Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w65 1/10 blz. 597-601
  • Geloof oefenen is als handelen op grond van een eigendomsbewijs

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Geloof oefenen is als handelen op grond van een eigendomsbewijs
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • GODS BELOFTEN
  • STEVIG GEBASEERD OP BEWIJZEN
  • GELOOF IN DADEN OMZETTEN
  • HET WARE GELOOF VERWERVEN
  • Geloof in geloof — Is dat uw geloof?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Waar geloof — Wat houdt het in?
    Ontwaakt! 2000
  • Oefen geloof gebaseerd op waarheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1991
  • Laat zien dat je in Jehovah’s beloften gelooft
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2016
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
w65 1/10 blz. 597-601

Geloof oefenen is als handelen op grond van een eigendomsbewijs

ALS een onbekende u een groot, prachtig, produktief stuk land zou beloven, waarvoor u helemaal geen belasting zou behoeven te betalen, zou u hem dan geloven? U zou er waarschijnlijk heel sceptisch tegenover staan. Zou u er de mogelijkheid van gaan inzien wanneer deze persoon toevallig ook nog de rijkste man in het land blijkt te zijn? Zou u geen hoop gaan krijgen wanneer u bovendien nog ontdekte dat hij een machtig regeerder is?

Indien u verder zou informeren en zou vernemen dat deze persoon de reputatie heeft opgebouwd in zijn gehele leven nog nooit gelogen te hebben en absoluut betrouwbaar te zijn, zou u zijn belofte dan niet gaan geloven? Indien hij het recht op dit land vervolgens aan u zou overdragen door u een grondig gecontroleerd en wettelijk bindend eigendomsbewijs te geven, zou u dan niet in overeenstemming met zijn aanbod gaan handelen?

Op dit punt aangekomen, zou u stellig het vertrouwen kunnen hebben dat u werkelijk iets van grote waarde had geërfd. Dit vertrouwen zou u in staat stellen in overeenstemming met de belofte te handelen, aangezien die belofte was verzekerd doordat u in het bezit was gekomen van het eigendomsbewijs van het land.

Ook al had u echter de verzekering en het benodigde vertrouwen, dan zou u het land dat nu uw eigendom is geworden, toch nog moeten bewerken of er op moeten bouwen om er nut van te hebben. Ja, het zou pas voordelen voor u afwerpen wanneer u in overeenstemming met uw vertrouwen zou handelen.

GODS BELOFTEN

Deze illustratie licht toe wat er allemaal is betrokken bij Gods beloften aan nederige mensen op aarde. Wat belooft hij? „De rechtváárdigen zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven” (Ps. 37:29, NW). Kunnen wij dit geloven? ’God kan onmogelijk liegen’ (Hebr. 6:18, NW). Bezit God de aarde, zodat hij deze kán geven? „Des HEREN is de aarde en haar volheid, de wereld en die daarop wonen” (Ps. 24:1). Beschikt hij over de macht om zijn belofte in vervulling te doen gaan? „Jehovah, uw God, is de God der goden en de Heer der Heren, de grote, sterke en vrees inboezemende God” (Deut. 10:17, NW). Kunnen wij op grond van het bericht dat hij tot nu toe heeft opgebouwd, het vertrouwen hebben dat hij zijn belofte zal vervullen? „Gij weet zeer goed met geheel uw hart en met geheel uw ziel dat niet één woord van alle goede woorden die Jehovah, uw God, tot u gesproken heeft, onvervuld is gebleven. Alles is voor u uitgekomen, geen woord daarvan is onvervuld gebleven.” — Joz. 23:14, NW.

Op grond van Jehovah’s autoriteit, macht en betrouwbaarheid kan onze verzekering of ons vertrouwen net zo groot zijn als het vertrouwen van iemand die het eigendomsbewijs van een stuk land in bezit heeft. Het geloof in Gods beloften op grond van zijn rechtschapenheid komt overeen met het geloof dat wij een stuk land bezitten omdat wij het eigendomsbewijs ervan in ons bezit hebben. Het is een verzekering die voortspruit uit de beloften die Jehovah heeft gedaan en uit het feit dat hij er blijk van heeft gegeven volledig betrouwbaar te zijn met betrekking tot het vervullen van zijn beloften. Dit geloof in God wordt het beste voor ons in de bijbel gedefinieerd, en wel in Hebreeën 11:1 (NW), waar staat: „Geloof is de verzekerde verwachting van dingen waarop wordt gehoopt.” In het boek Word Pictures in the New Testament zegt A. T. Robertson over deze schriftplaats: „Wij wagen het de vertaling ’Geloof is het eigendomsbewijs van datgene waarop wordt gehoopt’ voor te stellen.” Hij wijst erop dat het Griekse woord voor „verzekerde verwachting” de betekenis heeft van iets wat ergens ónder staat, een contract, of een belofte. Zie De Wachttoren van 1 maart 1963, bladzijde 142, par. 5, 6.

Het geloof in God is derhalve meer dan een verlangen of een hoop. Geloof is iets wat aan hoop wordt toegevoegd. Het betekent dat wij verzekerd zijn van wat God heeft beloofd ons te zullen geven of voor ons te zullen doen, ook al kunnen wij dit vooralsnog niet zien; het is als het ware reeds gedaan ook al is dit in werkelijkheid niet het geval. Geloof is de absolute verzekering dat wat volgens God staat te gebeuren, ook werkelijk zál gebeuren.

Geloof dient niet verward te worden met lichtgelovigheid of het geloven van dingen die men graag wil geloven. Er bestaat een heel groot verschil tussen deze begrippen. Lichtgelovigheid wordt gedefinieerd als „een geesteshouding, die voortspruit uit zwakheid of onwetendheid, om maar al te snel ergens geloof in te stellen, vooral in onmogelijke of absurde dingen”. Een lichtgelovig persoon wordt „gemakkelijk misleid” en zal vaak „alles slikken”.

Veel van wat thans in de wereld voor geloof doorgaat, is geen waar geloof, maar lichtgelovigheid. Velen maken, zonder Gods wegen nauwkeurig te beschouwen en te bestuderen, haastige gevolgtrekkingen die vaak geheel en al in strijd zijn met de geest van goddelijke waarheid. Wanneer men op grond van een dergelijke lichtgelovigheid handelt en onderwijst, strekt dit God niet tot eer en wordt er veel smaad op zijn naam geworpen. Lichtgelovige mensen beweren vaak het krachtigste „geloof” te bezitten. Datgene waar zij zo vast van overtuigd zijn, betreft echter vaak iets wat God niet gezegd heeft, terwijl zij in de meeste gevallen geen oren hebben naar wat God wel heeft gezegd.

Een voorbeeld van lichtgelovigheid treffen wij aan in Adams vrouw Eva. Zij geloofde de slang in Eden, terwijl zij er geen bewijzen voor had dat zijn woorden op waarheid berustten. Het resultaat hiervan was dat zij „grondig [werd] bedrogen” en haar leven verloor (1 Tim. 2:14, NW). In deze tijd geloven miljoenen mensen religieuze geloofsartikelen die niet op waarheid zijn gebaseerd. Een dergelijke lichtgelovigheid zal tot teleurstelling leiden en uiteindelijk de dood tot gevolg hebben, zoals in het geval van Eva is gebeurd.

STEVIG GEBASEERD OP BEWIJZEN

Het ware geloof in God is stevig gebaseerd op bewijzen en op autoriteit. Het is de redelijke conclusie die is afgeleid uit het onderzoeken van de feiten. Deze feiten, die de basis voor het bewijs vormen, zijn van twee bronnen afkomstig. De ene bron betreft datgene wat God heeft geschapen en de andere datgene wat hij heeft geopenbaard.

Wanneer wij op grond van de algemeen erkende beginselen van oorzaak en gevolg redeneren, treffen wij in het gehele rijk van de natuur de bewijzen van een Schepper aan. Zowel de orde en harmonie van zeer kleine dingen zoals atomen, als de orde en harmonie van zeer grote dingen zoals het gehele universum, getuigen van het intelligente werk van een supergeest. In Romeinen 1:20 (NW) lezen wij dan ook: „Zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn.” Het door de natuur verschafte bewijs van een intelligente Schepper is zo onloochenbaar, dat er in de Schrift wordt gezegd: „De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God.” — Ps. 14:1.

Er is nog veel meer dat als een gezonde basis voor ons geloof dient. Dit is de geschreven openbaring van God, zijn Woord, de bijbel. De absolute waarheid die wij als het degelijke bewijs voor ons geloof nodig hebben, treffen wij in de bijbel aan. Door zijn interne harmonie, de vervulling van zijn profetieën en de bevestiging die geschiedschrijvers, archeologen en anderen van de erin vervatte feiten hebben gegeven, wordt het bewijs geleverd dat hij van goddelijke oorsprong is en absoluut waar is als een basis voor ons geloof. Gods Zoon, Jezus Christus, bekrachtigde deze basis voor ons geloof door te zeggen: „Uw woord is waarheid” (Joh. 17:17, NW). Alles wat God wil dat wij geloven buiten datgene wat hij in de natuur heeft verschaft, wordt in zijn Woord aangetroffen. Hierin heeft hij ons een vast fundament van feiten verschaft, zodat wij op grond daarvan kunnen redeneren en een vaste overtuiging kunnen opbouwen dat aan de ongeziene dingen, die nog niet zijn verwezenlijkt, niet behoeft te worden getwijfeld.

GELOOF IN DADEN OMZETTEN

Spotters zullen betogen dat zij Gods beloften eerst in vervulling moeten zien gaan voordat zij ze geloven. Er is echter niets gewoner of noodzakelijker, zelfs in het alledaagse leven niet, dan geloof. Het wordt geoefend doordat wij vertrouwen stellen in en afhankelijk zijn van dingen die nog niet gezien worden. Wanneer een boer zaait, ziet hij dan werkelijk de oogst van het volgende seizoen? Waarom werkt hij voortdurend aan iets wat hij niet ziet? Hij heeft alleen maar het zaad. Hoe weet hij dat het zich in planten zal ontwikkelen? De boer weet dit omdat hij bij zichzelf heeft overlegd dat de zon die gisteren scheen, opnieuw zal schijnen, dat de regen van gisteren weer zal vallen en dat het plantenleven nog steeds aan de wetten van de groei onderworpen is. Het geloof in de toekomstige oogst is op gezonde bewijzen gebaseerd. Het is gebaseerd op de betrouwbaarheid van natuurwetten die eeuwenlang deugdelijk zijn gebleken. Het geloof dat de oogst zal worden verwezenlijkt, is derhalve gerechtvaardigd, en de boer handelt in overeenstemming met dit geloof, deze verzekering, door met zijn werk te beginnen. Het zou toch wel heel dwaas zijn wanneer hij niet zou willen zaaien uit vrees dat de zon nooit meer zal schijnen of dat het nooit meer zal gaan regenen of dat het zaad niet zal willen groeien!

Op overeenkomstige wijze zullen wij, als wij met Jehovah bekend raken en zijn werken in de natuur en vooral in zijn geschreven openbaring, de bijbel, gaan bestuderen, vertrouwen krijgen in zijn beloften voor de toekomst. Evenals de boer vol vertrouwen de oogst in de herfst tegemoet ziet en ploegt, zaait, bebouwt en begiet voordat hij het resultaat ervan kan zien, dienen wij in overeenstemming te handelen met ons vertrouwen dat Gods beloften te zijner tijd in vervulling zullen gaan, dus voordat wij de verwezenlijking ervan werkelijk meemaken.

Wanneer wij Gods eigenschappen leren kennen, zullen wij er niet veel moeite mee hebben het geloof dat wij in zijn beloften stellen, te oefenen of in daden om te zetten, net zomin als wij er moeite mee zouden hebben in overeenstemming te handelen met de verzekering die wij zouden hebben wanneer wij van een bepaald stuk land het eigendomsbewijs in bezit hadden. Er zijn in het verleden velen geweest die hun geloof op grond van het vertrouwen dat zij in Jehovah stelden, in daden hebben omgezet. De apostel Paulus verwijst naar sommigen van hen wanneer hij vermeldt dat Abel, Henoch, Noach, Abraham, Sara, Isaäk, Jakob, Jozef, Mozes, Rachab, Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, Samuël en vele profeten geloof hadden in Gods beloften en in overeenstemming met dat geloof handelden. Als resultaat hiervan waren zij in staat koninkrijken een nederlaag toe te brengen, de muilen van leeuwen te stoppen, de kracht van het vuur te stuiten, doden door een opstanding terug te ontvangen, vervolging en beroving te doorstaan, ja, zelfs te sterven, omdat zij de verzekerde verwachting hadden dat de doden in Gods nieuwe wereld door middel van een opstanding tot leven zullen terugkeren. Er waren zoveel van deze mannen en vrouwen des geloofs dat Paulus ze een grote „wolk” noemt. — Hebr. 11:1–12:1, NW.

Wanneer God zegt dat er een vloed komt en wanneer hij de mensen opdraagt een ark te bouwen ten einde daarin veiligheid te vinden, is het, op grond van vroegere ervaringen met God en zijn woord, alleen maar redelijk geloof te stellen in zijn woord en vervolgens in overeenstemming met dit geloof te handelen door een ark te bouwen, ook al laat de vloed nog jaren op zich wachten. Van de getrouwe Noach lezen wij dat hij „juist zo deed” (Gen. 6:22, NW). Toen God Abraham gebood zijn zoon te offeren, was het redelijk voor Abraham in overeenstemming met zijn geloof in God te handelen en de vervulling van de beloften die God aangaande deze zoon had gedaan, aan God over te laten (Gen. 22:1-12). Toen God Lot opdroeg uit Sodom weg te vluchten ten einde aan naderend onheil te ontkomen, was het voor Lot redelijk dit te geloven en er haastig uit weg te trekken, ook al leek het misschien een mooie dag. — Gen. 19:12-25.

Dit waren in alle gevallen prijzenswaardige daden die voortsproten uit een eenvoudig, kinderlijk geloof. Laten wij echter in gedachten houden dat er in al deze gevallen gegronde redenen bestonden voor dat geloof. Zij hadden een duidelijke opdracht van God ontvangen. Er lag geen dwaze inbeelding of gril aan dit geloof ten grondslag. Noach zou dwaas hebben gehandeld wanneer hij een ark had gebouwd en de mensen zoveel jaren achtereen had gewaarschuwd, indien hij zich alleen maar had ingebeeld dat er een vloed zou komen. Abraham zou zich aan een misdadige handelwijze schuldig hebben gemaakt door te proberen Isaäk op te offeren wanneer hij zich slechts had ingebeeld dat God hem dit wilde laten doen. Lot zou heel onnozel zijn geweest wanneer hij op een prachtige ochtend uit Sodom was weggehold en had verklaard dat de stad ieder ogenblik vernietigd kon worden, zonder hier positieve inlichtingen over te hebben ontvangen. In al deze gevallen had God echter een duidelijke openbaring van zijn wil gegeven. Zo hebben wij ook in deze tijd een duidelijke openbaring van Gods wil in zijn Woord. Deze openbaring wordt bovendien nog versterkt wanneer wij zien hoe de bijbelse profetieën in vervulling gaan.

HET WARE GELOOF VERWERVEN

Hoe kunnen wij in het bezit komen van dit ware geloof, deze „verzekerde verwachting”, die even sterk is als de verzekering welke wij zouden hebben wanneer wij in het bezit zouden zijn van een eigendomsbewijs van een stuk land? In de allereerste plaats moeten wij de juiste hartetoestand bezitten. Wij moeten nederig zijn en de wil bezitten geloof te ontwikkelen. Als wij trots zijn en onafhankelijk van God willen handelen, zal hij onze pogingen niet zegenen. Vervolgens moeten wij kennis van de bijbel verwerven, waardoor ons bewijzen zullen worden verschaft die ons de verzekering zullen geven dat God in staat is zijn woord waar te maken. In Romeinen 10:17 (NW) staat hierover: „Zo volgt dus het geloof op hetgeen wordt gehoord”, waarmee de kennis wordt bedoeld die in Gods Woord is vervat. Verder zullen wij met Gods volk moeten omgaan, zodat wij geestelijk door hen kunnen worden opgebouwd. Door met andere, rijpere christenen te vergaderen, zullen wij worden geholpen datgene wat wij bestuderen, te begrijpen. Een voorbeeld hiervan treffen wij aan in hoofdstuk 8 van het bijbelboek Handelingen, waarin wordt vermeld hoe de Ethiopische eunuch door de evangelist Filippus werd geholpen. Ten slotte moeten wij voortdurend om de hulp van Gods heilige geest bidden. — 1 Kor. 2:9, 10, NW.

Het is dus redelijk geloof te bezitten. Het is eveneens redelijk in overeenstemming met dit geloof te handelen. Door middel van de natuurlijke en de opgetekende openbaring die God van zich zelf heeft gegeven, doet hij een beroep op het hoogste vermogen van de mens, ons redenatievermogen, en vraagt hij van ons in overeenstemming te handelen met de juiste conclusies die voortspruiten uit het bestuderen van zijn werken, woorden en wegen.

Waar geloof, deze „verzekerde verwachting”, is noodzakelijk, aangezien het „zonder geloof onmogelijk [is] hem welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken”. — Hebr. 11:6, NW.

Het is eveneens noodzakelijk in overeenstemming met dat geloof te handelen, want zoals de bijbelschrijver Jakobus opmerkte, is „geloof, indien het geen werken heeft, op zichzelf dood”. Iemand die geloof oefent, handelt derhalve als iemand die een eigendomsbewijs van een stuk land bezit. — Jak. 2:17, NW.

In de zeer nabije toekomst zullen degenen die dit geloof op juiste wijze in praktijk brengen, werkelijk in het bezit worden gesteld van wat Jehovah nu belooft. Op een prachtige, produktieve, belastingvrije aarde „zullen [zij] zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de mond van den HERE der heerscharen heeft het gesproken”. — Micha 4:4.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen