Als er geen honger meer zal zijn

HET is heel goed mogelijk dat u nooit dagen achtereen een knagende honger hebt gehad. Toch is dit de situatie waaraan miljoenen mannen, vrouwen en kinderen het hoofd moeten bieden. Volgens een conservatieve schatting hebben 460 miljoen mensen op aarde niet genoeg te eten. Andere schattingen geven te kennen dat het hier om een miljard mensen gaat. Vooral kinderen hebben hier erg onder te lijden. Hun honger kan tot blindheid, groeistoornissen, verlies van weerstand aan infectie en, in werkelijkheid, tot een vroegtijdige dood leiden.

Bevrijding van honger is beslist noodzakelijk. Maar zal zo’n bevrijding komen? Ja, de Schepper van de mens, Jehovah God, heeft zich voorgenomen een eind te maken aan honger. In de profetie van Jesaja werd bijvoorbeeld vooruitgewezen naar een wereldomvattend feestmaal met genoeg voedsel voor allen. Wij lezen: „Jahwe van de legerscharen richt . . . voor alle volken een feestmaal aan met uitgelezen gerechten.” — Jes. 25:6, Willibrordvertaling.

Voor de miljoenen mensen die honger lijden, klinkt een dergelijke belofte misschien ongeloofwaardig. Zij denken misschien wel dat de aarde nu eenmaal niet genoeg voedsel voor iedereen kan verschaffen. Dit is echter niet het geval. In de uitgave van september 1974 van Scientific American werd gezegd: „De aarde en de technologie kunnen waarschijnlijk voedsel verschaffen voor een bevolking van 40 tot 50 miljard personen.” Waarom zijn er dan zovelen die honger lijden? Gebrek aan samenwerking onder de volken, economische stelsels die erop gebaseerd zijn grote winsten te maken en een onjuist beheer van de natuurlijke hulpbronnen van de aarde behoren tot de factoren die tot de droeve situatie die thans bestaat, hebben bijgedragen.

Al deze dingen vinden hun oorsprong in het feit dat de mens in gebreke is gebleven zich om het welzijn van zijn medemensen te bekommeren. Dit falen stemt niet overeen met de houding waartoe de Zoon van God, Jezus Christus, aanmoedigde: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen” (Matth. 7:12). Aangezien Jezus’ leer haar oorsprong vond bij zijn Vader, is het duidelijk dat het hongerprobleem uiteindelijk aan veronachtzaming van de wet van God te wijten is. — Joh. 7:16.

Het is opmerkenswaardig dat Jehovah God vele eeuwen geleden aan de Israëlieten openbaarde dat vrijheid van honger van hun gehoorzaamheid aan zijn geboden zou afhangen. Er werd hun gezegd: „Indien gij zonder mankeren mijn geboden zult gehoorzamen, die ik u heden gebied, door Jehovah, uw God, lief te hebben en hem . . . te dienen, zult [gij] werkelijk eten en verzadigd worden.” — Deut. 11:13-15.

Deze woorden worden door de oude geschiedenis van de Israëlieten bevestigd. Gedurende de regering van koning Salomo had Israëls getrouwe gehoorzaamheid aan Gods wet bijvoorbeeld voorspoed en zekerheid tot resultaat. De bijbel bericht: „Juda en Israël bleven in zekerheid wonen, ieder onder zijn eigen wijnstok en onder zijn eigen vijgeboom, van Dan tot Berséba, al de dagen van Salomo” (1 Kon. 4:25). Aldus gingen de woorden van Psalm 72 in vervulling, die in eerste instantie werden uitgesproken met betrekking tot wat gedurende Salomo’s regering verwacht kon worden: „Er zal volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn.” — Ps. 72:16.

De toestand die gedurende de voorspoedige regering van Salomo heerste, was profetisch met betrekking tot de grootse toestanden die over de gehele aarde zouden heersen gedurende de regering van iemand die groter is dan Salomo, namelijk Jezus Christus (Matth. 12:42). Wij weten dit omdat de woorden van Psalm 72:8 worden herhaald in Zacharia 9:10, waar wij specifiek met betrekking tot de regering van de Messías lezen: „Hij zal werkelijk vrede spreken tot de natiën; en zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee en van de Rivier tot de einden der aarde.” — Vergelijk Zacharia 9:9 met Matthéüs 21:4, 5.

Omdat de gehele aarde onder zijn jurisdictie zal komen, kan Jezus Christus erop toezien dat al zijn onderdanen van de overvloed op aarde voordeel zullen trekken. Hij zal bovendien allen verwijderen die de vrede die hij biedt niet wensen maar die erin volharden hun eigen wegen te volgen, tot schade van hun medemensen. Toen Jezus op aarde was, zei hij tot zijn discipelen dat hij in een tijd van grote moeilijkheden en benauwdheid onder de mensen in deze terechtstellingshoedanigheid zou komen (Luk. 21:25-36). Met het oog op de toenemende wereldellende moet die tijd zeer nabij zijn.

Zijn optreden tegen degenen die erin volharden zelfzuchtig hun eigen belangen na te jagen, terwijl zij zijn heerschappij tegenstaan, zal het einde betekenen van hebzuchtige commerciële stelsels, van een verkeerd beheer van de natuurlijke hulpbronnen van de aarde, van ongelijke distributie van voedselvoorraden en van alle andere factoren die voor de situatie van hongerlijdende volken verantwoordelijk zijn.

Daarna zal Jezus Christus zich erop concentreren zijn onderdanen te helpen het allerbeste uit het leven te halen. Zijn grote zorg voor het fysieke welzijn van mensen toen hij als mens op aarde was, verzekert ons hiervan. Bij een zekere gelegenheid riep hij zijn discipelen bijvoorbeeld en zei tot hen: „Ik heb medelijden met de schare, want zij zijn nu al drie dagen bij mij gebleven en hebben niets te eten; en ik wil hen niet wegzenden zonder dat zij eerst gegeten hebben. Anders bezwijken zij misschien onderweg” (Matth. 15:32). Deze medelijdende bezorgdheid bewoog Jezus ertoe een wonder te verrichten. Terwijl hij zeven broden en enkele vissen gebruikte, verschafte hij een maaltijd voor vierduizend mannen, nog afgezien van de vrouwen en kinderen (Matth. 15:34-38). Bij een vroegere gelegenheid had hij net zo’n wonder verricht met vijf broden en twee vissen. — Matth. 14:17-21.

Zulk een wonderbare vermenigvuldiging van brood en vissen lijkt misschien ongeloofwaardig. Maar dienen wij dergelijke dingen niet te verwachten van iemand die niet een gewoon mens maar de Zoon van God is? En als hij wonderen kon verrichten door noodzakelijke voorzieningen te verschaffen, is het beslist in zijn vermogen er voor te zorgen dat de gehele aarde in overvloedige mate ’haar opbrengst geeft’ wanneer zelfzuchtige mensen, die deze planeet verontreinigen en „verderven”, ervan zijn verwijderd! — Ps. 67:6; Openb. 11:18.

Wij kunnen dus met vertrouwen uitzien naar een tijd in de niet al te verre toekomst dat honger tot het verleden zal behoren. Indien u die tijd graag zou willen meemaken, doe dan positieve stappen door te tonen dat u een gehoorzame dienstknecht van God en Christus wilt zijn. Dan zult u, evenals in het geval van de Israëlieten gedurende Salomo’s regering, tot de velen kunnen behoren die getuige zullen zijn van een tijd van vrede, zekerheid en voorspoed.

[Illustratie op blz. 419]

„Er zal volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn.” — Ps. 72:16.