Door een donkere tunnel naar het verleden
MET de lamp die u draagt, kunt u slechts tot op korte afstand zien, hetgeen goed doet uitkomen hoe donker de tunnel vóór u is. Aan weerskanten en boven u zijn ruwe stenen muren. Tot aan uw knieën stroomt het water, dus u moet voorzichtig lopen. Klinkt dit beangstigend — of fascinerend?
Er bestaat alle reden om een tocht door deze donkere tunnel in Jeruzalem, onder de oude stad van David, fascinerend te vinden. Hoe dat zo? Omdat u door deze stroom te doorwaden, een stukje geschiedenis beleeft waardoor het bijbelverslag op opmerkelijke wijze wordt bevestigd.
De lange rotstunnel wordt gewoonlijk Hizkía’s tunnel of de Silóamtunnel genoemd (2 Kon. 20:20). U zult het waarschijnlijk het meest praktisch vinden om op uw tocht door de tunnel gymnastiekschoenen en een korte broek te dragen. Met een zaklantaarn in uw hand kunt u in minder dan een uur een verslag bevestigen dat bijna drieduizend jaar geleden in de bijbel werd opgetekend. Maar beschouw, alvorens dit te doen — hetzij in het stromende water zelf of hier op de gedrukte bladzijde — eerst eens het verleden van deze indrukwekkende tunnel.
Toen Hizkía in 745 v.G.T. koning van Juda werd, werden de bewoners van Israël en van Juda door de machtige natie Assyrië onderdrukt. Tegen 740 v.G.T. hadden de Assyrische horden het noordelijke koninkrijk Israël veroverd en ontvolkt, waarna zij Juda begonnen binnen te vallen. De ene versterkte stad na de andere viel de wrede Assyriërs in handen (2 Kon. 18:9-11, 13). Toen kwam Jeruzalem aan de beurt. Hoe kon de stad de aanval van de onoverwinnelijke legers van de tweede wereldmacht in de bijbelse geschiedenis doorstaan?
Koning Sanherib van Assyrië zond een hoge functionaris, Rabsake genaamd, om de joden te intimideren. Het volk op de muren met luide stem in het Hebreeuws toeroepend, trachtte Rabsake het moreel van de joden en hun wil om weerstand te bieden, te breken. Als u het hete klimaat van het Midden-Oosten in aanmerking neemt, kunt u zich wel indenken welke angstaanjagende consequenties er opgesloten lagen in zijn bedreiging dat de joden „door honger en dorst” zouden omkomen (2 Kron. 32:11). Maar zou het werkelijk een kwestie zijn van ’zich overgeven of sterven van de dorst’?
Neen, want Hizkía had zijn mannen tevoren „de wateren van de bronnen die buiten de stad waren op [laten] stoppen” (2 Kron. 32:2-4). Hierdoor zouden de Assyrische belegeraars al moeite genoeg hebben om voldoende water voor zichzelf te vinden. Maar hoe zouden de joden die, zoals Sanherib pochte, „als vogels in een kooi” opgesloten zaten, dan nog aan water kunnen komen? Ja, de joden wisten dat er in de grot van de Gihonbron, vlak ten oosten van de stad, water in overvloed was. Die bron werd ’opgestopt’ of verborgen, zodat de Assyriërs niets van het bestaan ervan zouden afweten. Gihon lag echter buiten de muren van Jeruzalem, dus hoe zou ze de joden in leven kunnen houden?
Dit wordt ons in de bijbel verteld. Daarin staat dat Hizkía „de bovenste bron van de wateren van Gihon dichtstopte en ze vervolgens recht naar beneden leidde, westwaarts naar de stad van David” (2 Kron. 32:30; 2 Kon. 20:20). Hoe deed hij dit? Door een in massief rotsgesteente uitgehouwen watertunnel. Die tunnel bestaat nog steeds. Experts beschouwen hem als „een van de grootste staaltjes van bouwkunst uit de oudheid”. En u kunt er als bezoeker doorheen waden.
Het schijnt dat de Gihonbron (nu soms de Bron van de Maagd genoemd) zich in een grot aan de voet van de berghelling ten westen van het Kidrondal bevond. De oude Jebusitische inwoners van de stad hadden aan de achterzijde van deze grot een gedeelte van de rots uitgehouwen en een schacht gemaakt die van de binnenzijde van de nabijgelegen muur omlaag liep. Op deze wijze konden zij aan water komen door emmers in het waterkanaal neer te laten. Het is best mogelijk dat Davids mannen door deze schacht heimelijk de stad zijn binnengedrongen (2 Sam. 5:8). In Hizkía’s tijd was de bevolking van de stad echter veel groter. Daarom ondernam hij het een lange tunnel uit te houwen die voldoende water naar een vijver (Silóam) aan de westzijde van de stad binnen de beschermende muren zou leiden. (Zie het kaartje.)
Wat een onderneming! Eén groep werklieden groef vanuit het zuiden, vanaf de vijver van Silóam; een andere groep kwam uit het noorden, uit Gihon. Ga eens na wat een werk het betekent om — met handgereedschap, niet met pneumatische boren of moderne explosieven — in massief rots gesteente een tunnel uit te hakken van gemiddeld 1,8 meter hoog en ongeveer 0,6 meter breed. Zijn lengte is echter nog ongelooflijker, 533 meter. Stelt u zich eens voor, ruim een halve kilometer door massief rotsgesteente heen!
In die beperkte ruimte kon slechts één man tegelijk aan de voorkant van de tunnel hakken. Zelfs als er ’dag en nacht’ gewerkt werd, heeft het waarschijnlijk toch wel zes tot acht maanden geduurd eer de ploegen elkaar ontmoetten. Hoewel u niet met een van die toegewijde werklieden kunt spreken om van hen een indruk van het karwei te krijgen, kunt u zich er toch wel een vrij nauwkeurige voorstelling van maken. Hoe dan wel?
Welnu, in 1880 viel er eens een jongen die bij het Silóam-afvoerkanaal van de vijver speelde, in het water. Toen hij boven water kwam, ontdekte hij een inscriptie in de muur. Ze was in vroeg-Hebreeuws gegrift en is een onschatbaar voorbeeld van de Hebreeuwse schrijfstijl van die tijd, een stijl zoals de profeet Jesaja zelf wellicht heeft gebruikt. De ruimte die voor de inscriptie was vrijgemaakt, werd nimmer volledig benut, maar de zes regels luiden als volgt (Servire’s Algemene Bijbelse Encyclopaedie, blz. 668):
„Dit nu is de geschiedenis van de doorboring. Terwijl de arbeiders nog voortdurend houweel na houweel ophieven in elkanders richting, en nog slechts drie el [= bijna anderhalve meter] doorboord moest worden, hoorden zij elkanders stemmen, terwijl zij elkander toeriepen, aangezien er aan de rechterkant een spleet in de rots was. En op de dag van de doorboring sloegen de steenhouwers houweel tegen houweel om elkander te ontmoeten, en het water stroomde naar de vijver over een afstand van 1200 el [= ca vijfhonderdveertig meter], en de rots verhief zich honderd el [= ca 45 meter] boven de hoofden der steenhouwers.”
Stel uzelf eens in de plaats van een van die werklieden, die er diep in de lange, donkere tunnel op loshakten. Hoe zou u weten in welke richting u moest hakken? Naar rechts? Naar links? Hoger? Lager? En toch ontmoetten de arbeiders elkaar na honderden meters — wat een prestatie!
Kom als het ware eens mee en kijk eens hoe de tunnel eruitziet, met een blik op bijgaand kaartje. Als u de treden naar Gihon afdaalt (punt 1), vindt u de bron zelf (punt 2). Dan gaat u door een gedeelte van de tunnel die door de Jebusieten werd gegraven (punt 3). Als u de muren hier aan een zorgvuldig onderzoek onderwerpt, zult u bemerken dat het bovenste gedeelte van de muren en het plafond een beter vakmanschap te zien geven. Hizkía’s arbeiders hebben blijkbaar een gedeelte van dit deel vernieuwd en beter werk geleverd dan de vroegere Jebusieten.
Al gauw maken we een scherpe bocht naar links (punt 4), waar Hizkía’s tunnel begint. U kunt heel gemakkelijk lopen. U behoeft nu niet door een nauwe gang te kruipen met slechts tien centimeter luchtruimte boven het water, zoals de archeologen uit de negentiende eeuw moesten doen die de tunnel onderzochten. De dikke zoute modderlaag waar zij overheen moesten kruipen, is nu verwijderd. U kunt dus rechtop waden, hoewel u op sommige plaatsen diep moet bukken. En u moet inderdaad waden, want het kabbelende water kan wel tot aan uw knieën of zelfs tot aan uw middel komen. De diepte varieert namelijk op verschillende tijden van de dag en gedurende de verschillende jaargetijden.
Als u doorloopt, bemerkt u dat u geen rechte lijn volgt. Niemand weet thans waarom de tunnel in de vorm van een S in plaats van linea recta werd gegraven. Via een bocht komen we bij punt 5. Waarom die abrupte verandering van richting? Klaarblijkelijk hoorden de arbeiders die uit het noorden kwamen op dit punt, toen zij nog ongeveer 30 meter van elkaar verwijderd waren, voor het eerst het geluid van de houweelslagen van de zuidelijke ploeg. En degenen die uit het zuiden kwamen, hoorden het vage geluid van slagen toen zij bij punt 12 waren. U kunt dit aan de tunnel zien. Beide ploegen begonnen nu verscheidene bochten en correcties te maken. Stelt u zich eens de toenemende opwinding voor toen de mannen beseften dat zij elkaar naderden. Soms kunnen valse echo’s hen ertoe gebracht hebben in een bepaalde richting te hakken. Maar dan ontdekte een Hebreeuwse bouwkundige waarschijnlijk de fout en corrigeerde hij de krachtsinspanningen van de arbeiders. De ploeg die in noordoostelijke richting, naar Gihon toe, werkte, schijnt de meeste moeilijkheden gehad te hebben, want zij zijn driemaal een verkeerde richting ingeslagen, welke weer verlaten moest worden (de punten 11, 10, 9).
Wanneer u zich in uw geest een voor stelling maakt van wat er gebeurde, kunt u de arbeider vóór in de tunnel in het zwakke schijnsel zien hakken. Aangezien hij de houweelslagen uit de andere tunnel kan horen, is hij gespannen en opgewonden en vergeet hij de rook en het gebrek aan voldoende zuurstof. Achter hem bukt misschien de bouwkundige, die een fakkel draagt en af en toe zegt: „Meer naar links”, of: „In deze richting, naar het geluid toe.”
De arbeiders die vooraan werken, komen steeds dichter naar elkaar toe. De slechtere afwerking van de muren onthult de opwinding en het ongeduld van de werklieden. Zij schenken minder aandacht aan de kwaliteit die zij eerder bij het werk aan de tunnel ten toon hebben gespreid.
Wanneer u bij punt 6 komt, staat u ongeveer waar de noordelijke ploeg zich bevond toen ’zij elkanders stemmen hoorden’, zoals de Silóaminscriptie te kennen geeft. Er moeten verlangende kreten zijn uitgewisseld, waarna de arbeiders weer met hernieuwde energie aan de slag gingen. De twee uiteinden waren nu slechts drie el, bijna anderhalve meter, van elkaar verwijderd. Kijkt u eens hoe de muren een enigszins zigzagsgewijze vorm aannamen naarmate de mannen elkaar zo snel mogelijk naderden. Zelfs de bodem getuigt van de toenemende spanning, want tussen de punten 6 en 8 begint de vloer te rijzen, doordat de arbeiders niet zo diep hakten.
De stemmen worden steeds luider. En ten slotte, bij punt 7, komt de punt van een bijl door het gesteente heen. Daar is een licht, en een gezicht! Ja, met het oog op het eenvoudige gereedschap dat werd gebruikt, was het beslist opmerkelijk dat de arbeiders die aan weerszijden van de tunnel werkten, elkaar ontmoetten, zodat er diep onder de Stad van David één levenonderhoudende gang ontstond. Door de verandering van richting in de hakwerkzaamheden te onderzoeken, kunt u de precieze plek van de ontmoeting vaststellen. En de inscriptie die op een afstand van ongeveer 6 meter van de Silóamingang in het gesteente is gegrift, herdenkt dat feit (punt 13). De oorspronkelijke inscriptie in steen wordt nu in een museum in Istanbul bewaard. Maar u kunt er in Jeruzalems Israëlmuseum een afgietsel van zien.
Opdat het koele water van Gihon naar de Silóamvijver kon afvloeien, moesten de tunnelarbeiders enkele wijzigingen in het vloeroppervlak van het uiteinde bij de Silóamvijver aanbrengen. U kunt dit zien, want de tunnel is daar hoger dan elders. Toen dat echter eenmaal was gedaan, kon het water rustig verder kabbelen, met een verval van ongeveer 2,1 meter over de gehele lengte van de tunnel. In het boek The City of David wordt opgemerkt dat de „volmaakt gegradueerde helling van de hoger gelegen Gihonbron naar de Silóamvijver” als „nog een wonder van de technologie in de oudheid” beschouwd kan worden.
Aan het einde van uw reis bij Silóam, waar vrouwen hun kleren in het nu enigszins brakke water wassen, kunt u mijmeren over de geschiedenis die bij wat u zo juist hebt meegemaakt, betrokken is. Hoewel de bijbelse vermelding van Hizkía’s tunnel duizenden jaren geleden werd opgetekend, kunt u thans de historische nauwkeurigheid van dat verslag aanschouwen. De tunnel waardoor personen die Jeruzalem bezoeken, kunnen waden, getuigt van het overleg en de ijverige krachtsinspanningen van Hizkía en de joden in Jeruzalem toen zij door Assyriërs werden bedreigd.
Maar ook al werd deze tunnel gegraven om in geval van een langdurige vijandelijke belegering voor voldoende water te zorgen, was koning Hizkía niet iemand die zijn vertrouwen in zulke verdedigingswerken stelde. Hizkía vertrouwde uiteindelijk op Jehovah, in de overtuiging dat Hij Zijn aanbidders zou beschermen en verdedigen, zoals Jehovah ook inderdaad gedaan heeft. (Zie het verslag in 2 Koningen 19.)
Wanneer wij door Hizkía’s tunnel waden dient dit dus meer voor ons te doen dan alleen maar de geschiedenis van een bouwkundige onderneming in onze herinnering terug te brengen. Het dient onze geest en ons hart krachtig te doordringen van het feit dat Jehovah er een actieve belangstelling voor toont degenen die hem toegewijd dienen, te ondersteunen.
[Kaart op blz. 284]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Waar tempel later werd gebouwd
STAD VAN DAVID
Tyropeondal
Gihon
Kidrondal
Silóam
Muur
[Kaart op blz. 284]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
HIZKÍA’S TUNNEL
Gihon 1 2 3 4
5 6 7 8 9 10 11 12
Silóam 13