Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w57 15/4 blz. 180-187
  • Gods wet op uw hart laten schrijven

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gods wet op uw hart laten schrijven
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HOE DISCIPLINE HIERBIJ EEN HULP IS
  • „SMAAKT EN ZIET”
  • DE WAARHEIDSZAADJES OP DE AARDE VAN HET HART
  • Het menselijke hart is verraderlijk
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
  • Hart
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Mag God op uw hart schrijven?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • De gelijkenis van de zaaier
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehova’s koninkrijk 1951
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
w57 15/4 blz. 180-187

Gods wet op uw hart laten schrijven

„Smaakt en ziet, dat de HERE [Jehovah] goed is.” — Ps. 34:9.

1. Welke vragen rijzen er wanneer wij wat weten over bepaalde woestijnzaadjes?

DE ZAADJES van bepaalde woestijnplanten schijnen over een grote intelligentie te beschikken, want ze ontspruiten pas na een regenval van anderhalve centimeter, en liever nog nadat er twee tot vijf centimeter regen is gevallen. De zaadjes en de grond rondom ze zijn bij een regenval van twee tiende centimeter even nat als na een bui van 5 centimeter en toch weigeren ze na een lichte regenval te ontspruiten. Hoe kan een sluimerend zaadje de regenval evenwel meten? Of het bij wijze van spreken nu in een vingerhoed wordt gedaan, of in een meer geworpen, het wordt even doordrenkt van water. Waarom ontspruit het niet na een lichte regenval? Hoe kan het meten hoeveel er gevallen is? Hoe komt het tot het besef om op nog meer te wachten? Ook schijnen ze te weten waarvandaan het water komt. Wanneer er genoeg regen is gevallen en in de grond is getrokken, ontspruiten ze, maar wanneer het water van beneden naar boven optrekt, weigeren ze te ontkiemen. Hoe kunnen zij weten waar het water vandaan komt? En waarom zou het verschil uitmaken? Door de antwoorden op deze vragen wordt enigszins toegelicht hoe u Gods wet op uw hart kunt laten schrijven. Wanneer wij Jehovah’s wet oprecht in ons hart willen bezitten, dan kan die daarop geschreven worden. Op welke wijze?

2. Wat dient eerst te worden gereinigd en uitgewist alvorens Jehovah’s wet op het hart geschreven kan worden?

2 Om te kunnen schrijven is er een schoon schrijfvlak nodig en soms moeten wij het voorgaande schrift met een vlakgom uitwissen. Wanneer wij over het oude heen zouden schrijven, zou het slechts onduidelijk worden en verwarring veroorzaken. Van Jehovah vervreemde harten zijn vol gekrabbeld met een verkeerd schrift. Voor de vloed zei Jehovah van de mens: „Elke gedachtenneiging van zijn hart was slechts te allen tijde slecht.” Ook na de vloed moest het hart van de gevallen mens nog steeds gereinigd worden: „Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het.” In het verslag wordt echter vervolgens aangetoond dat Jehovah het hart van de bereidwilligen zal genezen. Velen hebben hun hart verhard, ongevoelig gemaakt voor zonde, het wordt niet beroerd door mededogen, het is ondoordringbaar voor goedheid en reageert niet op er op gedane beroepen. Hun hart en wat daarop geschreven is, is gelijk dat van Juda: „De zonde van Juda staat geschreven met ijzeren stift, gegrift met diamanten spits in de tafel van hun hart.” ’Waarom zou u uw hart ongevoelig maken evenals Egypte en Farao hun hart ongevoelig hebben gemaakt,’ daar ’wie zijn hart verhardt, in het onheil valt’? Waarom niet veeleer gebeden: „Schep een rein hart in mij, o God, en vernieuw een rechten geest in mijne ingewanden”? Zulk een hart is een schoon schrijfvlak waarop Jehovah’s wet geschreven kan worden. — Gen. 6:5, NW; Jer. 17:9, 14, 1; Spr. 28:14, NBG; 1 Sam. 6:6, NW; Ps. 50:12, Ned. PB; Ps. 51:12, St. vert.

3. Door welke schriftuurplaatsen wordt aangetoond hoe Gods wet in uw hart kan doordringen?

3 Toen Jehovah zijn afgedwaalde en verstrooide volk voorzeide dat zij de ware aanbidding zouden opnemen, zei hij: „Ik zal rein water over u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen; een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwen geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven.” Wanneer ons hart een geregelde dosis reinigende waarheidswateren ontvangt, verandert het. Doordat ouders herhaaldelijk met hun kinderen over de waarheid spreken, dringt ze tot hun hart door: „Deze woorden die ik u heden gebied, moeten op uw hart blijken te zijn, en gij moet ze uw zoon inscherpen en er over spreken wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij op de weg wandelt, wanneer gij u neerlegt en wanneer gij opstaat.” Ten gevolge van de prediking van de apostel Paulus werd Jehovah’s wet niet op stenen tafelen maar op menselijke harten geschreven: „Het is openbaar geworden dat gij een brief van Christus zijt, geschreven door ons als dienaren, niet met inkt geschreven maar met geest van de levende God, niet op stenen tafelen, maar op vleselijke tafelen, op harten.” Er staat opgetekend dat Jehovah hem zegent die „diens wet overpeinst bij dag en bij nacht.” Doordat u Jehovah’s leringen, geboden en hoge beginselen bestudeert en in gedachten houdt, kunt u ze „op de tafel van uw hart” schrijven, kunnen ze een deel van u worden. — Ezech. 36:25, 26, NBG; Deut. 6:6, 7; 2 Kor. 3:3, NW; Ps. 1:2; Spr. 3:1-3, NBG.

HOE DISCIPLINE HIERBIJ EEN HULP IS

4. Wat dienen wij, behalve dat wij de geest met Jehovah’s wet vullen, nog meer te doen om die wet tot ons hart te laten doordringen?

4 Door de geest met Jehovah’s waarheid te vullen, reinigt men hem van vroegere verkeerde gedachten, men hervormt hem. De oude gewoonten zijn echter wellicht zo diep in het hart gegrift, dat ze niet worden uitgewist door het luisteren naar en lezen van Gods wet. Door uw studie en overdenking is u gebleken wat u dient te doen en u zou er zich graag door laten leiden, doch uw hart voedt de wens om zo te handelen niet. Het nieuwe schrift bevindt zich nog steeds aan de oppervlakte. Het ligt nog niet zo diep als het oude, zodat het de oude banen kan uitwissen; het heeft de innerlijke mens, het figuurlijke hart, de zetel van uw verlangens en beweegredenen, nog niet bereikt. U wilt echter dat Jehovah’s wet het oude schrift zelfs in uw innerlijkste gedachten en gevoelens uitwist en vervangt. Wat moet u dus doen? Leg u zelf discipline op, dwing u er toe datgene te doen waarvan u weet dat het juist is. Volhard hierin en indien u oprecht bent, zult u uw eigen hart weten te winnen voor de zijde der rechtvaardigheid. Deze handelwijze vindt steun in de Schrift.

5. Welke hulp wordt hierbij geboden door het opleggen van wetten?

5 Zedelijke beginselen kunnen weliswaar niet door wetten worden ingegrift, zoals in een redactioneel artikel van de U.S. News & World Report van 13 mei 1955 stond te lezen: „Verdraagzaamheid en onzelfzuchtigheid kunnen — gelijk zedelijke beginselen en edelmoedigheid — niet door wetten worden ingegrift.” Door echter wetten uit te vaardigen kan men een proces in beweging zetten waardoor ten slotte zedelijke beginselen in het leven geroepen worden. Alleen al door het bestaan van de wet wordt de aandacht op het onderwerp gevestigd en dit kan er toe leiden dat men er gunstiger tegenover komt te staan. Wanneer de wet daarna ten uitvoer wordt gelegd en de mensen ze moeten gehoorzamen ten einde aan de daarop staande straffen te ontkomen, zien wij wellicht in welke goede resultaten er uit voortvloeien, waardoor hun houding verandert. Zij gaan dan gehoorzamen wegens de goede resultaten en niet uit vrees voor straf.

6. Door welk voorbeeld wordt aangetoond dat de hartetoestand kan veranderen door ons zelf discipline op te leggen en door het tenuitvoerleggen van wetten?

6 Dit werd in een artikel „Kunnen zedelijke beginselen door wetten worden ingegrift?” in de New York Times Magazine van 22 mei 1955 aangetoond. Het ging over de uitspraak van het Hooggerechtshof der Verenigde Staten waardoor segregatie onwettig werd verklaard, en er werd in aangetoond dat bij personen die tegen het vermengen der rassen waren en die desniettegenstaande in bepaalde gevallen, zoals in werkplaatsen, openbare woonwijken en het leger werden geïntegreerd, het vooroordeel verdween. „Blanke huisvrouwen die een woning kregen toegewezen in openbare woonwijken waar de rassen werden geïntegreerd, bleken een gunstiger houding ten opzichte van de negers te ontwikkelen, terwijl het merendeel van hen die in gesegregeerde woonwijken woonden, dezelfde mening ten aanzien van het rassenvraagstuk bleef behouden. Door een studie van de integratie in het leger was men tot dezelfde conclusie gekomen.” Doordat tegen elkaar bevooroordeelde personen in nauwer contact met elkaar kwamen te staan, bemerkten zij dat hun vooropgezette ideeën dikwijls foutief waren en dat het gevreesde kwaad zich nooit verwezenlijkte. Door onderzoek en ontleding kwam men tot de conclusie dat „de majesteit van de wet, wanneer ze wordt ondersteunt door het gemeenschappelijke geweten van een volk en de genezende kracht van de sociale situatie, op den duur niet alleen onder dwang zedelijke beginselen zal opleggen, maar deze ook in het leven zal roepen.”

7. Hoe werd in een tijdschriftenartikel aangetoond dat opvoeding, streng onderricht, opgelegde manieren en uiterlijk gedrag de inwendige gevoelens beïnvloeden en het hart veranderen?

7 In een artikel in The Ladies’ Home Journal van september 1955 van de hand van Dorothy Thompson wordt aangetoond hoe noodzakelijk het is de emoties te disciplineren in plaats van het verstand ten einde de jeugdmisdadigheid te overwinnen. Haar woorden luidden: „Door zijn handelingen en gedragingen als kind wordt grotendeels bepaald hoe hij als volwassene zal zijn. Deze worden echter niet door zijn gedachten maar door zijn gevoelens geïnspireerd. Hij ontwikkelt zich tot dat wat men in hem heeft aangemoedigd, tot dat wat men hem heeft leren liefhebben, bewonderen, aanbidden en voor dierbaar houden en tot dat waarvoor men hem heeft gezegd offers te brengen.” Even verderop zegt zij: „Hierbij spelen manieren een belangrijke rol, want door goede manieren betoont men anderen niets meer of minder dan consideratie. . . . Innerlijke gevoelens worden weerspiegeld in het uiterlijke gedrag, doch het uiterlijke gedrag draagt eveneens bij tot het aankweken van inwendige gevoelens. Wanneer men met consideratie te werk gaat, is het moeilijk agressief te zijn. Goede manieren zijn wellicht in het begin slechts oppervlakkig, doch zelden blijven ze dit.” Ook merkte ze op dat, de enkele uitzonderingen daargelaten, goedheid en slechtheid „niet worden bepaald door het verstand maar door de emoties,” en dat „misdadigers niet ontstaan door aderverkalking, maar wegens het verharden of verkalken van het hart.” Zij legt er de nadruk op dat wij in ons gedrag vaker door emoties dan door de geest worden geleid, en dat de manier waarop wij zijn opgevoed en waarop wij handelen, ook al wordt men er in het begin toe gedwongen, de innerlijke gevoelens beïnvloeden en het hart veranderen.

8. Door welke schriftuurplaatsen wordt aangetoond dat het hart kan veranderen door streng onderricht of discipline?

8 Reeds lang geleden werd er in Gods Woord, de bijbel, te kennen gegeven dat opleiding en discipline of streng onderricht om ons naar behoren te doen handelen, invloed uitoefenen op het hart, de zetel der beweegredenen en de bron voor handelingen. In Spreuken 22:6, 15 (PC) wordt vermeld: „Oefen kinderen in de weg die ze moeten gaan, dan wijken ze ook in hun ouderdom er niet van af. Al zit de dwaasheid in het hart van een kind geworteld, de tuchtroede haalt ze er uit!” Door het jeugdige hart streng te onderrichten of aan discipline te gewennen, verandert men het, wist men de daarop geschreven dwaasheid uit en stelt er leidende beginselen voor in de plaats waarvan hij in zijn latere leven niet zal afwijken. Wanneer hij volwassen geworden is, is de ouderlijke roede van streng onderricht niet langer aanwezig om hem de juiste weg te doen gaan; niettemin zal hij naar eigen verkiezing zo handelen, omdat hij in zijn kindsheid een opleiding heeft ontvangen welke tot zijn hart is doorgedrongen. Hetzelfde beginsel is van toepassing op volwassenen die Jehovah’s kinderen zijn, die hij disciplineert of streng onderricht ten einde hen op te leiden en vooruit te doen gaan. „Geen enkel streng onderricht schijnt weliswaar voor het ogenblik vreugdevol te zijn, maar bedroevend; toch werpt het daarna voor hen die er door zijn geoefend, een vreedzame vrucht af, namelijk, rechtvaardigheid.” Streng onderricht heeft wellicht eerst droefheid tot gevolg, maar „door de droefheid des aangezichts wordt het hart gebeterd.” — Hebr. 12:11, NW; Pred. 7:3.

9. Wat dienen wij dus te doen wanneer wij weten wat juist is, en wat zal er met ons hart gebeuren wanneer wij dit niet doen?

9 Wanneer wij dus weten wat wij behoren te doen, dienen wij het ook te doen, ook al verlangt ons hart iets anders. Wij dienen ons zelf discipline op te leggen, ons er toe aan te zetten het te doen, en na verloop van tijd zal ons hart gewonnen worden voor rechtvaardigheid en vrede en rust verkrijgen. Anders zal een verkeerde handelwijze zich in ons hart vastzetten. Indien er geen streng onderricht wordt toegediend en men zich niet dwingt tot het juiste gedrag, dan zal de kwade weg zich in het hart wortelen, terwijl het niet meer zacht gemaakt kan worden om opnieuw te worden gevormd of beschreven te worden door Jehovah’s wet: „Omdat niet haastelijk het oordeel over de boze daad geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen vol om kwaad te doen.” Hierdoor wordt duidelijk te kennen gegeven dat het kwaad overdenkende hart wanneer het werd getuchtigd, er anders over zou gaan denken, zich er van zou afwenden en een keer ten goede zou maken, indien wij dus niet toelaten dat ons hart zich met deze kwade wegen bezighoudt, zullen ze zich daarin niet kunnen vastwortelen. — Pred. 8:11.

„SMAAKT EN ZIET”

10. Aan welke uitnodiging dienen wij gehoor te geven met betrekking tot het lezen van de bijbel?

10 In Psalm 34:9 ontvangen wij de uitnodiging: „Smaakt en ziet, dat de HERE [Jehovah] goed is.” Heeft u een bijbel? Leest u er in? Voedt u uw geest met het daarin vervatte geestelijke voedsel? Smaakt u Jehovah’s Woord om te zien hoe goed het is? Denk niet dat wij hiermee bedoelen of u naar een orthodoxe preek luistert, de een of andere religieuze overlevering volgt of de een of andere vastgestelde geloofsbelijdenis gelooft. Dergelijke zaken zijn dikwijls in strijd met de bijbel, zoals Jezus tot de religieuze leiders zei: „Zo hebt gij het woord van God krachteloos gemaakt door uw overlevering” (Matth. 15:6, NW). Lees zelf zonder vooropgezette mening of vooroordeel de bijbel en bemerk hoe goed hij is. Velen geven openlijk toe dat zij niet in de bijbel geloven, niet omdat zij hem gelezen hebben, doch omdat zij geloven dat er een evolutie heeft plaats gevonden of omdat zij, zoals sommigen zeggen, zijn teleurgesteld in wat er in de bijbel staat of in de handelwijze van sommigen die naar wordt verondersteld, christenen zijn. Zij hebben zelf de proef niet op de som genomen. Zij zijn als mensen die zeggen dat zij een bepaald gerecht niet lusten, voordat zij er van geproefd hebben en die steevast weigeren er van te proeven.

11. Welk voedsel dienen wij nog meer te proeven nadat wij de bijbel hebben gelezen en bestudeerd, ten einde de verrukkelijkheid daarvan te smaken?

11 Velen die zeggen dat zij geloven wat er in de bijbel staat en er af en toe wat in lezen, laten zich niet leiden door wat daarin staat. Zij praten over God maar dienen Satan. Jezus zei: „Niet een ieder die tot mij zegt: ’Meester, Meester,’ zal het koninkrijk der hemelen ingaan, maar wie de wil doet van mijn Vader, die in de hemelen is” (Matth. 7:21, NW). Zij dienen eens te proeven wat het is, Jehovah’s wil te doen. Wellicht leren zij er van te houden en vinden zij het versterkend voedsel voor zich. Jezus zei: „Mijn voedsel is, de wil te doen van hem die mij heeft gezonden, en zijn werk te voleindigen.” Velen zien echter het maal van het werk van christenen dat hun wordt voorgezet en onmiddellijk zeggen zij tot zich zelf: „Van dat voedsel houd ik niet. Ik zou niet graag met de predikingsboodschap tot de mensen gaan en worden toegesnauwd, bespot en grof bejegend.” Waarom proeven zij dit werk, dit voedsel, echter niet eens om te zien hoe verrukkelijk het kan zijn? Zoals was voorzegd, deed Jezus die ervaring op: „Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God.” — Joh. 4:34, NW; Ps. 40:9, NBG.

12. Wat gebeurt er wanneer een oprecht persoon zich zelf streng onderricht om zowel het bestuderen van Gods Woord als het doen van zijn wil te proeven, hetgeen voor hem een veranderde hartetoestand tot gevolg heeft?

12 Zij dienen zich discipline op te leggen, zich tot een studie van Jehovah’s Woord aan te zetten, de daarin vervatte waarheden te leren en ze tot anderen te prediken. Wellicht verheugen zij zich na het gesmaakt te hebben, over de vrede en tevredenheid, de rust en het zuivere geweten, welke men krijgt door dit voedsel te nuttigen. In het begin wil men wellicht niet, omdat alleen het verstand ons ingeeft dat het onze plicht is, terwijl men er in zijn hart geen zin in heeft. Veronderstel echter eens dat men besluit er eens van te proeven om te zien of het goed is. Men leidt dan, zonder dat het hart er bij is, elke dag een christelijke leefwijze en predikt Gods Woord tot anderen. Na enige tijd gaat men er de goede resultaten van inzien, ervaart men het goede dat er uit voortvloeit en groeit er in het hart langzamerhand waardering voor, men gaat het prettig vinden en ook in het hart ontspruit en groeit de wens het te doen. Dan wordt Gods wet niet alleen in het verstand maar ook in het hart geschreven. Doordat men deze wet leert kennen, ze afweegt, beproeft in de praktijk, zich verheugt over de goede resultaten er van en de blijdschap welke ten gevolge van de prediking in anderen ontstaat, gaat het hart die wet waarderen, er een verlangen naar koesteren en wordt men er door zijn gevoelens en emoties toe aangedreven ze na te komen. Er wordt dus op het hart geschreven, het wordt veranderd, en wat eens door dwang opgelegd moest worden, wordt nu op grond van de keuze en de verlangens der gevoelens gedaan, zonder dat er in het hart een tweestrijd over gevoerd wordt, omdat het overwonnen is, gezuiverd is van zijn vroegere verlangens en de bezitter er van thans aanspoort tot de door Jehovah’s wet voorgeschreven handelwijze. Dit alles is het gevolg van de strenge discipline welke men zich had opgelegd en waardoor men datgene ging proeven waarvan men dacht dat men er nooit van zou houden.

13. Hoe reageren sommigen wanneer zij iets over Jehovah en zijn wil vernemen, en waarom is dit voorbarig of te haastig?

13 Het hart is de zetel der genegenheid en zij die Jehovah van harte liefhebben, zullen proeven van zijn werk-menu, er verder mee gaan en het lekker vinden. Voor hen is dit in het geheel geen last: „De liefde voor God betekent dat wij zijn geboden nakomen; en toch zijn zijn geboden geen drukkende last.” Velen bezien het echter wel zo. Het gebeurt dikwijls dat personen met wie Jehovah’s getuigen studeren, vernemen welk werk God ons opdraagt en inzien welk een grote verandering zij hiervoor in hun levenswijze zouden moeten aanbrengen om deze verplichtingen op zich te kunnen nemen. Zij zouden niet alleen moeten ophouden de werken van het vlees te doen, maar ook met prediken moeten beginnen, en zij willen noch met het een ophouden noch met het ander beginnen. Zij wensen niet dat hun hart zich zo verandert dat zij er toe aangedreven zouden worden zo te handelen. Zij willen dit echter niet toegeven, en daarom bedenkt hun geest allerlei uitvluchten waaronder de ware, uit het hart voortkomende redenen schuil gaan. Zij zeggen dan dat zij het te druk hebben, ontdekken een denkbeeldige leemte in de een of andere leerstelling, of vinden dat de getuigen te radicaal te werk gaan. Zij besluiten deze getrouwe loopbaan niet te volgen, voordat hun ogen konden opengaan voor het daaruit voortvloeiende geluk, voordat zij de vreugden er van konden smaken. Zouden zij slechts met hun studie voortgaan, dan zouden zij alle zegeningen waarin Jehovah heeft voorzien — de aarde, de daarop voorkomende planten en dieren, de prachtige landschapstaferelen, Jezus’ rantsoen, de nieuwe wereld van rechtvaardigheid, de gelegenheid om daar voor altijd op te leven — gaan waarderen. Omdat zij inzien dat hij aldus zijn liefde voor hen heeft getoond, zouden zij er toe gedreven worden hem eveneens lief te hebben; ze zouden ervaren hoe vreugdevol het is hem gehoorzaam te zijn: „Wat ons aangaat, wij hebben lief, omdat hij ons eerst heeft liefgehad.” Zo zou hun zetel der genegenheid een verandering ondergaan en zou Gods wet in hun hart doordringen. — 1 Joh. 5:3; 4:19, NW.

DE WAARHEIDSZAADJES OP DE AARDE VAN HET HART

14. Hoe illustreerde Jezus welke verschillende hartetoestanden er zijn?

14 Jezus illustreerde van welk een groot belang iemands hartetoestand is: Een zaaier strooide zaad uit; enige zaadjes vielen op de harde grond naast de weg en werden door de vogels opgepikt; sommige vielen op rotsachtige ondergrond waarop slechts een klein laagje aarde lag, zodat ze na ontsproten te zijn, door de hete zon werden verschroeid; sommige vielen middenin de doornen, waardoor ze werden verstikt, maar andere kwamen in goede aarde terecht, groeiden op en brachten vrucht voort. Grote scharen mensen luisterden naar deze illustratie, doch slechts een kleine groep leerde er ook de betekenis van kennen toen zij Jezus’ uitleg vernamen. Het zaad is de waarheid, „het woord van het koninkrijk,” de aarde is het hart. Het zaad op de verharde zijkanten van de weg, dat door de vogels werd opgepikt, is gelijk de waarheid welke niet door verharde harten kan heendringen, waardoor Satan het door bemiddeling van zijn handlangers kan wegpikken. De in een oppervlakkig hart ontvangen waarheid wordt wellicht in het begin met enthousiasme aangenomen, doch verdort zodra er vervolgingen komen omdat dit zaad niet diep wortel heeft geschoten. Het is gelijk het zaad op het ondiepe laagje aarde of rotsachtige grond, dat wel snel ontsproot maar ook weer even snel verdorde toen de zon heter begon te schijnen. Het tussen de doornen verstikte zaad is gelijk Gods waarheid welke wordt gezaaid op een hart dat vervuld is van wereldse beslommeringen, materialisme, ambitie en liefde voor genoegens, welke die waarheid spoedig verstikt. Het vruchtbare zaad op de goede aarde is echter gelijk de waarheid welke in een goed hart wordt gezaaid. Op zulk een hart wordt de waarheid geschreven, terwijl het geschrevene eveneens op andere harten overvloeit. — Matth. 13:3-9, 18-23.

15. Waardoor wordt aangetoond dat harten een verandering kunnen ondergaan?

15 Vergeet echter nimmer dat aarde omgewerkt kan worden. Verharde grond kan worden omgeploegd, stenen kunnen verwijderd worden en doornstruiken kunnen er met wortel en tak uitgetrokken worden. Zo ook met het hart; wanneer de bezitter dit wil, is het niet onmogelijk een hard hart zacht te maken. Jehovah zei dat een stenen hart door een hart van vlees vervangen zou worden. Stellig kunnen materialisme, onnuttig gepieker en overdadige genotzucht uit de aarde van het hart worden verwijderd, om plaats te maken voor de Koninkrijkswaarheid. Harten waarop thans Gods wet staat geschreven, werden vroeger ontsierd door een verkeerd schrift. Er werd een verandering in aangebracht en thans leven zij „niet meer voor de begeerten van mensen maar voor Gods wil.” Zij besloten dat zij genoeg tijd hadden verspild met een losbandig gedrag en brachten een verandering aan, tot verbijstering van hun vroegere wereldse vrienden: „Omdat gij niet voortgaat met hen in deze weg te lopen naar dezelfde lage poel van liederlijkheid, zijn zij verbijsterd en zij gaan voort schimpend over u te spreken.” Hun hart werd van wereldse filosofieën gereinigd en schoon gewassen doordat het herhaaldelijk in contact werd gebracht met de waarheidswateren, en na verloop van tijd schoot Gods wet daar wortel zoals zaad in goede aarde, ten einde geestelijke vruchten voort te brengen in plaats van de vroegere vleselijke werken. — 1 Petr. 4:1-4; Gal. 5:19-23, NW.

16, 17. (a) Waarom weigeren enkele woestijnzaadjes te ontspruiten wegens de grond, tenzij er veel regen valt en de grond van boven af bevochtigd wordt? (b) Waarom ontkiemen enkele, wegens hun omhulsel, slechts onder bepaalde omstandigheden?

16 Wanneer wij ons thans afwenden van Jezus’ gelijkenis over de vier soorten van aarde waarop tarwezaad of een andere eetbare graansoort werd gezaaid, vestigen wij de aandacht op de woorden van de apostel: „Wat is dan Apollos? Ja, wat is Paulus? Bedienaren van het evangelie door wier toedoen gij gelovigen zijt geworden, naar de Heer een ieder heeft geschonken. Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven, maar God bleef het wasdom geven; zodat noch hij die plant iets is noch hij die water geeft, maar God die het wasdom geeft. . . . Gijlieden zijt Gods akker, die wordt bebouwd” (1 Kor. 3:5-9, NW). Er wordt hier de nadruk op gelegd hoe belangrijk het is de zaadjes van eetbare planten in een bouwakker van water te voorzien, opdat God ze met groei kan zegenen; hetgeen wederom aantoont dat wij, nadat in belangstellende personen het oorspronkelijke waarheidszaad is geplant, hen met nog meer waarheidswater dienen te begieten.

17 Hoe belangrijk dit is, wordt getoond door de woestijnzaadjes, waarvan in de allereerste paragraaf ter illustratie gewag werd gemaakt. Zij hadden een bepaald onderscheidingsvermogen omdat ze pas ontsproten nadat er een milde regen was gevallen, en dat het water van boven moest komen en niet van beneden naar boven werd opgezogen. Hoe kan dit dan? Enkele zaadjes ontkiemen niet wanneer er zich in de grond bepaalde zouten bevinden. Bij een sterke regenval lossen deze zouten echter op in water en worden door het water dieper in de grond meegevoerd. Daar de zaadjes er niet langer door worden belemmerd, ontkiemen ze. Bij een lichte regenval, ook al wordt de bovengrond geheel doordrenkt, worden de zouten echter niet verwijderd en ontspruit het zaad niet. Bovendien loogt het water dat van beneden naar boven opkomt, de grond niet uit, zodat de zouten niet uit de buurt van de zaadjes verwijderd worden. Soms ligt het niet aan de grond maar aan de zaadjes. Enkele woestijnzaadjes hebben in hun omhulsel in water oplosbare substanties welke de ontkieming beletten, en hoewel een licht regentje de zaadjes wellicht volledig doordrenkt, is er een hevige regenval voor nodig om al deze belemmeringen in hun omhulsel weg te wassen. Weer andere zaadjes ontkiemen pas een paar dagen na de regen en ontspruiten terwijl de grond nog vochtig is. Bij weer andere kunnen deze belemmeringen pas worden verwijderd door de werking van bacteriën, en daarvoor moet de grond lange tijd vochtig zijn. Sommige zaadjes ontspruiten eerst nadat ze door een serie regenbuien zijn nat gemaakt.

18. Hoe wordt hierdoor het ontkiemen van de waarheidszaadjes in de aarde van het hart geïllustreerd?

18 Het komt inderdaad zelden voor dat wij een persoon aantreffen die het waarheidszaad bij de eerste maal dat het wordt gezaaid en nat gemaakt, volledig aanvaardt. Bijna altijd bevinden er zich geloofsovertuigingen of vooroordelen in het hart waardoor het waarheidszaad niet onmiddellijk kan ontspruiten. Doordat iemand in de drieëenheid gelooft, wordt hij er wellicht van weerhouden te geloven dat Jehovah oppermachtig is en zijns gelijke niet heeft. Herhaalde malen moet hij in contact worden gebracht met het waarheidswater om deze hindernis weg te wassen. Of het kan zijn dat geloof in de onsterfelijkheid der ziel zijn begrip van en waardering voor de opstanding verduistert, of misschien belemmert zijn gezichtspunt dat de aarde door vuur vernietigd zal worden, hem de waarheid te aanvaarden dat de letterlijke aarde voor eeuwig zal blijven bestaan, of mogelijk kan hij zich niet indenken dat de aarde voor eeuwig bewoond zal worden omdat hij nog steeds meent dat een ieder hetzij naar de hemel hetzij naar de hel zal gaan. Wellicht verblindt een misplaatst vertrouwen in een leider der valse religie hem voor de bijbelse waarheid. Pas nadat hij veel waarheidswater heeft gedronken door middel van toespraakjes aan de deuren, nabezoeken en huisbijbelstudies, zullen deze belemmeringen voor een christelijke groei uit de aarde van het hart worden verwijderd. Een beetje water, een paar schriftuurplaatsen en een handjevol lievelingsteksten, waarvan in sommige religiën herhaaldelijk gebruikt wordt gemaakt, zijn niet voldoende. Er dienen vele, vele schriftuurplaatsen uit Gods Woord te stromen ten einde alle belemmerende invloeden te verwijderen en een voortdurende groei tot christelijke rijpheid te verzekeren.

19. Hoe zijn enkele waarheden gelijk zaadjes waarvan het omhulsel de ontkieming belette, en welk doel wordt hierdoor gediend?

19 Wat valt er te zeggen over de zaadjes welke een belemmerende substantie in hun omhulsel hadden? Ze gelijken op sommige waarheden. Sommige worden met zwaar te verteren vlees vergeleken en worden eerst verwerkt nadat vele eenvoudiger waarheden zijn opgenomen. Ja, sommige waarheden zijn opzettelijk bedekt, om te voorkomen dat ze snel worden begrepen. Dat men de juiste hartetoestand dient te bezitten, is zo’n waarheid. Dit was verborgen achter een illustratie over een zaaier en zaad dat op verschillende soorten aarde valt, en Jezus zei dat het opzettelijk was verborgen om te voorkomen dat het begrepen zou worden door hen die dit niet verdienden. Het zou in hun hart geen plaats verkrijgen en tot een vruchtbare rijpheid opgroeien; derhalve begon het daar zelfs niet eens te ontspruiten. Het door zijn omhulsel beschermde woestijnzaadje weigert dus onder ongunstige omstandigheden te ontspruiten, wat een vroegtijdige dood zou betekenen voordat het vruchten kon gaan afwerpen. Wanneer er echter voldoende water valt, ontkiemt het, en op gelijke wijze werd, wanneer Jezus’ luisteraars voldoende belangstelling toonden en bij hem bleven om zijn verdere woorden te horen, de bedekking van de illustratie verwijderd, terwijl de daarin vervatte waarheid in hun hart groeide. De extra-waarheidswateren deden het waarheidszaadje ontspruiten en opgroeien, en uit de volhardende belangstelling en aanhoudende dorst van enkelingen bleek dat zij tot het soort behoorden dat met volharding christelijke vruchten zou dragen.

20. Wat wordt geïllustreerd door het van boven komende water en het vocht dat van beneden werd opgezogen?

20 Bij de woestijnzaadjes moest het water van boven komen en niet van beneden. Jehovah’s kanaal waardoor de geestelijke wateren stromen loopt ook van boven naar beneden. Jehovah, degene die geheel bovenaan staat, inspireerde mensen er toe de bijbel te schrijven, hij legt dit boek uit; toen Christus op aarde verbleef, getuigde hij van hem, en zijn tegenwoordige aardse getuigen maken zijn boodschap bekend. Jehovah heeft in deze laatste dagen een zichtbare organisatie, „de getrouwe en beleidvolle slaaf die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun hun voedsel te geven op de juiste tijd,” door middel waarvan hij de waarheidswateren tot de mensen laat stromen. Van Jehovah komt de „rivier van water des levens, helder als kristal; die uit de troon van God en van het Lam stroomde,” terwijl wijd en zijd de uitnodiging wordt bekendgemaakt: „Ieder die dorst heeft, kome; ieder die wil, neme het water des levens om niet” (Matth. 24:45; Openb. 22:1, 17, NW). Het door de orthodoxe religiën der christenheid aangeboden water komt niet via het theocratische kanaal van boven, doch borrelt van beneden uit op, slechts van mensen, en bestaat uit overleveringen, filosofieën en eigen menselijke uitleggingen. Zulke wateren brengen geen christelijke vruchten voort, zoals door één blik op de verdorvenheid van de christenheid wordt bewezen. — Matth. 7:15-20.

21. Wat tracht Satan te doen, doch wat dienen wij Jehovah te vragen wat hij voor ons zal doen, en hoe dienen wij het hem te laten doen?

21 Welke wateren zult u drinken, die welke van boven komen of die van beneden? Wie zult u op uw hart laten schrijven, Jehovah of Satan? Satan is er op uit uw hart te winnen, stelen of veroveren en het zo vol te proppen met zijn demonische propaganda dat er geen plaats overblijft waarop Jehovah’s wet geschreven kan worden. Indien u Satan op uw hart laat schrijven, zal het uw grafschrift zijn, doch indien u Jehovah vraagt of hij zijn wet daar wil schrijven, zal het u de weg naar eeuwig leven wijzen. De rede spoort ons er dus toe aan Jehovah op ons hart te laten schrijven. Wij moeten het hem laten doen door onze geest voor zijn Woord open te stellen, door het te bestuderen en overdenken, doordat wij ons de discipline opleggen zijn wetten in praktijk te brengen, door het uit deze gehoorzaamheid voortvloeiende goede te smaken en het ten slotte met liefde na te komen, waarna wij als een van Jehovah’s getuigen getrouw dienen en God helpen zijn wet op het hart van anderen te schrijven.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen