Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Elia „bad . . . dat het niet zou regenen”
    De Wachttoren 1977 | 15 april
    • Elia „bad . . . dat het niet zou regenen”

      HET gebed van een rechtvaardig persoon, iemand die een goedgekeurde positie voor het aangezicht van Jehovah God inneemt, bezit kracht. Het werpt resultaten af (Jak. 5:16). De discipel Jakobus illustreerde dit punt toen hij schreef: „Elia was een mens met dezelfde gevoelens als wij, en toch bad hij er in gebed om dat het niet zou regenen, en drie jaar en zes maanden lang regende het niet op het land. En hij bad wederom, en de hemel gaf regen en het land bracht zijn vrucht voort.” — Jak. 5:17, 18.

      Hoewel Elia een profeet was, verschilde hij als mens niet van andere rechtvaardige personen. Hij had dezelfde gevoelens, zwakheden en onvolmaaktheden. Toch verhoorde Jehovah God zijn gebeden. Hij zal beslist niet minder doen voor zijn dienstknechten wanneer zij in harmonie met zijn wil smeekbeden opzenden.

      Er zou opgemerkt kunnen worden dat in de Hebreeuwse Geschriften niet specifiek wordt vermeld dat Elia betreffende de door Jakobus genoemde kwesties heeft ’gebeden’. Er zijn echter aanwijzingen voor dat hij dit gedaan moet hebben. Zo lezen wij over wat Elia deed vlak voordat de langdurige droogte eindigde: „Hij klom naar de top van de Karmel en hurkte toen ter aarde neer en hield zijn gezicht tussen zijn knieën gestoken” (1 Kon. 18:42). Ja, Elia nam een positie in die erop scheen te duiden dat hij God in gebed naderde. Hij moet dan ook logischerwijs hebben gebeden, terwijl hij ook smeekbeden opgezonden moet hebben in verband met de voordien gedane verklaring tegenover Achab: „Zo waar Jehovah, de God van Israël, leeft, ja, voor wiens aangezicht ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen vallen, behalve op bevel van mijn woord!” — 1 Kon. 17:1.

      De discipel Jakobus schreef vanzelfsprekend onder inspiratie en kon dientengevolge feiten vermelden die niet specifiek in de Hebreeuwse Geschriften werden vermeld maar er niettemin volledig mee in overeenstemming waren. Elia’s gebed vormt hier een voorbeeld van.

      Wat Jakobus over Elia schreef, dient ons ertoe aan te moedigen in het gebed te volharden. Wij kunnen er verzekerd van zijn dat wij alles zullen ontvangen wat wij vragen, mits het in harmonie is met Gods wil. — Joh. 14:13, 14.

  • Vragen van lezers
    De Wachttoren 1977 | 15 april
    • Vragen van lezers

      ● Mag een christen op de plaats waar hij werkt een vlag hijsen of neerhalen?

      Wanneer zulk een werktoewijzing geen deel uitmaakt van een vlaggeceremonie is de individuele christen vrij te beslissen wat hij zal doen, waarbij hij de plaatselijke omstandigheden en zijn geweten in aanmerking zal nemen.

      Het is welbekend dat veel mensen hun nationale vlag als een symbool beschouwen waaraan eerbied geschonken moet worden. In The Encyclopedia Americana wordt gezegd: „De vlag is evenals het kruis heilig. . . . In de voorschriften en bepalingen die op ’s mensen houding ten opzichte van nationale standaarden betrekking hebben, worden krachtige, veelzeggende woorden gebruikt, zoals ’Dienst voor de Vlag’, . . . ’Eerbied voor de Vlag’, ’Toewijding aan de Vlag’.” Er worden vaak speciale ceremoniën gehouden, waarbij de vlag het voorwerp van speciale „toewijding” is.

      Een ieder mag zelf beslissen of hij aan zulke ceremoniën zal deelnemen. Jehovah’s Getuigen zijn er echter van overtuigd dat wat de bijbel te zeggen heeft over het zich onthouden van het geven van toewijding aan stoffelijke, onbezielde voorwerpen, verband houdt met de kwestie (Ex. 20:4, 5; 1 Joh. 5:21). Terwijl Jehovah’s Getuigen dus respect hebben voor het recht van anderen om te doen wat zij willen, nemen zij zelf niet aan vlaggeceremoniën deel. Toch zijn zij voorbeeldige burgers die dagelijks de wetten van het land hoog houden. — Rom. 13:1.

      In verschillende landen wordt de nationale vlag vaak op openbare gebouwen en vergaderplaatsen, zoals brandweerkazernes, stadhuizen en scholen, vertoond. Met het oog op hun respect voor de regering en wat er wordt gebruikt om deze te vertegenwoordigen, hebben Jehovah’s Getuigen er geen bezwaar tegen in gebouwen te zijn of te werken die de nationale vlag voeren. Zo zou er ook een vlag kunnen voorkomen op postzegels, automobielborden of andere door de regering vervaardigde voorwerpen. Toch betekent dit niet dat personen uit het publiek die dergelijke voorwerpen gebruiken, noodzakelijkerwijs aan daden van toewijding ten opzichte van de vlag deelnemen. Niet de aanwezigheid van een vlag is van belang, maar hoe iemand in verband daarmee handelt, wat hij doet.

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen