Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w60 15/8 blz. 491-497
  • Spraak en redding

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Spraak en redding
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ANDERSZINS EEN OPENBARE BEKENDMAKING DOEN
  • DE GOEDE SPREKERS NAVOLGEN
  • ‘Zeg iets goeds dat opbouwt’
    Blijf in Gods liefde
  • Verheerlijk God met uw spraak
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • Spreek uit een goed hart
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Houd uw „hoop der redding” krachtig!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2000
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
w60 15/8 blz. 491-497

Spraak en redding

1. Welke uiterst belangrijke gelegenheid staat thans, zoals in Romeinen 10:8-10 wordt aangetoond, voor de mensen open?

DAAR Jehovah de mens het verlangen heeft geschonken te leven, streven alle verstandige mensen ernaar in leven te blijven. Door middel van zijn Woord openbaart Jehovah de mensheid nu dat eeuwig leven voor allen die ernaar streven en het op Gods voorwaarden wensen te aanvaarden, mogelijk is. De mens wordt in de gelegenheid gesteld de inhoud van Gods Woord te leren kennen, zijn geest en hart ermee te vullen en er dan ten behoeve van zijn eigen redding en die van anderen over te spreken. „Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken. Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met den mond belijdt men tot behoudenis [doet men een openbare bekendmaking tot redding, NW]”. — Rom. 10:8-10.

2. Welke vooruitstrevende stappen dienen zij die gered wensen te worden, te doen?

2 Er blijkt een nauwe verwantschap te bestaan tussen het verkrijgen van eeuwig leven en de wijze waarop wij ons spraakvermogen gebruiken. Jehovah riep zijn schepping tot zijn welbehagen in het leven en opdat ze uiteindelijk tot lof van zijn naam zou zijn, terwijl de mensen werden geschapen om God te loven. Wanneer zij hier druk mee bezig zijn, ziet hij goedgunstig op hen neer. Hoewel de meerderheid der mensen in strijd met Jehovah blijkt te handelen en hem niet looft, heeft hij de mensen niettemin in de gelegenheid gesteld kennis van zijn voornemens te verwerven en het leven te kiezen. Iemand die een meer nauwkeurige kennis van God verkrijgt, gaat de verhouding waarin hij tot de Schepper staat, beter naar waarde schatten. Hij leert dat het een voorrecht is met zijn spraakvermogen tot lof van Jehovah een openbare bekendmaking te doen en hij wordt een getuige van Jehovah, iemand die bij elke gelegenheid tot eer van zijn God spreekt. Hierna draagt hij zijn leven en alles wat hij heeft, met inbegrip van zijn spraakvermogen, eraan op Jehovah te loven. Evenals de psalmist, neemt hij het volgende besluit: „Ook zal mijn tong den gansen dag van uw gerechtigheid gewagen” (Ps. 71:24). God gebruikt zulke mensen die zich aan hem hebben opgedragen thans om tot het menselijke geslacht te spreken en zijn getuigen te zijn. Door middel van datgene wat de wereld wellicht dwaasheid noemt, namelijk de prediking, zullen velen redding deelachtig worden. — Jes. 43:9-13; 1 Kor. 1:21; 2 Petr. 3:9.

3. (a) Waar moesten Jezus’ volgelingen volgens Jezus een openbare bekendmaking doen tot redding? (b) Hoe kan zwijgen, volgens Matthéüs 10:32, 33, tot een verlies van het leven leiden?

3 De openbare bekendmaking tot redding, waarnaar Paulus in Romeinen hoofdstuk 10 verwijst, dient in het openbaar te geschieden en op een sterk geloof gebaseerd te zijn. De kennis uit Gods Woord is aan ons toevertrouwd opdat wij deze vrijelijk zouden gebruiken. Jezus herinnerde de apostelen er in Matthéüs 10:8 aan dat zij ’om niet’ hadden ontvangen en derhalve ook ’om niet’ moesten geven. Hij gaf hun bevel van huis tot huis en van stad tot stad te gaan ten einde tot de mensen in hun huis te prediken, waarbij hij er geen twijfel over liet bestaan dat dit tot hun redding zou leiden. Sommigen zullen wellicht concluderen dat het een moeilijke opgave is om erop uit te trekken en op openbare plaatsen tot de mensen over Gods koninkrijk en Zijn voornemens te spreken, maar dit is een van de vereisten voor redding of eeuwig leven. Er is slechts één manier om redding te verwerven, en dat is door bemiddeling van Christus Jezus, de weg waarin God heeft voorzien. Hij is de Middelaar tussen God en de mensen die aantoonde hoe een openbare bekendmaking van huis tot huis en van stad tot stad tot gevolg heeft dat er voor het aangezicht van de Vader een goed bericht van de prediker wordt opgebouwd dat tot zijn redding leidt. Jezus zei: „Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is; maar alwie Mij verloochenen zal voor de mensen, dien zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is” (Matth. 10:32, 33). Wanneer men niet van huis tot huis en voor de mensen een openbare bekendmaking doet, is dit hetzelfde als wanneer men zijn geloof in Christus Jezus en Jehovah God verloochent; men verloochent dus door zijn zwijgen Christus Jezus, waardoor Christus hem of haar voor de Vader in de hemelen zal verloochenen, hetgeen verlies van redding tot gevolg zal hebben.

4. (a) Wie moeten thans onderwijzers zijn? (b) Hoe kan de goede onderwijzer zich bekwaam maken, zoals door Jezus’ voorbeeld wordt aangetoond?

4 Het dagelijkse gebruik van het spraakvermogen in Gods dienst heeft vele facetten. De tong van de dienstknecht van God die zich aan Hem heeft opgedragen, wordt gebruikt om te prediken en te onderwijzen. Jezus gaf vóór zijn hemelvaart duidelijk het gebod: „Gaat . . . leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb” (Matth. 28:19, 20). Dit wees op een grote onderwijzingsveldtocht. De basis voor dit onderwijs wordt in de bijbel aangetroffen. Om juiste onderwijzers te zijn, moeten de leraars van de inhoud van hun Leerboek op de hoogte zijn. De grote Meester of Leraar, Christus Jezus, bezat in zijn dagen een grondige kennis van dit Leerboek, hetgeen blijkt uit het feit dat hij, zoals wij in het verslag van Lukas 4:17 lezen, in de synagoge opstond en de rol vlug bij het bijbelgedeelte dat wij nu hoofdstuk 61 van Jesaja noemen, kon openen. Gedurende zijn gehele bediening deed hij aanhalingen uit de geschriften van de profeten, die van Mozes en uit de Psalmen, en voor zijn hemelvaart begon hij, zoals ons in Lukas 24:27 wordt verteld, bij Mozes en al de profeten en legde hij alles uit wat in de gehele Schrift op hem betrekking had. In vers 45 wordt aangetoond dat hij het verstand der mensen opende, opdat zij de betekenis van de Schrift zouden kunnen begrijpen. Aldus stelde Jezus het voorbeeld wat het onderwijzen betreft, door zich ervan te vergewissen of degenen die hij onderwees, wel de betekenis van wat hij hun uit Gods Woord vertelde, konden begrijpen. Hierdoor werd Jehovah God geëerd en werd voor degenen die luisterden, de weg tot redding geopend.

5. Wie trekken voordeel van het christelijke onderwijs, en hoe moet het worden gegeven?

5 Dit is de onderwijzingsmethode die door Jehovah Gods ware dienstknechten wordt gebruikt, en waardoor levens worden gered. De apostelen pasten deze toe en ook de ware christenen van thans doen dit tot op deze dag. Paulus gaf de jonge opziener Timótheüs de raad: „Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in deze dingen; want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen, behouden” (1 Tim. 4:16). Timótheüs had door de studie van Gods Woord en het onderricht dat hem door zijn moeder en de apostelen was gegeven, kennis opgedaan. Toen Paulus Timótheüs voor de laatste maal raad gaf, zei hij: „Een slaaf des Heren . . . moet tactvol zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, zich onder het kwade in bedwang houdend, met zachtaardigheid onderrichtend degenen die niet gunstig gezind zijn, daar God hun wellicht berouw zal schenken, hetgeen tot een nauwkeurige kennis der waarheid leidt, en zij tot bezinning kunnen komen” (2 Tim. 2:24-26, NW). „Predik het woord, houdt u er als met een dringende zaak mee bezig, in gunstige tijd, in moeilijke tijd, wijs terecht, bestraf, vermaan, met alle lankmoedigheid en kunst van onderwijzen” (2 Tim. 4:2, NW). Aan een andere opziener, Titus, schreef hij een overeenkomstige raad waarbij het spreken van juiste dingen was betrokken (Tit. 2:1, 6-8). Dát is het werk dat tot de redding van zowel de onderwijzer als de discipel of volgeling leidt.

6. Welk voorbeeld heeft de apostel Paulus ten aanzien van het spreken tot redding, gegeven?

6 Paulus gaf niet alleen raad, maar hij stelde zelf het voorbeeld door getrouw onderwijs te geven; en dit niet voor zelfzuchtig gewin noch voor zijn eigen voordeel — doordat hij door mensen gevolgd zou worden — maar ten einde anderen op te bouwen in de kennis Gods, zodat ook zij tot Jehovah’s lof en hun eigen redding zouden kunnen spreken en hem met geest en waarheid zouden aanbidden. De apostel Paulus en zijn metgezellen in de bediening gebruikten hun tong altijd tot welzijn van anderen, en het bericht is in de Schrift bewaard gebleven om ons te tonen hoe christenen Jezus Christus in het onderwijzingswerk tot eer van God kunnen navolgen. Het is niet alleen noodzakelijk dat wij deze openbare bekendmaking tot redding doen door van huis tot huis te prediken en de mensen wanneer wij bij hen terugkomen, te onderwijzen, maar wij kunnen er ook druk mee bezig zijn anderen te leren hoe zij moeten spreken en hoe zij de boodschap van Gods koninkrijk overtuigend bij de mensen aan de deur dienen uiteen te zetten. Het vormt een onderdeel van het werk dat erin bestaat andere mensen die Jehovah willen dienen en redding wensen te verwerven, op te bouwen en te helpen. — 2 Tim. 2:2.

ANDERSZINS EEN OPENBARE BEKENDMAKING DOEN

7, 8. (a) Op welke andere plaats kunnen wij een openbare bekendmaking doen, en welke beweegreden zet ons er dan toe aan te spreken? (b) Hoe moet men zich op deze vorm van openbare bekendmaking voorbereiden, en wie zullen er voordeel van trekken?

7 Door liefde gedreven zullen wij ook op de gemeentelijke studievergaderingen vrijuit spreken. De christen denkt niet alleen aan zichzelf, maar ook aan degenen die zijn bijeengekomen. Hij wenst hen op te bouwen. Dat dit wenselijk is, blijkt uit Paulus’ woorden: „Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren. . . . wie profeteert, spreekt voor de mensen stichtend, vermanend en bemoedigend. . . . wie profeteert, sticht de gemeente”. — 1 Kor. 14:1, 3, 4.

8 In het samenstel van dingen dat onder ware christenen bestaat, behoeft men niet altijd rustig te zitten luisteren, maar worden goede dingen met elkaar gedeeld. Dezelfde apostel schreef aan de Hebreeën: „Laten wij zonder wankelen vasthouden aan de openbare bekendmaking van onze hoop . . . Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en juiste werken aan te sporen, terwijl wij het vergaderen niet nalaten” (Hebr. 10:23-25, NW). Op de openbare bijeenkomsten moeten door alle aanwezigen geestelijke dingen worden beschouwd, terwijl allen de dingen die zij van God hebben geleerd, met elkaar moeten delen. De hoop die God in het hart van zijn dienstknechten heeft opgebouwd, wordt gesterkt wanneer zij vrijuit op de gemeentevergaderingen spreken, terwijl andere personen hier ook voordeel van trekken. Zij worden er hierdoor toe aangespoord liefde te beoefenen en juiste werken te verrichten. Dit voorrecht om in de gemeente over goede dingen te spreken, moet niet onbenut worden gelaten, want het zou zeer liefdeloos en onnadenkend ten opzichte van anderen zijn wanneer men zou zwijgen. Iemand die dat weet, is er goed van doordrongen dat hij zich van tevoren moet voorbereiden ten einde aan het spreken over geestelijke zaken te kunnen deelnemen. Hij wacht niet totdat hij als het ware als gevolg van een plotselinge inspiratie spreekt, maar bereidt zijn geest en hart erop voor van tevoren overeenkomstig het aangekondigde activiteitsprogramma voor de gemeente te studeren. Hij leert de bijbel open te slaan en er in het openbaar naar te verwijzen ten einde anderen in geestelijke kracht op te bouwen. Al dit spreken in de gemeente leidt tot redding. — Gal. 6:6.

9. Op welke andere manier kan onze spraak ten behoeve van anderen in bedwang worden gehouden?

9 Het spraakvermogen kan op vele andere manieren tot welzijn van anderen worden aangewend. Zo wordt het gebruikt om raad en leiding te geven. „De tong der wijzen brengt degelijke kennis voort, maar de mond der zotten stort dwaasheid uit” (Spr. 15:2). Wanneer iemand niet weet hoe hij een probleem moet oplossen of welke handelwijze hij moet volgen om de juiste weg te blijven bewandelen, kan hij zich tot iemand wenden die in Gods Woord is onderwezen, waarna deze persoon door middel van het spraakvermogen verteld kan worden wat hij moet doen om gered te worden. „Als beleid ontbreekt, komt het volk ten val; maar er is redding, als er vele raadgevers zijn” (Spr. 11:14). De opzieners in de gemeenten moeten goede raad geven. — 1 Tim. 4:6.

10. (a) Welk bekwame gebruik van de spraak word in 2 Samuël 12:7-13 gedemonstreerd met betrekking tot hetgeen men moet doen wanneer iemand een overtreding tegen Gods wet heeft begaan? (b) Welke lessen kunnen wij leren uit Davids reactie op de woorden van een door God aangestelde dienstknecht?

10 Bij tijden hebben dienstknechten van God die zich aan Hem hebben opgedragen, raad nodig, maar men behoeft niet — zelfs niet wanneer iemand een fout maakt — op hardvochtige wijze kritiek te leveren. Een bijbels voorbeeld van een bekwaam gebruik van de spraak bij het oplossen van de een of andere kwestie, staat in 2 Samuël 12:7-13 opgetekend. De profeet Nathan werd door God gezonden om koning David raad te geven en hem ervan te doordringen hoe verkeerd hij in verband met de dood van Uria had gehandeld. Wanneer aan iemand die een goed hart bezit, raad wordt gegeven, doet dit de betreffende persoon goed, daar er in genezing wordt voorzien en hij wordt geholpen met God in het reine te komen. Toen David door Nathan over het kwaad dat hij had gedaan, werd aangesproken, vloog hij niet woedend op om tegen Nathan uit te varen en te bevelen dat hij door de bewakers van de koning ter dood gebracht zou worden. Integendeel, hij gaf zijn zonde nederig toe, want hij wist dat hij verkeerd had gehandeld. Uit zijn woorden bleek dat hij een goed hart bezat. Hij trachtte zich niet te rechtvaardigen. Dit is juist en aanvaardbaar voor God en dient een voorbeeld te zijn voor alle overtreders van Gods rechtvaardige wet die Jehovah door bemiddeling van zijn zichtbare vertegenwoordigers op aarde ter verantwoording roept. Aangezien Davids hart goed was, kon hij vóór zijn dood weer in Gods gunst terugkeren.

11. Hoe leidt de spraak van de wijze tot genezing en redding?

11 Uit dit voorbeeld blijkt inderdaad dat wanneer de tong van de wijze in overeenstemming met Gods Woord wordt gebruikt, dit geestelijke gezondmaking tot gevolg heeft. In de bijbel wordt genezing brengende spraak met de woorden van onnadenkende personen vergeleken. „Er zijn er, wier gepraat werkt als dolksteken, maar de tong der wijzen brengt genezing aan” (Spr. 12:18). De belangen van anderen dienen in gedachten te worden gehouden en de spraak moet gebruikt worden om hen aan te moedigen en goedkeurend over hen te spreken. „Vriendelijke woorden zijn als honigzeem, zoet voor de ziel en medicijn voor het gebeente” (Spr. 16:24). Gods dienstknechten spreken voortdurend met elkaar, terwijl zij elkaar hierbij stichten en opbouwen, en dit is God aangenaam. God zal, zoals in Maleachi 3:16, 17 was voorzegd, degenen met het oog op hun redding gedenken die elkaar, door over geestelijke aangelegenheden te spreken, opbouwen.

DE GOEDE SPREKERS NAVOLGEN

12. (a) Wat voor soort van spraak is thans op zijn plaats? (b) Op welke voorbeelden vestigt Paulus onze aandacht?

12 Dat er in elke gemeenschap thans behoefte aan meer predikers en onderwijzers bestaat, doordringt ons van het feit dat er geen tijd is voor nutteloze en schertsende woorden of voor ontuchtig gepraat en geroddel. De tijd is kostbaar; er staan levens op het spel. Paulus gaf derhalve de raad: „Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar als gij een goed woord hebt, tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ontvangen” (Ef. 4:29). En nadat hij het vierde hoofdstuk over een goed spraakgebruik heeft beëindigd, verbindt hij er nog de volgende woorden mee: „Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven” (Ef. 5:1, 2). Hier vestigt hij onze aandacht op de grootste voorbeelden, de Almachtige God en Christus Jezus.

13, 14. (a) Wat heeft Jehovah altijd gesproken? (b) Wat zijn bijvoorbeeld enkele dingen waarover Jehovah heeft gesproken waarin wij hem dienen na te volgen?

13 Wat heeft Jehovah altijd gesproken? De waarheid en woorden die van wijsheid getuigen. Gods woorden die aan de mens zijn bekendgemaakt, zijn altijd opbouwend en goed geweest. Hoewel hij, die zo hoog en machtig is, onze onvolmaaktheden ziet, bekritiseert hij ons niet voortdurend en maakt hij niet steeds aanmerkingen. Hij geeft raad over de wijze waarop wij zondige neigingen van het vlees kunnen overwinnen en schenkt iets van zijn geest om mensen die hem trachten te dienen, te helpen. Hij spreekt in barmhartigheid en vriendelijkheid en met veel liefde en lankmoedigheid. Zijn woorden zijn zo goed dat ze als voedsel zijn voor de hongerige ziel. De mens leeft inderdaad niet alleen van brood, maar van elk woord dat uit Gods mond voortkomt. Daar christenen als openbare bekendmakers van goed nieuws thans medewerkers van hem zijn, moeten zij Gods voorbeeld derhalve in elk opzicht trachten na te volgen, en dit geldt vooral thans wat het gebruik van het spraakvermogen betreft. — Matth. 4:4; 2 Kor. 2:17.

14 Jehovah is ook krachtig wanneer het erom gaat goddeloosheid te veroordelen en over zijn oordelen tegen Satan en het goddeloze samenstel van dingen te spreken. Terzelfder tijd maakt hij zijn voornemens bekend, waarbij hij aantoont hoe het gehoorzame schepselen door de vernietiging van degenen die goddeloosheid bedrijven, goed zal gaan. De keuze is duidelijk: zich bij Satan aansluiten, de wegen der wereld blijven bewandelen en omkomen, of zich aan de zijde van God en Christus stellen en eeuwig leven verkrijgen (Deut. 30:19, 20). Als de wereld van Satan toch wordt vernietigd, waarom zouden wij haar dan ondersteunen? God geeft ons de raad: „Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen”. — Openb. 18:4.

15. Hoe heeft Jehovah ons een voorbeeld van zichzelf als een onderwijzer gegeven?

15 God is een Onderwijzer die zijn wil aan anderen bekendmaakt, zoals hij dit ook ten opzichte van Jezus heeft gedaan. Jezus schonk aandacht aan het onderwijs van Jehovah, en er stond profetisch over hem opgetekend: „De Here HERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden. De Here HERE heeft Mij het oor geopend, en Ik ben niet wederspannig, Ik wijk niet achterwaarts” (Jes. 50:4, 5, SV). Het onderwijs dat Jehovah Jezus had gegeven, vervulde zijn geest en hart en stelde hem in staat zijn spraakvermogen op een schitterende wijze te gebruiken.

16. (a) Wat voor soort spraak gebruikte Jezus? (b) Hoe is Jezus in zijn onderwijsmethoden ons voorbeeld?

16 Uit het voorbeeld dat Jezus met betrekking tot spreken heeft gegeven, leren wij hem kennen als iemand die liefdevol en geduldig onderricht gaf. Hij vertélde de bijbelse waarheid niet alleen aan zijn volgelingen op aarde, maar legde deze uit en onderwees hen erin. Er zijn vele voorbeelden van dat hij gelijkenissen en illustraties verschafte. In Matthéüs 13 staan illustraties opgetekend betreffende het zaaien van zaad. Deze illustraties werden verklaard, zodat mensen die dit waard waren, hem niet alleen iets hoorden vertellen, maar er ook de betekenis van begrepen. Jezus zorgde er altijd voor dat hij zijn discipelen, de door hem onderwezenen, met zijn spraak goed deed. Voor al zijn woorden waren goede redenen. Hij dacht eerst, en dan pas sprak hij. Daar hij door liefde werd gedreven, roddelde of lasterde hij niet. Hij had zich aan Jehovah’s werk opgedragen en moest in een korte tijd een opdracht ten uitvoer brengen. Hij hield zich bezig met het werk van zijn Vader, waarbij hij zijn spraak voor de redding van hen die wilden luisteren, gebruikte. Hij voerde gesprekken welke de personen die bij hem waren altijd in het belang van hun redding opbouwden. Hij openbaarde Jehovah’s oordelen tegen de goddelozen en was zelfs tegenover zijn vijanden onbevreesd in zijn spreken. Hij wist hoe hij tactvol moest zijn en wanneer hij moest spreken. Aldus weerspiegelde hij het onderwijs dat hij van Jehovah had ontvangen, terwijl hij ons toonde hoe Jehovah hem had geleerd te spreken en te onderwijzen en ons iedere keer dat hij zijn mond opende, openbaarde wat zich in overvloedige mate in zijn goede hart bevond. Dit is het voorbeeld dat wij voor ogen moeten houden. Wordt navolgers van God en Christus Jezus!

17. (a) Waarmee dienen wij de tijd welke wij thans voor spreken gebruiken, te vullen? (b) Waarom dient het altijd ons doel te zijn beheerst te spreken, en wat leren wij uit Mozes’ ervaring te Meriba?

17 Er zijn zovele goede dingen die wij over Jehovah God en de zegeningen van zijn nieuwe wereld kunnen vertellen, dingen die Jehovah ons door middel van zijn Woord en zijn zichtbare organisatie mededeelt. Wij hebben beslist nooit genoeg tijd om alles te leren wat wij wel zouden willen weten. Hoe zou een christen er dan de tijd voor kunnen vinden in werelds gepraat of nutteloze spraak verwikkeld te geraken en zijn tijd op die wijze te verknoeien? (Kol. 4:5, 6) Wij moeten zelfbeheersing aan de dag leggen; Jehovah luistert (Ps. 59:8, 13, 14). Zelfs wanneer wij ons met Jehovah’s werk bezighouden, moeten wij voorzichtig spreken, zodat dit tot Gods eer zal zijn. Mozes ging omdat hij te Meriba met zijn tong zondigde, het Beloofde Land niet binnen om daar van het leven te genieten. — Num. 20:10-12.

18. Wat zullen wij, ten einde redding te bewerkstelligen, met Jehovah’s hulp trachten te doen?

18 Het is thans de tijd toezicht uit te oefenen op onze gedachten en onze spraak te beheersen, zodat onze tong niet als een weggelopen paard zal zijn waarvan de teugel over de grond sleept. Wij zullen niet een vurig roddelwerktuig bezitten dat als een brandende lucifer in een kurkdroog bos is. Integendeel, wij zullen er nauwlettend op toezien dat wij het belangrijke predikings- en onderwijzingswerk niet uit het oog verliezen, terwijl wij ons ten doel stellen Jehovah en Christus in het gebruik van onze vermogens om te denken en te spreken, tot redding van anderen na te volgen. Ten einde de Levengever te behagen, roepen wij hierbij Jehovah’s hulp in, want wij kunnen dit alles niet uit onszelf bewerkstelligen. Laat dit uw gebed zijn: „Mogen de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn, o HERE, mijn rots en mijn verlosser”. — Ps. 19:14.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen