-
Zij zijn navolgers van Jezus ChristusDe Wachttoren 1973 | 15 maart
-
-
op wie werd neergezien. Daarom klaagden sommigen: ’Ziet! Een vriend van belastinginners en zondaars’ (Matth. 11:19). Wegens Jezus’ belangstelling voor mensen die als zondaars bekendstonden, kwamen deze personen tot berouw en werden zij discipelen van hem. Net als Jezus Christus zijn Jehovah’s getuigen in deze tijd bereid mensen die een slechte reputatie hebben, te helpen Gods weg te leren kennen en hun leven daarmee in overeenstemming te brengen.
Een zendelinge in Panama begon een bijbelstudie met een vrouw (geen geboren Panamese) die er in een brief aan het bijkantoor van het Wachttorengenootschap in dat land om had gevraagd. Hoewel zij moeder was van een zeventienjarige jongen, werkte zij op contractbasis als „barmeisje”. Ondanks haar beroep nam zij de studie echter heel serieus op. Zij wilde tweemaal per week studeren en ging met dat doel naar de Koninkrijkszaal.
Na korte tijd begon deze vrouw aan enkelen van de andere zestien meisjes die op dezelfde plaats werkzaam waren, over haar bijbelstudie te vertellen. Later vroeg zij aan de zendelinge of een van de andere meisjes aan de studie zou mogen meedoen. Spoedig hierna begonnen beide vrouwen de gemeentelijke Wachttoren-studie in de Koninkrijkszaal te bezoeken en vertelden zij aan de andere vijftien meisjes wat zij er leerden. Het resultaat was dat twee van die meisjes eveneens de bijbel wilden bestuderen.
Week na week kwamen alle vier naar de Koninkrijkszaal voor hun studie, alsook voor de gemeentelijke Wachttoren-studie. Vaak werden zij door hun „vrienden” gebracht. Naarmate hun bijbelkennis toenam, begonnen zij zich heel beschaamd te voelen. Zij verlangden naar de tijd dat zij rein en met opgeheven hoofd naar de Koninkrijkszaal konden komen, zoals zij van de anderen die daar bijeenkwamen konden zien. Omstreeks deze tijd liepen zowel hun contract bij de bareigenaar als hun vergunning om in het land te verblijven, af. Dit gaf hun een zekere mate van voldoening en vreugde, daar zij overwogen de verschrikkelijke levenswijze waarin zij verzonken waren geraakt, de rug toe te keren. Toen hun contract was afgelopen, gingen alle vier naar hun respectieve landen terug.
De vrouw die het eerst met de studie was begonnen, werd door een van haar „vrienden” ten huwelijk gevraagd zodra zijn echtscheiding erdoor kwam. Maar zij verklaarde hem dat zij niet met hem kon trouwen daar zij de bijbel opvolgde en de soort van echtscheiding die hij kreeg, daarin niet werd toegestaan. In haar eigen land bleef deze vrouw vorderingen maken. Later schreef zij aan de zendelinge: „Je kunt je mijn vreugde niet indenken wanneer ik schrijf dat mijn moeder en ik vorige week beiden op onze kringvergadering zijn gedoopt. Mijn zoon hoopt op de volgende kringvergadering gedoopt te worden. Ik heb een cafetaria om in het onderhoud van mijn gezin te voorzien. Sinds ik mijn oude persoonlijkheid heb weggedaan en de nieuwe persoonlijkheid heb aangedaan, ben ik heel gelukkig en heb ik werkelijke vrede en zekerheid gevonden.”
Een van de andere meisjes schreef eveneens aan de zendelinge om haar te vertellen dat ook zij als een van Jehovah’s christelijke getuigen was gedoopt.
Deze ervaringen tonen aan dat er zelfs in deze tijd mensen zijn die Jezus Christus navolgen. Als u zich graag wilt verbinden met mensen die er oprecht naar streven volgens die hoge maatstaven te leven, moedigen wij u ertoe aan uzelf ervan te overtuigen dat Jehovah’s christelijke getuigen dat inderdaad doen.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1973 | 15 maart
-
-
Vragen van lezers
● Wat wordt er in 1 Korinthiërs 7:1 bedoeld met de woorden: „Het is goed voor een mens geen vrouw aan te raken”? — V.S.
Deze woorden van de apostel Paulus vormen de inleiding tot een bespreking waarin voor degenen die zelfbeheersing hebben en vastbesloten zijn zich volledig aan de bevordering van de ware aanbidding te wijden, de ongehuwde staat wordt aanbevolen als een betere gave dan het huwelijk (1 Kor. 7:6-9). Wanneer het werkwoord „aanraken” op een soortgelijke wijze in de Hebreeuwse Geschriften wordt gebruikt, heeft het betrekking op seksueel contact. Met betrekking tot Abrahams vrouw Sara zei Jehovah bijvoorbeeld tot Abimélech: „Ik weerhield u er ook van tegen mij te zondigen. Daarom heb ik niet toegelaten dat gij haar zoudt aanraken. Maar geef nu de vrouw van de man terug” (Gen. 20:6, 7). Ook in Spreuken 6:29 worden seksueel
-