Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w81 1/10 blz. 10-11
  • „Zo vader, zo zoon”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „Zo vader, zo zoon”
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE WEG DIE ASA BEWANDELDE
  • BELOOND DOOR JEHOVAH
  • DE NEIGING OM TERUG TE VALLEN
  • „Er bestaat een beloning voor uw activiteit”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2012
  • Asa
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Asa
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Wees verstandig in vredestijd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2020
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
w81 1/10 blz. 10-11

„Zo vader, zo zoon”

Niet in Asa’s geval!

WAT was uw vader voor iemand? Of, als u een vrouw bent, wat was uw moeder voor iemand?

Een gangbaar gezegde luidt: „Zo vader, zo zoon”, of hij heeft „een aardje naar zijn vaartje”. Dezelfde gedachte wordt tot uitdrukking gebracht in het Nederlandse spreekwoord: „De appel valt niet ver van de boom.” Deze zegswijzen vinden hun oorsprong in het feit dat een kind dikwijls hetzelfde karakter en dezelfde geest als zijn ouders heeft.

Is dat ook met u het geval? Misschien heeft men zelfs wel eens gezegd dat u handelt of denkt zoals uw vader of moeder. Vindt u dat prettig? Wilt u zijn zoals uw vader of moeder?

Waarschijnlijk kunt u veel bewonderenswaardige eigenschappen in uw ouders ontdekken die u zelf heel graag aan de dag zou willen leggen. Maar als iemand nu eens in alle eerlijkheid zou zien dat de levenswijze van bijvoorbeeld zijn vader in strijd was met enkele bijbelse beginselen? Natuurlijk zou hij niet openlijk in opstand komen tegen zo’n ouder. Maar aangezien ouders een krachtige invloed uitoefenen, zou een zoon of dochter in die situatie zich oprechte en voortdurende moeite moeten getroosten om een handelwijze of houding te ontwikkelen die niet met het patroon van de ouder strookt. Toch zou dat de moeite waard zijn, vooral indien het zo’n kind nader tot God, onze hemelse Vader, zou brengen. Dat kunnen wij zien uit het belangwekkende bijbelse voorbeeld van Asa.

DE WEG DIE ASA BEWANDELDE

In de tiende eeuw v.G.T. werd Asa koning van Juda. Zijn vader Abíam (Abía) had een slecht voorbeeld gegeven; in plaats van vurig op Jehovah God te vertrouwen, duldde Asa’s vader afgodische praktijken op „hoge plaatsen” voor valse aanbidding. Hierin wandelde Abíam „in al de zonden van zijn vader”, Rehábeam (1 Kon. 14:22-24; 15:3). Denkt u dus dat Abíams zoon Asa in staat zou zijn zich los te maken van dat ontrouwe gedragspatroon? Of zou de regel „zo vader, zo zoon” opgaan?

De onthullende geschiedenis die in de Schrift is opgetekend, laat zien dat Asa niet in de voetsporen van zijn vader of grootvader trad. „Asa nu deed wat recht was in de ogen van Jehovah, evenals zijn voorvader David.” Ja, hij verkoos niet te zijn zoals zijn eigen vader of zelfs zijn grootvader. Wat zijn ijver voor de ware aanbidding betrof, richtte hij zijn gedragspatroon naar het model van zijn betovergrootvader David. De bijbel zegt verder over Asa: „Hij [liet] de manlijke tempelprostitués uit het land verdwijnen en verwijderde . . . alle drekgoden die zijn voorvaders gemaakt hadden” (1 Kon. 15:11, 12; 2 Kron. 14:2-5a). Hij voerde een krachtige campagne tegen afgoderij.

BELOOND DOOR JEHOVAH

Asa’s geloof in Jehovah werd rijkelijk beloond. Hoe? Welnu, na verloop van tijd trok een krijgsmacht van een miljoen man onder de Ethiopiër Zera op tegen het koninkrijk Juda. De koning richtte een smeekbede tot de Allerhoogste met de woorden: „O Jehovah, wanneer het op helpen aankomt, maakt het voor u niets uit of er nu velen zijn of personen zonder kracht. Help ons, o Jehovah, onze God, want wij steunen werkelijk op u, en in uw naam zijn wij tegen deze menigte gekomen. O Jehovah, gij zijt onze God.” — 2 Kron. 14:9-11.

God luisterde naar deze koning, die anders bleek te zijn dan zijn vader. Met goddelijke hulp slaagden Asa’s onderdanen erin de vijandelijke Ethiopiërs een vernederende nederlaag toe te brengen. — 2 Kron. 14:12, 13.

Hierna trad de profeet Azarja Asa tegemoet en moedigde hem en zijn onderdanen aan Jehovah trouw te blijven, zeggende: „Jehovah is met u zolang gij met hem bewijst te zijn; en indien gij hem zoekt, zal hij zich door u laten vinden, maar indien gij hem verlaat, zal hij u verlaten.” Wellicht doelde Azarja op de woelige periode van Israëls ontrouw vóór het begin van de monarchie, toen hij vervolgde: „Vele dagen was Israël zonder ware God . . . Er waren veel ongeregeldheden onder alle bewoners van de landen. En zij werden verbrijzeld, natie tegen natie en stad tegen stad, omdat God zelf hen in verwarring hield met elke soort van benauwdheid.” Maar het hoefde niet zo te zijn. Indien zowel het volk als de koning anders bleken te zijn dan hun ontrouwe voorvaders, zo zei de profeet, „bestaat [er] een beloning voor uw activiteit”. — 2 Kron. 15:1-7.

Asa en zijn onderdanen reageerden gunstig op de woorden van Azarja. Zij gingen ermee voort de natie van afgoderij te reinigen. In Jehovah’s tempel brachten zij het altaar weer in een passende staat, want klaarblijkelijk was het voordien verontreinigd. Tijdens een vergadering die in het vijftiende regeringsjaar van Asa werd gehouden, trad het volk in een verbond om Jehovah te dienen en kwamen zij overeen dat degenen die dit moedwillig zouden weigeren, niet in leven mochten blijven. Onder degenen die vergaderd waren, bevonden zich vele personen uit het noordelijke tienstammenrijk, die naar Asa waren overgelopen „toen zij zagen dat Jehovah, zijn God, met hem was”. — 2 Kron. 15:8-15.

Wat Asa betreft, hij weerhield zich er zelfs niet van op te treden tegen zijn afgoden aanbiddende grootmoeder Maächa, die als een soort ’eerste Vrouwe’ in het koninkrijk werd beschouwd. „Omdat zij een afschuwelijk afgodsbeeld voor de heilige paal [of de godin Asjera] had gemaakt”, stond Asa haar niet toe haar positie te behouden. — 1 Kon. 15:13; 2 Kron. 15:16.

DE NEIGING OM TERUG TE VALLEN

Iedereen die verkozen heeft in enig opzicht anders te zijn dan zijn goddeloze ouders, zal ontdekken dat er voortdurende inspanning voor nodig is om een christelijke persoonlijkheid te ontwikkelen. Een tijdlang kan iemand er misschien in schijnen te slagen anders te zijn, om vervolgens, wanneer hij ouder wordt of onder buitengewone druk komt te staan, weer terug te vallen in het gedragspatroon van zijn goddeloze ouders. Dat gevaar kunnen wij zien uit Asa’s leven.

Het was „in het zesendertigste jaar van de regering van Asa”b dat de Israëlitische koning Baësa tegen het zuidelijke koninkrijk Juda optrok. Om zijn onderdanen te beletten naar Asa over te lopen, begon Baësa de grensstad Rama te versterken. In plaats van op Jehovah’s bescherming te blijven vertrouwen, nam Asa zijn toevlucht tot gekonkel. Asa kocht de Syrische koning Benhadad om, zodat hij zijn verbond met het Israëlitische tienstammenrijk verbrak. De Syriërs voerden overvallen uit op Israëlitische steden in het noorden, zodat Baësa genoodzaakt was zijn bouwwerkzaamheden te staken en zijn krijgsmacht uit Rama moest terugtrekken. Asa verzamelde zijn onderdanen en deed eveneens een inval in het grondgebied van het tienstammenrijk. Zij maakten zich meester van de bouwmaterialen in Rama en gebruikten die voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden in Geba en Mizpa. — 2 Kron. 16:1-6.

Maar Asa’s ontrouwe handelwijze ontging Jehovah niet. Bij monde van zijn profeet Hanani zei God tot Asa: „Gij [hebt] gesteund . . . op de koning van Syrië en [hebt] niet gesteund . . . op Jehovah, uw God . . . Vormden de Ethiopiërs en de Libiërs niet een zeer grote krijgsmacht wat talrijkheid, wat wagens en wat ruiters betreft; en heeft Jehovah, omdat gij steun zocht bij hem, hen niet in uw hand gegeven? Want wat Jehovah aangaat, zijn ogen gaan de gehele aarde rond om zijn sterkte te tonen ten behoeve van hen wier hart onverdeeld is jegens hem. Gij hebt ten aanzien hiervan dwaas gehandeld, want van nu af aan zullen er oorlogen tegen u zijn.” — 2 Kron. 16:7-9.

Vernederde Asa zich toen hij deze woorden hoorde? Neen. Hij ergerde zich en gaf bevel Hanani gevangen te zetten. Ook begon Asa nog enkele anderen van zijn onderdanen te onderdrukken. De laatste drie jaren van Asa’s leven waren niet gelukkig. Hij leed aan een ziekte aan zijn voeten, misschien jicht. Maar ook in dit geval zocht hij geen hulp bij Jehovah God. In plaats daarvan riep hij de hulp in van heelmeesters, die misschien wel hun toevlucht hebben genomen tot occulte middelen om te trachten genezingen tot stand te brengen. Na ongeveer 41 jaar geregeerd te hebben, stierf Asa. — 1 Kon. 15:23, 24; 2 Kron. 16:10, 12-14.

Asa’s leven toont duidelijk aan dat wij de invloed van onze ouders niet kunnen negeren, of die invloed nu goed of slecht is. Maar Asa heeft laten zien dat „zo vader, zo zoon” geen onontkoombare regel hoeft te zijn.

[Voetnoten]

a Twee Kronieken 15:17 en 1 Koningen 15:14 geven te kennen dat ’Asa de hoge plaatsen niet verwijderde’. Dit zou kunnen betekenen dat de hoge plaatsen, hoewel ze eerder verwoest waren, tijdens Asa’s regering weer in gebruik raakten. Of het kan zijn dat hoge plaatsen als centra van afgoderij verwijderd werden, terwijl daarentegen de verkeerde aanbidding van Jehovah op hoge plaatsen gehandhaafd bleef.

b Klaarblijkelijk niet gerekend naar zijn feitelijke regering, maar vanaf de tijd dat de tien stammen zich van het koninklijke huis van David afscheidden.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen