De opziener van een gelukkige kudde
„Jehovah is mijn Herder. Mij zal niets ontbreken. In grazige weiden doet hij mij nederliggen; aan waterrijke rustplaatsen geleidt hij mij. Mijn ziel verkwikt hij. Hij leidt mij in de sporen van rechtvaardigheid om zijns naams wil.” — Ps. 23:1-3, NW.
1, 2. (a) Wie is de Opziener van het universum, en waarom zou het lonend zijn in zijn gezelschap te verkeren? (b) Welke bewijzen zijn ervoor dat Jehovah’s met verstand begaafde schepselen gelukkig zijn?
DE WARE God Jehovah is de meest vermaarde Opziener in het universum. Hij is de Herder van zijn kudde. Degenen die het voorrecht genieten in zijn gezelschap te verkeren, worden gelukkig gemaakt, want Jehovah wordt in de Heilige Schrift „de gelukkige God” genoemd. — 1 Tim. 1:11.
2 De Schrift staat vol met bewijzen waaruit blijkt dat met verstand begaafde schepselen onder Jehovah’s zorg gelukkig zijn. Zo vermeldt de bijbel dat hemelse zonen zich voor het aangezicht van Jehovah verheugen, dat zij ’juichend instemmen’ en „verrukt” en „gelukkig” zijn (Job 38:7, NW; Openb. 19:7-9; Spr. 8:30). En op aarde worden ’de schapen die hij weidt, de aardse mensen’, eveneens „gelukkig” genoemd. „Gelukkig is het volk welks God Jehovah is!” riep de psalmist uit. „Gelukkig wie de God Jakobs tot zijn hulp heeft, wiens hoop is in Jehovah, zijn God, de Maker van hemel en aarde” (Ezech. 34:31; Ps. 144:15; 146:5, 6, NW). Ja, er bestaat waar geluk in deze mistroostige, twintigste eeuw, echter alleen onder degenen die tot de kudde van de gelukkige God Jehovah behoren. Indien u van die kudde deel uitmaakt, weet u wat het betekent gelukkig te zijn.
3, 4. (a) Hoe heeft Jehovah voor het geluk van zijn volk voorzieningen getroffen, en waarom? (b) Waarom is het bestuderen van de bijbel zo uiterst belangrijk voor het geluk van de kudde?
3 Jehovah wil dat zijn volk gelukkig is, want wat is het leven zonder geluk? Hij beseft dat het leven zonder de vrolijkheid die geluk eraan schenkt, een saaie tredmolen wordt, dat het voor velen eentonig wordt, een eenzame zwerftocht naar het einde van het levenspad. Ten einde zijn kudde derhalve van een opwindend, betekenisvol leven te verzekeren, heeft Jehovah, als de Opziener van zijn kudde, uitgebreide regelingen voor hun blijvend geluk getroffen.
4 In de eerste plaats heeft hij ervoor gezorgd dat zijn kudde altijd over voldoende voedsel en drank beschikt. Er is namelijk goed voedsel en goede drank voor nodig om de schapen van God gelukkig te houden. De herder-psalmist zei dan ook: „In grazige weiden doet hij mij nederliggen; aan waterrijke rustplaatsen geleidt hij mij. Mijn ziel verkwikt hij” (Ps. 23:2, 3, NW). Dit voedsel en deze drank heeft Jehovah in de vorm van zijn geschreven Woord, de bijbel, verschaft. Daarom is het voor de kudde Gods zo uiterst belangrijk dit Woord ijverig te bestuderen, niet alleen omdat dit tot geestelijke gezondheid en geestelijk geluk leidt, maar nog meer omdat het tot eeuwig leven leidt. Geen wonder dat Jezus Christus, de Zoon van God, tot de joodse mensen van zijn tijd zei: „Gelukkig zijn . . . zij die het woord Gods horen en het bewaren!” „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood.” Want „de mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt” (Luk. 11:28; Matth. 5:3; 4:4). Om een gelukkig leven te kunnen leiden, moeten de schapen van God voortdurend uit deze goddelijke voorraadschuur voedsel betrekken.
5. In welk opzicht is de bijbel onmisbaar voor de mens Gods, en hoe wordt dit in Jehovah’s Woord bewezen?
5 Het Woord van God is ook licht dat in deze duistere, benarde tijd zo hard nodig is. De psalmist zei dan ook tot God: „Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad” (Ps. 119:105). Wanneer een schaap in de duisternis is verdwaald, voelt het zich angstig en ongelukkig. De bijbelse waarheid, die als een lamp dienst doet, vormt de voorziening die Jehovah tot leiding en voor het geluk van zijn schapen heeft getroffen. Jehovah zei tot de aanvoerder Jozua, die op het punt stond de kinderen Israëls in het Beloofde Land te leiden: „Dit wetboek dient niet uit uw mond te wijken, en gij moet er dag en nacht met gedempte stem in lezen, opdat gij zorgvuldig moogt handelen overeenkomstig alles wat erin geschreven staat; want dan zult gij uw weg succesvol maken en dan zult gij wijs handelen” (Joz. 1:8). Als wij onze weg succesvol willen maken en wijs willen handelen, moeten wij niet alleen in het bezit zijn van een bijbel, maar moeten wij ook de raad opvolgen die onze Grote Opziener Jehovah aan Jozua heeft gegeven. Als wij de verstandige raad werkelijk opvolgen, zullen wij gelukkig zijn. De psalmist verklaarde: „Gelukkig zijn degenen die onberispelijk zijn in hun weg, die in de wet van Jehovah wandelen. Gelukkig zijn zij die zijn vermaningen ter harte nemen” (Ps. 119:1, 2, NW). Doordat de kudde Gods de bijbel kent en overeenkomstig de richtlijnen ervan leeft, valt haar geluk ten deel.
6. In welk andere opzicht is de Schrift een zegen van Jehovah?
6 Als Herder van zijn kudde heeft Jehovah zijn Woord voor een nog veel verhevener doel verschaft, namelijk opdat zijn aardse schepselen Hem, hun hemelse Herder, zouden leren kennen. Zonder de bijbel zouden de schapen Gods niets van hun Herder-God Jehovah af weten. En zonder kennis van Jehovah is blijvend geluk onmogelijk. Jehovah is namelijk niet alleen „de bron des levens”, maar ook de bron van vreugde. Vreugde is een vrucht van zijn geest (Ps. 36:10 9; Gal. 5:22). Zodra de schapen van hun herder worden gescheiden, worden ze bevreesd en ongelukkig. Merk op hoe de schrijver van de psalmen verband legt tussen de noodzaak Jehovah te kennen en de omstandigheid dat men werkelijk gelukkig is. Het geïnspireerde verslag vermeldt: „Gelukkig is de gezond van lijf en leden zijnde man die in hem een schuilplaats zoekt.” „Gelukkig is het volk dat het vreugdegeroep kent. O Jehovah, in het licht van uw aangezicht blijven zij wandelen.” „Gelukkig is een ieder die Jehovah vreest.” „Gelukkig zijn degenen die in uw huis wonen!” „Gelukkig zijn de mensen wier kracht in u is” (Ps. 34:8; 89:15; 128:1; 84:4, 5, NW). Wanneer degenen die geluk zoeken, de vreugde willen vinden die Jehovah geeft, zullen zij hun aandacht derhalve hemelwaarts moeten wenden.
7. (a) Hoe brengt de psalmist de vreugde onder woorden die het resultaat is van het kennen van Jehovah? (b) Waar alleen kan men geluk en kalmte vinden?
7 De rustig stemmende vreugde en tevredenheid welke de beloning worden van degenen die de hemelse Opziener Jehovah kennen, worden in Davids onvergetelijke drieëntwintigste psalm (NW) voor ons onder woorden gebracht. „Jehovah is mijn Herder”, zei hij. „Mij zal niets ontbreken. In grazige weiden doet hij mij nederliggen; aan waterrijke rustplaatsen geleidt hij mij. Mijn ziel verkwikt hij. Hij leidt mij in de sporen van rechtvaardigheid om zijns naams wil. Al wandel ik ook in het dal van diepe schaduw, ik vrees niets kwaads, want gij zijt met mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij. Gij maakt voor mijn aangezicht een tafel in orde ten aanschouwen van hen die mij vijandig gezind zijn. Met olie hebt gij mijn hoofd ingewreven; mijn beker is wel gevuld. Waarlijk, louter goedheid en liefderijke goedgunstigheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven; en ik zal stellig in het huis van Jehovah wonen tot in lengte van dagen.” Hoe schitterend beschrijft de psalmist ’s mensen behoeften en de troost en rustig stemmende vreugde welke het deel worden van degenen die Jehovah kennen! Men hoort in Davids woorden geen spoor van angstig geblaat, zoals men van verdwaalde schapen kan horen. Uit het geblaat van elk verloren schaap blijkt hoe ellendig en hulpeloos en hoe verschrikkelijk eenzaam het zich ver van de kudde voelt. Het is een angstig geluid waaruit duidelijk spreekt hoe erg het is de bescherming en tedere, liefdevolle zorg van de Herder verspeeld te hebben. Ver van Jehovah verwijderd, kan geen geluk bestaan. Alleen bij hem en zijn kudde kan men het geluk en de kalmte vinden waarover David in Psalm drieëntwintig spreekt.
8. Wie zijn door Jehovah aangesteld om voor de kudde te zorgen, en welke fundamentele waarheid moeten zij altijd in gedachten houden?
8 Om zijn aardse kudde ervoor te behoeden af te dwalen en aldus ongelukkig te worden, heeft Jehovah mannen aangesteld om in de hoedanigheid van opzieners en herders dienst te verrichten. Deze mannen zouden voor de kudde van God moeten zorgen. Koning David van het Israël uit de oudheid was een van deze opzieners. Hoewel hij een herder was van het volk van God, besefte David toch dat er een Opziener en Herder boven hem stond aan wie hij verantwoording verschuldigd was. In Psalm zestien, vers 8 (NW), schrijft David hierover met de woorden: „Ik heb mij Jehovah voortdurend voor ogen gesteld.” Evenals een herder voor de kudde uitgaat, was koning David blij zich zijn God Jehovah voor ogen te kunnen stellen. „O Herder Israëls”, schreef een mede-Israëliet, „leen toch uw oor, gij die Jozef gelijk een kudde leidt” (Ps. 80:1, NW). Doordat David deze fundamentele waarheid steeds voor ogen hield, was hij een voortreffelijke opziener en een waardig voorbeeld voor de kudde Gods.
9. Wanneer opzieners Jehovah’s leiding aanvaarden, welke gunstige uitwerking heeft dit dan op hen en op de kudde, en wat zegt de psalmist David hierover?
9 Wanneer opzieners de leiding van hun hemelse Opziener aanvaarden, worden zij gezegend en wordt de kudde gelukkig gemaakt. David schreef hierover in Psalm 144:13-15 (NW), en hij beschrijft daar hoe de materialistisch gezinden zeggen: „Onze kudden vermenigvuldigen zich bij de duizenden, tienduizend op één, in onze straten, ons vee draagt zware lasten zonder verbreking en zonder misdracht en zonder luid geroep op onze openbare pleinen. Gelukkig is het volk dat het evenzo vergaat!” In tegenstelling hiermee zegt David vervolgens: „Gelukkig is het volk welks God Jehovah is!” Geestelijk gezinde opzieners zijn derhalve een zegen van Jehovah. Zij vormen voor de kudde Gods een oorzaak van waar geluk.
DE KUDDE GELUKKIG HOUDEN
10. (a) Wie heeft in het betonen van liefde voor de schapen het voorbeeld gesteld, en op welke wijze? (b) Op welke speciale wijze dienen opzieners Jehovah in het liefhebben na te volgen?
10 Niets draagt meer tot het geluk van de kudde bij dan liefde. Jehovah heeft in het betonen van liefde het voorbeeld gesteld. Een van de schapen van God, namelijk de apostel Johannes, schreef: „Wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen, want God is liefde. Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven. De liefde bestaat in dit opzicht: niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden. Geliefden, als God ons zó heeft liefgehad, zijn ook wij verplicht elkaar lief te hebben” (1 Joh. 4:8-11). Opzieners zijn verplicht het hemelse voorbeeld van liefde na te volgen. Zij dienen in het betonen van liefde het initiatief te nemen, evenals God de eerste was die liefde ten toon spreidde. „Wat ons betreft”, zei Johannes, „wij hebben lief omdat hij [God] ons eerst heeft liefgehad” (1 Joh. 4:19). De overtuiging dat zij bemind worden, bemind ondanks de kennis van wat zij zelf zijn, schenkt de kudde zeer veel geluk.
11. (a) Waarom is het liefhebben van de kudde zo uiterst belangrijk? (b) Op welke wijze vormt liefde een hulp voor de herder?
11 Waarom is liefde echter zo uiterst belangrijk? Omdat ’liefde opbouwt’. Liefde „is een volmaakte band van eenheid”. „De liefde faalt nimmer” (1 Kor. 8:1; 13:4-8; Kol. 3:14). Liefde maakt dat de opziener te benaderen is, dat hij vriendelijk, teder, attent en geduldig is. Ze weerhoudt hem ervan hardvochtig met de schapen om te gaan. Liefde doet hem op een fijngevoelige wijze hun geestelijke behoeften aanvoelen. Niets is namelijk opmerkzamer of gevoeliger dan ware liefde om als het ware instinctief de gevoelens van iemand anders te peilen. Ja, niets kan het waarnemingsvermogen zo scherpen als ware liefde. Wanneer een schaap honger heeft, zal de herder dit weten, omdat hij liefde bezit. Wanneer de schapen dorst hebben, zal de herder dit door zijn liefde opmerken. Wanneer de schapen zich pijn hebben gedaan of ziek zijn, zorgt de liefde van de herder ervoor dat dit wordt opgemerkt. Wanneer een schaap is afgedwaald, zal de herder dit wegens zijn liefde voor de schapen als eerste opmerken. Liefde zal alles wat goed en edelmoedig in hem is, wakker roepen. De van God in de hemel afkomstige liefde, die door bemiddeling van zijn „voortreffelijke herder” Jezus Christus en door bemiddeling van de aangestelde opzieners van de kudde naar beneden stroomt, zal de kudde Gods verenigen en gelukkig maken. De herder dient altijd in gedachten te houden dat het ontvangen van liefde alleen maar wordt overtroffen door het betonen van liefde, ja, dat liefde nimmer faalt.
12. In welk opzicht is een liefdevolle herder een zegen voor de kudde?
12 Wat is een liefdevolle opziener derhalve een zegen voor de gemeente! De schapen voelen dat hij hen liefheeft door de wijze waarop hij met hen spreekt en omgaat. Het optreden van de opziener is vriendelijk en uitnodigend. De schapen voelen zich tot hem aangetrokken. Zij weten dat hij om hen geeft en dat hij hun belangen op het oog heeft. Zij aarzelen niet hem hun problemen voor te leggen, aangezien zij overtuigd zijn van zijn tedere zorg. Zij zijn van zijn liefde verzekerd, omdat liefde nu eenmaal niet verborgen kan worden. Deze liefde is als een verzachtende olie die zelfs zware lasten en in vele gevallen ook gehoorzaamheid lichter doet schijnen. Liefde bevordert de vrede. Het is verbazingwekkend hoe weinig geklaag en hoe veel verheuging er in liefde kenbaar zijn. De opziener weet dit. Daarom heeft hij, in navolging van zijn hemelse Opzieners, God en Christus, de schapen lief.
13. Waardoor wordt bewezen dat Jezus liefde ten toon spreidde, en welke illustratie sprak hij uit als bewijs van de liefde van de herder?
13 De liefde die Jehovah God voor de schapen koestert, wordt door bemiddeling van Jezus Christus, zijn „voortreffelijke herder”, tot uitdrukking gebracht. Toen Jezus op aarde was, was het leven van de schapen hem zeer dierbaar en de schapen waren zich heel erg van zijn zorg bewust. De armen, de zieken, de onderdrukten en de onwetenden, ja, zondaars die allerlei overtredingen hadden begaan en uit alle lagen van de bevolking afkomstig waren, kwamen naar hem toe. Welnu, de Voortreffelijke Herder vond zich niet te belangrijk om de schapen in zijn armen te nemen en hen aan te moedigen op de weg des levens voort te gaan. Doordat hij zo gemakkelijk te benaderen was, werden de zondaars geholpen uit hun gevallen toestand overeind te komen en de weg der redding te bewandelen (Joh. 10:11; Luk. 7:36-50). De bijbelschrijver Lukas vertelt ons dat „al de belastinginners en de zondaars . . . naar hem toe [bleven] komen om hem te horen. De Farizeeën en de schriftgeleerden morden daar echter voortdurend over en zeiden: ’Deze man ontvangt zondaars en eet met hen’”. Toen sprak Jezus de volgende onvergelijkelijke illustratie tot hen, zeggende: „Welk mens onder u die honderd schapen heeft, zal wanneer hij er één van verliest, niet de negenennegentig in de wildernis achterlaten en op zoek gaan naar het verlorene totdat hij het vindt? En als hij het heeft gevonden, legt hij het op zijn schouders en is verheugd. En thuisgekomen, roept hij zijn vrienden en zijn buren bij elkaar en zegt tot hen: ’Verheugt u met mij, want ik heb mijn schaap dat verloren was geraakt, gevonden.’ Ik zeg u dat er evenzo in de hemel meer vreugde zal zijn over één zondaar die berouw heeft dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen berouw nodig hebben” (Luk. 15:1-7). Wat een voortreffelijk voorbeeld van liefde en begrip liet Jezus voor alle opzieners na! Het getuigt van de hoogste wijsheid hem zorgvuldig na te volgen.
VOEDSEL EN GELUK
14, 15. (a) Wat is een van de belangrijkste taken van de herder, en waarom? (b) Hoe kan een klagend schaap het beste worden gekalmeerd?
14 Geluk wordt vaak in verband gebracht met goed voedsel. Welke herder weet niet dat schapen die honger hebben, onhandelbaar en prikkelbaar worden? Wanneer zij zich echter te goed kunnen doen aan een voortreffelijk maal, wordt hun levenskijk onmiddellijk veel optimistischer. Hun onbehaaglijke, klagende en geïrriteerde geest komt tot bedaren en maakt plaats voor een meer ontspannen en tevreden geestesgesteldheid. Een van de belangrijke taken van de opziener is derhalve erop toe te zien dat de schapen goed worden gevoed.
15 Wanneer schapen klagen, kan de herder hen het beste naar de weiden van Gods Woord leiden en hun op enkele van de verfrissende, aanmoedigende en opbouwende waarheden ervan wijzen. Sta in uw bespreking vooral stil bij de hoop die God geeft en bij het feit dat zijn beloften zeker zijn (Titus 1:2). Wanneer de klagende geest of het gekwetste hart met Jehovah’s Woord wordt gevoed, zullen ware tevredenheid en waar geluk terugkeren. In de geïnspireerde spreuk wordt namelijk gezegd: „Gelukkig is de man die wijsheid heeft gevonden en de man die onderscheidingsvermogen verkrijgt. Ze is een boom des levens voor wie zich eraan vastgrijpen, en zij die haar stevig vastgrijpen, zijn gelukkig te noemen” (Spr. 3:13, 18, NW). Wanneer Gods schapen dit duidelijk gaan inzien, zal dit hen gelukkig maken. Op de opzieners rust evenwel de taak hun de weg te wijzen.
16. Wat schenkt volgens Jezus geluk?
16 Geluk wordt echter niet alleen verkregen door te lezen of te luisteren. Jezus zei: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen” (Hand. 20:35). Waar geluk is voor de dáder van Gods wil weggelegd en niet slechts voor de hóórder. Wanneer Gods Woord wordt bewaard of nageleefd, heeft dit blijvend geluk tot resultaat. De christelijke discipel Lukas maakte derhalve speciaal melding van de woorden van de Voortreffelijke Herder: „Gelukkig zijn . . . zij die het woord Gods horen en het bewaren!” (Luk. 11:28). Het horen en het bewaren van het Woord van God gaan dus hand in hand bij het schenken van geluk.
AANDACHT VOOR DE ENKELING
17. (a) Waarom verdient de kudde het persoonlijke aandacht van de herder te ontvangen? (b) In welk opzicht kan de herder tot het geluk van de schapen bijdragen?
17 De kudde van God bestaat niet uit een verzameling berichtskaarten, kaartsystemen en statistieken, maar ze is een levende organisatie van kostbare schepselen wier leven aan het schenken van lof aan de levende God is opgedragen. Zij hebben derhalve behoefte aan en recht op de allerbeste aandacht, hetgeen aandacht voor de enkeling betekent. Het gevaar is altijd aanwezig dat een opziener het zo druk krijgt en zo in de gemeenteadministratie verwikkeld raakt, dat hij weinig of geen tijd voor de schapen overhoudt. Toch moet iedereen in de kudde de zorg van de herder voelen. De christelijke opziener Paulus schreef: „Vergeet . . . niet goed te doen en anderen met u te laten delen, want zulke slachtoffers zijn God welgevallig” (Hebr. 13:16). Wanneer de opziener van tijd tot tijd met iedereen van de schapen in de bediening in het veld samenwerkt, zal dit meer voor hen betekenen dan vele preken. Het kleine beetje aanmoediging dat u hun persoonlijk geeft, bouwt hen op. Het is een manier om hun te laten zien dat u om hen geeft. Dit persoonlijke contact met hen, waarbij u hen prijst voor hun krachtsinspanningen en vooruitgang, draagt oneindig veel bij tot het geluk van de schapen en tot hun geestelijke groei.
18. Hoe kan een herder een in het ziekenhuis opgenomen schaap vreugde bereiden?
18 Schapen worden vaak ziek en hebben dan hun herder nodig. Zoals Jesaja zei, is het zijn opdracht „alle treurenden te troosten” (Jes. 61:2). Dit betekent dat hij hen persoonlijk moet opzoeken. Alleen al zijn aanwezigheid zal de zieke opbeuren en aansporen. De herder kan de schapen up to date brengen met betrekking tot de activiteiten van de gemeente, hij kan een bijbelstudieles met hen doornemen, een nieuw toespraakje bespreken of hun iets over de laatste bijeenkomst van het volk des Heren vertellen: hoe het programma luidde, welke inlichtingen er werden ontvangen en hoe de aanwezigen door de vergadering werden aangemoedigd en opgebouwd. Opzieners, houdt de belangstelling van de zieke voor Jehovah en zijn organisatie levendig. Toont hem aan hoe hij door zijn standvastigheid, zijn gebeden en zijn belangstelling voor de kudde, tot het geluk van de kudde kan en zal bijdragen. Troost de treurenden. — 2 Kor. 1:3-7.
19. In welke andere opzichten kan hij deernis voor de zieken tot uitdrukking brengen, en hoe wordt de opziener beloond?
19 Niet alle zieken bevinden zich in ziekenhuizen; velen zijn thuis en ook dezen hebben de aandacht van de opziener nodig. Het is verbazingwekkend hoeveel geluk een brief of zelfs een „van harte beterschap”-kaart kan brengen. Wanneer iemand zich ziek en heel erg eenzaam voelt, betekent een klein gebaar van hartelijkheid door middel van een kaart of een bezoekje of een telefoongesprek zo veel, en toch kost dit zo weinig. De herder te horen zeggen: „Ik heb je in de gemeente gemist. Wij hopen dat je weer gauw beter zult zijn”, betekent heel veel voor een ziek schaap. En wat nog meer is, het betekent veel voor de Eigenaar van de schapen, Jehovah, want hij herinnert de opziener aan het volgende: „Wie zijn naaste veracht, zondigt, maar gelukkig is hij die de ellendigen gunst betoont” (Spr. 14:21, NW). Wanneer de mededogende opziener persoonlijke aandacht schenkt aan de ellendigen, maakt dit niet alleen hen gelukkiger, maar zal ook zijn eigen geluk toenemen.
20. Wanneer de opziener persoonlijke aandacht aan de kudde schenkt, wat zal hij dan af en toe nodig oordelen, en jegens wie en hoe zal dit worden gedaan?
20 Persoonlijke aandacht omvat ook het geven van raad. Van tijd tot tijd hebben zowel ouderen als jongeren in de kudde behoefte aan persoonlijke raad en schriftuurlijke vermaningen. Zo zou de herder tot de jongeren kunnen spreken over een juist christelijk gedrag ten opzichte van personen van de andere sekse. Hij kan raad geven over onjuiste omgang, de noodzaak zich gepast te kleden, een reine spraak en hun belangstelling voor de bediening. Ook oudere leden hebben vaak de wijze raadgevingen van de herder nodig. Zij moeten naar zijn wijsheid luisteren, want hij bekommert zich om hun leven. Zij zouden laks kunnen zijn in de bediening, in het vergaderingbezoek, in het op juiste wijze opleiden van hun kinderen of wellicht leggen zij geen juist gedrag aan de dag. De opziener is er om te helpen. Hij moet rekenschap afleggen in verband met uw leven; wees derhalve dankbaar voor de aandacht die hij u schenkt.
21, 22. (a) Waardoor wordt bewezen dat het de moeite loont de verdwaalde schapen op te zoeken? (b) Waarom kan er worden gezegd dat de opziener een zegen van Jehovah is?
21 Bij een zekere gelegenheid gaf Jezus de apostel Petrus enkele persoonlijke raadgevingen en instructies in verband met het ’voeden van zijn lammeren’, het ’weiden van zijn schaapjes’ en het ’voeden van zijn schaapjes’ (Joh. 21:15-17). Dit was een ontroerende ervaring voor Petrus, een ervaring die hij ongetwijfeld nooit heeft vergeten. Omdat Petrus van de kudde van God en de Voortreffelijke Herder was afgedwaald, stak Jezus de helpende hand uit om hem te redden. Zou Petrus, als opziener, nu niet naar andere afgedwaalde schapen willen zoeken? Hij was er stellig heel erg dankbaar voor dat hij was gered, en dit werd door zijn getrouwe leven als herder duidelijk bewezen. Jaren na deze ervaring schreef Petrus de volgende aanmoedigende woorden aan de oudere mannen van de christelijke gemeente: „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, maar voorbeelden voor de kudde wordend. En wanneer de opperherder openbaar is gemaakt, zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid ontvangen” (1 Petr. 5:2-4). De krachtsinspanningen van de Voortreffelijke Herder waren niet aan Petrus verspeeld. Opzieners, zoekt de verdwaalde schapen op. Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd.
22 Wat vormt de opziener van de kudde een zegen van Jehovah! Wanneer de schapen zijn getrouwe leiding volgen, wonen ze in vrede en eenheid. Zij putten vreugde uit het leven. Goedheid en liefderijke goedgunstigheid zijn gedurende hun gehele leven hun deel. Zij verheugen zich erover een aandeel te hebben aan de rechtvaardiging van Jehovah’s naam, en hun hoop is de hoop die door de herder-koning David tot uitdrukking werd gebracht, namelijk, eeuwig met hun Herder in het huis van Jehovah te mogen wonen.