Op twee gedachten hinken
ER ZIJN veel mensen die om de een of andere reden hinken, en vaak komt dit door iets waar zij zelf niets aan kunnen doen maar hebben zij het gekregen door een ongeluk of is het een aangeboren afwijking. Kan dit verholpen worden? Soms wel, maar meestal moeten zij er maar het beste van maken en een optimistische manier van denken laten opwegen tegen de lichamelijke handicap. Maar wist u dat iemand geestelijk kan hinken en dat dit een nog ernstiger handicap vormt voor vooruitgang en geluk? Moge u nooit het ongeluk hebben er het slachtoffer van te worden.
Maar wat is dan deze geestelijke kreupelheid? Hoe is ze op iemand van invloed? Kunnen degenen die erdoor zijn aangetast, er vanaf komen? Hoe kunnen zij daarbij worden geholpen? En kan iemand hieraan lijden zonder te merken wat de bron van zijn moeilijkheden is? Dit zijn enkele van de vragen die wij eens zouden kunnen overwegen, hetgeen niet alleen onszelf tot voordeel kan strekken, maar mogelijkerwijs ook anderen die wij zouden kunnen helpen.
Beschouw eerst de ziekteverschijnselen van deze kwaal eens. Een bijna constante toestand van besluiteloosheid is een van de aanwijzingen dat iemand geestelijk hinkt. Het lijkt wel alsof de desbetreffende persoon nooit over iets een beslissing kan nemen, al is het nog zo eenvoudig. Zelfs wanneer het erom gaat tussen twee handelwijzen te kiezen en er afdoende is bewezen dat een van de twee ongewenst is, zal de besluiteloze persoon nog een sterke neiging blijken te voelen tegen zijn eigen goede oordeel in te gaan. Is dat niet vreemd?
De gedachten die door denkers van alle eeuwen over dit onderwerp zijn geuit, zijn vele en rijkgevarieerd. Een van hen zegt: „Besluiteloosheid is een grotere ondeugd dan vermetelheid. Iemand die naar zijn beste vermogen schiet, kan soms de roos missen; maar iemand die helemaal niet schiet, zal nooit raak schieten.” En iemand anders zei: „Er kan van een man die geen beslissingen neemt nooit gezegd worden dat hij zijn eigen baas is; hij is als een golf van de zee, of als een veer in de lucht die door elke windvlaag naar believen heen en weer geblazen wordt.” Verschillende personen hebben inderdaad als hun mening geuit dat besluiteloosheid, onder omstandigheden die een beslissing vragen, een teken van lafheid is.
Een andere schrijver analyseert deze mentale zwakheid als volgt: „Bij bijzonder belangrijke zaken, die gedaan móeten worden, bestaat er geen zekerder bewijs van een zwakke geest dan besluiteloosheid — te weifelen wanneer de zaak duidelijk is en er een dringende noodzaak bestaat, altijd van plan te zijn een nieuw leven te beginnen, maar nooit de tijd te vinden ermee te beginnen.”
WAT GODS WOORD EROVER ZEGT
De bijbel geeft krachtig onderricht over dit onderwerp, en wel door middel van illustraties die in het werkelijke leven gebeurd zijn. Stelt u zich in uw geest eens het tafereel voor van de schare Israëlieten die tijdens de regering van de goddeloze koning Achab op de berg Karmel verzameld is. Zij vormden een volk dat heel erg in verwarring verkeerde. Ondanks Jehovah’s wet op beeldenaanbidding, waren zij er jarenlang toe gebracht afgoden te aanbidden, in de vorm van kalveren die in Dan en Bethel waren opgericht, onder het voorwendsel dat deze afgoden Jehovah, hun bevrijder uit de Egyptische slavernij, vertegenwoordigden. — 1 Kon. 12:28, 29.
Alsof dit nog niet erg genoeg was, had de vrouw van koning Achab, Izébel, nu op grote schaal Baälaanbidding in het koninkrijk ingevoerd. Door dwang en overreding had zij de meerderheid van het volk ertoe gebracht deze Kanaänitische eredienst te aanvaarden en de riten ervan te vermengen met die van hun kalverenaanbidding. Heel veel priesters van Jehovah waren afgeslacht. In het hele land heerste een geest van geschipper. Ongetwijfeld zullen velen geredeneerd hebben dat, daar het woord Baäl „eigenaar” of „heer” betekent, zij uiterlijk aan de door Izébel geëiste riten konden meedoen, terwijl zij in hun geest de ware God aanbidding schonken. Zij waren bereid ten koste van waarheid en eerlijkheid een valse vrede te kopen.
Herinnert dit ons niet aan de mensen die tegenwoordig toevlucht zoeken in de veronderstelling dat alle religies goed zijn zolang de aanhangers er maar in overeenstemming mee leven? Zij hebben daarom het idee dat zij op deze wijze van die vervelende verantwoordelijkheid af zijn de respectieve verdiensten ervan zelf tegen elkaar af te wegen en zelf vast te stellen welke religie de vereisten voor ware religie, die in de bijbel worden uiteengezet, het meest benadert. Zij denken dat zij ervan verlost zijn een beslissing te nemen.
Gods profeet Elia en zevenduizend andere Israëlieten waren toentertijd echter niet bezweken voor een dergelijke kreupele denkwijze. Zij kenden hun God en zij weigerden voor Baäl te knielen of deel te nemen aan enige vorm van valse aanbidding (1 Kon. 19:18). En de profeet tartte de schipperende Israëlieten en hun koning door onbevreesd te zeggen: „Hoe lang zult gij nog op twee verschillende gedachten hinken? Indien Jehovah de ware God is, ga hem volgen; maar is het Baäl, ga hem volgen” (1 Kon. 18:21, NW). Ja, hij legde zijn vinger precies op de wortel van de moeilijkheden — twee gedachten!
Jehu, een gezalfde voltrekker van Jehovah’s oordeel, was nog zo iemand die de weifelende handelwijze verachtte van personen die geestelijk hinken. Toen hij tegenover de vredesvoorstellen kwam te staan die koning Joram, de zoon van Achab en Izébel, hem aanbood, verklaarde hij krachtig: „Wat vrede, zolang de hoererijen van uw moeder Izébel en haar vele toverijen voortduren?” (2 Kon. 9:22) Hij wist dat zolang Izébel leefde, de dood en verderf zaaiende veldtocht tegen de ware aanbidders van Jehovah zou blijven voortduren. Òf zij en haar nageslacht moest terechtgesteld worden, òf alle getrouwe dienstknechten van Jehovah zouden ten dode zijn opgeschreven. Er kon geen wapenstilstand of uitstel zijn.
Ongetwijfeld heeft Jehu zich de keuze in godsdienst weer in herinnering geroepen die Jozua enkele jaren nadat zij het land van hun erfenis waren binnengegaan, Jehu’s voorvaders had aangeboden. Hij moet zich Jozua’s ondubbelzinnige standpunt levendig hebben herinnerd, toen deze aankondigde: „Wat mij en mijn huisgezin betreft, wij zullen Jehovah dienen!” (Joz. 24:15, NW) Hij zocht geen uitvluchten en deed geen poging tegenstrijdige gedachten met elkaar in overeenstemming te brengen, en ook was er bij hem geen plaats voor intergeloofgedachten. Zijn God was geen God van verwarde religieuze erediensten. Neen, hij was de God van waarheid, de God van Abraham, Isaäk en Jakob, en hij zou zijn eer nooit met afgoden willen delen. — Jes. 42:8.
IN DE EERSTE EEUW G.T.
In de tijd dat Jezus Christus op aarde was, bestond de geest van schipperen, van hinken op twee gedachten, in grote mate. Religieuze leiders toonden een voorkeur voor oosterse filosofie en Babylonische riten, en behielden toch aan de buitenkant een schijn van onderworpenheid aan de Mozaïsche wet. Jezus voegde deze mensen de vernietigende woorden toe: „Zo schijnt ook gij, van buiten weliswaar, rechtvaardig voor de mensen, maar van binnen zijt gij vol huichelarij en wetteloosheid” (Matth. 23:28). Tot de mensen in het algemeen zei hij: „Niemand kan twee meesters als slaaf dienen, want hij zal óf de een haten en de ander liefhebben, óf zich aan de een hechten en de ander verachten.” — Matth. 6:24.
Hij maakte vrijmoedig bekend dat het doel van zijn komst naar de aarde niet was een vrede tot stand te brengen die op een compromis gebaseerd is, maar veeleer een duidelijke scheiding teweeg te brengen tussen degenen die Jehovah met hun hele hart wilden aanbidden en hen die dit niet wilden doen. Hij zei: „Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar een zwaard. Want ik ben gekomen om verdeeldheid teweeg te brengen tussen een mens en zijn vader, tussen een dochter en haar moeder.” — Matth. 10:34-36.
IN ONZE TIJD
Maar hoe is het hier tegenwoordig mee gesteld? Valt er een zelfde geest van besluiteloosheid en geschipper waar te nemen? Beslist niemand kan ontkennen dat wij in een tijdperk van compromissen leven, dat de oecumenische gedachte zeer in trek is, dat men door middel van intergeloof een grote, samengesmolten religie tracht op te bouwen en dat er misprijzend gekeken wordt wanneer men openhartig en ronduit over de bijbelse waarheid durft te spreken! Van alle kanten hoort men een pleidooi voor „vrede tot elke prijs”. Het zaad van compromis wordt door winden van valse leer over de hele wereld verspreid en schiet wortel in de geest van onstandvastige, besluiteloze mensen.
Mensen die God liefhebben, moeten waakzaam zijn. Van tijd tot tijd dienen zij zichzelf en hun beweegredenen te onderzoeken om zich ervan te vergewissen of zij niet eveneens aangestoken zijn. Jehovah openbaart zich aan deze ware aanbidders niet als de een of andere vage „Heer”, wiens persoonlijke naam vergeten kan worden en uit de weg geruimd kan worden ten gunste van een kunstmatige religie die iedereen behaagt. Hij is niet de God van alle verdeelde sekten met hun tegenstrijdige leerstellingen. Hij is niet de God van hen die zijn heilige Boek, de bijbel, loochenen en toevoegen aan of afdoen van de woorden hiervan. Noch is hij de God van hen die halfslachtig zijn in hun aanbidding. Abraham, Mozes, Jozua, Daniël en Nehemía zijn enkele voorbeelden van aanbidders in wie Jehovah behagen schept en die hij graag als zijn dienstknechten wil hebben.
Dat God duidelijk heeft gemaakt dat elk ogenblik de tijd kan aanbreken waarin hij aan „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, het oordeel gaat voltrekken, maakt de situatie tegenwoordig wel bijzonder dringend. Dit is er niet de tijd voor op twee gedachten te hinken. In onze tijd klinkt de waarschuwing uit de hemel: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen” (Openb. 18:4). Het is er de tijd niet voor te talmen. God zal de organisaties van de valse religie net zomin ontzien als hij de prachtige tempel die door Salomo in Jeruzalem was gebouwd, heeft ontzien. En u dient niet alleen op uw hoede te zijn in de belangrijkere aangelegenheden, waarbij actieve ondersteuning van de religies van Babylon de Grote betrokken is. Sommige kleinere aangelegenheden schijnen wellicht onschadelijk en toch verraden ze waar uw hart zich bevindt. De vrouw van Lot dacht waarschijnlijk dat het geen kwaad kon alleen maar naar Sodom om te kijken. Toch kwam zij om. — Gen. 19:26; Luk. 17:32.
Sommige ouders die niet langer deel uitmaken van een Babylonisch kerkstelsel, denken dat het wel in orde is als zij hun kinderen naar een zondagsschool van een van deze stelsels sturen. Zij denken dat de bijbelse verhalen die de kinderen daar zullen horen, hun geen kwaad zullen doen. Zij zien het gevaar over het hoofd, dat daardoor heel goed het fundament van enkele valse leerstellingen in hun jonge geest gelegd kan worden en dat de kinderen worden blootgesteld aan omgang met personen die Babylonische riten navolgen en religieuze plichten nakomen.
Dan zijn er ook nog sommigen die denken dat zij zelf van tijd tot tijd wel religieuze diensten van de christenheid kunnen bijwonen, om op de hoogte te blijven met wat daar gebeurt of om enkele wereldse familieleden of bekenden een plezier te doen. Toch veroordeelde de apostel Paulus na zijn bekering tot het ware geloof openlijk een houding van intergeloof: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of wat heeft licht [de zuivere bijbelse leer] met duisternis [bijgeloof en menselijke tradities] gemeen? . . . En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij [de apostelen en gezalfde medechristenen die aan Gods Woord vasthouden] zijn een tempel van een levende God . . . ’„Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af”, zegt Jehovah, „en raakt het onreine niet langer aan.”’” — 2 Kor. 6:14-17.
Weer anderen kunnen het slechts een kleinigheid vinden tijd en aandacht te besteden aan het lezen van lectuur die door de valse religies van Babylon is uitgegeven. Misschien voelen zij zich sterk genoeg om niet gemakkelijk van hun standpunt inzake de bijbelse waarheid afgebracht te kunnen worden. Toch zullen zij zich misschien afvragen waarom zij niet een zelfde helder begrip en dezelfde positieve houding hebben als anderen die ijverig zijn in hun aanbidding van de ware God. Waar het om gaat is, dat zij de van ganser harte geschonken toewijding missen die Jehovah behaagt, en zij kunnen daarom niet verwachten zijn volledige zegen te genieten. Zij kunnen heel gemakkelijk een gebrekkige, kreupele denkwijze gaan ontwikkelen.
NOODZAAK VASTBERADEN TE HANDELEN
Degenen die Jehovah wensen te behagen en leven willen verwerven, kunnen het zich in deze „laatste dagen” niet veroorloven lang te blijven aarzelen over de keuze tussen licht en duisternis, waarheid en dwaling, Gods gemeente van dienstknechten en de organisaties van hun tegenstanders. Zij moeten het vermijden verdeeld te zijn in hun loyaliteit, waardoor zij zouden worden als „een besluiteloos man, ongestadig in al zijn wegen” (Jak. 1:8). Zelfs wanneer iemand zich slechts een klein beetje bezighoudt met vals-religieuze leerstellingen, kan zijn houding en bekwaamheid ten aanzien van de zuivere aanbidding, hierdoor bedorven worden (Gal. 5:9; Matth. 16:6, 12). „Blijft rechte paden voor uw voeten maken”, is de dringende raad van de apostel Paulus. — Hebr. 12:13.
Er dient niet langer een nieuwsgierigheid of onweerstaanbaar verlangen naar het voedsel van de religies van Babylon de Grote te bestaan, voedsel dat toch geen enkele voedingswaarde heeft. Dit is wel in het bijzonder het geval omdat het alle beschikbare tijd vergt een ijverige studie van de bijbel en zijn boodschap te maken, waardoor men zijn voeten stevig op de weg des levens kan zetten. Wij kunnen het vermijden zo gevaarlijk op twee verschillende gedachten te hinken, als wij nederig erkennen dat levenreddende waarheid van Jehovah afkomstig is en door middel van de met zijn geest vervulde organisatie, waar Christus Jezus het hoofd van is, tot ons komt (Matth. 24:45-47). Vooruitgang en geluk zal de onmiddellijke beloning zijn voor hen die het oog slechts op één doel gericht houden.
Er wordt in deze belangrijke tijd van beslissing dus een vastberaden handelwijze vereist. Wij kunnen in deze tijd, nu Christus Jezus de leiding heeft over het grote werk dat in het scheiden van de „schapen” en de „bokken” bestaat, niet aan de kant blijven staan. Als wij aan de rechter kant, de zijde van gunst van de Koning, vergaderd willen worden, moeten wij ons „schapen” betonen door te weigeren naar valse herders te luisteren of af te dwalen en van onze eigen karige hulpbronnen afhankelijk te zijn (Matth. 25:31-40). Wij moeten luisteren naar en handelen overeenkomstig de ernstige raad die vervat is in Elia’s uitdagende vraag: „Hoe lang zult gij nog op twee verschillende gedachten hinken?” — 1 Kon. 18:21, NW.