Wanneer haat dwaas is
IS HAAT niet altijd dwaas, altijd onverstandig en altijd verkeerd? Niet noodzakelijkerwijs. Toen Abraham Lincoln voor het eerst slaven zag, werd hij vervuld met haat ten opzichte van de slavernij. Die haat had uiteindelijk de Emancipatieproclamatie tot gevolg, waarin de vrijheid werd afgekondigd voor alle slaven in de Geconfedereerde Staten.
De haat die Jezus Christus, de Zoon van God, ten opzichte van religieuze huichelarij tot uitdrukking bracht toen hij op aarde was, heeft zijn volgelingen er sindsdien altijd voor op hun hoede doen zijn (Matth. 23:13-33). Evenzo leidt de haat die het rechterlijke comité van een christelijke gemeente ten opzichte van grove immoraliteit heeft, ertoe dat het ’de goddeloze man uit hun midden’ verwijdert of uitsluit. Terecht verklaart de Schrift dan ook dat de vrees voor Jehovah, die iemand werkelijk wijs maakt, „betekent het kwade te haten”. — 1 Kor. 5:13; Spr. 8:13; 9:10.
Er zijn dus momenten waarop haat zowel verstandig als juist is. Dit wordt ook bevestigd door de vaak aangehaalde schriftplaats die luidt: „Voor alles is er een vastgestelde tijd . . . een tijd om te beminnen en een tijd om te haten, een tijd voor oorlog en een tijd voor vrede.” — Pred. 3:1, 8.
Alleen al het feit dat God bepaalde dingen en bepaalde soorten van mensen haat, toont reeds aan dat haat niet altijd dwaas is. Hij haat „allen die het schadelijke beoefenen”, en hij haat onder andere „hovaardige ogen, een leugentong, en handen die onschuldig bloed vergieten”. — Ps. 5:5; Spr. 6:16-19.
Passend is in dit verband de raad die Gods Woord ons geeft, om datgene te haten wat God haat: „O gij die Jehovah liefhebt, haat het slechte.” Ook de woorden van koning David uit de oudheid, toen hij zei: „Haat ik niet hen die u intens haten, o Jehovah, . . . met een volkomen haat haat ik hen”, worden in de Schrift gunstig vermeld. Betekent dit dat wij degenen die slechte dingen beoefenen, met geweld tegemoet dienen te treden? Neen, de bijbel geeft ons de raad niet verhit te worden over onrechtvaardigheden en geen kwaad met kwaad te vergelden. — Ps. 97:10; 139:21, 22; Rom. 12:17-21.
Maar de onvolmaakte menselijke aard is hoe dan ook, meer tot haat dan tot liefde geneigd en dus is de haat die de mens koestert meestentijds dwaas. Haat is dwaas wanneer wij erdoor worden beheerst in plaats van andersom. Haat is dwaas wanneer hij is gebaseerd op onwetendheid, op leugens, op vooroordeel, wanneer hij irrationeel is (tegen alle redelijkheid ingaat). Haat zou kunnen worden vergeleken met vuur. Vuur kan, wanneer het onder controle wordt gehouden, heel wat goede doeleinden dienen. Maar welk een leed kan het niet aanrichten wanneer het niet in de hand wordt gehouden en het mensenlevens en bezittingen vernietigt!
Heden ten dage is de wereld gevuld met ongecontroleerde uitbarstingen van haat. De omstandigheden waaronder mensen leven, kunnen natuurlijk slecht zijn, maar haat verslechtert ze alleen maar. In de Verenigde Staten zijn er in heel wat steden — zoals in Watts (Californië), in Washington D.C., in Newark (New Jersey) en in Brooklyn (New York) — platgebrande gedeelten die allemaal het gevolg zijn van haat. Militante groeperingen, bestaande uit blanken of zwarten, prediken haat en dringen bij de mensen aan op geweld. Kenmerkend daarvoor is het rijmpje dat de Black Panthers aan kinderen leren: „Dood het zwijn [hun aanduiding voor een politieagent] op de heuveltop; zo niet, dan knappen de Panthers het wel op.”
Dit is weliswaar haat die veroorzaakt wordt door rassendiscriminatie en andere onrechtvaardigheden die in de loop van de tijd tegen de zwarte bevolking zijn begaan, maar wordt de situatie — hetzij voor blank of voor zwart — verbeterd door een blanke of een zwarte politieman te doden? Neen, net zomin als door het zinloos afbranden van winkels en huizen van zwarten of blanken. Professor M. Syrkin van de Brandeis-universiteit waarschuwde dan ook: „Geen sociaal probleem zal sneller worden opgelost wanneer men de belangrijkste slachtoffers van het probleem op berekende wijze omvormt tot wezens die moedwillig roofovervallen plegen en doden. Een slechte vorming kan slechte toestanden alleen maar erger maken.”
Deze conclusie wordt ondersteund door enkele statistieken die in de New York Times van 14 februari 1972 werden gepubliceerd. Deze lieten onder andere zien dat in 1971 het zelfmoordcijfer in Central Harlem, waar militante groeperingen veel voorkomen, 328 maal zo hoog lag als in Kew Gardens in het Queens-district, waar grotendeels joden wonen; laatstgenoemden vormen echter geen afgescheiden gemeenschap. In Central Harlem werden niet alleen enkele politieagenten maar ook veel zwarte bewoners vermoord.
Haat die niet op juiste beginselen is gebaseerd, is ook dwaas omdat het de hater zelf, zowel geestelijk als lichamelijk, schade toebrengt. Een psychiater heeft eens gezegd: „Het is gemakkelijker om te haten, maar gezonder om lief te hebben.” Een team van specialisten is tot de conclusie gekomen dat ’het ontstaan van een geestelijk of lichamelijk zieke toestand schijnt samen te hangen met de mate van schuld, angst en haat die iemand bij zich draagt’.
Kunnen wij leren om niet te haten op momenten dat haat dwaas is? Ja, en wel onder andere door onze gedachten te leren beheersen. Dwing uzelf niet stil te blijven staan bij het onrecht en de teleurstellingen die u lijdt. Vervang negatieve gedachten door gedachten over dingen die liefelijk zijn en waar gunstig over wordt gesproken. — Fil. 4:8.
Ook ons gezonde verstand kan ons helpen. Als men verstandelijk redeneert, ziet men al gauw in hoe dwaas het is iemand wegens een andere huidkleur, nationaliteit of geloofsovertuiging te haten. De haat die bepaalde Moslims en Hindoes, bepaalde joden en Arabieren en bepaalde protestanten en katholieken in Noord-Ierland elkaar toedragen, alsook de haat die heel veel blanken en zwarten jegens elkaar koesteren, is onredelijk.
Geloof in God zal iemand ook weerhouden van dwaze haat. Hoe dat zo? Wel, men zal dan het rechtzetten van bepaalde zaken aan God overlaten. Dat deed ook David in het Israël uit de oudheid toen een intieme vriend hem er bij een bepaalde gelegenheid toe aanspoorde Saul te doden. — 1 Sam. 26:8-11; Rom. 12:19.
En bovenal zal het gevoelen dat volkomen tegengesteld is aan haat — onzelfzuchtige op beginselen gebaseerde liefde — u in staat stellen dwaze haat te vermijden wanneer het niet de tijd is om te haten. Liefde, zo wordt ons verzekerd, „rekent het kwade niet aan”. Meer dan dat, ’ze verdraagt, hoopt en verduurt alle dingen’ en bedekt zelfs „een menigte van zonden”. Ze brengt geen schade toe aan een naaste, en zet niet iemand iets met geweld betaald. — 1 Kor. 13:4-8; 1 Petr. 4:8; Rom. 13:8-10.
Ja, er is een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten. Gelukkig is hij die kan onderscheiden wanneer het voor een van beide de tijd is, en die in staat is overeenkomstig wijsheid, liefde en gerechtigheid te handelen.