Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w64 1/6 blz. 348-351
  • Het beplanten en begieten van Gods akker

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Het beplanten en begieten van Gods akker
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ER WORDT EEN KOSTBAAR ZAADJE GEZAAID
  • VRUCHT DRAGEN
  • GROTERE ACTIVITEIT
  • NAAR EEN VERRE AKKER
  • DE OOGST IS GROOT
  • Jehovah behoedt ons
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1989
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1989
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1988
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1988
  • Jehovah’s zegen verrijkt
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1962
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
w64 1/6 blz. 348-351

Het beplanten en begieten van Gods akker

zoals verteld door OTTO ESTELMANN

OP EEN kleine boerderij in Beieren, zuid-Duitsland, ben ik opgegroeid. Het was werkelijk een genoegen het land met behulp van paarden, ossen en wat machines te bebouwen, maar destijds had ik er nog geen vermoeden van dat mijn levenswerk zou bestaan uit het beplanten en begieten van een andere soort van akker.

Mijn ouders waren luthers. Wij hadden thuis een grote bijbel, die echter nooit werd gelezen en alleen werd opengeslagen om er geboorten, huwelijken, sterfgevallen of andere bijzondere gebeurtenissen in op te tekenen. Ook hadden wij een gebedenboek, waarin moeder bij speciale gelegenheden las. Hoewel ik de zondagsschool en een landbouwschool bezocht, leerde ik niets over Gods voornemens.

Toen de eerste Wereldoorlog uitbrak, was ik negentien jaar. Met duizenden andere onschuldige jongemannen stond ik al spoedig in slagorde aan het front. Wanneer ik door platgebrande, gebombardeerde steden en dorpen marcheerde, sneed het mij door de ziel langs de wegen vele onbegraven lijken verspreid te zien liggen. Wat was ik bedroefd om de vele kinderen, weduwen, verloofden, oorlogsbruidjes, vaders en moeders die tevergeefs op bericht wachtten van hun geliefden die hier dood lagen!

Bij een veldslag liep ik verwondingen op waardoor ik voor bijna een jaar buiten gevecht was gesteld. Plotseling, op 11 november 1918, kwam het blijde nieuws „De oorlog is voorbij!” Keizer Wilhelm II vluchtte naar Nederland. Revolutie in Duitsland! Nu staakten ook de katholieke en protestantse geestelijken hun in het openbaar opgezegde gebeden: „God, bescherm de Duitse Keizer en wees zo goedertieren het Duitse Rijk te beschermen.”

ER WORDT EEN KOSTBAAR ZAADJE GEZAAID

Op een middag in november van het jaar 1919 bracht een vertegenwoordiger van de Internationale Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s getuigen destijds werden genoemd, een bezoek aan een naburig gezin en ik werd uitgenodigd ook te komen om hem te horen spreken. Ik luisterde nauwlettend naar zijn ervaring met de predikant in een nabijgelegen stad toen hij en zeven anderen van zijn gezinsleden de lutherse kerk hadden verlaten. De raad van zijn predikant luidde uiteindelijk: „Maar meneer G———, u en uw gezin kunnen Russells boeken lezen zonder dat u onze kerk behoeft te verlaten. Waarom al die drukte?” De Bijbelonderzoeker doorzag deze huichelachtige raad volkomen en bedankte voor zijn lidmaatschap.

Deze eerste ontmoeting met een van Jehovah’s getuigen overtuigde mij ervan dat religie twee verschillende kanten heeft. De ene kant is waarheid en leven, de andere kant leugens en dood. Hier werd een wonder gewrocht, want ’de ogen van de blinde werden geopend’ door het zaaien van het zaad der Koninkrijkswaarheid. Vanaf die tijd begon ik met een stelselmatige studie van de bijbel, waarbij ik gebruik maakte van de bijbelstudie-hulpmiddelen van het Wachttorengenootschap. Soms studeerde ik de hele nacht door. Er was zoveel te leren!

Op de eerste districtsvergadering die ik bijwoonde, waren duizenden mensen die deel uitmaakten van Jehovah’s volk aanwezig. Ik hoorde kleine kinderen bijbelse vragen beantwoorden waarop ik het antwoord nog niet wist. Dit toneel, en de massale doop de volgende dag, maakten op mij een onvergetelijke indruk.

VRUCHT DRAGEN

Vier uur reizen van mijn huis woonde een verkondiger van het goede nieuws die erin toestemde mij voor de eerste keer mee te nemen bij de van-huis-tot-huis-prediking. Op de afgesproken tijd en plaats wachtte ik op hem. Zijn trein kwam, maar hij niet. Wat moest ik nu doen? In mijn tas had ik een bijbel en wat lectuur. Vóór mij lagen een aantal huizen waarin mensen woonden. De enige logische oplossing was, dat ik deze huizen zou gaan bewerken zonder mijn onderwijzer.

Ik bad van ganser harte tot Jehovah, die weet hoe hij de zwakken kracht moet verlenen, en al gauw klopte ik op de eerste deur. Mijn lippen beefden zo, dat ik betwijfel of de huisbewoner wel iets verstond van wat ik zei. Hij mompelde iets onverstaanbaars terug en sloeg de deur voor mijn neus dicht. Wat nu? Ik liet de moed niet zakken en ging naar de volgende deur.

Bij het derde huis luisterde een vrouw aandachtig en haar ogen vulden zich met tranen. Zij vertelde mij dat haar enige zoon in de oorlog was omgekomen en zij geen hoop meer bezat. Wat was ik blij dat ik mijn bijbel bij Johannes 5:28 en 29 kon opslaan en haar Jezus’ belofte met betrekking tot een opstanding kon voorlezen. Daarna liet ik haar de uitleg zien in het boek De Harp Gods. Zij droogde haar tranen, haar gezicht klaarde op en blij betaalde zij de bijdrage voor het boek.

Na mijn eerste twee uur van openbaar getuigeniswerk zag ik, toen ik opkeek, tot mijn grote vreugde mijn onderwijzer hard op zijn fiets komen aanrijden. Hij had de trein gemist, maar toch zijn woord gehouden. (Tot op de huidige dag dient hij getrouw op het Argentijnse bijkantoor van het Genootschap.) Die dag besteedden wij samen nog verscheidene gelukkige uren aan het planten van het Koninkrijkszaad en het troosten van vele anderen die treurden. Het schonk ons grote voldoening Jehovah’s wil te doen. Op 26 december 1920 werd ik als een symbool van mijn belofte altijd Jehovah’s wil te doen, gedoopt.

GROTERE ACTIVITEIT

Omstreeks het jaar 1924 kwamen wij in een groepje van ongeveer veertig personen in de stad dicht bij het dorp waar ik woonde, bijeen. Dat voorjaar ontving ik onverwacht een uitnodiging van het bijkantoor van het Genootschap tot nog grotere activiteit, en wel om als een volle-tijd-„pelgrim” te gaan werken, wat inhield dat ik andere gemeenten moest bezoeken. De nu volgende vijf jaar werkte ik hard in Duitsland; ik leidde nieuwe verkondigers op, versterkte nieuwe en zwakke gemeenten en zorgde voor Gods akker die wordt bebouwd. — 1 Kor. 3:6-9, NW.

In 1929 kreeg ik een toewijzing om in Tsjechoslowakije het „Photo-Drama der Schepping” van het Genootschap te vertonen; dit bestond uit verschillende films en honderden prachtige kleurendia’s met een bijbehorende verklarende tekst. Iedere vertoning werd gesplitst in vier delen van bijna drie uur elk. Tussen de vertoningen door brachten wij vele bezoeken aan geïnteresseerde mensen en leidden wij bijbelstudiën. Het was een vreugde te zien hoe het aantal aanwezigen van avond tot avond groeide. Zwakke groepjes die met grote moeilijkheden te kampen hadden, werden gesterkt en er werden nieuwe gemeenten georganiseerd. Natuurlijk rees er bij deze groei van de organisatie tegenstand. Toen ik in 1934 een kleine gemeente bezocht, stapte de politie binnen en werd ik meegenomen naar de gevangenis. De beschuldiging luidde: „Nazi-spion”! Mijn aanklagers slaagden er niet in ook maar één enkele getuige tegen mij te vinden en daarom werd ik zeven weken later weer in vrijheid gesteld.

In het voorjaar van 1938 waren er reeds delen van Tsjechoslowakije door de nazi’s bezet. In die tijd ontving ik een telegram van het bijkantoor van het Genootschap in Zwitserland met de opdracht hun onverwijld de verschillende documenten van het vroegere Tsjechische bijkantoor te brengen. Voor het overschrijden van de grens moest ik een vergunning aanvragen bij de geheime politie van de nazi’s die destijds in het land werd georganiseerd. Ik slaagde erin de vergunning te krijgen en maakte van de gelegenheid gebruik onderweg een kort bezoek aan mijn moeder en andere familieleden te brengen. Ik kwam en vertrok in de loop van de nacht en zette mijn reis naar Zwitserland onmiddellijk voort. De volgende dag al deed een groep van de geheime politie een inval in het huis van mijn familie en doorzocht dit, op zoek naar mij, van onder tot boven. Jehovah God had mij beslist uit „den strik des vogelvangers” bevrijd. — Ps. 91:3.

NAAR EEN VERRE AKKER

In 1939 kreeg ik een toewijzing voor Brazilië, helemaal aan de andere zijde van de Atlantische Oceaan. Nog drie broeders uit Tsjechoslowakije reisden met mij naar de nieuwe dienstakker. In de haven van Santos werden wij tot onze grote vreugde afgehaald door vier van de broeders die op het bijkantoor in Brazilië werkten. Een van hen sprak onze taal en dat betekende een grote hulp voor ons. Daar ik geen Portugees kende, vroeg ik mij af, hoe ik hier kon helpen bij het beplanten en begieten van Gods akker. De broeders waren zo vriendelijk mij een kaart te verschaffen waarop een kort toespraakje stond getypt. Aan iedere deur kon ik volstaan met: „Leest u dit alstublieft eens!” Hoewel ik moeite had met het Portugees, slaagde ik er met behulp van de lectuur van het Genootschap toch in, belangstelling voor Gods koninkrijk op te wekken. Ik hield een bericht bij van de mensen die de meeste belangstelling toonden, bracht nabezoeken en richtte huisbijbelstudiën op.

Toen ik een maand in Brazilië was, ontving ik een toewijzing om in Porto Alegre, in het verre zuiden van het land, te gaan dienen. Een echtpaar dat pas uit Zwitserland was gearriveerd en nog een broeder die in Tsjechoslowakije had gewerkt, vergezelden mij. Er rezen echter problemen. Ten gevolge van tegenstand werd de aanvoer van onze lectuur afgesneden. Ik kon echter ook met niets dan mijn bijbel over Jehovah’s koninkrijk door bemiddeling van Christus blijven spreken. Daar wij bleven planten en begieten, schonk God de toename. In dat gebied ontsproten twee gemeenten, één in de Braziliaanse stad Livramento en de andere in Rivera, een stad die precies aan de andere kant van de grens in Uruguay ligt.

Na vijfentwintig maanden van beperkende bepalingen, opende Jehovah de deur waardoor ik het gezegende voorrecht van de volle-tijd-dienst kon behouden. Toen broeder Knorr, de president van het Genootschap, in 1945 een bezoek bracht aan Brazilië, werd mij gevraagd mij bij het bijkantoor te vervoegen, daar ik als speciale pionier in Rio de Janeiro moest gaan dienen. Door enkele waardevolle bezittingen te verkopen, kon ik het benodigde geld bijeenbrengen voor mijn reisbiljet en al spoedig kwam ik veilig en gezond in mijn nieuwe toewijzing aan. Na zes maanden slaagde ik erin een permanent verblijfsvisum te krijgen, waardoor ik de verzekering had dat ik in Brazilië mocht blijven. Toen kon ik mijn bediening van huis tot huis op een beter georganiseerde manier verrichten dan destijds in 1939.

Jehovah bleef mij grotere voorrechten schenken, want in 1949 ging ik in de kringdienst. In 1955 werd ik geroepen om op het Braziliaanse bijkantoor te dienen, waar ik, door Jehovah’s onverdiende goedheid, van het gezelschap kan genieten van ruim vijfentwintig broeders die zich zonder voorbehoud aan het volbrengen van de goddelijke wil hebben opgedragen. Naast mijn taak hier, schenkt ook de nauwe samenwerking met de plaatselijke gemeente van Jehovah’s volk mij veel geluk.

DE OOGST IS GROOT

Ik ben Jehovah er zeer dankbaar voor dat het zaad dat hier in Brazilië is gezaaid, voortreffelijke vruchten heeft voortgebracht. In 1939 waren er nog maar 114 Koninkrijkspredikers in het land. Thans hebben ruim 26.000 personen een aandeel aan het beplanten en begieten!

Ik denk terug aan de drieënveertig jaar dat ik in Jehovah’s dienst heb gestaan en ben blij dat ik altijd dankbaar elke toewijzing heb aanvaard. Een lichamelijke handicap belet mij thans alles te doen wat ik wel zou willen, maar ik weet zeker dat het enige dat ik verlang is, Jehovah en zijn Koning, Christus Jezus, voor eeuwig te dienen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen