Jehovah, een God die waardering heeft
JEHOVAH GOD is de Bron van het leven. Alle met verstand begiftigde schepselen in de hemel en op aarde hebben hun bestaan aan hem te danken. Niets wat iemand kan doen, zou verandering kunnen brengen in de allerhoogste positie die Jehovah God ten opzichte van de gehele schepping inneemt. Het is zoals de jonge Elihu aan de getrouwe Job kenbaar maakte: „Natuurlijk, als u zondigt, dat deert Hem niets! Al zijn uw zonden ontelbaar, wat maakt Hem dat! Trouwens, levert uw rechtschapenheid Hem iets op, wordt Hij daar beter van? Nee, als u slecht bent of goed, raakt het alleen uw medemens.” — Job 35:6-8, Willibrordvertaling.
Het is waar dat zijn oppermachtige positie geen invloed ondervindt van wat iemand doet of weigert te doen. Toch heeft Jehovah God een grote waardering voor de getrouwe dienst van zijn met verstand begiftigde schepselen. De bijbel vertelt ons: „Jehovah heeft een welgevallen in hen die hem vrezen, in hen die op zijn liefderijke goedheid wachten” (Ps. 147:11). „Het gebed van de oprechten is hem welgevallig” (Spr. 15:8). Nooit zal Jehovah God zonder waardering vergeten wat zijn dienstknechten hebben gedaan. De Schrift geeft de volgende verzekering: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . . zou vergeten” (Hebr. 6:10). De wijze waarop hij in het verleden heeft gehandeld, verleent kracht aan de bijbelse verzekeringen dat hij waardering heeft voor wat zijn dienstknechten doen.
KONING JEHU
Neem het geval van de Israëlitische koning Jehu. Hij werd speciaal door Jehovah God benoemd om het oordeel te voltrekken aan het koninklijke huis van Achab, dat bloedschuld op zich had geladen. Uit waardering voor wat Jehu deed, beloofde Jehovah God hem: „Omdat gij goed gehandeld hebt, door te doen wat recht is in mijn ogen, en met het huis van Achab gedaan hebt naar alles wat in mijn hart was, zullen zelfs zonen tot in het vierde geslacht voor u op de troon van Israël zitten.” — 2 Kon. 10:30.
Het is opmerkenswaardig dat Jehu’s verslag als koning niet onberispelijk was. De bijbel bericht: „Jehu zelf zorgde er niet voor met geheel zijn hart in de wet van Jehovah, de God van Israël, te wandelen. Hij week niet af van de zonden van Jeróbeam, waarmee hij Israël had doen zondigen” (2 Kon. 10:31). In plaats dat Jehu alle centra van valse aanbidding uit zijn rijk verwijderde, liet hij toe dat de kalverenaanbidding, waarmee koning Jeróbeam was begonnen, bleef voortbestaan. Volgens de profetie van Hosea maakte Jehu’s huis zich bovendien voor het aangezicht van Jehovah schuldig aan het vergieten van bloed (Hos. 1:4). Maar ondanks het feit dat Jehu’s leven niet vrij was van ernstige tekortkomingen, hield Jehovah God zich aan zijn belofte. Als een vervulling van die belofte bekleedden Joahaz, Joas, Jeróbeam (II) en Zacharia — Jehu’s nakomelingen tot het „vierde geslacht” — de troon van het tien-stammenkoninkrijk.
IEMAND DIE ONBEWUST DIENST VERRICHTTE
Opmerkelijk is ook het feit dat Jehovah zijn beloningen niet beperkt tot degenen die hem als God erkennen. Zo heeft Babylons koning Nebukadnezar bijvoorbeeld een dienst verricht tegen de stad Tyrus. Die stad verdiende het gestraft te worden wegens de verraderlijke wijze waarop ze ten aanzien van de Israëlieten gehandeld had.
De belegering van Tyrus bleek lang en moeilijk te zijn. De buit die werd behaald, voldeed klaarblijkelijk lang niet aan de verwachtingen. Het was alsof Nebukadnezar en zijn strijdkrachten geen loon ontvingen. Hoewel Nebukadnezar slechts onwetend als voltrekker van de goddelijke wraak tegen Tyrus dienst had verricht, zag Jehovah niet over het hoofd wat hij had gedaan. Door bemiddeling van zijn profeet Ezechiël verklaarde Jehovah: „Nebukadrezar zelf, de koning van Babylon, heeft zijn krijgsmacht een grote dienst tegen Tyrus laten verrichten. . . . Maar wat het loon betreft, uit Tyrus bleek er geen te zijn voor hem en zijn krijgsmacht voor de dienst die hij tegen haar had verricht. Daarom, dit heeft de Heer Jehovah gezegd: ’Zie, ik geef aan Nebukadrezar, de koning van Babylon, het land Egypte, en hij moet zijn vermogen wegvoeren en er een grote buit weghalen en zeer veel plunderen; en het moet het loon worden voor zijn krijgsmacht.’” — Ezech. 29:18, 19.
Sta hier eens bij stil, Nebukadnezar wist niet eens dat hij een dienst had verricht die met Gods voornemen strookte! Toch bleef Jehovah niet in gebreke voor de verrichte diensten te betalen. Hij zag erop toe dat Nebukadnezar en zijn strijdkracht ruimschoots beloond werden. Hoeveel te meer zal de Allerhoogste dan waardering tonen voor wat zijn loyale dienstknechten bewust doen!
WAARDERING VOOR KLEINE DINGEN
De Schepper waardeert zelfs de kleinste dingen. Dit blijkt uit wat Jezus Christus tot zijn volgelingen zei: „Wie u ontvangt, ontvangt ook mij, en wie mij ontvangt, ontvangt ook hem die mij heeft uitgezonden. Wie een profeet ontvangt omdat hij een profeet is, zal de beloning van een profeet krijgen, en wie een rechtvaardige ontvangt omdat hij een rechtvaardige is, zal de beloning van een rechtvaardige krijgen. En al wie een van deze kleinen slechts een beker koud water te drinken geeft omdat hij een discipel is, voorwaar, ik zeg u, zijn beloning zal hem geenszins ontgaan.” — Matth. 10:40-42.
Een discipel van de Heer Jezus Christus een beker koud water geven, is beslist iets heel kleins. Wanneer zo’n daad echter wordt gedaan in erkenning van het feit dat hij een discipel van Christus is, waardeert Jehovah God dit heel erg. Samen met zijn Zoon beschouwt hij dit als iets wat voor hem wordt gedaan. Iemand die de juiste beweegredenen heeft, zal derhalve in geestelijk opzicht rijkelijk beloond worden. Hoewel een daad van vriendelijkheid jegens een discipel van Jezus Christus schijnbaar onbelangrijk is, kan deze stap ertoe leiden dat de persoon in een goedgekeurde verhouding tot Jehovah God komt te staan.
VOLG JEHOVAH NA
Dat Jehovah God herhaaldelijk van zijn waardering blijk heeft gegeven jegens mensen die niets aan zijn oppermachtige positie kunnen veranderen, dient ons er beslist toe te brengen onze eigen houding aan een onderzoek te onderwerpen.
Indien wij als Jehovah wensen te zijn, moeten wij ernaar streven waardering ten toon te spreiden. Als mensen dingen voor ons doen, moeten wij zowel jegens hen waardering tonen als jegens Jehovah God, die de mens op een dusdanige wijze heeft geschapen dat vriendelijkheid en edelmoedigheid mogelijk zijn. Onze houding jegens zulke personen dient net zo te zijn als die van Boaz ten aanzien van Ruth: „Moge Jehovah uw handelwijze belonen, en moogt gij een volmaakt loon krijgen van Jehovah.” — Ruth 2:12.