Een reine organisatie van sprekers houden
1. Wie zijn, zoals door Judas was voorzegd, in de gemeente gekomen die wij daar niet wensen, en wat zal hun einde zijn?
VELE personen hebben zich bij Jehovah’s getuigen aangesloten en zich met hen verenigd, en wij geloofden dat zij oprecht waren omdat zij zich hadden aangesloten en wegens de handelwijze die zij hadden gevolgd. Maar er zijn enkelen gekomen die wij niet wensen. De reden is dat zij zelfzuchtig zijn. Zij hebben geen liefde voor God of voor hun naaste. Zij zijn nog steeds van de oude wereld en zij geloven dat de praktijken van de oude wereld in deze Nieuwe-Wereldmaatschappij gebracht kunnen worden. Jehovah zal dit niet toelaten. Judas schreef: „Ik vond het noodzakelijk u te schrijven ten einde u te vermanen onvermoeid te strijden voor het geloof dat eenmaal voor altijd aan de heiligen werd overgeleverd. Mijn reden is dat zekere mensen zijn ingeslopen die lang geleden door de Geschriften tot het hierbeneden beschreven oordeel zijn bestemd, goddeloze mensen, die de onverdiende goedgunstigheid van onze God in een verontschuldiging voor losbandigheid veranderen en ontrouw blijken te zijn aan onze enige Eigenaar en Heer, Jezus Christus” (Judas 3, 4, NW). Met dit soort van een persoon moeten wij voorzichtig zijn. Hij is een huichelaar! Er is voor zijn philosophie of denkwijze geen plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij. Alleen zij die zich hebben opgedragen aan het zegenen van Jehovah, zullen leven verwerven. Judas vervolgt en zegt: „Maar gij, geliefden, bewaart u in Gods liefde, door u op te bouwen op uw allerheiligste geloof, en te bidden met heilige geest, terwijl gij de barmhartigheid van onze Here Jezus Christus verwacht met eeuwig leven in het vooruitzicht” (Judas 20, 21, NW). Zij die de juiste handelwijze volgen, zullen worden gezegend. Zij die in opstand komen en onrein zijn, zullen alles, zelfs het leven, verliezen.
2, 3. Hoe kan er worden gesproken over datgene wat Jehovah te Jericho deed, als een van zijn daden waarover wij kunnen spreken, en door welke handelwijze kwam een ongewenste Israëliet aan het licht?
2 In dit verband staat er geschreven: „Zij zullen spreken van de macht uwer geduchte daden, en uw grootheid wil ik vertellen” (Ps. 145:6, NBG). Neem als een van Jehovah’s geduchte daden bijvoorbeeld de vernietiging van de stad Jericho. Wat een machtige en geduchte daad! Jehovah God had beloofd zijn volk het land van melk en honing binnen te leiden en hij deed dit en verzekerde hun dat hij hun oorlogen voor hen zou winnen. Hij vertelde hun daarom hoe Jericho vernietigd zou worden. Gij kunt het bericht in de Bijbel lezen, in Jozua 6:1-26 (NW). Jehovah God sloeg elke beweging van zijn volk gade en zij deden zoals Jehovah had bevolen. Zij deden hun deel; Jehovah deed het zijne. De muren vielen. Gij zegt terecht dat het een wonder was. Nadat de muren waren gevallen, stelde Jehovah nog steeds belang in zijn uitverkoren volk. Hij wilde dat zij rein en gehoorzaam bleven.
3 Maar nu kwam de zelfzuchtige Achan aan het licht (Joz. 7:1-26, NW). De gehele natie Israël moet hebben gebeefd nadat Achan aan de kaak was gesteld, want dit opsporen van de zelfzuchtige toonde de macht en waakzaamheid van Jehovah God. Achan werd een dief. Voor de Israëlieten zag hij er van buiten rein uit, maar hij was het niet, want van binnen was hij vuil. Zijn philosophie voor het in het leven blijven, was zelfzucht, geen liefde, niet de aanbidding van Jehovah God en niet het volgen van Zijn geboden. Neen, hij dacht dat hij het beter wist in plaats dat hij Jehovah’s organisatie-instructies ten uitvoer bracht. Jozua, degene die was uitgekozen om Jehovah’s volk te leiden, sprak voor Jehovah God toen hij het volk vertelde hoe zij moesten marcheren, wanneer en waar en wat zij moesten doen. Maar Achan marcheerde niet uit liefde mee. Neen, hij stelde belang in datgene wat hij er uit kon krijgen. Begerigheid dreef zijn hart aan.
4, 5. Hoe werd Achan uit de weg geruimd? en wat onthulde de methode waarop hij werd ontdekt, met betrekking tot Jehovah?
4 Wat was het gevolg, daar Achan onrein was, iets vuils in Israël, in Jehovah’s uitverkoren volk? „Jozua nu, en geheel Israël met hem, namen Achan, de zoon van Zerah, en het zilver en het gewaad en de staaf goud en zijn zonen en zijn dochters en zijn os en zijn ezel en zijn kudde en zijn tent en alles wat van hem was en zij voerden hen mee naar het dal Achor. Toen zeide Jozua: ’Waarom hebt gij beroering over ons gebracht? Jehovah zal op deze dag over u beroering brengen.’ Daarop begon geheel Israël hem met stenen dood te gooien waarna zij hen met vuur verbrandden. Aldus stenigden zij hen met stenen.” — Joz. 7:24, 25, NW.
5 Het volk moet verbaasd hebben gestaan over de wijze waarop Jehovah Achan opspoorde, door eerst de stam uit te zoeken, vervolgens de familie, dan het huisgezin, totdat hij bij de man zelf en zijn tent kwam, en daar vonden zij het gewaad en het goud, de dingen die hij uit de stad Jericho had gestolen. Ja, Jehovah God sloeg zijn organisatie gade. Hij sloeg hen gade toen zij rondom Jericho marcheerden, hij sloeg het vallen van de muren gade, hij sloeg zijn volk gade toen zij de stad binnengingen om de dingen er uit te nemen die zij aan Jehovah zouden brengen. Hij zag Achan, de zelfzuchtige, die geen liefde voor God of zijn broeders had. Houd in gedachten dat gij thans eveneens onder de ogen en de machtige hand van dezelfde levende God, Jehovah, leeft en niet onder levenloze goden van steen, hout of metaal, die niet kunnen zien!
6. Op welke waarschuwing en gezonde raad kan een ieder die Jehovah’s organisatie liefheeft, thans gewillig acht slaan, om een einde gelijk dat van Achan te vermijden?
6 Er kunnen enkelen zijn wier ideeën van het leven op zelfzucht zijn gebaseerd en die zich van binnen niet willen reinigen en hun denkwijze niet willen veranderen. Enkelen van hen komen in Jehovah’s organisatie. Wees niet een van hen, want Jehovah ziet wat er gebeurt. Hij kan u helemaal daar bereiken en u zo vlug uitwerpen dat gij er tijd voor nodig zult hebben om te ontdekken wat u zo plotseling en snel is overkomen. Maar zolang gij serieus en oprecht op Jehovah vertrouwt, waakzaam blijft in zijn organisatie, u aan zijn Woord houdt en Jehovah’s geboden gehoorzaamt, zullen zijn geest en zijn zegen uw gelukkige deel zijn. Maar indien gij zijn geboden overtreedt, zult gij zijn gunst niet genieten maar zijn straffen ontvangen. Jezus zeide: „Indien gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden nakomen” (Joh. 14:15, NW). Gij ziet dat de gehele organisatie van Jehovah God op liefde is gebaseerd, en niet op zelfzucht en onreinheid. Soms zal iemand misschien denken dat hij iets ongestraft kan doen in Jehovah’s organisatie. Indien het niet in overeenstemming met het gebod van God is, zal hij het niet ongestraft kunnen doen. Hij zal evenals Achan falen.
7. Waarom dient de dood van Ananias als een verdere waarschuwing voor ons, en hoe dienen ware leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij dat soort van dood te vermijden?
7 Denk eens aan Ananias. Zijn geval is nog een voorbeeld van de grootheid van Jehovah God, zijn machtige daden, en de macht van zijn heilige geest. Ananias trachtte een huichelachtig bestaan te leiden. Omdat hij loog, omdat hij het deed voorkomen alsof hij iets prachtigs en groots deed maar in werkelijkheid van Jehovah’s organisatie stal, viel hij dood neer (Hand. 5:1-6, NW). Die gebeurtenis waarschuwt ons: Lieg nooit tegenover Jehovah. Tracht niet op zelfzuchtige wijze met zijn organisatie te handelen. Breng nimmer oneerlijkheid of onreinheid in de gemeente van Jehovah God. Dat is zelfzucht. De gelukkige handelwijze die een werkelijke Christen volgt, is deze: „Elken dag zal ik U zegenen, en Uw naam loven voor eeuwig en altoos!” (Ps. 145:2, Gemser). Dit moet een ieder van ons die in Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij is gekomen, doen. Tracht niet de heerlijkheid van Jehovah’s koninkrijk en zijn organisatie te ontsieren door iets te doen gelijk Achan of Ananias. Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij is een deel van Gods heilige organisatie. Erken deze maatschappij, kom er nu in en dien met haar helemaal door zijn strijd te Armageddon heen en verder tot in zijn rechtvaardige nieuwe wereld zonder einde, waar allen Jehovah en hun in het leven gebleven naasten zullen liefhebben.
8, 9. Welke kenmerken van aanbidding met betrekking tot Jehovah en zijn nu voorgoed opgerichte regering zijn er onder begrepen wanneer iemand in deze tijd zijn leven aan hem opdraagt?
8 Wanneer iemand nu zijn leven aan Jehovah God opdraagt is het een zaak van een voortdurende, nimmer eindigende dienst. Het is niet een zaak van zo nu en dan slechts een klein beetje te doen. Het is niet slechts een bijkomstige liefhebberij, of een tijdverdrijf. Maar: „Elken dag zal ik U zegenen.” Uw dienst voor Jehovah God is uw aanbidding. Gij moet zijn naam loven, gij moet van zijn heerlijkheid spreken, gij moet anderen vertellen wat uw God heeft gedaan. Zegen zijn naam, spreek goed van zijn naam, laat de gehele wereld zien dat gij zijn dienstknecht zijt en dat gij in geluk kunt leven terwijl liefde een drijfkracht is.
9 Roep het uit tot de volken der wereld dat Jehovah regeert en dat zijn koninkrijk thans een glorierijke, blijvende regering is. Jezus zeide wat wij dienden te doen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en onderwijst hen alle dingen na te komen die ik u heb geboden.” — Matth. 28:19, 20, NW.
„IN HET OPENBAAR EN VAN HUIS TOT HUIS”
10, 11. (a) Waarover, en waar, spreken nu alle getuigen van Jehovah? (b) Waarom is het dringend noodzakelijk dat zij aldus spreken?
10 Alle getuigen van Jehovah, of zij nu zendelingen, pioniers of gemeenteverkondigers zijn, moeten van de heerlijkheid van Jehovah’s koninkrijk spreken. In Jehovah’s organisatie zwijgt niemand, maar „in zijnen tempel roept iedereen: Glorie!” (Ps. 29:9, Böhl). Paulus deed dit, want hij herinnert ons er aan: „Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u welke dingen ook die nuttig waren, te vertellen, en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen.” — Hand. 20:20, NW.
11 Jezus’ apostelen en andere getrouwe volgelingen weerhielden nimmer iets wat zij omtrent hun Schepper of omtrent zijn Zoon, hun Leider, die de zonde der wereld wegnam, wisten. Zij konden dit niet. Waar spraken zij? In het openbaar en van huis tot huis. Evenals die methode van het begin af en, later, in Paulus’ dagen voor hen zo belangrijk was, is het gedurende dit veertigste jaar van Jehovah’s koninkrijk ons belangrijkste werk. Gij dient er daar in het veld op uit te trekken, van huis tot huis te gaan, de mensen in hun huizen op te zoeken en tot hen over de heerlijkheid van Jehovah’s koninkrijk te spreken. Doet gij dat, vooral nu het Koninkrijk, Jehovah’s blijvende regering, is opgericht? Het is dringend noodzakelijk dit te doen, want de jaren die nog over zijn voordat zijn laatste strijd te Armageddon losbreekt, kunnen er niet al te veel zijn.
12. Waarom en hoe geven ware liefhebbers van hun naasten er thans blijk van anders te zijn dan de wereld?
12 Wij moeten de wereld laten zien dat wij anders zijn. Wij kunnen ons licht niet onder een korenmaat verbergen (Matth. 5:15, NW). Wij geloven er in onze naaste lief te hebben, en niet hem te doden met duisternis. Wij wensen te zien dat hij het leven verkrijgt. Wij kunnen hem helpen met de boodschap des levens, die Jehovah ons heeft gegeven om tot de wereld te spreken. Dit kan het beste worden verricht door van deur tot deur te gaan en met de mensen in hun huizen zelf te studeren, zodat zij gemakkelijk vragen kunnen stellen en een Schriftuurlijk antwoord kunnen krijgen. Evenals gij moeten zij ’zich van alles vergewissen’, en wij wensen hen in Jehovah’s koninkrijk te doen geloven. „Wanneer gij het huis binnengaat, groet het huisgezin; en indien het huis het waardig is, zo kome de vrede die gij het toewenst, daarover; maar indien ’t het onwaardig is, zo kere de vrede van u op u terug.” — Matth. 10:12, 13, NW.
13. (a) Hoe tracht de dienaar der Nieuwe-Wereldmaatschappij, terwijl hij van huis tot huis predikt, voortdurend de waardigheid vast te stellen van elk huis dat door hem wordt bediend? (b) Waarom erkent en respecteert hij de vrijheid die iedere bewoner heeft om te kiezen?
13 Wij hebben de wereld een wonderbaarlijke boodschap te brengen, voor alle natiën, geslachten en talen. Het is een vredige boodschap, die door vredige personen wordt gebracht. Gij bedienaren van het evangelie behoort tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij; gij vertegenwoordigt Jehovah God, de Souvereine Regeerder van het universum. En wanneer gij een huis binnengaat, zo zij uw vrede openbaar voor dat huis. Indien dat huis uw vredige boodschap en uw vredige, vriendelijke tegenwoordigheid niet wenst, en het glorierijke koninkrijk van Jehovah God niet wenst te leren kennen, berisp het dan niet, dat wil zeggen, de bewoner die u in de deur tegemoet treedt en weigert te luisteren. Neem uw vrede veeleer terug. Ga onmiddellijk en vriendelijk weg indien hij geen luisterend oor heeft. Er bestaat geen reden te gaan schelden en te zeggen: „U zult te Armageddon sterven!” en dan plotseling weg te lopen. Een ieder heeft het recht te kiezen wie hij wil dienen. Gij hebt vrede gebracht, gij hebt een boodschap van liefde en van vriendelijkheid gebracht. Gij hebt getracht hem de nieuwe wereld van rechtvaardigheid te tonen. Hij wilde de boodschap niet. Gij neemt uw vredige boodschap wederom tot u en gaat verder naar het volgende huis en spreekt tot de bewoner daarvan. Misschien dat de man in het eerste huis dat gij bezocht en die u weigerde, op een goede dag zijn hart zal veranderen. Misschien zal de volgende bedienaar van het evangelie die hem bezoekt, er in slagen de boodschap van vrede in zijn huis achter te laten. Gij hebt vredig, goed nieuws voor hen die het wensen. Het is kostbaar, glorierijk. Gij zijt bereid, ja, blijde en verlangend om het te geven aan een ieder die het wil. Indien iemand het niet wil, zijt gij niet beledigd en zijt gij niet van streek gebracht; gij houdt het bij u en gaat het aan iemand anders aanbieden. Laten de mensen die de voorkeur geven aan deze oude wereld en haar verkiezen, u niet overstuur maken of u minder doen gaan werken. Denk er veeleer vol blijdschap aan dat ’God de wereld zozeer heeft liefgehad, dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een iegelijk die in hem geloof oefent, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben’ (Joh. 3:16, NW). Indien iemand de Zoon niet wenst te aanvaarden, zal Jehovah hem niet dwingen te leven. Een ieder mag kiezen of hij die wonderbaarlijke gave wil aanvaarden, geloof in Christus wil oefenen, en de zegeningen van het glorierijke Koninkrijk en zijn regering over deze nieuwe wereld wil genieten. Maar indien iemand niet wil dat de loskoopprijs op hem van toepassing is, zal hij niet worden gedwongen deze prijs te aanvaarden. De bedienaar van het evangelie gaat blijde verder om degenen die hongerig zijn, te vinden en te voeden.
