Vervulde profetieën getuigen dat God leeft
VELEN zijn van mening dat een levende God al lang in de menselijke aangelegenheden zou hebben ingegrepen om dit tijdperk van goddeloosheid en wee te bekorten. En nu sommige geestelijken het denkbeeld hebben geopperd dat ’God dood is’, vragen velen zich af waar zij de waarheid over de aangelegenheid kunnen vinden. De waarheid is te vinden in de bijbel en in dit geschilpunt over de kwestie of God leeft, is vooral het getuigenis van vervulde profetieën doorslaggevend.
Wanneer men bijbelse profetieën in vervulling ziet gaan, wordt het bewijs geleverd dat God leeft. Mensen kunnen zelfs geen paar jaar van tevoren nauwkeurig en in bijzonderheden gebeurtenissen voorspellen, maar God heeft dit eeuwen van tevoren gedaan. Eeuwen voor de komst van Jezus Christus op aarde, voorzei God bijvoorbeeld vele details betreffende hem.
WELKE PROFETIEËN BETREFFENDE JEZUS GETUIGENIS AFLEGGEN
Beschouw Jezus’ geboorte eens. Ongeveer zevenhonderd jaar van tevoren inspireerde God zijn profeet te voorzeggen dat deze in Bethlehem zou plaatsvinden (Micha 5:1 2). En op welk een opmerkelijke wijze ging deze profetie in vervulling, in feite als gevolg van een koninklijk besluit van de Romeinse caesar zelf! De joodse maagd Maria en haar man Jozef woonden in Galiléa, in Nazareth, ongeveer 100 kilometer of meer ten noorden van Bethlehem, in die dagen een lange reis over oneffen terrein. Het registratiebevel van Caesar Augustus eiste echter dat zij naar Bethlehem reisden om zich daar te laten inschrijven — precies de goede tijd waarop Jezus daar geboren moest worden! — Luk. 2:1-7.
Beschouw ook eens de profetieën die bij Jezus’ dood in vervulling gingen. In de geïnspireerde Psalmen was voorzegd dat niet één van zijn beenderen gebroken zouden worden, en dat degenen die erbij tegenwoordig waren, het lot over zijn kleren zouden werpen (Ps. 34:21 20; 22:18). Gebeurde dit? Aangezien de dag na de terechtstelling een heilige dag voor de joden was en er ’s nachts geen lijken aan de martelpaal mochten blijven hangen, braken de Romeinse soldaten de benen van de mannen om hun dood te verhaasten. Maar aangezien Jezus juist was gestorven, werden die van hem niet gebroken (Joh. 19:31-36). Jezus’ onderkleed was zonder naad geweven, zodat de soldaten besloten bij loting te bepalen wie het zou krijgen, in plaats van het in stukken te scheuren en te verdelen. Hoe wonderbaarlijk gingen deze profetieën in vervulling! — Joh. 19:23, 24.
De profetieën betreffende de tijd die Jezus in het graf lag en zijn opstanding gingen eveneens op verbazingwekkende wijze in vervulling. In de Psalmen was voorzegd dat God zijn heilige niet in de hel, of het graf, zou laten (Ps. 16:10, SV). En Jezus zelf verklaarde dat hij „gedood en op de derde dag opgewekt zou worden” (Matth. 16:21). Gebeurde dit? Ja, inderdaad! De apostel Petrus getuigde: „Deze Jezus heeft God opgewekt, van welk feit wij allen getuigen zijn.” De profetieën gingen in vervulling! — Hand. 2:30-32.
Denk u eens in. Gebeurden al deze vele details zo maar automatisch, eenvoudig omdat ze voorzegd waren? Was het louter toeval dat Caesar Augustus op het juiste moment een inschrijvingsbevel uitvaardigde om Maria naar Bethlehem te manoeuvreren toen het bijna haar tijd was om te bevallen? Was het puur toeval dat de soldaten de benen van de mannen braken nadat Jezus was gestorven? Was het slechts toeval dat Jezus’ onderkleed van dien aard was dat de soldaten besloten het niet in stukken onder elkaar te verdelen, zoals zij met zijn bovenkleed hadden gedaan, maar er het lot over te werpen? En hoe kwam het dat Jezus’ lichaam zonder menselijke tussenkomst op de derde dag uit het graf werd weggenomen? Door een levende God werd dit bewerkstelligd! Hij greep daadwerkelijk in de menselijke aangelegenheden in om ervoor te zorgen dat Zijn profetieën in vervulling gingen! — Luk. 24:1-7.
De vervulling van die profetieën getuigden er niet louter van dat God in het verleden had geleefd, maar dat hij toen leefde, ten tijde dat ze in vervulling gingen.
WAARVAN GETUIGEN DE WERELDWEEËN?
Hoe staat het er echter thans voor? Een aantal personen redeneert dat de verschrikkelijke toename van goddeloosheid en weeën op aarde in onze tijd bewijst dat ’God dood is’. Zij zijn van mening dat God zich van de aangelegenheden van de aarde heeft verwijderd en niet, zoals in het verleden, iets ten behoeve van de mensheid op aarde doet. Is dit waar?
Dergelijke personen hebben het stellig bij het rechte eind als zij beweren dat dit geslacht een enorme toename in wee en benauwdheid heeft meegemaakt. Twee vernietigende, wereldomvattende oorlogen, noodlottige hongersnoden, ongeëvenaarde ziekteëpidemieën, een aantal snel opeenvolgende, verwoestende aardbevingen, een verschrikkelijke toename van wetteloosheid — ja, al zulke dingen hebben deze generatie een „tijdperk van geweld” binnengevoerd. De New York Times Magazine van 2 mei 1965 merkte dan ook op: „De meeste historici zijn het er thans over eens dat . . . niet de georganiseerde festiviteiten van 1900 maar veeleer de georganiseerde vijandigheden van 1914 definitief een hoofdstuk in de menselijke geschiedenis afsloten.”
Maar dient deze verschrikkelijke verandering ten kwade in de menselijke aangelegenheden niet door ons te worden verwacht? Liet de Almachtige God de mensheid zonder waarschuwing voor deze komende tijden? Wees zo goed om in uw bijbel Matthéüs hoofdstuk vierentwintig, Markus hoofdstuk dertien, Lukas hoofdstuk eenentwintig en de tweede brief aan 2 Timótheüs hoofdstuk drie op te slaan. Wat leest u daar? Welnu, wordt daar niet voorzegd dat juist deze treurige toestanden die wij thans meemaken, als een teken van de „laatste dagen” zouden plaatsvinden? Ja, sinds 1914 zijn Gods profetieën betreffende het „besluit van het samenstel van dingen” bezig in vervulling te gaan!
Waarvan is dus de huidige toename van weeën in werkelijkheid een bewijs? Dat God niet bij machte is de moeilijkheden te verlichten? Dat hij zich niet voldoende om de mensheid bekommert om iets ten behoeve van hen te doen? Duiden de huidige weeën er werkelijk op dat ’God dood is’? Of bewijzen ze veeleer dat hij springlevend is?
Als antwoord kunnen wij in de bijbel het boek Openbaring, hoofdstuk twaalf, opslaan. Hierin wordt de apostel Johannes door de verheerlijkte Jezus Christus een visioen van komende dingen gegeven. Johannes ziet in een gezicht een grote oorlog, niet op aarde, maar in de hemel. Deze oorlog is ontbrand door de geboorte van Gods koninkrijk. Gods op de troon geplaatste Zoon, Jezus Christus, en de heilige engelen strijden tegen de Duivel en zijn demonenengelen en slingeren hen uit de hemel. Doch in welke richting worden deze goddeloze geesten geslingerd? In onze richting — in de richting van de aarde! Het Goddelijke Bericht zegt:
„Neergeslingerd werd daarom de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; neergeslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd. En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: ’Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus, want de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht beschuldigt voor onze God, is neergeslingerd! . . . Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft’”, dat wil zeggen, een korte tijd alvorens hij en zijn demonen buiten werking worden gesteld. — Openb. 12:9, 10, 12.
„Wee de aarde!” Ja, dit is precies wat wij sedert de afgelopen vijf decennia hebben ondervonden. En waarvan getuigt deze vervulde profetie? Dat God dood is? In geen geval, doch precies het tegenovergestelde, namelijk dat God leeft! Want er wordt door bewezen dat God zijn koninklijke macht in de hemel heeft laten gelden en dat zijn koninkrijk handelend is opgetreden tegen de Duivel en zijn demonen, door hen naar de aarde te slingeren.
Gezien in het licht van vervulde profetieën, getuigen de huidige wereldtoestanden er derhalve van dat de Duivel uit de hemel naar beneden, naar de aarde, is geslingerd; en dat hij met geweld uit de hemel is gestoten, toont aan dat God springlevend is en stappen onderneemt om een einde aan goddeloosheid te maken. In plaats dat hij niet bij machte zou zijn iets aan de toestand te doen, of geen belangstelling voor de mens zou hebben, heeft God de nodige voorzieningen getroffen om goddeloosheid weg te vagen en de mensheid eeuwig te zegenen door Zijn koninkrijk in de hemel op te richten. Spoedig zal het opgerichte koninkrijk onder Christus, de Duivel en zijn krachten van goddeloosheid buiten werking stellen. Werkelijk, de wereldtoestanden getuigen, niet dat God dood is, maar dat Gods koninkrijk thans in de hemel regeert en dat God leeft!
DE KONINKRIJKSPREDIKING GETUIGT DAT GOD LEEFT
Nu Gods koninkrijk in de hemel werkzaam is, doet God nog iets anders ten behoeve van de mensheid dat getuigt dat Hij inderdaad leeft en belangstelt in het welzijn van hen die rechtvaardigheid liefhebben. Wat is dit? Hij laat een wereldomvattende getuigeniscampagne betreffende zijn opgerichte koninkrijk uitvoeren, zoals was voorzegd in Matthéüs 24:14, namelijk: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.”
Onder welke omstandigheden zou Gods opgerichte koninkrijk „op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën”? Zouden de natiën zich verheugen bij het horen van dit „goede nieuws”? Integendeel, Jezus Christus zei: „Men [zal] u [Koninkrijksgetuigen] overleveren aan verdrukking en u doden, en gij zult . . . voor alle natiën voorwerpen van haat zijn.” — Matth. 24:9.
Is er een wereldomvattend Koninkrijksgetuigenis gegeven ondanks tegenstand en haat „door alle natiën”?
Beschouw de historische feiten. Een professor in de geschiedenis, C. S. Braden, schreef bijvoorbeeld in zijn boek These Also Believe: „Jehovah’s getuigen hebben letterlijk de gehele aarde omspannen met hun getuigenis . . . Er kan naar waarheid worden gezegd dat geen enkele religieuze groep ter wereld bij haar pogingen het goede nieuws van het Koninkrijk te verbreiden meer ijver en volharding heeft ten toon gespreid dan Jehovah’s getuigen.”
En hoe werden deze Koninkrijksgetuigen ontvangen? Een bekend jurist, L. Pfeffer, overzag het toneel en schreef in zijn boek Church, State and Freedom over Jehovah’s getuigen: „Hun strijdlustige zendingstactiek doet denken aan die welke door de vroege christenen werd toegepast, en de ontvangst die hun door de niet-gelovigen wordt geboden, doet ons evenzeer denken aan die welke de eerste christenen ten deel viel.”
In het ene land na het andere hebben politieke autoriteiten, religieuze leiders en het gepeupel getracht de Koninkrijksprediking een halt toe te roepen, zoals Jezus had voorzegd. Maar de tegenstanders hebben gefaald. De Amerikaanse bond voor burgerlijke vrijheden berichtte dat, alleen al in 1940 in zes maanden, „1488 mannen, vrouwen en kinderen in 335 gemeenschappen in 44 staten het slachtoffer waren van geweld door het gepeupel. . . . Er heeft in de Verenigde Staten, sinds de dagen van de Ku Klux Klan in de jaren 1920, niets plaatsgevonden dat vergeleken zou kunnen worden met dit ongeëvenaarde geweld van het gepeupel”.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog werden deze christelijke getuigen in vierendertig landen verboden. Maar ondanks geweld door het gepeupel in de Verenigde Staten, Canada, Groot-Brittannië en andere landen is het werk niet tot staan gebracht.
De nazi’s hebben deze Koninkrijkspredikers trachten te verdelgen en Hitler schreeuwde zelfs met gebalde vuisten: „Dit gebroed zal in Duitsland uitgeroeid worden!” En professor Ebenstein van de universiteit van Princeton schreef in zijn boek The Nazi State: „Er werd een terreurcampagne tegen [Jehovah’s getuigen] op touw gezet die alles overtrof wat tegen welke andere slachtoffers ook van het nazisme in Duitsland werd bedreven.” Toch breidde het predikingswerk zich uit en Hitler en de nazi’s konden niet tegenhouden dat het goede nieuws van het Koninkrijk de mensen bereikte. Waarom niet? Omdat de levende God achter dit werk staat.
In communistische landen over de hele wereld zijn er grote krachtsinspanningen in het werk gesteld om het Koninkrijksgetuigenis tot staan te brengen. De Toronto Daily Star van 2 juli 1960 zei: „Alle religie is voor de sowjets een vloek. Op onverklaarbare wijze maakt niets hen echter zo woedend als Jehovah’s getuigen. . . . Prawda vermeldt dat de Getuigen steeds actiever worden. . . . Het geloof verbreidt zich, en alle machtsmiddelen van de staat schijnen niet in staat het te vernietigen.”
Waarom zijn machtige regeringen niet in staat geweest het werk van deze kleine groep Koninkrijksgetuigen een halt toe te roepen? Deze Koninkrijksprediking ondanks wereldomvattende tegenstand getuigt er duidelijk van dat dit predikingswerk niet van mensen is. Was dit wel het geval, dan zou het lang geleden wegens de tegenstand ertegen teniet gedaan zijn. Een achtenswaardig rechtsgeleerde uit de eerste eeuw bracht het als volgt onder woorden: „Indien dit plan of dit werk uit mensen is, zal het te gronde worden gericht; maar indien het uit God is, zult gij het niet te gronde kunnen richten” (Hand. 5:34-39). Dat de wereldomvattende Koninkrijksprediking voortduurt, is het bewijs dat het Gods prediking is, dat God erachter staat — ja, dat God leeft!
Is het, geplaatst tegenover zo’n indrukwekkend getuigenis van in het verleden vervulde profetieën en zelfs van de profetieën die thans in vervulling gaan, redelijk diegenen te geloven die beweren dat God dood is? Voor allen die zich met een eerbiedige geest tot de bijbel wenden, zijn er overvloedige bewijzen dat God leeft. Wij kunnen werkelijk hetzelfde vertrouwen koesteren dat de apostel Paulus had, die lang geleden zei: „Wij [hebben] onze hoop . . . gevestigd op een levende God.” — 1 Tim. 4:10.