Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w55 15/7 blz. 212-220
  • Bewaar uw plaats

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Bewaar uw plaats
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • GODS SCHERPE GEZICHTSVERMOGEN
  • DE EERSTE DIE ZIJN PLAATS VERLIET
  • HET RICHTSNOER WAARDOOR MEN IN ZIJN PLAATS KAN BLIJVEN
  • IEMANDS PLAATS IN DE NIEUWE-WERELDMAATSCHAPPIJ
  • GOD HOUDT ZICH AAN DE GEGEVEN TOEWIJZINGEN
  • Een sterke toevlucht in deze tijd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • De exclusieve God
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1953
  • Is God verantwoordelijk voor de wereldellende?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • Het visioen van de „Tijd van het einde”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehova’s koninkrijk 1951
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
w55 15/7 blz. 212-220

Bewaar uw plaats

„Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.” — Ps. 32:8.

1. Waarom is het belangrijk te beschouwen welke plaats men in verhouding tot Jehovah inneemt?

JEHOVAH, de grote Schepper van het universum, weet de juiste plaats voor alle bezielde en onbezielde dingen. Hij heeft niet alleen alles geschapen, maar heeft alles ook een plaats gegeven. Het is voor alle personen, voor zowel meer als minder begaafde mensen, goed dat zij dagelijks hun gedachten laten gaan over de verhouding waarin zij staan tot Jehovah en de menigte van andere voorwerpen en levende schepselen die Jehovah rondom hen heeft geplaatst. Door dit te doen, zullen zij worden geholpen de majesteit, eer en grootheid van Jehovah te beseffen en te waarderen, en zij zullen er door worden geholpen hun plaats te vinden in Jehovah’s grootse regeling van dingen in dit wonderbaarlijke universum.

2. Hoe toont de psalmist aan welke verhouding er bestaat tussen Jehovah’s grootheid en datgene wat Hij had verricht?

2 De psalmist was een persoon die dit heeft gedaan en zijn woorden zijn tot ons welzijn in Psalm 104 opgetekend. In de eerste verzen brengt hij onder woorden dat het voor een schepsel noodzakelijk is Jehovah te zegenen wegens Jehovah’s grootheid: „Zegen Jehovah, o mijn ziel. O Jehovah mijn God, gij zijt zeer groot; gij zijt met eer en majesteit bekleed; die u zelf met het licht bedekt als met een mantel; die de hemelen uitstrekt gelijk een gordijn” (Ps. 104:1, 2, AS). In deze verzen brengt de psalmist Jehovah’s grootheid in verband met daden welke hij heeft verricht met het doel aan de dingen een plaats toe te wijzen, doordat hij opmerkt dat Jehovah degene is die de hemelen in hun plaats heeft gezet door ze „gelijk een gordijn” uit te strekken.

3, 4. Noem enkele dingen waaraan Jehovah een plaats heeft toegewezen.

3 Het uitstrekken van de hemelen is slechts het begin van de vele onderdelen van Jehovah’s grote werk dat er in bestaat aan de verschillende dingen een plaats toe te wijzen. De psalm gaat verder en noemt voor ons welzijn vele dingen op, van engelen in de hemelen tot dieren en onbezielde dingen op de aarde toe. „Hij zoldert zijn opperzalen in de wateren, Hij maakt de wolken tot zijn wagen, Hij wandelt op de vleugelen van den wind. Hij maakt de winden tot zijn boden [of, zijn engelen winden], laaiend vuur tot zijn dienaren. Hij heeft de aarde op haar grondslagen gevestigd, zodat zij nimmermeer wankelt” (Ps. 104:3-5, NBG). Het is belangrijk in deze tijd, waarin maatschappelijke beroeringen de mensheid teisteren en waarin de aarde vernietigd dreigt te worden door buitengewoon krachtige vernietigingswerktuigen welke zich in mensenhanden bevinden, op te merken dat er in de Schrift de aandacht op wordt gevestigd dat Jehovah de aarde heeft geplaatst waar ze is, op fundamenten die zich in de ruimte bevinden, en dat hij heeft verordend dat ’ze nimmermeer zou wankelen.’ De schrijver van deze psalm wist veel over de geschiedenis van de schepping der aarde, en hij schreef over de vloed welke ten tijde van Noach op de aarde was en over de physieke beroeringen die daarvan het gevolg waren, waardoor de aarde haar tegenwoordige gedaante heeft gekregen, met hoge bergen en diepe oceanen, zoals in de verzen 6-9 (NBG) wordt opgemerkt: „De waterdiepte — Gij hebt haar als met een kleed bedekt, boven de bergen stonden de wateren; zij vloden voor uw dreigen, zij haastten zich weg voor de stem van uw donder; bergen rezen op, dalen zonken neer op de plaats waar Gij hun grondslag hebt gelegd. Gij hebt een grens gesteld, die zij niet overschrijden: zij zullen de aarde niet weer bedekken.” Merk de gepaste waardering op voor Jehovah’s macht, welke is gebruikt om grenzen te stellen aan het water, zodat het in zijn plaats moet blijven.

4 Behalve dat het water in de zeeën nodig is, is het natuurlijk eveneens in alle delen der aarde nodig ten einde de planten van water te voorzien en drinken te verschaffen voor alle levende schepselen. Jehovah heeft plaatsen gemaakt zodat er zelfs hoog in de bergen water te vinden is, hetgeen praktisch is voor andere dingen van zijn schepping die zich in alle delen der aarde bevinden. „Die de bronnen in de dalen doet ontspringen, zij vloeien tussen de bergen; zij drenken alle dieren des velds, de woudezels lesschen hun dorst. Bij hen wonen de vogelen des hemels en zingen tusschen de takken” (Ps. 104:10-12 OB). Grote wijsheid en harmonie worden aan de mens onthuld wanneer hij opmerkt hoe Jehovah op juiste wijze regelingen heeft getroffen voor de watervoorziening — een van de grote levensbehoeften.

5. Hoe verschaft Jehovah voedsel voor levende schepselen die in verscheidene delen van de aarde zijn geplaatst?

5 Er is niet alleen water maar ook voedsel nodig om het leven te onderhouden. De combinatie van water en aarde maakt het mogelijk dat er planten groeien en voorziet op overvloedige wijze in deze behoefte. „Hij drenkt de bergen uit zijn opperzalen, van de vrucht uwer werken wordt de aarde verzadigd. Hij doet het gras ontspruiten voor het vee, het groene kruid ter bewerking door den mens, brood [voedsel] uit de aarde voortbrengende en wijn, die het hart des mensen verheugt, het aangezicht doende glanzen van olie; ja, brood, dat het hart des mensen versterkt.” — Ps. 104:13-15, NBG; AS.

6, 7. Welke dingen noemt de psalmist nog meer als zijnde in hun juiste plaats?

6 Nadat de psalmist zijn gedachten had laten gaan en had geschreven over de wonderbaarlijke en volmaakte wijze waarop er plaatsen waren toegewezen aan de voorzieningen voor de behoeften van de levende schepselen, gaf hij blijk van waardering en begrip voor het feit dat bepaalde dieren en vogels verscheidene plaatsen toegewezen hadden gekregen. Tot op deze dag bevinden deze zelfde schepselen zich in dezelfde woonplaatsen. „De bomen van Jehovah worden verzadigd, de cederen van den Libanon, die Hij heeft geplant, waar de vogels nestelen. Des ooievaars huis zijn de cypressen, de hoge bergen zijn voor de steenbokken, de rotsen een schuilplaats voor de klipdassen.” — Ps. 104:16-18, NBG.

7 Er zijn nog andere scheppingen welke niet onopgemerkt aan het oog voorbijgaan, en de aandacht van de psalmist wordt geboeid doordat ze te allen tijde op wonderbaarlijke wijze en zonder te falen op hun juiste plaats blijven. Dit zijn de zon en de maan. „Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden, de zon kent den tijd van haar ondergang” (Ps. 104:19, NBG). Gedurende ontelbare jaren heeft Jehovah niet alleen onze zon en maan maar ook talloze milliarden andere sterren en de planeten nauwkeurig in hun plaats gehouden. Zelfs klokken en uurwerken die tot op een onderdeel van een seconde nauwkeurig zijn, kunnen aan de hand van deze scheppingen worden gecontroleerd.

8. Welke verschillende werkzaamheden geschieden er gedurende de nacht en overdag?

8 Er wordt een aanzienlijke verscheidenheid van werkzaamheden op de aarde verricht terwijl de dagen onophoudelijk voortduren en daglicht en duisternis elkaar afwisselen. „Beschikt Gij duisternis, dan wordt het nacht, dan roert zich al het gedierte van het woud; de jonge leeuwen brullen om roof en begeren hun spijze van God. Gaat de zon op, dan trekken zij zich terug en leggen zich neer in hun holen. De mens gaat dan uit tot zijn werk, en naar zijn arbeid tot den avond toe” (Ps. 104:20-23, NBG). Er is een volmaakte dooreenweving van doeleinden en plaatstoewijzingen doordat Jehovah de mens, de dieren, de vogels, vissen, planten, wateren, aarde, zon, maan, planeten, sterren, bergen, dalen, rivieren, enz., de plaatsen heeft toegewezen welke hij hun heeft gegeven en doordat hij een ieder iets bepaalds heeft toegewezen of een bepaald werk te doen heeft gegeven. Men zou tot geen andere gevolgtrekking kunnen komen dan die waartoe de psalmist is gekomen: „O Jehovah, hoe menigvuldig zijn uw werken! Met wijsheid hebt gij ze alle gemaakt; de aarde is vol van uw rijkdommen.” — Ps. 104:24, AS.

GODS SCHERPE GEZICHTSVERMOGEN

9. Waartoe dienen deze wonderen der schepping de mensen te bewegen? Doen zij dit?

9 De psalmist gaat in deze 104de psalm verder en vestigt de aandacht op nog meer harmonie en wonderen der schepping, maar enkel en alleen al de feiten die hierboven zijn genoemd, dienen de mensen er toe te bewegen iets omtrent God te weten te komen, hem te willen loven en hem op de juiste wijze te willen aanbidden. De apostel Paulus vestigt er trouwens de aandacht op dat de mens in werkelijkheid geen verontschuldiging heeft God niet te kennen. „Hetgeen omtrent God bekend kan zijn, [is openbaar] onder hen, want God heeft het hun geopenbaard. Want zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze uit het geschapene worden begrepen, zelfs zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn; want, hoewel zij God kenden, hebben zij hem niet als God verheerlijkt noch hebben zij hem gedankt, maar zij werden leeghoofdig in hun redeneringen en hun onverstandig hart werd verduisterd. Hoewel zij beweerden dat zij wijs waren, zijn zij dwaas geworden en zij hebben de heerlijkheid van de onverderfelijke God veranderd in iets wat gelijkt op het beeld van een verderfelijk mens en van vogels en viervoetige schepselen en kruipende dingen” (Rom. 1:19-23, NW). De mens heeft niet naar de schepping gekeken ten einde uit haar wonderen te leren dat er een God bestaat die groot is en met eer en majesteit is bekleed, maar hij heeft op dwaze wijze de schepping zelf aanbeden. Tegenwoordig aanbidden de mensen geld, macht en een grote naam, en ten einde deze dingen te verwerven, begeven zij zich tot alle soorten van goddeloosheid en bootsen niet de liefderijke kenmerkende eigenschappen van de Schepper na, waardoor hij voor alles voorzieningen heeft getroffen. Eigenlijk geeft de mens door zijn verkeerde handelwijze en doordat hij Jehovah negeert, te kennen dat Jehovah hem in zijn kwade handelingen zelfs niet ziet. De meerderheid der menselijke maatschappij keert op egoïstische wijze de Schepper de rug toe, terwijl zij er zonder zich om hem te bekommeren, mede voortgaan de dingen op hun wijze te doen.

10. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat God alles wat de mens doet, ziet?

10 Maar is het waar dat Jehovah hen ziet? Is de bevolking der mensheid zo groot geworden dat hij de dingen niet meer kan besturen? Neen! Zeker niet! Jehovah is niet zulk een zwakke God. Zijn wijsheid en verstand zijn oneindig. De mens wordt zeer wijs geacht wanneer hij grotere telescopen bouwt en enkele duizenden sterren meer kan tellen van de ontelbare milliarden sterren welke zich in de hemelen bevinden. Toch zijn er hele melkwegen die de mens zelfs met zijn telescopen nauwelijks kan zien. Maar Jehovah ziet niet alleen alle sterren en telt het aantal er van, maar hij noemt ze ook alle bij hun naam. „Die de menigte der sterren telt, en ze allen oproept bij name. Groot is onze Heer, en groot is zijn macht, en zijn wijsheid is onuitsprekelijk” (Ps. 146:4, 5, Belg. PB; 147:4, 5, Statenvert.). God verliest de dingen niet uit het oog. Hij weet wat gij doet, hoe belangrijk of onbelangrijk gij u ook in deze wereld moogt voelen. Zelfs tot op de nietige levensvormen wordt Gods zorg voor bijzonderheden gevoeld. Beschouw de nietige mug, die iemand zo hindert wanneer ze rond zijn hoofd vliegt, of de bijna onzichtbare zandvlo, die de huid zo irriteert. Dat deze insecten in zulke grote aantallen aanwezig zijn, toont dat ze de organen bezitten die noodzakelijk zijn voor het leven en ten einde zich in grote aantallen voort te planten. Niets werd uit vergeetachtigheid weggelaten, ze hebben alles wat voor hun levensonderhoud nodig is.

11. Kunnen de onbezielde dingen en de lagere dieren uit hun plaats gaan? Waarom?

11 Het is het zeer zeker waard wanneer wij er de tijd van afnemen om ernstig na te denken over de macht welke Jehovah heeft ten toon gespreid door zo vele dingen te scheppen, en hij heeft regelingen getroffen dat ze in hun respectieve en juiste plaatsen blijven, ook al loopt hun aantal in de millioenen en nog eens millioenen. De onbezielde dingen worden door verscheidene natuurwetten bestuurd — zoals de wet der zwaartekracht, de wet der centrifugale kracht, enz. De levende dingen zijn aan wetten betreffende de „soort” gebonden. Het is onmogelijk dat enig levend schepsel met een andere familie-„soort” kruist, iets nieuws voortbrengt en een nieuwe plaats schept waarin Jehovah niet heeft voorzien. Zelfs door opwekking en door forceren, doordat de mens in al zijn laboratoria pogingen heeft gedaan met X-stralen, violette stralen, antiseptische toestanden, enz., zijn er nooit nieuwe „soorten” gevormd of geschapen en blijven alle dingen in de plaats die Jehovah voor ze heeft gemaakt. Sommigen denken dat een muilezel een uitzondering is op de bovenvermelde verklaring, maar een muilezel is op zichzelf geen familiesoort daar hij zich niet kan voortplanten. Wanneer muilezels met volop goed voedsel en water aan zichzelf overgelaten zouden worden, zouden ze na verloop van tijd uitsterven. Alle ware „soorten” des levens blijven voortleven wanneer er voldoende voedsel en water ter beschikking is.

DE EERSTE DIE ZIJN PLAATS VERLIET

12. Wat valt er te zegen over de engelen?

12 Zelfs de engelen in de hemel hebben een bepaalde plaats welke God voor hen heeft gemaakt en verschaft. Natuurlijk zijn zij niet aan dezelfde wetten gebonden als zulke lage scheppingsvormen, zoals onbezielde dingen en zoals planten en dieren. Er wordt van hen echter verwacht dat zij in hun juiste plaats blijven, en wanneer zij zulk een toegewezen plaats verlaten, gaat dit met rampzalige gevolgen gepaard. In de Schrift wordt ons verteld over een zekere engel, een cherub, die zijn toewijzing verliet, en over de gevolgen. Het is de engel die in de hof van Eden was aangesteld als opziener en zijn toewijzing in de steek liet doordat hij Satan de Duivel werd. Het verslag vertelt dat hij oorspronkelijk grote wijsheid bezat, volmaakt was en als een deel van Jehovah’s organisatie in een bepaalde positie was geplaatst. „Gij verzegelaar der som, vol van wijsheid en volmaakt in schoonheid! Gij waart in Eden, Gods hof; alle kostelijk gesteente was uw deksel, . . . Gij waart een gezalfde, overdekkende cherub; en Ik had u alzo gezet; gij waart op Gods heiligen berg; gij wandeldet in het midden der vurige stenen. Gij waart volkomen in uw wegen, van den dag af, dat gij geschapen zijt, totdat er ongerechtigheid in u gevonden is. Door de veelheid uws koophandels hebben zij het midden van u met geweld vervuld, en gij hebt gezondigd; daarom zal ik u ontheiligen van Gods berg, en zal u, gij overdekkende cherub! verdoen uit het midden der vurige stenen!” (Ezech. 28:11-16). Er wordt zeer uitdrukkelijk medegedeeld dat aan deze engel een bepaalde plaats in Gods organisatie werd toegewezen, en dat hij toen hij ongehoorzaam was aan de instructies voor het nakomen van zijn verplichtingen, uit Jehovah’s organisatie werd geworpen. Sommige religieuze organisaties trachten iemand te doen geloven dat Satan niet uit Jehovah’s organisatie werd geworpen maar dat hij slechts een verandering van toewijzing kreeg door te zeggen dat Satan nu voorman is in een plaats welke zij het „hellevuur” noemen en dat hij een rood kostuum draagt, een hooivork bij zich heeft en de vuren stookt. In de Bijbel wordt echter anders getuigt, zoals in Judas 6 (NW) wordt getoond: „En de engelen die hun oorspronkelijke positie niet behielden doch hun eigen juiste woonplaats verlieten, heeft hij voor het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder dikke duisternis bewaard.” Hun plaats te verlaten, betekent een volledige vernietiging, daar er in een harmonieus universum geen plaats is voor onenigheid en ongehoorzaamheid. In symbolische taal onthult Johannes ons dit feit, terwijl hij schrijft over de gehele goddeloze troep demonen en alle goddeloze personen, en de woorden „hemel” en „aarde” gebruikt om hen te symboliseren: „En ik zag een grote witte troon en degene die er op was gezeten. Van voor hem vloden de aarde en de hemel weg, en er werd geen plaats voor ze gevonden.” — Openb. 20:11, NW.

13. Welk bewijs hebben wij dat Jehovah de dingen onder controle kan houden?

13 Voor degenen die denken dat Jehovah zulk een geweldig groot stelsel als er thans zowel in het geestenrijk als in het physieke rijk bestaat, niet kan vernietigen, dient een korte beschouwing van de macht welke hem ter beschikking staat, hen van gedachten te doen veranderen. Grote legerscharen engelen zijn in hun plaats gebleven en brengen op gehoorzame wijze het werk ten uitvoer dat hun in Gods volmaakte organisatie is toegewezen. Daniël ontving in een visioen een aanduiding omtrent het aantal van hen. „Duizendmaal duizenden dienden Hem, en tien duizendmaal tien duizenden stonden voor Hem” (Dan. 7:10). Wanneer Johannes de legerscharen engelen beschrijft welke zich in de hemel bevinden en op het ogenblik in slagorde staan opgesteld tegen de goddeloze krachten, schrijft hij: „En het aantal van de legers der ruiterij was twee myriaden maal myriaden [twintigduizend maal tienduizend; dat wil zeggen, 200.000.000]: ik hoorde het aantal van hen” (Openb. 9:16, NW). De macht van zulke legerscharen kan worden beseft wanneer wij over de activiteit van slechts één engel lezen, die door Jehovah werd gebruikt om 185.000 menselijke soldaten in één nacht te verdelgen (2 Kon. 19:35). Een atoombom kan in een onderdeel van een seconde 60.000 personen en meer verdelgen. Maar wanneer de bom eenmaal is geëxplodeerd, is de energie van de bom volledig verbruikt. Engelen kunnen de vernietigingsdaad net zo vaak herhalen als nodig is. Wanneer men deze macht met honderden millioenen malen vermenigvuldigt en ze als een macht beschouwt welke voortdurend kan worden aangewend, wordt men er toe gedwongen de gevolgtrekking te maken dat de macht van de mens zelfs nog niet vergeleken kan worden met Gods macht.

14. Welke houding zullen wij aannemen jegens de goddelozen, daar wij op Jehovah’s macht vertrouwen?

14 Wanneer een Christen het voorgaande beseft en tevens beseft dat God weet wat er gebeurt en dat hij niets over het hoofd ziet of mist, zal dit hem helpen zich niet al te bezorgd te maken over de goddelozen. Vrijwel alle mensen, evenals velen van de engelen, hebben de plaats welke hun door Jehovah was toegewezen, verlaten en weigeren hardnekkig zijn raad te gehoorzamen. De verkwisting van duizenden en nog eens duizenden levens op de slagvelden, milliarden guldens aan uitrusting, en de zeer vele pogingen welke in deze tijd door de mensheid worden gedaan, zijn vergeefs en kunnen het kwaaddoen niet uitroeien. In plaats daarvan gaat de gehele maatschappij des mensen gestadig achteruit in haar hardnekkige loopbaan, terwijl ze haar goddeloze oogst van hebzucht, zelfzucht, misdadigheid, oneerlijk winstbejag, corruptie, ongehoorzaamheid, oneerlijkheid, enz., binnenhaalt. De mens Gods windt zich niet al te zeer op over de werkzaamheden van deze goddeloze en trotse personen en hij verzint in zijn geest geen plaatsen van eeuwige kwelling na dit leven als een straf voor de goddelozen. Maar hij beseft dat God de situatie meester is en wacht op hem, terwijl hij zich niet vertoornt. ’Vertoorn u niet over de boozen, wees niet nijdig over de kwaaddoeners; want gelijk het gras worden zij haast afgesneden, en als het groene kruid zullen zij verwelken. Wees stil voor Jehovah [Vertrouw op Jehovah] en wacht [geduldig] op hem; vertoorn u niet over dengeen wiens moedwil gelukkig slaagt. Sta af van toorn en verlaat de gramschap; vertoorn u niet, zoodat gij ook het kwade doen zoudt. Want de boozen worden uitgeroeid; maar wie Jehovah verwachten, zullen het land beërven. Het is nog maar een kleine tijd en de goddelooze is niet meer; en als gij naar zijne plaats zult zien, zal hij weg zijn. De goddelooze dreigt den rechtvaardige, en knerst met de tanden tegen hem: maar Jehovah belacht hem, want hij ziet, dat zijn dag komt’ (Ps. 37:1, 2, 7-10, 12, 13, Lu; AS). De onvolmaakte mens, die het kwaad tracht uit te roeien, bedrijft zelf kwaad. Zij die op Jehovah wachten, vertrouwen en weten dat hij zorg zal dragen voor de goddelozen, terwijl hij in zijn gehele uitgestrekte en glorierijke universum absoluut geen plaats voor hun bestaan zal overlaten.

HET RICHTSNOER WAARDOOR MEN IN ZIJN PLAATS KAN BLIJVEN

15. Hoe kan de mens weten waar zijn juiste plaats is?

15 Deze beloofde reiniging spoort met verstand begaafde en oprechte mannen en vrouwen er toe aan dat zij verlangend zijn te vernemen waar hun plaats in Jehovah’s ogen is. Heeft God natuurwetten waardoor zij aan een bepaalde plaats zijn gebonden? Wordt de mens er toe gedwongen in zijn plaats te blijven? Wordt ons in de Schrift verteld waar de plaats van de mens is en hoe hij in die plaats kan komen en er in kan blijven? David bracht de waarheid tot uitdrukking ten aanzien van de aangelegenheid en hij toont ons dat het voor de mens mogelijk is in een verhouding tot zijn Schepper te staan, en dat het geraken tot in deze verhouding, voor de mens betekent dat hij zich in een veilige plaats bevindt waar hij beschermd en bevrijd zal worden. „Gij zijt mij een verberging, Gij bewaart mij voor benauwdheid, Gij omringt mij met jubelzangen van bevrijding, sela” (Ps. 32:7, NBG). Nadat de mens tot uitdrukking heeft gebracht dat hij zijn afhankelijkheid van Jehovah erkent, zoals in deze psalm wordt getoond, antwoordt Jehovah hem in de volgende twee verzen en geeft nauwkeurig te kennen welke regelingen hij heeft getroffen om de mens in diens plaats te zetten en welke regelingen hij heeft getroffen opdat de mens zijn plaats kan bewaren. „Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn. Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake.” — Ps. 32:8, 9.

16. Waarom gebruikt God voor het leiden van de mens andere middelen dan voor dieren?

16 Uit deze twee verzen blijkt duidelijk dat Jehovah zijn schepselen kent en weet wat hij moet gebruiken ten einde hen in hun juiste plaats te houden. Bij de mens, die met een wonderbaarlijk verstand werd geschapen, hetwelk in zeer grote mate superieur is aan het brein van enig dier, is het intellect het gedeelte van de mens dat leiding nodig heeft en door het intellect wordt de mens geleid. Daarom heeft God voor de mens niet in dezelfde soort van grenzen voorzien als voor de lagere schepping, maar hij heeft voor hem in raadgevingen voorzien. Derhalve hebben verstandige mensen op vele plaatsen in de Schrift gesproken over de waarde van Gods geschreven Woord als een richtsnoer voor hen en als een licht voor hun pad. In de bovenstaande verzen van Psalm 32 stelt Jehovah daarom het middel waardoor de mens wordt geleid tegenover dat waardoor een paard of een muilezel wordt geleid. Daar een paard of een muilezel een brein heeft dat zeer inferieur is, moeten zulke dieren door physieke middelen — een gebit en toom — naar die plaatsen worden geleid waarnaar men wenst dat ze zullen gaan. De mens dient daarom niet te verwachten dat God voor hem in dat zelfde zou voorzien, want zeer zeker weet God dat de mens op een veel hoger niveau werd geschapen en op een superieure wijze geleid kan worden. Daarom wordt aan de mens de raad gegeven dat hij niet gelijk een paard of muilezel moet zijn. Jehovah dwingt of beweegt de mens er niet toe bepaalde dingen te doen. Hij gebruikt de juiste manier — hij geeft raad, welke de mens tot zich kan nemen door middel van zijn ogen, door te lezen, en door middel van zijn oren, door te horen, en welke raad hij in zijn geest kan opslaan, terwijl hij vervolgens de inlichtingen gebruikt om zijn schreden er door te laten leiden en zijn daden er door te laten beheersen.

17. Hoe belangrijk maakt dit de Bijbel?

17 Hierdoor wordt er duidelijk veel nadruk gelegd op de belangrijkheid van de Bijbel. De Bijbel is Gods voorziening waardoor wij worden geholpen te weten wat wij moeten doen en hoe wij het moeten doen, zodat wij hem niet alleen kunnen behagen maar ook in een plaats kunnen komen welke volledig in overeenstemming is met de werkzaamheid van het gehele universum. Het is een voorziening welke de gehoorzame mensheid in staat zal stellen wederom in de verhouding tot Jehovah te geraken welke Adam werd voorgesteld. Wanneer hij gehoorzaam was geweest aan Gods instructies, zou hij zelfs tot op onze tijd en nog lang daarna hebben kunnen blijven leven. Wanneer iemand derhalve in deze tijd Jehovah’s raad wil aanvaarden, kan hij vooruitzien naar de onverdiende gave van eeuwig leven.

18. Hoe toont iemand dat hij zich in zijn juiste plaats bevindt?

18 Ja, de juiste plaats van de mens bestaat hierin, dat hij God met geest en waarheid aanbidt. Dit kan niet worden gedaan zoals sommigen hebben getracht door kluizenaars en monniken te worden en zich af te zonderen. Het grote Voorbeeld, Christus Jezus, heeft ons echter getoond dat God op de juiste wijze door de mens wordt aanbeden wanneer deze in het openbaar Gods voornemens, zijn hoedanigheden en zijn kenmerkende eigenschappen aan andere menselijke schepselen bekendmaakt. Jezus gaf al zijn discipelen de raad druk bezig te zijn met het bekendmaken van de Koninkrijksboodschap. Hij gaf blijk van zijn getrouwheid door het zelf te doen, ook al werd hij ter wille daarvan gedood. God aanbidden, is een noodzakelijk onderdeel van ’s mensen dagelijkse leven. En het is noodzakelijk zolang de mens leeft. „Elken dag zal ik U zegenen, en Uw naam loven voor eeuwig en altoos!” (Ps. 145:2, Gemser). De mens dient deze raad derhalve thans te aanvaarden en niet te weigeren of gelijk een hardnekkige muilezel tegen te stribbelen, maar gelijk een met verstand begaafd menselijk schepsel te gehoorzamen. Hij dient te onderzoeken hoe hij God moet aanbidden en dient naar hem op te zien als een schuilplaats en een plaats van bevrijding.

IEMANDS PLAATS IN DE NIEUWE-WERELDMAATSCHAPPIJ

19. Met welke maatschappij is het juist zich te verbinden, en welke invloed zal Armageddon op deze maatschappij hebben? Waarom?

19 Zij die zich thans met de Nieuwe-Wereldmaatschappij verbinden, doen dat precies. Zij weten dat de Nieuwe-Wereldmaatschappij Gods Woord als haar richtsnoer heeft aanvaard en een pad volgt hetwelk in dat Woord duidelijk wordt gemaakt. Zij weten dat dit de juiste plaats is waar zij kunnen vertoeven en dat de in de Bijbel opgetekende waarschuwing betreffende de vernietiging van de goddelozen, zonder dat er een plaats voor hen wordt overgelaten, niet van toepassing is op de Nieuwe-Wereldmaatschappij. De strijd van Armageddon, waardoor de goddelozen verdelgd en verwijderd zullen worden, zal niets met betrekking tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij veranderen, omdat ze zich gewillig naar haar juiste plaats heeft begeven en de vernietiging niet verdient. Deze strijd zal zelfs de noodzaak van voortdurend te prediken, niet veranderen, daar het noodzakelijk zal zijn Gods naam te loven door er tot in eeuwigheid over te spreken. Er zullen echter geen goddelozen meer zijn tot wie wij spreken, maar de kinderen zullen onderwezen moeten worden en ter bestemder tijd de millioenen personen die door middel van de opstanding uit het graf opgewekt zullen worden.

20. Waarom kunnen wij verwachten dat er krachtsinspanningen voor nodig zijn om onze juiste plaats te zoeken en te bewaren?

20 Het is thans stellig een wijze raad om iedereen er toe aan te sporen theocratische raad op te volgen. Zoek uw plaats en blijf op die plaats. Werk thans met de Nieuwe-Wereldmaatschappij samen en misschien zult gij na Armageddon met de Nieuwe-Wereldmaatschappij kunnen samenwerken. Er zijn krachtsinspanningen voor nodig om theocratische raad te zoeken en op te volgen. Het vereist een offer van uw zijde. Dit is een gebod van God. „Hierdoor hebben wij de liefde leren kennen, want hij [Gods Zoon Jezus] heeft voor ons afstand gedaan van zijn ziel; en wij zijn verplicht voor onze broeders afstand te doen van onze ziel” (1 Joh. 3:16, NW). Deze juiste liefde en bezorgdheid voor onze menselijke broeders zullen wij tonen door aan een ieder die wil luisteren, te vertellen dat hij God moet loven en aanbidden. In werkelijkheid is er buiten de Nieuwe-Wereldmaatschappij geen plaats voor Jehovah’s volk. Zulke buitenplaatsen zijn voor een ander volk, een hardnekkig volk, mensen die woonplaatsen zoeken overeenkomstig hun eigen denkwijze; mensen die spoedig de gevolgen zullen ondervinden van het feit dat zij weigeren God te gehoorzamen.

21. Noem enkele van de vereisten waaraan Christenen moeten voldoen opdat zij in hun juiste plaats kunnen blijven. Hoe dient onze houding ten opzichte van deze vereisten te zijn?

21 Allen die thans met de Nieuwe-Wereldmaatschappij zijn verbonden, dienen hun plaats van gunst te waarderen en ze niet te verlaten. Velen hebben verantwoordelijke posities en allen hebben dienstposities in verband met de Nieuwe-Wereldmaatschappij. Ten einde onze plaats aldaar te behouden, moeten wij ijverig zijn in het opvolgen van de raad welke ons door de geïnspireerde schrijvers van de Bijbel wordt gegeven. De loopbaan van een waar Christen is geheel verschillend van de loopbaan van mensen die met het samenstel van deze oude wereld zijn verbonden, en hij moet deze onderscheiden loopbaan blijven volgen indien hij een blijvende plaats wil behouden. De apostel Paulus noemt vele van de vereisten voor de opzieners in het bijzonder en voor iedere ware Christen in het algemeen: „De opziener dient daarom onberispelijk te zijn, een echtgenoot van één vrouw, matige gewoonten te hebben, gezond van verstand te zijn, ordelijk, iemand die vreemdelingen liefheeft, bekwaam om te onderwijzen, geen dronken ruziemaker, niet iemand die slaat, maar hij moet, redelijk zijn, niet strijdlustig, niet iemand die geld liefheeft, een man die op een juiste wijze de leiding heeft over zijn eigen huisgezin, die kinderen met alle ernst in onderworpenheid heeft; (indien nu iemand niet weet hoe over zijn eigen huisgezin de leiding te hebben, hoe zal hij voor Gods gemeente zorg dragen?) geen pas bekeerde man, opdat hij niet opgeblazen worde van trots en in het oordeel valle dat over de Duivel werd geveld. Bovendien dient hij ook een gunstig getuigenis te hebben van mensen die buiten zijn, opdat hem geen smaad ten deel valle en hij niet in een strik des Duivels gerake” (1 Tim. 3:2-7, NW). Zij die een verantwoordelijke positie hebben en speciale vertegenwoordigers van de Nieuwe-Wereldmaatschappij zijn, dienen er naar te streven alle raad welke Paulus hier noemt en de raad welke in de gehele Bijbel wordt gegeven, ten uitvoer te brengen. Jehovah heeft deze raad laten optekenen en er voor gezorgd dat die werd bewaard juist met het doel dat wij er door geholpen zouden worden ons naar onze juiste plaats te begeven, in welke positie wij ook mogen dienen. Iemand dient niet te trachten de plichten welke een Christen worden opgelegd, te ontwijken en aldus te trachten uit zijn plaats te stappen, maar hij dient er verlangend naar te zijn de verantwoordelijkheden te aanvaarden en ze ijverig ten uitvoer te brengen.

22. Welke raad geeft de Bijbel voor vrouwen? Hoe weten wij dat zelfs zij die in de wereld zijn, erkennen dat het juist is wanneer de man het hoofd van de vrouw is?

22 Er wordt in de Schrift eveneens tamelijk veel aandacht geschonken aan de aangelegenheid van de juiste plaats welke vrouwen in de gemeenten dienen in te nemen. Toen Paulus aan Titus schreef, gaf hij het volgende te kennen: „Dat de bejaarde vrouwen een eerbaar gedrag hebben, geen lasteraarsters zijnde, noch verslaafd aan veel wijn, leraressen van datgene wat goed is, opdat zij de jonge vrouwen tot bezinning mogen brengen hun echtgenoot lief te hebben, hun kinderen lief te hebben, gezond verstand te hebben, eerbaar te zijn, thuis te werken, goed te zijn en zich aan hun echtgenoot te onderwerpen, zodat er niet schimpend over het woord van God wordt gesproken” (Titus 2:3-5, NW). Vrouwen die in deze tijd tot de maatschappij van de oude wereld behoren, kunnen deze positie dikwijls niet waarderen. Velen vinden dat zulk een positie hun rechten zou benadelen. Maar dit is een regeling welke door Jehovah God is getroffen, en vrouwen bevinden zich alleen in hun juiste plaats wanneer zij zich aan hun echtgenoot onderwerpen. Alhoewel er sommigen zijn die zeggen dat zij niet geloven dat vrouwen zich aan hun echtgenoot dienen te onderwerpen, blijkt uit de algemene commentaren over een huisgezin waar de vrouw in plaats van de man regeert, echter dat iedereen de juistheid van Gods regelingen waardeert. In zulk een huisgezin wordt er over de man dikwijls gezegd dat hij „onder de plak” zit of dat hij een „pantoffelheld” is, en over de vrouw wordt gezegd dat zij „de broek aan heeft.” Vrouwen die tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij behoren, zullen er verlangend naar zijn God te behagen door Jehovah’s regeling met betrekking tot hun plaats in acht te nemen, en zij zullen niet trachten de dingen in de gemeente te besturen, noch zullen zij trachten de plichten van hun echtgenoot over te nemen. Dit zou betekenen dat zij in Gods ogen een man trachten te worden, waardoor zij hun juiste plaats verlaten. Overeenkomstig een soortgelijke redenering zal een man die zich in de Nieuwe-Wereldmaatschappij bevindt, zich er naarstig op toeleggen de plaats van een man in te nemen en hij zal niet trachten zijn vrouw dingen te doen te geven welke rechtmatig tot zijn plichten behoren, noch zal hij het van zijn vrouw laten afhangen dat zij hem in zijn gedachten en werkzaamheden leidt. Aldus zal hij het vermijden uit de aan een man toegewezen plaats te stappen en in Gods ogen een vrouw te worden.

23. Noem nog andere redenen waarom allen volledig in hun plaats dienen te zijn.

23 Een man of vrouw die de bediening ter hand heeft genomen en al de door God gegeven raad heeft opgevolgd en gewillig in zijn of haar juiste plaats treedt, wordt een afgezant van Christus en is goed bekwaam anderen er toe aan te sporen met God verzoend te worden door zich in hun juiste plaats te begeven. De bediening is het middel dat door God wordt gebruikt om vele personen in staat te stellen te vernemen hoe zij God op de juiste wijze kunnen behagen. „Wij zijn daarom afgezanten in de plaats van Christus, alsof God door bemiddeling van ons een dringend verzoek deed. Als plaatsvervangers van Christus smeken wij: ’Wordt met God verzoend’” (2 Kor. 5:20, NW). Men kan gemakkelijk inzien dat het voor een persoon zozeer van belang is dat hij zich vernedert en zich getrouw in zijn juiste plaats bevindt, want dit betekent het succes van zijn bediening en, hetgeen daaruit voortvloeit, de verwerving van eeuwig leven niet alleen door anderen tot wie hij predikt, maar ook door hem zelf.

24. Waarom vinden sommigen het moeilijk Jehovah’s regeling te aanvaarden?

24 Voor vele personen is dit moeilijk wegens het prestige dat zij wellicht in deze oude wereld hebben. Misschien is een persoon te trots om Gods boodschap des levens van deur tot deur uit te dragen. Misschien is hij bang dat enkelen van zijn zakenrelaties en vrienden hem zullen zien. Wellicht heeft een persoon het gevoel dat hij een verheven positie dient te hebben waar alles wat hij doet, is, van het openbare podium af te spreken en grote groepen mensen te onderrichten. Een vrouw is misschien gedurende vele jaren een sociale werkster geweest en er aan gewoon om het toezicht te hebben over vele mensen — zowel mannen als vrouwen. Wanneer zij in de Nieuwe-Wereldmaatschappij komt, vindt zij het wellicht moeilijk zich aan het toezicht van mannen te onderwerpen. Misschien heeft zij het gevoel dat er wegens haar bekwaamheden een uitzondering gemaakt dient te worden zodat zij een werk zou kunnen voortzetten dat er in bestaat anderen te leiden. Mannen kunnen een wereldse positie hebben waarin zij de leiding hebben over de werkzaamheden van tientallen of honderden andere mensen, en dat met goed gevolg. Wanneer zij in de Nieuwe-Wereldmaatschappij komen, vinden zij het misschien moeilijk of zijn zij wellicht niet bereid zich onder het toezicht te stellen van een man die niet zo goed de leiding kan nemen als zij. De mensen vinden zich tegenover vele toestanden geplaatst welke er op zijn gericht te verhinderen dat zij in een juiste plaats in Gods volmaakte regeling van dingen treden.

GOD HOUDT ZICH AAN DE GEGEVEN TOEWIJZINGEN

25. Door welk voorbeeld in de Bijbel wordt aangetoond dat God zijn voorzieningen niet wijzigt omdat een persoon het anders zou willen hebben?

25 Maar Jehovah gaat zijn organisatie niet veranderen ter wille van een man of vrouw. Het is zaak dat wij ons veranderen indien wij in Gods organisatie willen passen. Tot welzijn van ons is er een verslag opgetekend waarin wordt verhaald over een machtige krijgsman uit de oudheid die voordeel wenste te trekken van een door Jehovah getroffen voorziening. Hij werd erg boos toen er geen speciale voorziening voor hem werd getroffen wegens zijn hoge positie. De man was Naäman, een krijgsoverste in het leger van Syrië. ’Naäman, de krijgsoverste van den koning van Syrië, was een groot man bij zijnen heer en in aanzien; want door hem had Jehovah overwinningen geschonken aan Syrië; hij was dan een machtig en rijk man, maar melaatsch. Nu waren er uit Syrië stroopbenden uitgetogen en hadden uit het land van Israël een jong meisje gevankelijk weggevoerd; en zij was in den dienst van Naäman’s vrouw; en zij zeide tot hare meesteres: Och, ware mijn meester geweest bij den profeet, die te Samaria is; die zou hem zeker van de melaatschheid, welke hij heeft, genezen hebben’ (2 Kon. 5:1-3, Ned. PB, voetnoot). Deze kennisgeving kwam spoedig onder de aandacht van de koning van Syrië en op een typisch opzichtige wijze schreef de koning een brief aan de koning van Israël waarin hij om de diensten van de profeet verzocht opdat deze Naäman zou genezen, terwijl hij tevens tien talenten zilver en zesduizend goudstukken en tien bovenklederen zond. Er werden regelingen getroffen en Naäman bood zich aan voor de deur van het huis van Elisa de profeet, vergezeld van een stoet paarden en wagens, zoals zijn gewoonte was. Maar toen Elisa zich zelfs niet de moeite getroostte naar de deur te komen en geen ophef of onnodige drukte over Naäman maakte maar slechts een bode tot hem zond, die hem zeide dat hij zich in de rivier de Jordaan moest gaan wassen, was Naäman woedend en ging verbolgen weg, terwijl hij te kennen gaf dat de wateren van de rivieren in zijn eigen land veel beter waren dan het water van de de Jordaan. Het verslag luidt aldus: ’Elisa zond een bode tot hem met de opdracht: Ga heen en baad u zeven maal in den Jordaan, dan zal uw lichaam weer gezond worden en gij zult rein zijn. Toen werd Naäman toornig en ging heen, terwijl hij zeide: Zie, ik dacht bij mijzelf: hij zal zeker naar buiten komen en daar gaan staan en den naam van Jehovah, zijn God, aanroepen en zijn hand over de plek heen en weer bewegen en zo de melaatsheid wegnemen. Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van Damaskus, niet beter dan alle wateren van Israël? Zou ik mij daarin niet kunnen baden en rein worden? Daarop wendde hij zich om en ging heen in grimmigheid’ (2 Kon. 5:10-12, NBG). Een van zijn dienstknechten naderde tot hem en kalmeerde hem, terwijl hij er de aandacht op vestigde dat indien Elisa hem had gevraagd iets groots te doen, hij dit gaarne zou hebben gedaan; dus waarom zou hij dit kleine niet doen. Toen Naäman precies datgene deed wat Elisa hem had gezegd, werd hij volledig van zijn melaatsheid genezen.

26. Welke voorzieningen hebben wij in deze tijd?

26 De machtige krijgsman moest zich veranderen, en niet God. Jehovah ging overeenkomstig een bepaalde manier te werk en hij zou deze niet veranderen ter wille van het egoïsme van slechts een mens. En hetzelfde geldt met betrekking tot de wijze waarop Jehovah in deze tijd met de mensheid handelt. Jehovah heeft wonderbaarlijke voorzieningen getroffen — het rantsoenoffer, een theocratische organisatie met een „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse, de ene waarheid na de andere wordt aan zijn volk onthuld, enz. — en al deze voorzieningen geven een nederige en oprechte persoon een vast gegronde hoop op een geestelijke genezing in deze tijd, welke tot eeuwig leven zal leiden (Matth. 24:45-47, NW). Hij zal geen speciale voorzieningen treffen voor een persoon die misschien denkt dat hij anders of beter dan anderen is; hij zal niet de een of andere persoon uitzoeken en hem speciale openbaringen geven of meer geest op hem uitstorten, maar hij handelt met mensen als groep op een organisatorische wijze, terwijl hij in zijn Woord, de Bijbel, overvloedige raad geeft met betrekking tot de wijze waarop de groep dient samen te werken. De groei van de organisatie en haar geestelijke voorspoed in deze tijd vormen de zichtbare bewijzen dat dit zo is. Er zijn tegenwoordig honderdduizenden personen die dit beseffen en waarderen en die de voorzieningen welke Jehovah heeft getroffen, aanvaarden terwijl zij vooruitzien naar nog meer zegeningen van zijn koninkrijk, evenals de mensen die Jehovah kenden, door de eeuwen heen hebben vooruitgezien naar het Koninkrijk en de daarmede gepaard gaande zegeningen.

27. Naar welk ene ding hebben alle dienstknechten van God vooruitgezien? Tot wat voor soort van pad leidt dit, hetwelk alle dienstknechten kunnen bewandelen?

27 De rechtvaardige Abel heeft er naar uitgezien. Eveneens Henoch, Noach, Abraham, Izak, Jakob, Jozef, Mozes, Gideon, Barak, Simson, Jeftha, David, Samuël en de profeten (Hebr. 11:1-40). Jezus heeft ons geleerd er om te bidden en het te zoeken (Matth. 6:9, 10, 33). De apostelen en discipelen van Jezus geloofden er in en zagen er naar uit, en hetzelfde doen vele personen in deze tijd. En Jehovah heeft niet één getrouwe persoon teleurgesteld. Hij heeft dit grote voornemen van hem, dat er in bestaat het universum door het rechtvaardige koninkrijk te laten regeren, niet veranderd, maar heeft gedurende duizenden jaren gestadig de bijzonderheden voor zulk een regeling uitgewerkt. Aldus zijn personen in staat geweest God te aanbidden en te weten waarnaar zij konden uitzien, en zij zijn niet teleurgesteld behoeven te worden en behoefden hun hoop niet te veranderen. Gods Woord is ’een lamp voor hun voet, en een licht voor hun pad’ geweest (Ps. 119:105). Daar zij wandelen op de weg die Jehovah voorschrijft, hebben zij een vaste en effen plaats voor hun voeten gevonden.

28. Wat voor soort van pad moeten degenen die niet op Jehovah vertrouwen, bewandelen?

28 In tegenstelling hiermede zijn de personen die niet naar Jehovah hebben opgezien voor raad, maar naar grote personen in de samenstelsels van deze oude wereld hebben opgezien, voortdurend teleurgesteld en heeft hun hoop hen in de steek gelaten daar het ene plan na het andere, de ene overeenkomst na de andere, de ene koning na de andere hun geen werkelijke bevrediging heeft kunnen geven en hen altijd met volop moeilijkheden en problemen heeft laten zitten, waarvan vele onoplosbaar schijnen te zijn. Hun voeten bevinden zich op een pad dat vol valkuilen is, een zeer oneffen pad, terwijl zij geen zeker doel in het oog hebben.

29. Wat kan men zeggen over een plaats in Jehovah’s gemeenten?

29 Het dient derhalve duidelijk te zijn dat niet datgene wat groot en populair is in de ogen van deze oude wereld, het beste voor de mens is, maar de regeling welke door Jehovah is getroffen, is het beste. Hoe nederig een plaats in de gemeenten van Jehovah’s volk ook moge schijnen, het is de plaats van werkelijke veiligheid en waarde. Het is de plaats welke een Christen dient te zoeken, waarin hij zich dient te begeven en welke plaats hij vervolgens aldaar dient te behouden. Hij zal dit doen wanneer hij dezelfde waardering heeft als de psalmist: „Jehovah, ik heb de woonplaats van uw huis lief, evenals de plaats waar uw heerlijkheid woont. Vergader mijn ziel niet met zondaren, noch mijn leven met mensen die bloed vergieten; in wier handen goddeloosheid is, en hun rechterhand is vol met omkoopprijzen. Maar wat mij aangaat, ik zal in mijn rechtschapenheid wandelen; verlos mij, en wees barmhartig jegens mij. Mijn voeten staan op een effen plaats; in de gemeenten zal ik Jehovah zegenen.” — Ps. 26:8-12, AS.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen