De werkelijke macht achter het occultisme
HET is de bijbel die de werkelijke macht achter het occultisme en het doel ervan identificeert. Op de bladzijden van dit boek zult u geen onzeker getheoretiseer over het onderwerp aantreffen, maar een duidelijke uiteenzetting van de feiten en een krachtige standpuntbepaling waarbij alle occulte praktijken zonder uitzondering worden afgewezen. Dit in tegenstelling tot alle andere oude religieuze geschriften, die het occultisme hebben goedgekeurd, aangemoedigd of er zelfs de grondslag voor hebben gelegd.
Ja, de geschiedenis getuigt ervan dat nagenoeg alle volken uit de oudheid nauw betrokken waren bij occulte praktijken. Van één natie is echter bekend dat ze een religie had waarin het occultisme werd gemeden — namelijk de natie van de oude bijbelse Hebreeën. Waaraan dit moet worden toegeschreven?
De religie van de Hebreeën was niet besmet met bijgelovige ideeën over het onbekende, zoals dit met andere wel het geval was. Hun religie was hun geschonken door Degene die op de hoogte is met de feiten, en Hij maakte duidelijk dat het niet Zijn macht was die achter occulte praktijken zat. Het was zoals God hun door bemiddeling van de profeet Mozes vertelde: „Deze natiën . . . plachten te luisteren naar hen die magie beoefenen en naar hen die waarzeggen; maar wat u aangaat, Jehovah, uw God, heeft u iets dergelijks niet gegeven.” — Deut. 18:14.
In duidelijke bewoordingen omschrijft hij de praktijken die zij dienden te vermijden: „Er dient onder u niemand te worden gevonden die . . . aan waarzeggerij doet, geen beoefenaar van magie, noch iemand die voortekens zoekt, noch een tovenaar, noch iemand die anderen door een banspreuk bindt, noch iemand die een geestenmedium of beroepsvoorzegger van gebeurtenissen raadpleegt, noch iemand die de doden ondervraagt. Want iedereen die deze dingen doet, is iets verfoeilijks voor Jehovah.” — Deut. 18:10-12; vergelijk Leviticus 19:26, 31; 20:6, 27; Jesaja 8:19.
DE MACHT ACHTER HET OCCULTE
Een gebeurtenis uit het leven van een Romeinse functionaris, Sergius Paulus, die omstreeks 47 G.T. proconsul van Cyprus was, werpt licht op de zaak. De bijbel beschrijft hem als „een intelligent man”. Hij was op zoek naar de waarheid en vroeg derhalve Saulus van Tarsus, een Romeinse burger, die eveneens bekend stond als de apostel Paulus, hem over God en het christendom te vertellen. Er was echter ook een „magiër”, Elymas genaamd, aanwezig die Paulus begon tegen te staan, ongetwijfeld uit de overweging dat Paulus’ boodschap zijn eigen invloed bij de proconsul en ook zijn reputatie als occulte wonderdoener zou kunnen verzwakken.
Paulus wendde zich daarop tot Elymas en identificeerde duidelijk wie er achter zijn occulte macht zat door te zeggen: „Gij zoon van de duivel, gij vijand van alle ware religie; waarom houdt gij niet op met het verdraaien van de rechte wegen van de Heer?” (Hand. 13:6-10, de katholieke Jerusalem Bible) De apostel Paulus zei dus dat de „Duivel” — een goddeloos geestelijk persoon — de macht was die achter deze tovenaar stond. Sommigen zullen het waarschijnlijk moeilijk vinden in het bestaan van een dergelijk schepsel geloof te stellen.
Er zijn echter ooggetuigenverslagen van zijn bestaan. De Heer Jezus Christus kwam vanuit het geestenrijk en kon met een overtuiging die voortsproot uit persoonlijk opgedane ervaring, over „de Duivel”, ook wel „Satan” genoemd, spreken. Over de oorsprong van Satan zei Jezus: „Hij stond niet vast in de waarheid . . . hij is een leugenaar en de vader van de leugen” (Joh. 8:44; Luk. 10:18). Er is dus een tijd geweest dat dit geestelijke schepsel „in de waarheid” was. Maar zich ergerend aan de autoriteit van God — die vaststelde wat „waarheid” was en daaraan gehoorzaamheid eiste — liet deze Satan-in-spe toe dat een verlangen naar macht en onafhankelijkheid zijn wijsheid ging beheersen. — Jak. 1:13, 14; vergelijk Ezechiël 28:13-17.
Daarop legde hij zich erop toe ook anderen tot een soortgelijke handelwijze te verleiden. Zijn eerste openlijke daad was het uiten van een leugen die God in een verkeerd daglicht stelde, waarmee hij de blauwdruk verschafte van het gedragspatroon dat hij tot in onze tijd zou volgen. Die leugen had de dood voor het eerste mensenpaar tot gevolg en maakte de Duivel tot „een doodslager toen hij begon”, alsmede tot de „vader van de leugen”. — Gen. 3:1-5, 13; Openb. 12:9.
Daarnaast bericht de bijbel ook over andere „zonen van God”, engelen, die onafhankelijk van God verkozen te zijn. Zij oefenen macht uit over de geest van daarvoor gevoelige personen en hebben invloed op hun leven, terwijl zij tevens in staat zijn van mensen en dieren „bezit” te nemen, ze „bezeten” te maken en ook onbezielde voorwerpen voor hun misleidende doeleinden te gebruiken. — Matth. 12:43-45; Luk. 8:27-33.
Zij die persoonlijk betrokken zijn bij occulte praktijken erkennen zelf dat daaraan gevaren verbonden zijn. In het boek Psychic Discoveries Behind the Iron Curtain („Parapsychologische ontdekkingen achter het ijzeren gordijn”) staat een verslag over het uitgebreide wetenschappelijke onderzoek dat in Rusland is ingesteld naar ESP en andere paranormale vermogens. Het gevaar aangevend van dit soort van onderzoek, merken de auteurs op: „Elke persoon die wetenschappelijk bij dit werk betrokken is, geeft altijd één waarschuwing: Over ESP [buitenzintuiglijke waarneming] dient niet licht gedacht te worden. Ze kan gevaarlijk zijn, zelfs wanneer er met zo iets eenvoudigs als een Ouija-bord wordt gewerkt. Wij hebben enkele van de gevolgen gezien.”
Gevaarlijk in welk opzicht? E. Warren, die wordt beschouwd als een vooraanstaand deskundige op occult gebied, belicht voor ons een van de gevaarkanten: „Het gebruik van een Ouija-bord, het houden van séances of het beoefenen van ESP . . . houden allemaal een uitnodiging in voor boze geesten, en eventuele bezetenheid door die geesten.”
Maar waarom al die vreemde en schijnbaar tegenstrijdige vormen waarin het occultisme zich voordoet? Waarom is het soms duidelijk boosaardig, dan weer goedaardig en in andere gevallen louter „nukkig” van karakter? In werkelijkheid is er slechts sprake van één zelfde doel, en de bijbel onthult welk doel dat is.
DOEL VAN HET OCCULTISME
Zoals we reeds hierboven opmerkten, zijn occultisten als Elymas slechts agenten of slachtoffers van de Duivel. Als zodanig zijn zij de „vijand van alle ware religie”, bezig met „het verdraaien van de rechte wegen van de Heer” (Hand. 13:10, Je). Dus hoe tegenstrijdig en uiteenlopend de occulte praktijken ook mogen zijn, ze hebben één zelfde doel: mensen af te leiden van de „ware religie” en hen onafhankelijk van Gods „rechte wegen” te doen handelen.
De duivelse wijsheid achter deze opzet is duidelijk. Mensen raken gefascineerd door onverklaarbare en schijnbaar „bovennatuurlijke” verschijnselen, terwijl de grote verscheidenheid van occulte praktijken appelleert aan de gevoelens van een breed publiek. Sommigen onderwerpen zich rechtstreeks aan de Duivel door pure Satanaanbidding, vodou, hekserij en daarmee overeenkomende praktijken te beoefenen, anderen worden in de waan gebracht dat God iets uit te staan heeft met astrologie of spiritisme, terwijl de wetenschappelijk georiënteerden vaak in de ban raken van „paranormale” vermogens zoals ESP en helderziendheid. Er is voor bijna elk wat wils.
Maar wat valt er te zeggen over „genezingen”, het „spreken in tongen”, het „uitdrijven” van demonen en andere, rechtstreeks met zogenaamde „christelijke” organisaties in verband gebrachte werken? Blijkt hieruit niet dat God met hen samenwerkt om de werken van Satan te verbreken, net zoals hij in dat opzicht Jezus en zijn apostelen hielp? (Joh. 10:37, 38; Hand. 19:11) Jezus liep in zijn beroemde Bergrede reeds op deze vraag vooruit.
Hij zei dat er veel mensen zouden zijn die het christendom zouden belijden, maar niet in oprechtheid. Op basis waarvan zouden zij beweren christenen te zijn? Jezus zei: „Velen zullen op die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet in uw Naam geprofeteerd en hebben wij niet in uw Naam duivels uitgedreven en in uw Naam veel wonderen gedaan?” Zou dit echter bewijzen dat zij de geest van God hadden en ware discipelen van zijn Zoon waren? Jezus vervolgde met de woorden: „Dan zal ik hun onomwonden verklaren: Nooit heb ik u gekend; gaat weg van Mij, gij die ongerechtigheid doet!” — Matth. 7:15-23, Sint-Willibrordvertaling.
Het is zonder meer duidelijk dat occultisten die de naam van Christus gebruiken voor Christus even verfoeilijk zijn als voor Jehovah de occultisten onder de Hebreeën uit de oudheid waren. Immers, de macht die achter hen staat, is dezelfde; ook het doel is hetzelfde, namelijk om mensen af te trekken van de „ware religie”, hen te verleiden tot het doen van dingen die door God worden veroordeeld.
De bijbel toont aan dat de gaven van de geest verdwenen nadat zij op duidelijke wijze de pas-opgerichte christelijke gemeente als Gods instrument voor het verbreiden van de ware aanbidding hadden geïdentificeerd (1 Kor. 13:8-11). De Schrift waarschuwt echter dat in later tijd bepaalde religieuze bedriegers zich op zulke „wonderen” zouden verlaten om hun eigen activiteiten een schijn van wettigheid te verlenen. „En geen wonder”, zegt de bijbel, „de satan zelf vermomt zich als een engel des lichts. Het is dus niets bijzonders als zijn dienaars zich voordoen als dienaars van heiligheid”. — 2 Kor. 11:14, 15, SW.
Hieruit blijkt duidelijk dat bijvoorbeeld het vermogen om demonen uit te drijven of uit te bannen niet noodzakelijkerwijs een teken is dat God de geestelijke steunt die beweert een dergelijk vermogen te bezitten. Zowel christenen als niet-christenen bogen op successen met uitdrijving: katholieken, protestanten, joodse kabbalisten en zelfs vodou-aanbidders. Steunt God hen allen? De bijbel zegt dat ’God geen God van wanorde is, maar van vrede’ (1 Kor. 14:33, SW). Hij is stellig niet tegen zichzelf verdeeld door elkaar bestrijdende partijen te ondersteunen.
Ook de methoden op zich die door de meeste „uitdrijvers” of „exorcisten” worden gebruikt, laten duidelijk zien dat ze niet van God zijn. Jezus „dreef door een woord de geesten uit”, hun eenvoudig bevelend weg te gaan en zij gehoorzaamden in erkenning van zijn autoriteit (Matth. 8:16, 29-34, SW; Mark. 5:7-13; Luk. 8:28-33). Deze religieuze „uitdrijvers” daarentegen zeggen ritualistische, magische formules op en gebruiken daarbij bepaalde woorden en uitdrukkingen waarvan wordt verondersteld dat ze zonder meer een uitdrijvende macht hebben. De rooms-katholieke uitdrijvingsformule zoals die in de Rituale Romanum wordt aangetroffen, kan verscheidene „opzeguren” in beslag nemen terwijl er allerlei relikwieën en ander religieus toebehoren van bijgelovige aard bij gebruikt moet worden — in schrille tegenstelling tot de eenvoudige bevelen van Jezus! Niettemin schijnt dit soort van „uitdrijven” in veel gevallen te werken. Hoe komt dit?
De bijbel maakt duidelijk dat Satan gebruik zal maken van bovennatuurlijke machten om deze religieuze bedriegers te steunen, hun geloofwaardigheid te vergroten en aldus zijn eigen doeleinden te bevorderen. De christelijke apostel Paulus voorzei dat er een opstand tegen Gods wegen op touw zou worden gezet door personen die zouden beweren volgelingen van Christus te zijn, en dat deze opstandelingen religieuze eer voor zichzelf zouden zoeken — zoals de geestelijken van de christenheid thans doen. Daarop zei hij dat dit zou geschieden „als een werk van den Satan, met allerlei valse kracht, tekenen en wonderen en met allerlei misdadige misleiding . . . omdat ze de liefde voor de waarheid niet hebben aangekweekt tot hun redding”. — 2 Thess. 2:9, 10, Petrus-Canisiusvertaling.
Merk op dat Paulus de misleiding van „valse kracht, tekenen en wonderen” stelt tegenover „de liefde voor de waarheid”. Jezus gaf aan wat de werkelijke bron van waarheid is, toen hij tot God bad en zei: „Uw woord is waarheid”. Gods „woord” vinden we in de bijbel. Oprechte „liefde voor de waarheid” ontwikkelt zich wanneer wij onze geest gebruiken om uit dat woord te leren en voordeel trekken van het toepassen van Gods „rechte wegen” in ons leven. — Joh. 17:17; Hand. 13:10, Je.
EEN JUISTE ZIENSWIJZE TEN AANZIEN VAN HET OCCULTE
Wat betekent dit voor hen die in het occulte liefhebberen of gefascineerd zijn door de recente publiciteit die eraan is gegeven? Het betekent dat geen enkele occulte zaak of praktijk veilig terrein vormt om onze nieuwsgierigheid of ontspanningsdrang te bevredigen. Het zijn middelen die door Satan de Duivel worden gebruikt om mensen tot gedrag te brengen dat rechtstreeks in strijd is met de duidelijk geopenbaarde wil van God.
Ware christenen spelen niet met occultisme. Als zij er in het verleden iets mee te maken hebben gehad, dan hebben zij nu alles vernietigd wat er ook maar enigszins verband mee hield (Hand. 19:18, 19). Zij kennen de waarde van de bijbelse raad: „Weerstaat de Duivel en hij zal van u wegvluchten.” — Jak. 4:7.
Jehovah’s christelijke getuigen hebben reeds lang de verstandige bijbelse raad in dezen gevolgd, en daarmee de valstrik van het occultisme vermeden, vooral ook in die gebieden van Latijns-Amerika en Afrika waar vodouriten en fetisjverering tot het normale levenspatroon behoren, zelfs onder het zogenaamde „christelijke” deel van de bevolking. Niet door het een of andere mysterieuze „uitbanritueel” te volgen, maar door anderen de waarheid uit Gods Woord de bijbel te onderwijzen, hebben zij oprecht gezinde personen geholpen onder de invloed van boze geesten uit te komen (Ef. 6:10-18). Geleid door Gods Woord — waarin het bestaan van het occultisme even duidelijk wordt erkend als de beoefening ervan wordt verboden — kunnen zij met de apostel Paulus zeggen: „Wij zullen niet door Satan verschalkt worden — wij weten veel te goed wat zijn bedoelingen zijn.” — 2 Kor. 2:11, Je.