De noodzaak dat het leven zin heeft
Wie voelt deze noodzaak? Niet de aardworm of de adelaar, de eekhoorn of de walvis. Van alle schepselen der aarde is het alleen de mens die de vraag opwerpt: Heeft het leven enige zin? Iedere generatie heeft daarover nagedacht. Indien dit voor de mens geen aangeboren innerlijke noodzaak was, zou die vraag naar de zin van zijn leven hem niet door de eeuwen heen achtervolgd hebben.
DE AARDE lijkt de mens groot toe, maar het is een kleine planeet die rondcirkelt om een middelgrote ster die wij de zon noemen. De middellijn van onze zon — 1.390.000 kilometer — klinkt indrukwekkend, totdat wij vernemen dat er rode superreuzen zijn met een middellijn van 3.200.000.000 kilometer. Het licht, met zijn snelheid van 300.000 kilometer per seconde, heeft er acht minuten voor nodig om de aarde te bereiken, maar het doet er 100.000 jaar over om door ons melkwegstelsel met zijn rond de 100.000.000.000 sterren heen te komen.
Sommige sterrenkundigen schatten dat er evenveel melkwegstelsels in de ruimte zijn als sterren in de Melkweg. Radiotelescopen hebben licht ontdekt, dat van 10.000.000.000 lichtjarena ver weg komt. En zelfs deze duizelingwekkende cijfers geven ons nog niet de grootte van het universum.
De onbekende uitgestrektheden van de ruimte houden het konijn of de kakkerlak of de chimpansee of welk dier ook maar niet bezig. Maar de mens voelt zich overweldigd door de onmetelijkheid ervan. Lang geleden zag koning David van Israël slechts twee- of drieduizend sterren aan de hemel, en alleen al dat kleine stukje van het hele wereldruim deed hem tot Jehovah God uitroepen: „Wanneer ik uw hemel zie, het werk van uw vingers, de maan en de sterren die gij hebt bereid, wat is dan de sterfelijke mens, dat gij aan hem denkt, en de zoon van de aardse mens, dat gij voor hem zorgt?” — Ps. 8:3, 4.
David voelde zich in het niet verzinken bij die paar duizend sterren. Met onze kennis van talloze miljoenen melkwegstelsels moeten wij ons wel helemaal microscopisch klein voelen! Als de aarde slechts een stofdeeltje in het universum is, wat zullen afzonderlijke individuen die op dat stofdeeltje wonen, dan nog voor gewicht in de schaal leggen?
Het is niet alleen onze nietigheid ten opzichte van het grote universum, maar ook ons kortstondige bestaan in de eonen van tijd, waardoor wij moeilijk kunnen geloven dat ons leven zin heeft. Evenals dieren geen begrip hebben van de ruimte van het universum, zo hebben zij ook geen idee van tijd, maar „God heeft eeuwigheid in de harten der mensen geplant”, „hij heeft de mensen een besef van verleden en toekomstige tijd gegeven” (Pred. 3:11, The Living Bible en The New English Bible). Hoewel de mens weet dat de tijd eeuwigdurend is, wordt hem ook verteld dat zijn leven erg kort is.
De psalmist zegt: „Wat de sterfelijke mens betreft, zijn dagen zijn als die van het groene gras; als een bloesem van het veld, zo bloeit hij. Want er hoeft maar een wind over te gaan en hij is niet meer; en zijn plaats zal hem niet langer erkennen.” „De mens zelf vertoont gelijkenis met niets dan een ademtocht; zijn dagen zijn als een voorbijglijdende schaduw.” De christelijke bijbelschrijver Jakobus valt hem bij: „Gij zijt een nevel, die een ogenblik verschijnt en dan verdwijnt.” — Ps. 103:15, 16; 144:4; Jak. 4:14.
Als het leven zo vluchtig is en vergetelheid erop volgt, hoe zou het dan zin kunnen hebben? Maar de behoefte aan zin en duurzaamheid is zo groot, dat men zich vastklampt aan leerstellingen omtrent onsterfelijke zielen en reïncarnaties. Velen voelen de behoefte dit huidige leven gedenkwaardig te maken door iets van zichzelf achter te laten — een boek, een schilderij, een muzikale compositie, een legaat, een stichting, of wat dan ook, als het er maar op een of andere manier een waarneembare aanwijzing voor vormt dat zij hier geweest zijn. Dat schijnt hen te helpen het gevoel te hebben dat hun bestaan enige zin gehad heeft. Zelfs zij die naam gemaakt hebben, verbleken en verdwijnen uit de herinnering naarmate zij overschaduwd worden door de prominenten van nu. Over pogingen in deze realiteit verandering te brengen, luidt het oordeel: „Zie! alles was ijdelheid en een najagen van wind.” — Pred. 1:14.
Ondanks zijn nietigheid in de ruimte van het universum en zijn vluchtige verschijning in de stroom des tijds, heeft de mens er echter nog steeds behoefte aan dat zijn leven zinvol is. Dat vloeit voort uit de wijze waarop hij geschapen werd. Het is een aangeboren innerlijke drang.
Hoe kan de mens zover komen dat zijn vurige verlangen naar een zinvol leven bevredigd wordt? Het volgende artikel beschrijft enkele van de vereisten waaraan voldaan moet worden om ons leven zinvol te maken.
[Voetnoten]
a 1 lichtjaar = ongeveer 9.460.000.000.000 kilometer.