn familieleden, zou hij geen weerstand kunnen bieden aan tegenstand van de zijde van zijn familie. Indien hij bovendien niet Gods wil boven zijn eigen verlangens zou stellen, zou hij alles doen wat in zijn vermogen lag om een handelwijze te volgen die het meeste voordeel zou schijnen af te werpen, ook al zou dit betekenen dat hij in strijd met Gods geboden zou handelen.

Wat Jezus Christus over deze aangelegenheid zei, kwam overeen met de beginselen die in de Mozaïsche wet stonden opgetekend. De Wet zei over familieleden die weigerden Jehovah God exclusieve toewijding te schenken en die trachtten anderen ertoe te beïnvloeden hem ontrouw te zijn: „Ingeval uw broer, de zoon van uw moeder, of uw zoon of uw dochter of uw innig geliefde vrouw of uw metgezel die als uw eigen ziel is, u in het geheim tracht te verlokken, zeggende: ’Laten wij andere goden gaan dienen’, . . . moogt gij geen gevolg geven aan zijn wens en niet naar hem luisteren, noch dient uw oog leed over hem te gevoelen, noch moogt gij mededogen hebben, noch hem beschermend bedekken; maar gij dient hem zonder mankeren te doden. Uw hand dient het eerst op hem te komen om hem ter dood te brengen, en daarna de hand van heel het volk. En gij moet hem met stenen stenigen, en hij moet sterven, omdat hij getracht heeft u af te trekken van Jehovah, uw God.” — Deut. 13:6-10.

Er was beslist een superieure loyaliteit en toewijding jegens God voor nodig om tegen een nauw familielid of een intieme vriend te getuigen en dan de eerste te zijn die aan de terechtstelling van die persoon deelnam. Sommigen zullen dit te streng vinden. Was dat echter zo?

Waartoe zou het leiden als het afgodische familielid of de afgodische vriend in leven werd gelaten, waardoor hij anderen ten kwade zou kunnen beïnvloeden? Dit zou bijzonder ernstige, ja, tragische gevolgen gehad hebben. Prostitutie, homoseksualiteit, dronkenschap en kinderoffers behoorden tot de verfoeilijke praktijken die met afgoderij verband hielden (1 Kon. 14:24; Jer. 19:3-5; Hos. 4:13, 14; Amos 2:8). Staat u er eens bij stil hoe schadelijk zulke ontaarde praktijken voor de morele aard van de natie Israël zouden zijn en wat een verdriet en letsel ze zouden veroorzaken. De dood van de afgodendienaar zou derhalve velen beschermen tegen al het leed dat zijn invloed beslist teweeggebracht zou hebben indien men hem in leven had gelaten.

In deze tijd hebben christenen vanzelfsprekend niet de autoriteit ontvangen afgodendienaars terecht te stellen. Niettemin is het nog steeds waar dat toegeven aan de invloed van een nauw familielid of een intieme vriend om Gods wet te negeren, alleen maar rampspoed kan betekenen. Het is waar dat men door aldus toe te geven, tijdelijk bevrijd kan worden van bedreigingen, beledigende taal en gewelddaden. In zijn hart zou iemand echter weten dat hij ontrouw was aan God en een handelwijze volgde die uiteindelijk tot gevolg zou kunnen hebben dat men door God wordt verworpen. Zelfs het familielid of de vriend aan wiens invloed hij had toegegeven, zou hier schade van ondervinden. Deze persoon zou niet in de gelegenheid gesteld worden een voorbeeldige christelijke levenswijze te zien welke hem ertoe zou kunnen brengen zijn houding te herzien en misschien zelf een christelijke discipel te worden.

De Zoon van God heeft in dit opzicht een voortreffelijk voorbeeld gegeven door niet toe te laten dat familieleden hem verkeerd beïnvloedden. Bij een zekere gelegenheid riepen zijn familieleden uit: „Hij heeft zijn verstand verloren” (Mark. 3:21). Ondanks de wonderwerken die Jezus deed, ’oefenden zijn broers in werkelijkheid geen geloof in hem’ (Joh. 7:5). Het ongeloof van deze familieleden bracht Jezus er echter niet toe met Gods werk op te houden. Hij ging er gewoon mee door. Wat was het resultaat? Na Jezus’ dood en opstanding behoorden zijn broers klaarblijkelijk tot de groep van ongeveer 120 discipelen die op de pinksterdag in 33 G.T. de heilige geest ontvingen. — Hand. 1:14; 2:1-4.

Familieleden en vrienden zijn niet de enigen die iemand ertoe zouden kunnen brengen in gebreke te blijven God exclusieve toewijding te schenken. Wanneer wij toelaten dat iemand of iets een te grote belangrijkheid in ons leven inneemt, kan dit ertoe leiden dat wij God geen exclusieve toewijding schenken. De bijbel noemt begerigheid bijvoorbeeld „afgoderij” (Kol. 3:5). Dit komt doordat het voorwerp waarnaar iemands verlangen vurig uitgaat, genegenheid opeist die aan God toekomt en aldus een afgod wordt. Neem bijvoorbeeld het geval van iemand die een belangrijke positie in de wereld wil verwerven. Zijn tijd en energie worden volledig door het najagen van dat doel opgeslokt. Het is duidelijk dat hij God niet exclusief is toegewijd.

Aangezien Jehovah God terecht exclusieve toewijding eist, moeten wij ervoor op onze hoede zijn dat niets een te grote belangrijkheid in ons leven verkrijgt en de genegenheid voor hem verdringt. Wij mogen niet toelaten dat ook maar iets wat deze wereld te bieden heeft, onze visie omtrent de juistheid Jehovah exclusief toegewijd te blijven, verduistert. In plaats daarvan dienen wij acht te slaan op de geïnspireerde vermaning: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem; want alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid” (1 Joh. 2:15-17). Ja, indien wij Jehovah God exclusieve toewijding geven, kunnen wij er zeker van zijn dat hij ons met eeuwig leven zal begunstigen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen