Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w76 15/9 blz. 547-549
  • „God is niet partijdig”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „God is niet partijdig”
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • NIET-ISRAËLIETEN GEZEGEND
  • VOLG GODS ONPARTIJDIGHEID NA
  • Volgt u onze onpartijdige God na?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
  • Onpartijdigheid
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
  • Onpartijdigheid
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
w76 15/9 blz. 547-549

„God is niet partijdig”

„JEHOVAH, uw God, is de God der goden en de Heer der heren, de grote, sterke en vrees inboezemende God, die niemand met partijdigheid bejegent” (Deut. 10:17). Deze geruststellende woorden, die door de profeet Mozes werden uitgesproken, zijn herhaaldelijk door het verslag van Gods handelingen ten aanzien van de mensheid bevestigd.

Ten gevolge van Gods onpartijdigheid is de gelegenheid om tot zijn goedgekeurde dienstknechten te behoren, met eeuwig leven in het vooruitzicht, niet tot slechts enkele personen beperkt gebleven. Het is Gods „wil . . . dat alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen. Want er is één God en één middelaar tussen God en de mensen, een mens, Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen” (1 Tim. 2:4-6). Aangezien alle mensen, krachtens het loskoopoffer, het eigendom van God en Christus zijn, is niemand ervan buitengesloten voordeel te trekken van de gelegenheid om redding te verwerven. Iemands ras, maatschappelijke positie, bekwaamheden, uiterlijke verschijning en dergelijke hebben eenvoudig niets met de kwestie te maken.

Neem bijvoorbeeld het geval van de natie Israël. Het is waar dat Jehovah God zich een tijdlang exclusief met de Israëlieten als zijn naamvolk heeft beziggehouden. U gelieve echter op te merken dat God hen niet als zijn erkende volk uitkoos wegens hun grootte of aantallen. Mozes zei tot hen: „Niet omdat gij het volkrijkste waart van alle volken heeft Jehovah genegenheid voor u getoond, zodat hij u heeft uitgekozen, want gij waart het geringste van alle volken” (Deut. 7:7). „Gij [blijft] in leven, omdat [God] uw voorvaders heeft liefgehad, zodat hij hun zaad na hen heeft verkozen en u voor zijn ogen met zijn grote kracht uit Egypte heeft geleid.” — Deut. 4:37.

Waarom kunnen wij zeggen dat deze verkiezing van de Israëlieten geen partijdige bejegening tot gevolg had? Omdat zij, integendeel, een zwaardere verantwoordelijkheid voor het aangezicht van Jehovah God kregen te dragen dan volken die hem niet kenden. Hun verzuim om zijn wet te gehoorzamen, bracht hen derhalve onder een speciale vloek. Dit blijkt uit wat in Deuteronomium 27:26 wordt gezegd: „Vervloekt is hij die de woorden van deze wet niet van kracht zal doen worden door ze te volbrengen.”

Het werd de andere natiën toegestaan in hun eigen wegen voort te gaan en niettemin voordeel te trekken van Gods overvloedige voorzieningen. Hoewel Jehovah de macht bezit zonneschijn en regen in te houden, heeft hij die macht slechts zelden tegen mensen aangewend, terwijl het in die enkele gevallen gebeurde ten einde een speciaal voornemen te volbrengen (Ex. 10:23; Amos 4:7). De ervaring van de natiën is over het algemeen geweest zoals de apostel Paulus aan de mensen in Lystra beschreef: „In de voorbijgegane geslachten heeft [God] alle natiën toegestaan hun eigen wegen te bewandelen, ofschoon hij toch niet heeft nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door goed te doen, door u regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen” (Hand. 14:16, 17). Bovendien heeft Jehovah God de aangelegenheden dusdanig geleid dat dit tot gevolg zou hebben dat Hij de gehele mensheid door bemiddeling van de Messías en degenen die met hem verbonden zijn — met andere woorden via ’Abrahams zaad’ — zou zegenen. — Gen. 22:18.

Gedurende de tijd dat Jehovah God de Israëlieten gebruikte, konden personen in andere natiën nog steeds zijn gunstige aandacht ontvangen. Dit wordt bevestigd door Salomo’s gebed ter gelegenheid van de inwijding van de tempel op de berg Moría. Hij vroeg aan Jehovah: „Naar de buitenlander, die geen deel uitmaakt van uw volk Israël en die wegens uw naam werkelijk uit een ver land komt (want men zal stellig van uw grote naam en van uw sterke hand en van uw uitgestrekte arm horen), en hij komt inderdaad en bidt in de richting van dit huis, moogt gíj vanuit de hemel, uw vaste woonplaats, luisteren, en gij moet doen overeenkomstig alles waarom de buitenlander tot u roept; opdat alle volken der aarde uw naam leren kennen, zodat zij u vrezen, evenals uw volk Israël.” — 1 Kon. 8:41-43.

NIET-ISRAËLIETEN GEZEGEND

De bijbel vermeldt een aantal gevallen waarin niet-Israëlieten die geloof oefenden zelfs speciale zegeningen van Jehovah God ontvingen.

Zo was er een weduwe in Sarfath die Jehovah’s profeet Elia met consideratie bejegende. Als gevolg hiervan werd op wonderbare wijze voorkomen dat haar kleine voorraad meel en olie in een tijd van hongersnood uitgeput raakte. Een nog groter wonder vormde de opwekking van haar enige zoon. — 1 Kon. 17:8-24; Luk. 4:25, 26.

De prostituée Rachab van Jericho gaf haar onterende beroep op, oefende geloof in Jehovah en handelde in overeenstemming met de wijze waarop Jehovah Israël gebruikte. Zij en haar familieleden kwamen daardoor niet om toen de andere inwoners van Jericho het leven verloren. Toen zij een eervol huwelijk met Salmon aanging, ontving zij, zonder dit te weten, bovendien het voorrecht in de geslachtslijn te komen die tot de Messías leidde. — Ruth 4:20-22; Matth. 1:5, 6; Hebr. 11:30, 31; Jak. 2:25.

Ook de Moabitische Ruth ontving Gods goedkeuring. Zij koos Jehovah als haar God en verliet bereidwillig haar vaderland om onder de Israëlieten te wonen, een volk dat hem als de ware God erkende. De Allerhoogste stond haar op zijn beurt toe een schakel te worden in de belangrijkste geslachtslijn, de geslachtslijn die tot de Messías leidde. — Matth. 1:5.

Met de komst van de Messías, Jezus, ontvingen de Israëlieten, op grond van Gods verbond met hun voorvader Abraham, de eerste gelegenheid om Jezus’ loyale discipelen te worden. In het jaar 36 G.T. werd ditzelfde voorrecht vervolgens aan de eerste groep onbesneden niet-joden geschonken. Toen de apostel Petrus deze groep toesprak, zei hij: „Ik bemerk zeer zeker dat God niet partijdig is, maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid werkt, aanvaardbaar voor hem.” — Hand. 10:34, 35.

VOLG GODS ONPARTIJDIGHEID NA

Aangezien God onpartijdig is, zullen allen die zijn goedkeuring wensen te ontvangen, net als hij willen zijn. Dit betekent dat zij het vermijden op enigerlei wijze van begunstiging blijk te geven wegens het superieure onderwijs dat iemand heeft genoten, zijn financiële positie, zijn belangrijkheid of iets dergelijks. Wij oordelen niemand op grond van vleselijke of onvolmaakte menselijke maatstaven. Wat werkelijk telt, is niet iemands uiterlijke verschijning, maar wat hij in zijn hart is.

Gods onpartijdigheid legt zijn dienstknechten de verantwoordelijkheid op hun medemensen te helpen tot een nauwkeurige kennis van de waarheid te komen. Niemand dient een ander als onwaardig te bezien om op deze wijze geholpen te worden. Mensen kunnen geholpen worden hun wegen te veranderen als zij dit werkelijk willen. De apostel Paulus schreef aan de Korinthiërs: „Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven. Toch zijn sommigen van u dat geweest. Maar gij zijt rein gewassen” (1 Kor. 6:9-11). Indien personen hun leven dientengevolge in overeenstemming brengen met Gods wil, kunnen zij zijn reine, goedgekeurde dienstknechten worden.

Wanneer wij Gods onpartijdigheid waarderen, zullen wij ook in staat gesteld worden datgene wat anderen misschien van ons denken in het juiste perspectief te zien. Onze belangrijkste zorg zal zijn niet mensen te behagen, die onder de indruk kunnen komen van uiterlijke schijn, maar Jehovah God, die ziet hoe het hart is. Wij zullen de schriftuurlijke aansporing volgen: „Wat gij ook doet, verricht uw werk met geheel uw ziel als voor Jehovah en niet voor mensen, want gij weet dat gij van Jehovah als rechtmatige beloning de erfenis zult ontvangen. Dient de Meester, Christus, als slaven. Wie onrecht doet, zal stellig terugontvangen wat hij aan onrecht deed, en er is geen partijdigheid.” — Kol. 3:23-25.

Gods onpartijdigheid heeft stellig wonderbaarlijke voordelen voor de mensheid tot gevolg gehad. Op grond hiervan kunnen allen, niet slechts enkelen, het verkiezen in een goedgekeurde positie voor zijn aangezicht te komen, met het vooruitzicht eeuwig te leven. Wanneer wij dat feit beseffen en waarderen, zal het ons ertoe aansporen zoveel mogelijk mensen te helpen tot een nauwkeurige kennis van de waarheid te komen. Het zal ons ertoe aanzetten begunstiging te mijden en ons niet al te zeer te bekommeren over wat mensen misschien van ons denken. Door alles als voor Jehovah te doen en zijn onpartijdigheid na te volgen, kunnen wij er zeker van zijn een rijke beloning te ontvangen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen