Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • De Bergrede — „Gij dan moet aldus bidden”
    De Wachttoren 1978 | 1 december
    • voor de ogen van vele natiën; en zij zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.” — Ezech. 38:23; ook 36:23.

      (2) „Uw Koninkrijk kome” (Matth. 6:10a). Dat „koninkrijk” is Gods soevereine heerschappij zoals deze tot uitdrukking wordt gebracht door middel van een hemelse Messiaanse regering in handen van Christus Jezus en de met hem verbonden „heiligen” (Jes. 9:6, 7; 11:1-5; Dan. 7:13, 14, 18, 22, 27). Het gebed of het mag komen, maakt het nodig dat Gods koninkrijk gaat optreden tegen alle tegenstanders van goddelijke heerschappij op aarde. Volgens het boek Daniël zal „het koninkrijk [van God] . . . al deze [aardse] koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan” (Dan. 2:44). Daarna zal goddelijke heerschappij de aarde in een wereldomvattend paradijs van rechtvaardigheid en vrede veranderen. — Ps. 72:1-15; 2 Petr. 3:13; Openb. 21:1-5.

      (3) „Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:10b). Dit is geen verzoek of mensen op aarde Gods wil net zo mogen doen als de engelen in de hemel, hoewel dat beslist zal gebeuren (Ps. 103:19-22; 148:1-14). Het is veeleer een verzoek of God zelf overeenkomstig zijn wil met betrekking tot de aarde wil handelen. De volgende verklaring van de psalmist stemt hiermee overeen:

      „Al wat Jehovah behaagde te doen, heeft hij gedaan in de hemel en op de aarde, in de zeeën en alle waterdiepten. Hij die de eerstgeborenen van Egypte sloeg, van zowel mens als dier. Hij zond tekenen en wonderen in uw midden, o Egypte, over Farao en over al zijn knechten; hij die vele natiën versloeg en machtige koningen doodde.” — Ps. 135:6, 8-10.

      God te vragen of zijn wil hier op aarde mag geschieden, is een verzoek of hij zijn goede voornemens met betrekking tot onze planeet ten uitvoer wil brengen, met inbegrip van het eens en voor altijd verwijderen van zijn tegenstanders, zoals hij dit in de oudheid op kleinere schaal heeft gedaan. — Openb. 19:19-21; Ps. 83:9-18.

      (4) „Geef ons heden ons brood voor vandaag” (Matth. 6:11). In Lukas’ evangelieverslag luiden de woorden van dit verzoek: „Geef ons ons brood voor de dag naar de dag het vereist” (Luk. 11:3). Wanneer wij God vragen om in de noodzakelijke levensbehoeften „voor vandaag” te voorzien, bevordert dit ons geloof in zijn vermogen om van dag tot dag voor de behoeften van zijn aanbidders te zorgen. Het is geen verzoek om overvloedige voorzieningen, maar een verzoek om in de dagelijkse benodigdheden te voorzien. Dit doet ons denken aan Gods gebod aan de Israëlieten dat „ieder . . . van dag tot dag zijn hoeveelheid” van het manna waarin op wonderbaarlijke wijze was voorzien, moest bijeenrapen, en niet meer dan dat. — Ex. 16:4.

      (5) „En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren hebben vergeven” (Matth. 6:12). Lukas toont aan dat Jezus met „schulden” „zonden” bedoelde (Luk. 11:4). Mensen kunnen slechts vergeving van God ontvangen, als zij personen die tegen hen hebben gezondigd, reeds „hebben vergeven”. (Zie ook Markus 11:25.) Deze gedachten verder toelichtend, voegde Jezus eraan toe: „Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar als gij de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader ook uw overtredingen niet vergeven” (Matth. 6:14, 15). God schenkt alleen vergeving aan personen die vrijelijk anderen vergeven. — Vergelijk Efeziërs 4:32; Kolossenzen 3:13.

      (6) „Breng ons niet in verzoeking” (Matth. 6:13a). Deze woorden willen niet zeggen dat God mensen ertoe verleidt een overtreding te begaan, want de bijbel zegt: „Met kwade dingen kan God niet worden beproefd, noch beproeft hij zelf iemand” (Jak. 1:13). De werkelijke „Verzoeker” die mensen in een positie poogt te manoeuvreren dat zij tegen God zondigen, is Satan de Duivel (Matth. 4:3; 1 Thess. 3:5). Af en toe spreken bijbelschrijvers er echter over dat God dingen doet of veroorzaakt die in werkelijkheid alleen maar door hem worden toegelaten. — Ruth 1:20, 21; Pred. 7:13; 11:5.

      Met de bede „breng ons niet in verzoeking”, vragen wij God of hij niet wil toelaten dat zijn getrouwe aanbidders zwichten of ’bezwijken’ wanneer er wordt gepoogd hen zover te brengen dat zij God ongehoorzaam worden wanneer zij onder druk worden gezet. De apostel Paulus schrijft in dit verband: „Geen verzoeking is over u gekomen behalve die welke mensen gemeen is. Maar God is getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan.” — 1 Kor. 10:13.

      (7) „Bevrijd ons van de goddeloze” (Matth. 6:13b). Dit verzoek behelst dat het de Duivel niet zal worden toegestaan getrouwe aanbidders van God te overwinnen. (Vergelijk Psalm 141:8, 9.) Discipelen van Jezus kunnen vertrouwen op Gods vermogen een dergelijke smeekbede te verhoren. De apostel Petrus schrijft: „Jehovah [weet] mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden.” — 2 Petr. 2:9; vergelijk Openbaring 3:10.

  • Vragen van lezers
    De Wachttoren 1978 | 1 december
    • Vragen van lezers

      ● Wanneer God in de toekomst personen een aardse opstanding geeft, zullen zij dan ongeveer dezelfde leeftijd en hetzelfde uiterlijk hebben als zij eerst bezaten?

      De Schrift bevat geen uitspraken die hier rechtstreeks betrekking op hebben, maar logica en bepaalde bijbelse aanwijzingen maken het aannemelijk dat dit inderdaad het geval zal zijn.

      Met betrekking tot de geestelijke opstanding gebruikt de bijbel een zaadkorrel als illustratie en zegt: „God geeft er een lichaam aan zoals het hem heeft behaagd.” Ja, hij verschaft wat passend en noodzakelijk is (1 Kor. 15:35-44). Wij kunnen ten aanzien van de aardse opstanding hetzelfde verwachten.

      De bijbelverslagen over mensen die in het verleden een opstanding hebben ontvangen, bevatten geen aanwijzing dat zij een opvallende verandering in leeftijd of uiterlijk hadden ondergaan. Toen een jongen in Sunem stierf en door Elisa werd opgewekt, waren zijn leeftijd en uiterlijk hetzelfde gebleven (2 Kon. 4:32-37). Beschouw ook Jezus’ opwekking van Lazarus, die reeds vier dagen dood was en wiens lichaam tot ontbinding begon over te gaan. Was Lazarus’ uiterlijk sterk veranderd toen hij tot leven kwam, of waren gedeelten van zijn vlees weggerot? Neen. Hij zag er vrijwel net zo uit als voordien. Was dat niet het geval geweest, dan zouden de religieuze leiders dat feit beslist hebben gebruikt om Jezus in diskrediet te brengen. — Joh. 11:32-47.

      Verder weten wij dat Jehovah een God is van orde, vriendelijkheid en barmhartigheid. Dat pleit tegen de gedachte dat hij iemand tot leven zal terugbrengen terwijl hij een arm of been mist of afschuwelijk misvormd is door de laatste stadiums van de ziekte waaraan hij was gestorven (Jak. 1:17; Luk. 11:13). Dit maakt het overigens niet noodzakelijk dat de persoon ’in de bloei van zijn leven’ terugkomt. Als iemand op 75-jarige leeftijd aan een hartkwaal is overleden, zou God hem toch met een vergelijkbaar lichaam kunnen opwekken, maar met een hart dat zijn werk zou blijven doen? Wanneer dan de genezende kracht van Jehovah’s voorzieningen, met inbegrip van de verdienste van Jezus’ offer, wordt aangewend, zou de persoon geleidelijk naar volmaaktheid kunnen groeien. — Openb. 22:1, 2, 17.

      Maar dieper in te gaan op allerlei vragen over de toestand van degenen die worden opgewekt, is waarschijnlijk helemaal niet nuttig of raadzaam. God had in de bijbel gedetailleerde inlichtingen kunnen laten optekenen met betrekking tot wat hij precies zal doen. Het feit dat dit niet is gebeurd, is een aanwijzing dat hij dit niet als informatie beschouwt die voor ons nu van essentieel belang is. Hij heeft in de bijbel wel een aantal verslagen verschaft van opstandingen die door zijn macht zijn verricht. En hij heeft in de Schrift verzekeringen doen optekenen dat er „een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Hand. 24:15; Joh. 5:28, 29). Vervolgens heeft hij het aan ons overgelaten geloof in zijn Woord en beloften te ontwikkelen. Wij kunnen er zeker van zijn dat er geen onoverkomelijke problemen met betrekking tot de opstanding zullen rijzen. Wij zullen de vreugde smaken degenen die uit de dood worden opgewekt, te verwelkomen, te herkennen en te helpen.

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen