-
Verbonden tussen God en de mensDe Wachttoren 1962 | 15 oktober
-
-
ontvingen de wonderbaarlijke belofte dat zij te zamen met Christus in zijn hemelse koninkrijk tot priesters en koningen zouden worden gemaakt. Dat zij uit de natiën werden genomen om een volk voor Gods naam te vormen, vervulde het doel van het verbond. Door de volmaakte, zonde-verzoenende verdienste van Christus’ offer wordt het voor hen mogelijk gemaakt de vervulling van de belofte te ervaren: „Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken” (Jer. 31:34). Op grond van dat offer worden hun ongerechtigheden en overgeërfde zonde vergeven en wordt hun rechtvaardigheid toegekend, zodat zij als geestelijke zonen van God verwekt kunnen worden — Ps. 50:5, NW.
Het nieuwe verbond doet het Abrahamitische verbond of het koninkrijksverbond niet teniet, maar vormt er een waardevolle toevoeging van waardoor de vervulling van deze verbonden mogelijk wordt gemaakt. Alhoewel alleen de 144.000 geestelijke Israëlieten erin worden opgenomen, zijn zij niet de enigen die er voordeel van trekken. Te bestemder tijd zal het bewerken dat een grote schare getrouwe mensen zegeningen ontvangt.
Door middel van deze verschillende verbonden legt Jehovah zijn grote onzelfzuchtigheid en liefde aan de dag en bewijst hij dat zijn grootsheid en verhevenheid niet zijn belangstelling voor nederige menselijke schepselen in de weg staan. In plaats dat hij hen negeert, betoont hij hun onverdiende goedheid. De verbonden die hij met getrouwe mensen heeft gesloten, vervullen ons met de hoop op een glorierijke toekomst op een verfraaide aarde. Zijn woord zal niet „ledig” of „zonder resultaten” tot hem wederkeren. — Jes. 55:11, NW.
-
-
„Een duizendste van de gehele tekst”De Wachttoren 1962 | 15 oktober
-
-
„Een duizendste van de gehele tekst”
VOLGENS zeggen bestaan er vele variaties in de verschillende manuscripten van de christelijke Griekse Geschriften. Dit heeft sommigen ertoe gebracht zich af te vragen hoeveel grote verschillen, dat wil zeggen, verschillen die er werkelijk op aan komen, er eigenlijk wel zijn. Hetgeen Westcott en Hort dienaangaande in hun Introduction to the New Testament verklaren, is werkelijk verhelderend:
„Met betrekking tot het grootste deel van de woorden van het N.T. . . . bestaat er geen variatie of andere grond voor twijfel. . . . De verhouding van de woorden die praktisch overal boven elke twijfel verheven wordt geacht, is zeer groot en bedraagt volgens een ruwe berekening niet minder dan zevenachtste van het geheel. Het overblijvende achtste gedeelte, waarbij de twijfel grotendeels wordt veroorzaakt door veranderingen in de volgorde en andere betrekkelijke kleinigheden, vormt het voornaamste doelwit van kritiek. Indien de beginselen waardoor wij ons in de huidige editie hebben laten leiden, juist zijn [en ze worden over het algemeen als zodanig geaccepteerd], kan dit gebied nog zeer sterk worden ingekrompen. Hoewel wij ten volle doordrongen zijn van de plicht ons in gevallen waarin het bewijsmateriaal niet voldoende is om van twee of meer versies de juiste te kunnen kiezen, van een voorbarige beslissing te onthouden, bemerken wij dat, indien wij verschillen van orthografie [spelling] ter zijde stellen, de woorden die naar onze mening nog steeds aan twijfel onderhevig zijn, slechts ongeveer een zestigste gedeelte van het gehele Nieuwe Testament uitmaken.
Bij deze tweede schatting is de verhouding van betrekkelijk kleine variaties natuurlijk veel groter dan bij het vorige gedeelte; hieruit volgt dat de hoeveelheid werkelijke verschillen slechts een klein onderdeel vormt van alle overgebleven variaties en nauwelijks meer dan een duizendste van de gehele tekst kan uitmaken. Daar er redenen voor zijn om te vermoeden dat er neiging bestaat de zaak ten aanzien van mogelijke afwijkingen in het N.T. te overdrijven, hetgeen door de taal die hier en daar op de volgende bladzijden wordt gebruikt, bevestigd schijnt te worden, willen wij van tevoren goed beklemtonen hoe groot het gedeelte van het N.T. is ten aanzien waarvan tekstkritiek overbodig is.” Ja, slechts een duizendste van de christelijke Griekse Geschriften kan ten aanzien van de nauwkeurige lezing ervan in twijfel worden getrokken.
-