Schuilt er gevaar in occulte voorwerpen?
WIJ zien vaak dat mensen bepaalde voorwerpen dragen of in hun huis hebben die zij hebben ontvangen van personen die geloof stellen in de een of andere vorm van spiritisme, waarzeggerij, enz. of deze beoefenen. Deze voorwerpen kunnen een beeld, een amulet of een fetisj zijn. Ook zou men een geschenk — een foto, een zakdoek, een sjaal — iets wat gewoonlijk niet als een occult voorwerp wordt bezien, kunnen ontvangen van iemand die spiritisme beoefent. Zijn deze dingen onschadelijk?
Deze vraag is voor u van belang, of u God nu wel of niet wenst te aanbidden. Waarom? Omdat uw houding en handelwijze ten aanzien van deze dingen een belangrijke uitwerking kunnen hebben op uw mentale en zelfs op uw fysieke gezondheid. Wij hebben hier bewijzen van, niet alleen in de vorm van ervaringen uit de bijbel, Gods Woord, maar ook in de vorm van persoonlijke ervaringen van veel mensen die thans leven.
Toen God op het punt stond de natie Israël in het land Kanaän te brengen, uitte hij specifieke en herhaalde waarschuwingen over dit gevaar van het occultisme. Het was niet zonder reden en ook niet wegens begunstiging dat hij de mensen die in Kanaän woonden, verdreef. Hij legde de Israëlieten uit waarom, zeggende: „Deze natiën, die gij uit hun bezit verdrijft, plachten te luisteren naar hen die magie beoefenen en naar hen die waarzeggen.” Hij noemde deze praktijken „de verfoeilijkheden van die natiën”, en gaf vervolgens het gebod: „Er dient onder u niemand te worden gevonden . . . die voortekens zoekt, noch een tovenaar, noch iemand die anderen door een banspreuk bindt, noch iemand die een geestenmedium of beroepsvoorzegger van gebeurtenissen raadpleegt, noch iemand die de doden ondervraagt.” — Deut. 18:9-12, 14.
Bovendien werd er tot Israël gezegd: „Gij moogt de naam van andere goden niet vermelden. Die dient niet uit uw mond te worden gehoord” (Ex. 23:13). Dit betekende niet dat zij die namen niet als namen van valse goden konden noemen, wanneer zij bijvoorbeeld hun kinderen onderwezen of waarschuwden. Maar zij mochten die goden geen macht toeschrijven of er voor het een of ander naar opzien. Waarom niet?
Omdat, ook al werden ze niet rechtstreeks aanbeden, elke neiging daartoe, waarbij men van die goden verwachtte dat ze iets goeds of slechts zouden doen of waarbij men in verband met die goden iets stoffelijks verwachtte, er in werkelijkheid op zou neerkomen dat men zich met goddeloze demonen inliet. Deze demonen zijn werkelijk bestaande geestelijke personen, goddeloze engelen, de ergste vijanden van God en de mens. De apostel Paulus zei dat „de dingen die de natiën slachtofferen, zij die aan demonen slachtofferen en niet aan God” (1 Kor. 10:20). Omdat Israël Gods gebod ongehoorzaam was, werden sommige personen verschrikkelijk gekweld. Toen Jezus op aarde was, heeft hij velen genezen en demonen uitgeworpen die hen lastig vielen. — Matth. 12:22; Luk. 13:11-16; Mark. 5:2-13.
’Maar’, zo zou u kunnen vragen, ’wat voor kwaad steekt erin alleen maar geschenken te aanvaarden van personen die de een of andere vorm van spiritisme of astrologie beoefenen en die vertrouwen stellen in betoverde voorwerpen, Ouijaborden, enzovoort?’
Dit: Er worden in deze tegenwoordige tijd heel wat mensen ernstig door demonen gekweld omdat zij deze dingen in huis genomen hebben. Om een voorbeeld te noemen: een vrouw van middelbare leeftijd in New York werd af en toe plotseling getroffen door aanvallen van verlamming. Zij moest dan naar bed en was stijf, star en koud. Zij kon wel spreken, maar was erg moedeloos en wilde liever sterven. Aangezien zij met een gemeente van Jehovah’s getuigen was verbonden, werd zij door twee van de ouderlingen van de gemeente bezocht. Zij beseften dat hierbij mogelijk een aanval van de zijde van demonen betrokken zou kunnen zijn en vroegen de vrouw zeer rechtstreeks of zij soms ook contact had met iemand die iets met het spiritisme te maken had. Zij vertelde dat zij in een fabriek naast zo iemand had gewerkt, en dat zij daar ten slotte ontslag had genomen om van de voortdurende ’voorzeggingen’ en vreemde uitspraken van deze persoon verlost te worden. Toen haar werd gevraagd of zij ook een geschenk van deze persoon had aanvaard, bleek uiteindelijk dat de spiritistische vrouw haar een paar handschoenen en een ketting had gegeven. Deze werden toen te voorschijn gehaald en in de vuilverbrandingsoven geworpen. Onmiddellijk herstelde de vrouw volledig en sindsdien heeft zij nooit meer zo’n aanval gehad. — Vergelijk Handelingen 19:19.
’BRENG ZE NIET IN UW HUIS’
Er zijn talloze van dergelijke ervaringen bekend. Ze beklemtonen de ernst van Gods gebod aan Israël met betrekking tot de dingen die de Kanaänieten toebehoorden. Zij mochten hun afgodsbeelden niet houden, en ook mochten zij het goud en het zilver dat zich eraan bevond niet voor zichzelf nemen louter wegens de materiële waarde ervan. God zei: „Gij moogt niet iets verfoeilijks in uw huis brengen en in feite net zo’n aan de vernietiging prijsgegeven voorwerp worden. Gij dient er een grondige afschuw van te hebben en het absoluut te verfoeien, want het is iets wat aan de vernietiging prijsgegeven is.” — Deut. 7:25, 26.
Indien een Israëlitische stad de zuivere aanbidding van Jehovah zou verlaten en zich tot valse aanbidding zou keren, moesten de inwoners ervan ter dood gebracht worden en moest de gehele stad worden verbrand. God gebood: „Volstrekt niets van wat door de ban heilig verklaard is, dient aan uw hand te kleven, opdat Jehovah zich van zijn brandende toorn mag afwenden.” — Deut. 13:12-17.
Het is algemeen bekend dat er in sommige delen van de wereld medicijnmannen en fetisjpriesters zijn die door middel van bezweringen en fetisjen dood of rampspoed over de mensen daar hebben gebracht. Deze beoefenaars hebben vaak geprobeerd door middel van hun bezweringen personen onder deze mensen te treffen die Jehovah’s getuigen zijn geworden, terwijl zij zelfs fetisjen op hun erf hebben geplaatst. Maar zij zijn er in geen enkel opzicht in geslaagd de Getuigen hierdoor kwaad te berokkenen. Natuurlijk hadden de Getuigen elk contact met deze magiebeoefenende priesters gemeden en hadden zij geen geschenken van hen aanvaard. Zij wisten over het algemeen niet dat de fetisjen op hun terrein waren geplaatst. En zij werden er niet door geschaad, tot grote verslagenheid van de beoefenaars.
U kunt hieruit leren dat u niet bevreesd hoeft te zijn voor de demonen. U dient niet angstig te zijn wegens astrologische horoscopen of andere voorzeggingen, en ook niet voor bezweringen van beoefenaars van het spiritisme. Maar u bent alleen veilig indien u elk contact met zulke personen mijdt en geschenken die zij u eventueel aanbieden, absoluut verafschuwt en van de hand wijst. U dient het te vermijden bewust toe te laten dat zulke verfoeilijke dingen in uw huis komen. U brengt uzelf in gevaar wanneer u horoscopen leest om te zien wat ze te zeggen hebben, waardoor u toegeeft te erkennen dat ze wel eens zouden kunnen uitkomen. Indien u dit doet, toont u dat u deze verfoeilijke dingen wel mag, dat u ertoe overhelt of dat u iets materieels verlangt dat ermee verbonden is. In dat geval moet u niet verbaasd zijn als u plotseling van aanvallen door demonen te lijden krijgt, misschien stemmen hoort of een ernstige ziekte krijgt.
Indien u het slachtoffer bent geworden van zulke nare dingen, verwijder dan alles waarvan u weet dat u of leden van uw familie dit van personen hebben ontvangen die met het spiritisme te maken hebben. Verbreek elk contact met zulke mensen. Vraag, nadat u dit gedaan hebt, aan Jehovah God, in de naam van Christus, of hij u hulp en bevrijding wil geven. Indien u een lid van een gemeente van Jehovah’s getuigen bent, ga dan naar de ouderlingen toe en roep hun hulp in, niet als exorcisten of duiveluitbanners, maar opdat u hun raad en de hulp van hun verenigde gebeden kunt ontvangen. — Jak. 5:13-18.