„Uw woord is waarheid”
’De geest keert terug tot God’
BETREFFENDE de dood van de mens verklaart Prediker 12:7: „Dan keert het stof terug tot de aarde net zoals het geweest is en de geest zelf keert terug tot de ware God die hem gegeven heeft.” Wat is deze geest? Heeft hij persoonlijkheid? Hoe keert hij tot God terug?
Daar de dood van de mens hier in verband wordt gebracht met de terugkeer van de geest (in het Hebreeuws roeach) tot God, hangt klaarblijkelijk het leven van de mens af van de geest. Deze conclusie wordt door andere passages in de Heilige Schrift bevestigd. Psalm 104:29 luidt: „Verbergt gij [Jehovah] uw aangezicht, zij raken ontsteld. Neemt gij hun geest weg, zij blazen de laatste adem uit, en tot hun stof keren zij terug.” En de discipel Jakobus schreef: „Het lichaam zonder geest [is] dood” (Jak. 2:26, Eng. uitgave). De geest is daarom datgene wat het lichaam leven geeft, de onzichtbare levenskracht.
Maar merk het volgende op: De geest of levenskracht is niet alleen in de mens, maar ook in de dieren werkzaam. Met betrekking tot de vernietiging van menselijk en dierlijk leven ten tijde van de wereldomvattende vloed in de dagen van Noach, bericht Genesis 7:22: „Alles waarin de adem van de levenskracht [roeach, geest] werkzaam was in zijn neusgaten, namelijk alles wat op de droge grond was, stierf.” In Prediker 3:19 wordt dezelfde waarheid beklemtoond: „Want er is een afloop met betrekking tot de mensenzonen en een afloop met betrekking tot de beesten, en zij hebben dezelfde afloop. Zoals de één sterft, zo sterft de ander, en zij allen hebben slechts één geest, zodat er geen superioriteit is van de mens over het beest.” Gods Woord laat dus zien dat de mens, voor zover het de geest of de levenskracht betreft, niet superieur is aan de dieren. Zowel mens als dier bezit dezelfde onzichtbare geest. De geest kan dus geen persoonlijkheid bezitten, maar moet een onpersoonlijke kracht zijn.
De onzichtbare geest of levenskracht die zowel in de mens als in de dieren werkzaam is, zou kunnen worden vergeleken met elektriciteit, ook een onzichtbare kracht. Elektriciteit kan worden gebruikt voor het laten functioneren van allerlei soorten van machines en apparaten. Er zijn elektrische kachels voor het produceren van warmte, ventilators voor het verversen van de lucht, computers voor het oplossen van problemen en televisieapparaten voor het weergeven van beelden, stemmen en geluiden. Dezelfde onzichtbare kracht die het ene apparaat geluid doet voortbrengen, kan een ander warmte laten produceren. De elektrische stroom neemt echter nergens de eigenschappen aan van de machine of het apparaat waarin hij actief of werkzaam is.
Op dezelfde wijze verschilt de levenskracht die de levensfuncties van de mens in stand houdt, in geen enkel opzicht van de levenskracht die de levensfuncties van de dieren in stand houdt. Wanneer de geest bij de dood het lichaam verlaat, behoudt hij niet de een of andere kenmerkende eigenschap van de cellen van het lichaam waaruit hij verdwijnt. In het geval van de hersencellen bijvoorbeeld, behoudt de geest niet de inlichtingen die daarin zijn opgeslagen, en hij blijft niet zonder de aanwezigheid van deze cellen de processen die zich in de hersenen afspeelden, voortzetten. De bijbel zegt ons: „Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten” (Ps. 146:4). „Indien hij [de Almachtige] zijn hart op iemand richt, indien hij diens geest en adem tot zich vergadert, zal alle vlees te zamen de laatste adem uitblazen, en de aardse mens zal terugkeren tot louter stof.” — Job 34:14, 15.
Dat de geest of levenskracht onpersoonlijk is, blijkt duidelijk uit de gevallen waarin mensen werden opgewekt uit de dood. Nergens lezen wij dat zij herinneringen bewaarden aan een bewust bestaan in de periode na hun dood. Lazarus, die vier dagen dood was geweest, sprak in het geheel niet over iets wat hij na zijn overlijden bewust zou hebben meegemaakt. Als hij ooit maar iets van een bewust bestaan had ervaren, zou hij erover hebben gesproken, daar dat voor anderen van groot belang zou zijn geweest; hij zou inlichtingen hebben verschaft die men normaal nooit te weten zou kunnen komen.
Ook dient men niet over het hoofd te zien dat een gestorven persoon voordat hij geboren werd, nooit in de hemel bij God is geweest; dus het kan nooit de persoonlijkheid (minus het lichaam) zijn die ’tot God terugkeert’. Slechts Jezus Christus heeft een voormenselijk bestaan gehad in de hemel. Bij één gelegenheid zei hij: „Bovendien is geen mens tot in de hemel opgestegen, dan hij die uit de hemel is neergedaald, de Zoon des mensen” (Joh. 3:13). Jezus zou dit nooit hebben kunnen zeggen, als de geest van degenen die vóór zijn komst naar de aarde waren gestorven, hun persoonlijke bestaan in de hemel hadden voortgezet. Dus zelfs de Zoon van God legde door zijn woorden getuigenis af van het feit dat de geest een onpersoonlijke levenskracht is.
Maar keert die onpersoonlijke levenskracht tot de tegenwoordigheid van God in de hemel terug? Neen. Dit is niet zo, aangezien wij die levenskracht niet rechtstreeks van God hebben ontvangen. Hij werd ten tijde van de bevruchting door onze ouders aan ons doorgegeven. Daar de geest niet rechtstreeks uit Gods tegenwoordigheid afkomstig is, kan hij niet „terugkeren” naar een plaats waar hij voordien niet was.
Daarbij komt nog dat wanneer het woord „terugkeren” in de bijbel wordt gebruikt, er niet noodzakelijkerwijs wordt verwezen naar een werkelijke beweging van de ene naar de andere plaats. Zo zegt bijvoorbeeld 2 Kronieken 30:6: „Zonen van Israël, keert terug tot Jehovah, de God van Abraham, Isaäk en Israël, opdat hij moge terugkeren tot de ontkomenen.” De ’terugkeer’ van de Israëlieten tot Jehovah hield in dat zij zich omkeerden van een verkeerde loopbaan en zich weer richtten naar Gods weg. En de ’terugkeer’ van Jehovah tot Israël betekende dat hij opnieuw goedgunstig zijn aandacht op hen zou richten. De terugkeer had in beide gevallen betrekking op een geesteshouding, niet op een letterlijke beweging van de ene naar de andere plaats.
Als hedendaagse illustratie zouden wij het voorbeeld kunnen aanhalen van de overdracht van een zaak of eigendom, waarbij het beheer over die zaak of dat eigendom van de ene naar de andere partij overgaat. Zo kan bijvoorbeeld in een bepaald land de leiding over de spoorwegen van een particuliere onderneming overgaan op de regering. Bij zo’n verschuiving van bestuur blijven het spoorwegnet en het spoorwegmaterieel op de plaats waar ze zijn, maar de autoriteit erover komt in andere handen.
Op dezelfde wijze vindt er in het geval van de levenskracht geen werkelijke beweging van de aarde naar de hemel plaats. Maar de gave om als een denkend schepsel te bestaan, zoals deze eens door de dode persoon werd genoten, vervalt nu weer aan God. Dat wat nodig is om de persoon opnieuw tot leven te brengen, namelijk de levenskracht, is in Gods handen. Ze is naar Hem teruggekeerd, want ze is niet langer in het bezit van de overledene. En het is God die bepaalt of de persoon die geest of levenskracht zal terugontvangen door middel van een opstanding.
Het feit dat de „terugkeer” van de geest tot God betekent dat iemands toekomstige levensvooruitzichten geheel bij de Schepper komen te berusten, blijkt ook uit de woorden in Psalm 31:5: „Aan uw hand vertrouw ik mijn geest toe.” De persoon die zich op deze wijze uitspreekt, doet een beroep op God om die geest of levenskracht te behoeden of te bewaren terwijl hij in de dood slaapt (Job 14:13-15). Hij stelt zijn hoop op God voor het toekomstige herstel van een dergelijke levenskracht voor hemzelf door middel van een opstanding.
Het getuigenis van de bijbel betreffende de toestand waarin de doden verkeren en betreffende de hoop die er voor hen bestaat, blijken dus met elkaar in overeenstemming te zijn. „De doden . . . zijn zich van helemaal niets bewust, ook hebben zij geen loon meer, want de gedachtenis aan hen is vergeten” (Pred. 9:5). De uitspraak echter dat ’de geest tot God terugkeert’, richt de aandacht op de ene Bron en Gever van het leven, die ook het leven kan herstellen. Als een persoon op een wijze heeft geleefd die niet de afkeuring van Jehovah met zich heeft gebracht, zal de levenskracht door bemiddeling van Christus aan hem teruggegeven worden; hij zal worden opgewekt uit de doden.