Bent u zo ver dat u de verantwoordelijkheden van een gedoopte Getuige kunt dragen?
„Terwijl zij nu voortgingen op de weg, kwamen zij aan een zeker water, en de eunuch zei: ’Zie! Hier is water, wat belet mij gedoopt te worden?’” — Hand. 8:36.
1. Welke veranderingen brengt de christelijke doop voor iemand mee?
DE STAP van de christelijke doop is als de verandering in het leven van een man die van het ene land naar een nieuw land gaat, een nieuwe taal leert en een nieuw beroep ter hand neemt. De persoon die deze stap doet, verlaat dit oude samenstel met de banden en verplichtingen ervan en komt in nauw contact met degenen die tot Gods geestelijke natie behoren, waardoor hij een deel wordt van de wereldomvattende Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s volk. Hoewel zij nog steeds in de wereld zijn, zijn zij er niet langer een deel van, daar zij thans de macht en het gezag van Gods hemelse regering, zijn koninkrijk, in hun leven erkennen. En in plaats van door nationaliteit of taal verdeeld te zijn, leren zij thans de „zuivere taal” die Jehovah’s gehele volk gezamenlijk spreekt, de taal der waarheid uit de Schrift (Zef. 3:9, NW). Ten slotte nemen zij een nieuwe werktoewijzing op zich, door in de dienst van hun Schepper te gaan, en maken die tot het belangrijkste in hun leven.
2. Hoe kan men een discipel van Christus worden?
2 Bent u gereed voor zulk een stap? Het ligt voor de hand dat er heel wat overweging, plannen maken en bidden voor nodig is. Daarom moedigen Jehovah’s getuigen niemand aan zich overijld te laten dopen zonder eerst grondig te leren wat de doop betekent en wat de verantwoordelijkheden van een gedoopte Getuige zijn. Toch is het werk dat Jezus gebood te doen en waar Jehovah’s getuigen over de gehele wereld mee bezig zijn, oprechte mensen juist op zulk een stap voor te bereiden. Hun werk is ’discipelen van mensen uit alle natiën te maken, hen te dopen en hen te leren’ (Matth. 28:19, 20). Dit is niet louter een kwestie van iemands naam op de ledenlijst van een kerk zetten, of de een of andere geloofsbelijdenis onderschrijven om voor lidmaatschap in aanmerking te komen, welke status dan, ongeacht iemands handelwijze, voor onbepaalde tijd behouden kan worden. Ten einde een discipel van Christus te zijn, moet iemand zich eerst door studie bekwamen, geloof verkrijgen door het Woord van God te horen en dan beslissen de stap te doen zich aan Gods zijde te scharen door zijn standpunt in te nemen als een opgedragen dienstknecht van Jehovah God.
3. Wat dient iemand die belangstelling voor de waarheid toont te verwachten, doch welke zienswijze dient hij te hebben?
3 Degenen die deze weg inslaan, worden meestal aangevallen op een van de vele arglistige manieren die Satan gebruikt om hen die Jehovah verlangen te dienen, te ontmoedigen. Het kan tegenstand van familie of vrienden zijn; het kan alleen maar vrees zijn voor wat anderen zullen denken. Het is echter iets wat te verwachten is, want, zoals Paulus in 2 Timótheüs 3:12 heeft geschreven, zullen „allen die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus wensen te leven, . . . ook vervolgd worden”. Dit is niet het gevolg van enige verkeerde daad van hun zijde, doch is een uitvloeisel van de fundamentele waarheid die Jezus aan zijn discipelen uitlegde: „Als gij een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Daar gij echter geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen daarom haat de wereld u. Denkt aan het woord dat ik tot u heb gezegd: Een slaaf is niet groter dan zijn meester. Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Joh. 15:19, 20). Dit is geen reden tot ongerustheid, want als wij aan Jehovah’s zijde staan, kan Satan niets doen wat ons blijvend nadeel kan berokkenen. Zoals Jezus heeft aangetoond, dient het veeleer een reden tot vreugde van onze zijde te zijn als wij om zijns naams wil lijden ondergaan en, evenals Jezus, het voorwerp van Satans aanvallen worden. — Matth. 5:11.
4. Tot welk begrip dient iemand die de doop overweegt, te komen?
4 Het betekent echter wel dat zij die het werk verrichten dat bestaat in onderwijzen en het maken van discipelen, degenen met wie zij studeren erop moeten voorbereiden van tevoren tegen een dergelijke tegenstand gewapend te zijn. Het is ook een reden waarom iemand die de doop overweegt dit niet overijld dient te doen, doch eerst een goed begrip van Gods Woord, een krachtig geloof in Jehovah en, ongeacht wat er mag komen, de bereidheid hem getrouw te dienen, behoort te hebben. De leerling moet tot het inzicht komen dat Jehovah, door middel van zijn geïnspireerde Woord de bijbel, de Grote Onderwijzer is. In Jesaja 48:17 (NW) wordt hierover gezegd: „Ik, Jehovah, ben uw God, Degene die u leer uzelf baat te verschaffen, Degene, die u doe treden op de weg die gij dient te bewandelen.” Hij leert dat Jehovah niet hem, maar dat hij Jehovah nodig heeft en dat hij in zonde is geboren en derhalve Jehovah’s voorzieningen voor leven en redding door bemiddeling van Christus Jezus nodig heeft. Iedereen, of hij het nu beseft of niet, is trouwens een slaaf van de zonde en tot op het moment dat hij de losprijs aanvaardt waarin Jehovah door bemiddeling van Jezus heeft voorzien, dus zonder hoop op eeuwig leven (Pred. 7:20; Rom. 6:17, 18, 22, 23). Wanneer iemands studie en geloof hem duidelijk laten zien welk een onverdiende goedheid het van Gods zijde is, niet alleen dat hij de waarheid leert kennen, doch dat zijn van harte gedane opdracht door de Schepper wordt aanvaard, kan hij begrijpen waarom de tot de „grote schare” behorende personen die thans deze stap van de opdracht doen, in feite met luide stem uitroepen: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.” — Openb. 7:10.
5. Welke veranderingen kunnen vóór de doop noodzakelijk zijn, zoals door de Schrift te kennen wordt gegeven?
5 Hij kan ook begrijpen waarom er een verandering in iemands leven moet worden aangebracht voordat zijn opdracht voor Jehovah aanvaardbaar is. Jezus heeft gezegd dat „de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden” (Joh. 4:23). Degenen wier aanbidding overeenkomstig de een of andere religieuze vormendienst is, met het doel door mensen gezien te worden, of wier religieuze leringen besmet zijn met onwaarheid, kunnen niet verwachten dat hun wijze van aanbidden God behaagt. In plaats daarvan wordt er betreffende de wereldorganisatie van valse aanbidding een stem uit de hemel gehoord die verklaart: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen.” — Openb. 18:4; Matth. 6:1-5; 1 Kor. 10:20, 21.
6. Welke dingen zijn nu eenmaal vereist, wil iemands opdracht voor Jehovah aanvaardbaar zijn?
6 Sommige personen bemerken dat zij een grote verandering in hun levenswijze moeten aanbrengen, willen zij ervoor in aanmerking komen in opdracht tot Jehovah te naderen. Psalm 15:1-3 vraagt: „HERE, wie mag verkeren in uw tent? Wie mag wonen op uw heiligen berg? Hij, die onberispelijk wandelt en doet wat recht is en waarheid spreekt in zijn hart, die met zijn tong niet lastert, die zijn metgezel geen kwaad doet en geen smaad op zijn naaste laadt.” Dit kan dus vereisen dat men met behulp van Jehovah’s werkzame kracht zijn geest overeenkomstig Jehovah’s denkwijze hervormt en zijn leven in overeenstemming brengt met Zijn rechtvaardige maatstaven. Zij die een losbandig leven blijven lijden en er blijk van geven dat zij meer liefde voor genoegens dan liefde voor God hebben, zij die meer belangstelling hebben voor de begeerten van dit leven dan voor eeuwig leven en tonen dat zij vrienden van dit oude samenstel van dingen zijn, geven daardoor te kennen dat zij vijanden van God zijn. Hij zal niet eens acht slaan op hun gebeden, laat staan een onoprechte opdracht aanvaarden, die erop neerkomt dat zij iets anders doen dan wat zij zeggen. — Jes. 1:15-17; Jak. 4:4.
7. Welk voorrecht en welke verantwoordelijkheid kunnen ons ten deel vallen?
7 Alle mensen met een eerlijk hart die Jehovah’s Woord en voornemens leren kennen, worden echter uitgenodigd deel te nemen aan het grootse werk dat staat opgetekend in Psalm 148:13, 14, NW: „Dat zij de naam van Jehovah loven, want zijn naam alleen is onbereikbaar hoog. Zijn waardigheid gaat aarde en hemel te boven. Looft Jah!” Dit is in feite een van de verantwoordelijkheden van een gedoopte Getuige. God is inderdaad goedgunstig om louter een mens de eer te geven hem op deze wijze te dienen. En in aanmerking genomen welk een voorrecht het is Jehovah op deze wijze te vertegenwoordigen door anderen de waarheid te brengen zoals Jehovah’s getuigen in hun van-huis-tot-huisbediening doen, kunnen wij begrijpen waarom degenen die worden uitgenodigd aan dit werk deel te nemen, personen zijn die niet alleen waardering voor de Schrift en de Koninkrijkshoop hebben gekregen, doch ook hun leven in overeenstemming met Gods wil hebben gebracht. Jezus heeft in Johannes 17:6 in gebed tot zijn Vader gezegd: „Ik heb uw naam openbaar gemaakt aan de mensen die gij mij uit de wereld hebt gegeven. Zij waren van u, en gij hebt hen aan mij gegeven, en zij hebben uw woord onderhouden.” Ja, zulke personen zijn uit dit samenstel met zijn corruptie en geringschatting voor Gods rechtvaardige vereisten gekomen en zijn Gods Woord gaan onderhouden en volgen. Omdat zij „de geboden van God onderhouden”, verwerven zij de bevoegdheid voor „het werk . . . dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus”. — Openb. 12:17.
8. (a) Leg uit hoe iemand die de doop overweegt, zich dient voor te bereiden. (b) Wat zijn enkele van de grondwaarheden waarmee hij bekend dient te zijn?
8 Ten einde de geboden te onderhouden en het getuigeniswerk te verrichten, moet men een nauwkeurige kennis van de waarheid hebben. Paulus merkte in dit verband op: „Gij echter die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet?” (Rom. 2:21) Speciaal vóór zulk een belangrijke stap als de doop is het noodzakelijk een nauwkeurige, fundamentele kennis te krijgen van de Schrift en van wat er van een gedoopte getuige van Jehovah wordt vereist. Doopkandidaten worden daarom aangemoedigd de bijbel zorgvuldig te lezen en te bestuderen. Als hulp bij het verkrijgen van een nauwkeurige kennis heeft het Wachttoren Bijbel en Traktaatgenootschap alle personen aangemoedigd vóór de doop de fundamentele bijbelse leerboeken „Dingen waarin God onmogelijk kan liegen” en Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods (of, als ze in uw taal niet beschikbaar zijn, andere recente publikaties van het Wachttorengenootschap waarin soortgelijk materiaal wordt behandeld) te bestuderen of op zijn minst zorgvuldig te lezen. Deze publikaties helpen de basis te leggen voor een rotsvast geloof daar ze zulke onderwerpen behandelen als hoe wij er zeker van kunnen zijn dat God bestaat, welk heilige boek van religie de waarheid is en hoe men een van Gods mensen van „goede wil” kan worden. Behalve leerstellige inlichtingen, leert de leerling ook de respectieve plaats van man en vrouw in de christelijke gemeente, de belangrijkheid van neutraliteit in dit oude samenstel en de heiligheid van bloed kennen en verneemt hij over de strijd die gevoerd moet worden tegen goddeloze geestenkrachten wil men ten slotte de paradijsachtige zegeningen ontvangen die God heeft weggelegd voor wie hem getrouw dienen.
9. Waarom is het juist dat iemand die de doop overweegt, de gemeenteopziener raadpleegt alvorens zulk een stap te doen?
9 Bovendien heeft het Wachttorengenootschap onlangs in het Engels, en in een aantal andere talen, voorzien in de publikatie „Your Word Is a Lamp to My Foot”, dat de schriftuurlijkheid van Jehovah’s hedendaagse organisatie op aarde aantoont. In het eerste gedeelte van deze publikatie worden enige essentiële bijbelse vragen voorgelegd, te zamen met het antwoord erop in de vorm van aanhalingen uit de Schrift. Wanneer de leerling de opziener van de plaatselijke gemeente raadpleegt en wanneer hij kan bevestigen dat zijn leven in overeenstemming is met het schriftuurlijke patroon en toont dat hij met verstand van zaken commentaar kan geven op deze grondwaarheden, dan is zo iemand inderdaad in de positie zich in gebed aan Jehovah op te dragen en de waterdoop te ondergaan als symbool van zijn opdracht aan het doen van Jehovah’s wil. Zulke voortreffelijke hulpmiddelen voor het verkrijgen van nauwkeurige kennis, waarin Jehovah als de Grote Onderwijzer in deze tijd door middel van zijn communicatiekanaal op aarde heeft voorzien, helpen ons te begrijpen wat Jehovah van elk mens die hem liefheeft en hem wenst te dienen, verlangt. Zo iemand is dan werkelijk in de positie om evenals de Ethiopiër met wie Filippus de waarheid besprak, te zeggen: „Zie! Hier is water, wat belet mij gedoopt te worden?” — Hand. 8:36.
10. (a) Wat betekent de doop voor iemand, en waarom is deze zo belangrijk? (b) Welke zegeningen vallen degene die gedoopt wordt ten deel?
10 Door deze stap van de doop plaatst iemand zich metterdaad aan Gods zijde en bewijst daardoor zijn geloof in Jehovah en in Christus Jezus. Hij neemt de strijd van het christelijke geloof op zich en komt in de rijen van hen die Christus dienen (2 Tim. 2:3, 4). Hij heeft zijn opdracht aan Jehovah in gebed gedaan, waarbij hij in feite heeft besloten zich onvoorwaardelijk aan het doen van Gods wil toe te wijden. Hierin volgt hij het door Jezus gestelde voorbeeld, zoals dit in de Schrift staat opgetekend. Hij geeft te kennen dat hij verlangend is de leiding van Gods heilige geest te volgen. Zulk een handelwijze heeft Gods goedkeuring en brengt de steun van zijn geest en de aanmoediging en hulp van zijn organisatie mee, alsook de verzekering van een goed geweten als gevolg van het feit dat men er oprecht moeite voor doet God volledig te behagen (Mark. 1:9-11; 1 Petr. 3:21). Wanneer iemand dus in het water van de doopgelegenheid wordt ondergedompeld, is het alsof hij symbolisch wordt begraven of sterft ten aanzien van zijn vroegere situatie in het leven en dan wordt opgewekt voor een nieuw begin, gereed en bereid om zich volledig naar Gods leiding in zijn leven te voegen. De doop is derhalve een plechtige aan de Schepper gedane belofte. Aangezien niets in iemands leven een grotere betekenis kan hebben dan zijn verhouding tot God, is zijn doop als een christen derhalve de belangrijkste stap in zijn leven. — Pred. 5:4-6.
11. (a) Hoe verschilt de doop van het persoonlijke gebed dat iemand opzendt wanneer hij zich aan God opdraagt? (b) Wat erkent iemand, zoals hij te kennen geeft door zich te laten dopen?
11 Het is de gewoonte dat tijdens de doop andere opgedragen personen als getuigen van de ceremonie aanwezig zijn. Zij erkennen dat degene die wordt gedoopt in het openbaar verklaart de verantwoordelijkheden en voorrechten te aanvaarden die gepaard gaan met het feit dat men een gedoopte Getuige is. Zij zijn echter niet de enige getuigen. Zoals Jezus zei, wordt iemand gedoopt „in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest”. Wij kunnen er dus zeker van zijn dat Jehovah en Jezus bij zulke gelegenheden belangstellende getuigen zijn. Zij stellen er belang in omdat deze persoon tot de erkenning is gekomen dat Jehovah de Opperste Soeverein en Levengever is en dat Jezus, zijn Zoon en onze Loskoper, de op de troon geplaatste Koning van Jehovah’s nieuwe samenstel van rechtvaardigheid is. Hij erkent de leidinggevende macht en kracht van Jehovah’s geest in zijn leven en beseft dat zijn opdracht en doop hem aan de zijde van de „grote wolk van getuigen” plaatst die thans getrouw de leiding volgen van „de Voornaamste Bewerker en Volmaker van [hun] geloof, Jezus”. — Hebr. 12:1, 2.
12. Waarom is het, ondanks alle obstakels, aan te bevelen de weg van de opdracht aan God te volgen?
12 De doop brengt verantwoordelijkheden en voorrechten, maar ook tegenstand mee. Jezus heeft aangetoond dat men aan deze opdracht van zichzelf aan Jehovah de voorrang moet geven in zijn leven, zelfs boven gezins- of familieleden als zij ertegen gekant zijn. Alleen door zijn getrouwheid zal men Jehovah behagen en misschien zijn familie ervan doordringen hoe belangrijk het is dat ook zij dezelfde getrouwe weg die tot leven leidt, gaan volgen (Rom. 10:13). Jezus heeft hierover gezegd: „Wie zijn martelpaal niet draagt en niet achter mij komt, kan mijn discipel niet zijn” (Luk. 14:26, 27). Bent u daartoe bereid? Het doel waarnaar men streeft, is groot — eeuwig leven. Daar de beloning groot is, is het niet meer dan redelijk dat ze niet gemakkelijk te verwerven is, doch met Jehovah’s hulp kan ze verkregen worden. Jezus heeft de weg die naar deze beloning voert, beschreven als een nauwe poort en smalle weg die weinigen vinden; doch heeft men hem eenmaal gevonden, dan moet men erop blijven, ongeacht de problemen die men erop tegenkomt (Matth. 7:14). Daar Jehovah, om dit vooruitzicht mogelijk te maken, ons door middel van het offer van zijn Zoon zulk een liefde heeft betoond, willen wij, door in overeenstemming met onze opdracht te leven, ook Hem onwankelbare liefde betonen. — 1 Joh. 4:9.
13. (a) Wat betekent de doop niet voor iemand? Waarom? (b) Welke goede schriftuurlijke raad dient een gedoopte christen vooral op te volgen?
13 Is men eenmaal gedoopt, dan gaat men niet heerlijk gemakkelijk zitten en op zijn lauweren rusten, denkend dat men nu heeft gedaan wat God verlangt. Het is niet het einde, maar het begin van de weg, precies zoals Jezus’ leven heeft aangetoond. Ná zijn doop is hij met zijn openbare bediening begonnen en heeft hij zich aan de prediking gegeven, ondanks de tegenstand en haat die door de religieuze klasse van zijn tijd ten toon werden gespreid, welke haat ten slotte alleen werd bevredigd door zijn dood. Daar degene die zich aan Jehovah opdraagt, beseft welk werk hem te wachten staat, wil hij er dus voor zorgen dat hij er goed voor toegerust blijft. Dit betekent studie. Niet louter studie in gemeenteverband, maar ook persoonlijke bijbelstudie, zodat, als hij een overtuigend bijbels antwoord nodig heeft om iemand te helpen de waarheid te begrijpen, hij in staat zal zijn het te geven (1 Tim. 4:16). Spreuken 18:15 zegt hierover: „Het hart van den verstandige verwerft kennis, het oor der wijzen zoekt kennis.” Petrus spoorde aan: „Gaat voort te groeien in de onverdiende goedheid en kennis van onze Heer” (2 Petr. 3:18). Paulus gaf de raad: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden, als een werkman die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid juist hanteert” (2 Tim. 2:15). Ten slotte geeft Hebreeën 6:1 de aanmoediging: „Laten wij . . . tot rijpheid voortgaan.” Een gedoopte Getuige vermindert of staakt zijn studie van de Schrift dus niet, alleen omdat hij nu gedoopt is of misschien omdat degene die daarvóór met hem studeerde ermee is opgehouden deze hulp te geven. In plaats daarvan ziet hij de noodzaak in zelf in kennis en inzicht te blijven groeien; hij stelt dus een definitief schema op voor voortgezette persoonlijke studie en vraagt Jehovah in gebed hem door middel van zijn geest te helpen zijn Woord met het verstrijken der tijd nog beter te begrijpen (Spr. 2:4-6; Jak. 1:5). Hij erkent dat dit een van de verantwoordelijkheden van een gedoopte Getuige is ten einde geestelijk sterk te blijven.
14. (a) In welke regeling heeft Jehovah voorzien voor het welzijn van zijn dienstknechten op aarde, en waarom dient iemand die gedoopt is dus bereid te zijn ermee samen te werken? (b) Wat heeft Jezus over christelijke eenheid gezegd?
14 Zijn studie, evenals zijn omgang met Jehovah’s volk, helpen hem te begrijpen dat Jehovah niet alleen een hemelse organisatie heeft, maar ook een aardse, zichtbare organisatie van mensen die zijn wil doen. Jezus heeft voorzegd dat er onder zijn volk een „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse zou zijn die Gods gezin van toegewijde dienstknechten op aarde het geestelijke voedsel zou verschaffen en die als zijn communicatiekanaal zou optreden en er toezicht op zou uitoefenen dat de Koninkrijksbelangen over de gehele wereld worden behartigd (Matth. 24:45-47). Deze gezalfde opzieners dienen alsof zij in hun activiteiten door de rechterhand van Christus worden geleid. Zij hebben dezelfde zienswijze als Jezus had toen hij tot Jehovah zei: „Niet mijn wil, maar de uwe geschiede” (Luk. 22:42). Om de harmonie te illustreren die in Jehovah’s organisatie zou heersen, vergeleek Jezus haar in Johannes 15:1-10 met een wijnstok met ranken. Jehovah is de grote Bebouwer, Jezus is de wijnstok en degenen die in geestelijke eendracht met hem komen, zijn de ranken. Hieruit blijkt duidelijk dat het noodzakelijk is de organisatie die Jehovah in deze tijd op aarde heeft, te erkennen. Het is een produktieve wijnstok welke vruchten draagt die door Armageddon heen zullen blijven bestaan. — Hebr. 13:7, 17.
15. Welke goede vruchten moeten alle christenen trachten voort te brengen?
15 Wat voor soort van vruchten moeten de ranken van de wijnstok voortbrengen ten einde Gods gunst te hebben en te voorkomen dat zij als onproduktieve scheuten worden weggesnoeid? In werkelijkheid noemt de Schrift twee soorten van vruchten die een christen moet trachten aan te kweken. Eén is de vrucht van de geest, waaronder liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid en zelfbeheersing (Gal. 5:22, 23). Deze hoedanigheden moeten worden voortgebracht, wil men in overeenstemming met Christus blijven en Jehovah behagen. Wij willen zulke vruchten echter niet alleen in onszelf zien, maar ook in anderen. Zij die discipelen van Christus zijn, begrijpen dat het Jehovah’s wil is dat zij ook anderen tot discipelen maken. Spreuken 11:30 zegt: „De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens, en wie wijs is, wint harten. Dit was het werk waarmee Paulus en de vroege christenen zich toegewijd bezighielden. Paulus schreef aan de Romeinen (1:13) dat hij hoopte te komen om onder hen te dienen, opdat hij ’ook onder hen enige vrucht mocht oogsten, evenals onder de overige natiën’. Hij doelde hiermee op de Koninkrijksvruchten of christelijke discipelen. Een ieder die zich aan Jehovah opdraagt, heeft in dit opzicht de verantwoordelijkheid te trachten vrucht te oogsten door mensen der natiën tot discipelen te maken.
16. Hoe zet de Schrift uiteen welke handelwijze voor een christen verstandig is en welke verantwoordelijkheid hij draagt?
16 Paulus was zich zo sterk van deze verantwoordelijkheid bewust dat hij zei: „Indien ik nu het goede nieuws bekendmaak, is dat geen reden voor mij om te roemen, want de noodzaak is mij opgelegd. Werkelijk, wee mij indien ik het goede nieuws niet zou bekendmaken!” (1 Kor. 9:16). Dit is geen werk dat wij louter uit eigen kracht doen, doch, zolang wij ons voorbereiden en ons deel doen, kunnen wij zeker zijn van de hulp van Jehovah’s geest. Het is Jehovah die, als gevolg van de activiteiten van zijn dienstknechten over de gehele aarde, de vrucht en toename geeft. Een ieder die zich aan Jehovah opdraagt, heeft een ernstige verantwoordelijkheid voor het aangezicht van zijn Schepper. Ezechiël 33:8 zegt: „Spreekt [gij] niet om den goddeloze te waarschuwen voor zijn weg, dan zal die goddeloze in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen.” Hoeveel meer geluk schenkt het dan ook, actief aan het geven van de waarschuwing deel te nemen en dientengevolge de vreugde te smaken vele rechtgeaarde personen voor leven in Jehovah’s paradijsachtige nieuwe samenstel te redden! Tot zulke personen zei Jezus: „Ik zeg u dan: Belijdt iemand voor de mensen dat hij in eendracht met mij is, dan zal ook de Zoon des mensen voor de engelen van God belijden in eendracht met hem te zijn.” — Luk. 12:8.
17. Waarvan kan iemand die zich aan Jehovah heeft opgedragen, ondanks moeilijkheden, zeker zijn?
17 Welk een reden tot vreugde de gunst van de Zoon te bezitten! Wie in een opgedragen verhouding tot Jehovah komt te staan en Jezus als zijn Middelaar aanvaardt, krijgt dus automatisch verantwoordelijkheden te dragen; men ontvangt ook vele zegeningen en veel vreugde. Zo iemand erkent dat Jehovah zijn sterkte en bron van hulp is, Degene die zijn volk redt en leidt (Ps. 28:7-9). Hij bemerkt dat de dienst die hij voor Jehovah verricht, verre van een last te zijn, hem veel vreugde geeft en een bron van verkwikking is (1 Joh. 5:3). Wie in zijn leven gelegenheid blijft vinden voor Koninkrijksbelangen en de eerste plaats inruimt voor Jehovah en zijn dienst, zal, ook al staat hij onder druk van familie of vrienden, of ook al zijn de omstandigheden op het moment moeilijk, de weg voor hem geëffend vinden. Dit was het geval met de terugkerende ballingen uit Sion en het is ook het geval met de geestelijke Israëlieten in deze tijd. Psalm 126:5, 6 (NW) verklaart hierover: „Wie met tranen zaaien, zullen zelfs met vreugdegeroep oogsten. Wie zonder mankeren heengaat, al is het wenend, terwijl hij een zak vol zaad bij zich draagt, zal zonder mankeren met vreugdegeroep terugkomen, terwijl hij zijn schoven draagt.”
18. Wat dient een ongedoopt persoon te doen, en met welk doel voor ogen?
18 Welk een voorrecht is het de waarheid te kennen en enig aandeel te hebben aan het bevorderen van de Koninkrijksbelangen in deze „laatste dagen”. Voor degenen onder u die de doop overwegen, is het nu de tijd u erop voor te bereiden door een zorgvuldige studie te maken, door uw leven in overeenstemming met Jehovah’s rechtvaardige vereisten te brengen en door tot Jehovah om zijn leiding te bidden. Wees dan niet terughoudend, doch ga, evenals Jezus, voorwaarts tot grotere dienst en ontvang Jehovah’s goedkeuring. En voor hen die deze stap hebben gedaan: laat een ieder in overeenstemming leven met de verantwoordelijkheden die met zijn opdracht aan Jehovah gepaard gaan, wetend dat de „liefderijke goedheid [u toebehoort], o Jehovah, want gijzelf vergeldt een ieder naar zijn werk” (Ps. 62:12 [13], NW). Laat allen zien dat u van het oude naar het nieuwe samenstel bent gegaan, dat u de zuivere taal der waarheid hebt geleerd en thans, onder leiding van Christus de koning, in staat bent anderen te onderwijzen, omdat u gewillig de verantwoordelijkheden hebt aanvaard van een gedoopte getuige van Jehovah. — Luk. 9:59-62.