14. Wie alleen zullen Jehovah van nu aan met succes loven, en voor hoe lang?
14 Jehovah is niet van plan om zelfzuchtige, geen vredelievende personen in de nieuwe wereld te hebben, die de rust van die wereld zouden verstoren. Dezulken zullen er beter aan doen thans, nu er nog de tijd voor is, te veranderen en voor leven in aanmerking te komen. Veronachtzaam daarom tussen nu en de tijd van Armageddon nimmer het loven van de naam van de Allerhoogste God. Het is iets wat wij zullen blijven doen en waarvoor wij de gelegenheid hebben om het tot in eeuwigheid — voor eeuwig en altoos — te doen. — Ps. 71:14, 15.
15, 16. (a) Welke andere goede gewoonte van Jezus’ apostelen gebruikt de rijpe van-huis-tot-huis-prediker in deze tijd? (b) Hoe en waarom volgt het hoofdbureau van het Genootschap die gewoonte eveneens?
15 Denk niet dat slechts uw van-huis-tot-huis-gaan het einde is van uw werk van liefde. Onzelfzuchtig brengen wij van huis tot huis de goede boodschap van het koninkrijk van Jehovah. Enkelen horen. Maar zie naar wat de apostelen deden. „Na enkele dagen nu zeide Paulus tot Barnabas: ’Laten wij bovenal terugkeren en de broeders bezoeken in elk van de steden waarin wij het woord van Jehovah hebben verkondigd, om te zien hoe zij het maken.’” — Hand. 15:36, NW.
16 Nadat wij dus de boodschap van vrede in een huis hebben gebracht en in dat huis de heerlijkheden van Jehovah’s koninkrijk hebben verteld, wensen wij niet dat zij die dingen zullen vergeten. Bedenk dat gij zoveel rijper zijt dan die mensen, die gij voor de eerste maal van Jehovah’s waarheid hebt laten proeven. De waarheid is in uw geest gevestigd; gij zijt er sterk door gemaakt; uw geloof is krachtig. Paulus en Barnabas wisten dat. Daarom gingen zij terug naar hun broeders aan wie zij de waarheid hadden gegeven, ja, naar elk van de steden die zij hadden bezocht. Zij wilden hen sterken in het Woord Gods, dat, zoals Jezus zeide, de waarheid is. Wij moeten dat door God gegeven voorbeeld van handelen navolgen, en wij doen dit als een organisatie op het hoofdbureau van het Watch Tower Society, want van daar uit worden zonedienaren en districtsdienaren van gemeente naar gemeente gezonden, zodat wanneer wij iets verkeerds in de gemeente zien of iets wat haar ijver doet bekoelen, iets wat haar leden doet vertragen, de hindernis door de rijpe dienaren van Jehovah God die de gemeente bezoeken, verwijderd kan worden en deze gemeente door hen wederom opgebouwd kan worden in het allerheiligste geloof.
17. Hoe en onder wie dienen de dienaren in de gemeente vooral ’bekend te maken en te onderwijzen’?
17 De dienaren in de verscheidene gemeenten dienen altijd voor de kudde van God te zorgen en terug te gaan naar hen die zwak in het geloof zijn, en hun te leren hoe zij van huis tot huis kunnen gaan. Zorg voor hen die zijn geïsoleerd en in landgebied wonen en die belangstelling hebben getoond. Indien het enigszins mogelijk is, dient de gemeentedienaar met zijn assistenten of anderen daar naar toe te gaan ten einde voor hen te zorgen. Zij behoren tot de andere schapen, zij zijn verstrooid, zij moeten bijeengebracht en gevoed worden. Zoals over de vroege gemeente staat geschreven: „Zij bleven iedere dag in de tempel en van huis tot huis zonder ophouden onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken.” — Hand. 5:42, NW.
18. Welke uitwerking heeft het zien van de tegenwoordige Koninkrijkswerkelijkheden op rijpe en tot rijpheid komende van-huis-tot-huis-predikers?
18 Kunnen wij ophouden, nu wij in dit veertigste jaar van Jehovah’s koninkrijk zijn gekomen? Neen, denk er veeleer aan dat Jezus meer dan 1900 jaar geleden aan de paal werd genageld, hij werd gemarteld en door samenzwerende religie-aanhangers en politici ter dood gebracht. Dat moet stellig een slag zijn geweest voor die eerste volgelingen van Jezus. Het was 33 n. Chr. toen deze ontstellende dingen gebeurden. De dingen zagen er toen voor Jezus’ discipelen, die hij had uitgezonden om te prediken, donker uit, maar later, sedert Pinksteren, moesten zij er zonder ophouden mede voortgaan van huis tot huis te gaan. Zullen wij die vele jaren lang gedurende de allerlaatste dagen van dit samenstel van dingen het goede nieuws hebben gepredikt, er nu in deze tijd mede ophouden? Zullen wij vertragen? Zullen wij ons terugtrekken? Wij kunnen dit niet. Tegenwoordig zien wij het Koninkrijk duidelijker dan destijds in 1914 of 1918 of 1931 of enige vroegere tijd. Wij gevoelen zijn macht, wij zien zijn activiteit. Evenals Jezus’ apostelen moeten wij er daarom zonder ophouden mede voortgaan het goede nieuws van dit glorierijke koninkrijk van Jehovah God bekend te maken en te leren. Er ligt nog een groot werk voor ons, en de Nieuwe-Wereldmaatschappij zal het verrichten.
19. Tot het gebruiken van welke verscheidene uitdrukkingswijzen spoort de vroegere schrijver van Psalm 145 Jehovah’s gewillige aardse lofprijzers aan?
19 Psalm 145 (NBG), de basis voor dit artikel, is een zeer „spraakzame” psalm, is uitdrukkingsvol en blijft dingen bekendmaken. En wanneer gij die psalm vers voor vers leest, zult gij bemerken dat u wordt gezegd in tegenwoordigheid van ’de zonen der mensen zijn machtige daden, en de heerlijkheid van de majesteit van zijn koninkrijk’ te verhogen, prijzen, loven, roemen, verkondigen, er van te gewagen, er over te spreken, vertellen en jubelen. O, hoe zeer wilde de psalmist dat wij zouden spreken! Hij was verlangend te spreken, hij wilde dingen zeggen over de heerlijkheden die hij destijds, duizenden jaren geleden, voorzag; maar nu bevinden wij ons middenin die heerlijkheid van Jehovah’s koninkrijk. Wij dienen er stellig over te spreken, en ’de zonen der mensen zijn machtige daden bekend te maken, en de heerlijkheid van de majesteit van Jehovah’s koninkrijk.’ — Ps. 145:12, AS.
20, 21. (a) Wie vormen thans de zich over de gehele aarde bevindende menigte van-huis-tot-huis-Koninkrijksverkondigers? (b) Wie leidt hen, en wat is het hoogste en uiteindelijke doel van hun voortdurende getuigenisgeven?
20 Op allen die zich aan Jehovah God hebben opgedragen, rust de verantwoordelijkheid dit goede nieuws van huis tot huis te prediken en deze vredige boodschap zelfs tot de einden der aarde te blijven vertellen. Denk er aan dat Jehovah’s koninkrijk is opgericht. Het is het voornaamste of regerende deel van zijn universele organisatie. Er zijn 144.000 leden in dat koninkrijk opgenomen. Zij zijn medeërfgenamen met Christus en zullen met hem duizend jaar heersen en regeren. Zij zijn allen nederige, gehoorzame en liefderijke schepselen, die toen zij op aarde waren, goede dienaren van het Koninkrijk waren en over de glorierijke majesteit er van spraken. Behalve dezen zijn er vele mensen die in de zegeningen en vrede onder dat koninkrijk zullen delen. In deze tijd zijn zij over de gehele wereld verstrooid. Maar zij worden in één organisatie bijeenvergaderd. Wij zien thans duidelijk de Nieuwe-Wereldmaatschappij en haar activiteit, alle onder leiding van het hemelse koninkrijk, dat in 1914 werd geboren. Het is niet iets mythisch; het is een tastbare werkelijkheid. Toen Jezus Christus op aarde was, bewees hij dat hij het waardig was verhoogd te worden tot de hoge positie van regeerder en bewees degene te zijn, die de nieuwe wereld overeenkomstig het beginsel van liefde kan besturen. Hij weet wat liefde is en bracht deze hoedanigheid tot uitdrukking in zijn leven op aarde. Omdat hij zijn rechtschapenheid jegens zijn Vader in de hemel zelfs „tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal” bewees, daarom „heeft God hem tot een superieure positie verhoogd en heeft hem in zijn goedgunstigheid de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van degenen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn, en iedere tong openlijk zou belijden dat Jezus Christus Heer is tot de heerlijkheid van God, de Vader.” — Fil. 2:8-11, NW.
21 Datgene waarover Jehovah’s getrouwe volgelingen getuigenis hebben gegeven en wat zij zullen belijden, of waarover zij tot anderen zullen spreken, komt hierop neer dat Jezus Heer is „tot de heerlijkheid van God, de Vader.” Alle waarachtige aanbidding, zelfs die welke door de Zoon wordt beoefend, gaat naar Jehovah, en zo wil God het; en alle 144.000 zullen door bemiddeling van de Zoon heerlijkheid aan de Vader brengen, want zij zullen de bruid van Christus Jezus zijn in het hemelse koninkrijk (Openb. 22:9, NW). Een overblijfsel van deze bruids-klasse is nog op aarde, volgens het bericht van het in 1953 gehouden Gedachtenisfeest zijn het er slechts 19.183. Zij allen moeten van Jehovah’s glorierijke koninkrijk spreken ter rechtvaardiging van Jehovah’s naam; en Degene die in deze rechtvaardiging de leiding heeft, is Christus Jezus, want over hem lezen wij: „De regering zal op zijn schouder zijn; en zijn naam zal worden genoemd: Wonderlijk, Raadgever, Machtige God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de uitbreiding van zijn regering en van vrede zal geen einde zijn, op de troon van David en op zijn koninkrijk, om het te bevestigen, en het te schragen met recht en met gerechtigheid van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van Jehovah der heirscharen zal dit volbrengen.” — Jes. 9:6, 7, AS; 9:5, 6, Statenvert.
22, 23. (a) Van wie is nooit falende ondersteuning van en blijvend succes voor de thans werkelijk opgerichte enige regerende macht over de gehele aarde, afhankelijk? (b) Wie kondigen deze werkelijke blijvende regering thans aan, hoe dikwijls en tot hoe lang zullen zij er mede voortgaan dit te doen en met welk voordeel voor anderen en voor hen zelf?
22 Jehovah, de levende God, ondersteunt deze gehele regeling. Zijn wil, zijn kracht en zijn ijver maken het tot een tastbare werkelijkheid. Jehovah zal dit volbrengen. Wanneer wij dit glorierijke koninkrijk zien, dat hij in werking heeft doen treden, moeten wij er stellig over spreken. Wij weten de noodzakelijkheid van de rechtvaardige regering en wij als Christenen moeten de gehele tijd, „de gehele dag,” anderen er over vertellen (Ps. 145:2, AT). Wij moeten ons als Gods volk kenbaar maken. „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven, en dan zal het volbrachte einde komen.” — Matth. 24:14, NW.
23 Laten wij daarom nu de juiste dingen spreken. Spreek over dit koninkrijk, Jehovah’s blijvende regering, en gij zult leven verwerven. Gij zijt er over te weten gekomen door mondeling onderwijs, en gij kunt op de weg des levens blijven. Op welke wijze? „Laat bovendien een ieder die mondeling in het woord wordt onderwezen, in alle goede dingen delen met hem die dat mondelinge onderwijs geeft” (Gal. 6:6, NW). Gij kunt dit doen door de mondelinge onderwijzer in de prediking te vergezellen, door tezamen met hem over de heerlijkheid van Jehovah’s koninkrijk te spreken, dit bekend te maken, te leren en te verhogen. Gij hebt de verantwoordelijkheid „om de zonen der mensen zijn machtige daden bekend te maken, en de heerlijkheid van de majesteit van zijn koninkrijk.” Door aldus te handelen, kunt gij met de psalmist voortdurend tot Jehovah zeggen: „Uw koninkrijk is een eeuwig koninkrijk, en uw heerschappij duurt alle geslachten door” (Ps. 145:13, KJ). Indien gij leven wenst, moet gij eveneens in de woorden van de jaartekst zeggen: „Elken dag zal ik U zegenen, en Uw naam loven voor eeuwig en altoos!” — Ps. 145:2, Gemser.
24. Is het verkondigen van Jehovah’s opgerichte koninkrijk tot degenen beperkt die er thans een aandeel aan hebben? Waarom ja of neen?
24 Wij zijn niet zo zelfzuchtig om te denken dat dit predikingswerk alleen door hen gedaan zal worden die thans Jehovah’s getuigen zijn. Wij zijn geen geheime, beperkte of gesloten maatschappij of organisatie. Wij nodigen de gehele wereld die wij mondeling onderwijzen, en tot wie wij spreken, uit te komen en met ons in deze goede dingen te delen, met ons deel te hebben aan de vrede en Jehovah’s voornemens te leren kennen opdat ieder „schaap” eveneens zijn ware aanbidder en prediker moge zijn. Wij trachten niet iemand er toe te bewegen zich ergens bij aan te sluiten, maar wij wensen stellig te zien dat mensen leven verkrijgen. Wij wensen niet te sterven en wij willen niet dat anderen sterven; wij wensen dat zij leven; wij wensen dat anderen de Souvereine Regeerder van het universum Jehovah God, erkennen. Dus waarom zouden wij dan niet willen dat zij ons vergezellen in al het mondelinge onderwijs dat wij geven, en spreken, evenals wij spreken?
25, 26. Als vervulling van welke vroegere voorzegging wordt een oprecht welkom tot steeds meer Koninkrijksverkondigers toegeroepen, en hoe wordt dit in de praktijk gedaan?
25 Wij moeten dit predikingswerk thans zonder ophouden doen. En het goede nieuws zal zonder ophouden worden gepredikt, want „de geest en de bruid blijven zeggen: ’Komt!’” Dat daarom „een ieder die hoort, zegge: ’Komt!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.” — Openb. 22:17, NW.
26 Wij kunnen niet zelfzuchtig zijn in deze aangelegenheid. Ga tot uw naasten, uw familieleden, van huis tot huis, en zeg ’Komt! en neemt van dit water des levens, zonder kosten, zonder enige prijs. Neemt het om niet.’ Laat een ieder van ons steeds meer aan ’de zonen der mensen zijn machtige daden bekendmaken, en de de majesteit van zijn koninkrijk.’
[Tabel op blz. 59-61]
HET BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1953 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE GEHELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)