Waardering tonen voor fundamentele christelijke publikaties
„Het hart van de rechtvaardige studeert om te antwoorden.” — Spr. 15:28, KJ.
1, 2. Hoe worden Koninkrijksverkondigers bekwaam in hun bediening, en waarom is dit nodig?
TWEE getuigen van Jehovah gingen van deur tot deur met de boodschap van Gods koninkrijk. Bij een deur wierp de bewoner iets tegen waarop de nieuwe verkondiger het antwoord schuldig moest blijven. De rijpere prediker stapte naar voren, gaf tot bevrediging van de bewoner een schriftuurlijk antwoord, bood de waarheid op een juiste wijze aan en liet tevens een goede indruk achter van hun christelijke boodschap. Later zei de nieuweling: „Die vraag had ik nooit kunnen beantwoorden!” De rijpere verkondiger verzekerde hem echter dat wanneer hij voort zou gaan met zijn studie en geregeld in de dienst zou uittrekken, hij het op den duur beslist wel zou kunnen.
2 Alle Koninkrijksverkondigers hebben soortgelijke ervaringen opgedaan. Wanneer zij werkelijk bekwaam in hun bediening zijn geworden, zulke vragen kunnen beantwoorden en vaak opgeworpen tegenwerpingen kunnen weerleggen, komt dit doordat zij door hun studie van de bijbel en bijbelse publikaties kennis hebben opgedaan en door hun dienst geholpen zijn die kennis doelmatig te gebruiken. Wij hebben in onze voorgaande les gezien dat men, wanneer men sterk in de waarheid wil worden, noch zijn studie noch zijn dienst mag verwaarlozen. Deze kracht en rijpheid zijn belangrijk, want de wapenen van onze oorlog zijn evenals die van Paulus „krachtig door God tot omverwerping van wat sterk is verschanst,” en wij dienen verkeerde redeneringen welke tegen de ware kennis Gods worden opgeworpen, succesvol te kunnen overwinnen. Kunt u dit? Heeft u de vereiste rijpheid reeds ontwikkeld? — 2 Kor. 10:4, 5, NW.
3. Door welke beloningen worden verkondigers die het druk hebben er toe aangespoord veel tijd aan extra-studie te besteden?
3 Broeders die een gedegen kennis hebben, goed vragen kunnen beantwoorden, in de dienst een goede aanbieding kunnen doen en door broeders en zusters worden opgezocht die hulp nodig hebben en van hun kennis gebruik wensen te maken, zijn niet op mysterieuze wijze aan dit inzicht gekomen. Waarschijnlijk hebben zij niet meer tijd dan u. Wellicht hebben zij een vrouw, kinderen en een huis en hebben zij in de zorg voor de kosten van hun levensonderhoud met dezelfde of zelfs nog grotere problemen te kampen als andere broeders. Voorts zijn zij, omdat zij meer tijd in de dienst besteden, wellicht drukker bezet dan u. Zij gaan echter volkomen in de waarheid op. Het schenkt hun een intens geluk gedegen kennis te vergaren en zij zijn verrukt wanneer hun extra-studie in een speciaal en wellicht onverwacht geval nuttig blijkt bij het aanbieden van de Koninkrijksboodschap. Zij zeggen niet dat zij geen tijd om te studeren hebben, omdat zij weten dat er niet alleen meer dienst, maar betere dienst wordt verlangd. Niet alleen staan zij meer uren in Jehovah’s dienst maar zij leggen meer in die uren en laten zodoende niet alleen de kwantiteit maar tevens de kwaliteit van hun dienst toenemen. Zij weten dat wanneer zij zouden ophouden voorwaarts te gaan, zij zouden afglijden, dat wanneer zij niet blijven leren, zij op den duur niets meer zullen weten. Hun gedegen kennis dient dus louter aan hun voortdurende studie te worden toegeschreven.
4. Hoe kunt u uw christelijke predikingswijze verbeteren?
4 Al Jehovah’s dienstknechten zijn verplicht duidelijk, eenvoudig en op een gemakkelijk te begrijpen manier te spreken. Om echter duidelijk te kunnen spreken, moeten wij weten waarover wij spreken. Wij moeten niet alleen inzicht in de waarheid hebben, maar ook weten hoe de mensen in ons gebied over bepaalde dingen denken, want alleen wanneer wij weten welke tegenwerpingen zij maken, kunnen wij hun een duidelijk antwoord geven. Wij dienen onze aanbieding van de Koninkrijksboodschap voortdurend aan een onderzoek te onderwerpen, te luisteren naar wat de mensen ons ten antwoord geven en er naar te streven door hen begrepen te worden. Mocht het voorkomen dat wij in een situatie geraken waartegen wij niet zijn opgewassen, dan kunnen wij daar later nog eens over nadenken en het antwoord uitwerken, zodat wij, wanneer zoiets zich later nog eens voordoet, met ons antwoord klaarstaan.
STUDIE
5, 6. Hoe kunt u wijsheid verkrijgen, welke vastberaden houding is er voor nodig, en waardoor wordt bewezen hoe waardevol studie is?
5 Het is waar dat „wanneer iemand van u in wijsheid tekort schiet, [hij] God [moet] blijven vragen, want hij geeft overvloedig aan allen en zonder verwijt.” Met te vragen, zijn wij er nog niet mee, anders zou ons niet verteld worden: „Tracht met al wat gij bezit inzicht te verkrijgen.” En evenmin: „Het hart van de rechtvaardige studeert om te antwoorden” (Jak. 1:5, NW; Spr. 4:7, KB; 15:28, KJ). Wij kunnen niet verwachten wijsheid te verkrijgen wanneer wij, na hierom gevraagd te hebben, Gods voorziening om het te verwerven, negeren. Jehovah voorziet in de gelegenheid om wijsheid te verkrijgen, maar wij moeten er naar zoeken als naar een verborgen schat en met de vastberadenheid waarmee mijnwerkers en terreinonderzoekers in de grond naar kostbare metalen zoeken. In de Spreuken staat het zo: „Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en mijn geboden bij u bewaart, zodat uw oor de wijsheid opmerkt en gij uw hart neigt tot de verstandigheid, ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstandigheid uw stem verheft; indien gij haar zoekt als zilver en naar haar speurt als naar verborgen schatten, dan zult gij de vreze des HEREN [van Jehovah] verstaan en de kennis Gods vinden. Want de HERE [Jehovah] geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid; Hij bewaart hulp [zuivere wijsheid] voor de oprechten, Hij is een schild voor wie onberispelijk wandelen.” — Spr. 2:1-7, NBG; AS.
6 Dit is niet slechts theorie, want de waarde van zo’n studie blijkt uit de echte praktijk. De nieuwelingen in de gemeente die het snelst tot rijpheid groeien, zijn zij die gehoor geven aan het gebod „Neig uw hart [geest] tot de onderrichting, en uwe oren tot verstandige redenen,” die in gedachten houden dat ’een betrouwbaar getuige mensenlevens redt’ en die hun betrekkelijke nieuwheid in de waarheid niet als een verontschuldiging aangrijpen om te zeggen dat zij dit niet kunnen. Zij beseffen hoe belangrijk de christelijke publikaties en de gemeentevergaderingen zijn, welke speciaal zijn georganiseerd opdat zij er kracht kunnen opdoen, en zij doen van alles om hun kennis en inzicht te verdiepen. — Spr. 23:12, Lu, RS; 14:25, PC.
7. Hoe zullen fundamentele theocratische publikaties de tot rijpheid groeiende christen helpen?
7 Zij die werkelijk in rijpheid groeien, beseffen dat het in de velddienst een geweldige hulp betekent vertrouwd te zijn met de fundamentele theocratische publikaties, want hierdoor kunnen zij op een stevige achtergrond van kennis terugvallen en aldus de meeste vragen welke hun in de velddienst worden gesteld, beantwoorden. Wanneer zij voorts een lezing voorbereiden voor de gemeentevergaderingen, herhalen zij niet slechts hetgeen zij al in hun vorige lezingen hebben verteld, maar zoeken zij naar verdere inlichtingen, waardoor hun lezing werkelijk gaat leven en deugdelijke geestelijke raad bevat. Zij worden er door hun verlangen naar kennis wellicht zelfs toe aangedreven, terug te gaan op hetgeen lang voordat zij in de waarheid kwamen, werd gepubliceerd, waardoor zij hun inzicht vergroten en verdiepen en steeds meer in christelijke rijpheid groeien.
8. Welke inlichtingen uit vroegere publikaties van het Genootschap zouden gebruikt kunnen worden bij het voorbereiden van lezingen, en hoe kunt u zulke punten vinden?
8 Graaft u wel eens in oudere publikaties om uw kennis over onderwerpen waarover vragen rijzen, te vergroten en verdiepen? Heeft u deze vroegere publikaties werkelijk al eens bestudeerd? Kunt u bijvoorbeeld, wanneer een broeder een lezing houdt en u de kennis beter in uw geest wilt griffen, zeggen uit welke publikaties hij zijn punten heeft genomen? Wanneer hij zegt dat God, alhoewel hij goed en rechtvaardig is, volgens Jesaja 45:7 toch het kwade schept, herinnert u zich dan het gedeelte „Vragen van lezers” uit De Wachttoren van 1 december 1951? Herinnert u zich, wanneer hij uiteenzet dat christenen geen vulgaire taal mogen uitslaan, dat dit werd besproken in het artikel „Vorderingen in de richting van het temmen van de tong,” in de uitgave van 15 juli 1951? Wanneer hij het heeft over de verschillende soorten van geestelijke schepselen, namelijk engelen, cherubim, serafim en de aartsengel, en hun verschillende posities beschrijft, herinnert u zich dan dat hierover werd uitgeweid op de bladzijden 49 tot en met 53 van het boek „De waarheid zal u vrijmaken”? Waarschijnlijk zult u zich niet meer de datums of de bladzijdenummers herinneren, maar herinnert u zich dat die onderwerpen besproken zijn? Weet u hoe u van de schriftuurplaatsenindex gebruik kunt maken om de bladzijden te vinden? Kunt u deze punten verklaren, wanneer men u er iets over vraagt? Broeders en zusters die een rijpe kennis hebben, hebben deze onderwerpen wellicht ook kort geleden nog eens nageslagen om hun geheugen op te frissen voordat zij ze met pas-geïnteresseerde personen gingen bespreken.
9. Waardoor zal het bestuderen van de Schrift geen vervelende taak worden?
9 Hoe staat het met de achtergrond van uw kennis? Heeft u, wanneer u nog maar kort in de gemeente bent, slechts één der publikaties van het Genootschap bestudeerd, zoals het boek Wat heeft de religie voor de mensheid gedaan, of bent u verder gaan graven, zodat u de noodzakelijke inlichtingen uit „God zij waarachtig” en „Dit betekent eeuwig leven” kent? Die te bestuderen, is geen vervelende taak, maar een genoegen, wanneer u tenminste niet zozeer belang stelt in het aantal bladzijden dat u leest, als wel in de kennis welke u opdoet en de manier waarop u daardoor uw geloof zult versterken en zult worden geholpen een betere christelijke dienstknecht te worden. Denk nimmer, „O, maar daar weet ik al bijna alles van,” want u zult beslist tot de ontdekking komen dat u dat niet weet en dat u uit uw extra-studie veel kracht zult putten.
10, 11. Geef voorbeelden, de hier aangehaalde of andere, waaruit blijkt hoe belangrijk de inhoud van „Dit betekent eeuwig leven” is.
10 Wat dient u zoal uit het boek „Dit betekent eeuwig leven” te weten? Veel, maar sta eens even stil bij dit voorbeeld: Herinnert u zich, wanneer u iemand tegenkomt die niet kan begrijpen hoe Jehovah God zonder begin en van eeuwigheid tot eeuwigheid kan zijn, en hoe hij een oneindig bestaan had voordat wij ook maar tot leven kwamen, dat er in hoofdstuk twee staat: „Is dit onmogelijk? Hoe staat het met ruimte en tijd? Waar begint ruimte? Wanneer begon tijd? De wetenschap der wiskunde kent zoiets als oneindigheid, en te aanvaarden dat God er altijd is geweest, dient eigenlijk niet moeilijker te zijn dan aan te nemen dat zowel in het verleden als in de toekomst tijd steeds voortduurt en ruimte zich steeds verder uitstrekt.”
11 Wanneer iemand bijvoorbeeld ontkent dat wij de bijbel als een gids voor onze aanbidding nodig hebben, kunnen wij dan aantonen dat wij door onze activiteit te baseren op wat de bijbel zegt, het voorbeeld van Jezus navolgen? In Lukas 4:16-21 (NW) lezen wij dat het Jezus’ „gewoonte” was „op de sabbatdag” de synagoge binnen te gaan en hardop uit de Schrift voor te lezen. In Mattheüs 4:4, 7 en 10 lezen wij dat toen Jezus door Satan in de woestijn werd verleid, hij tot driemaal toe de Verleider weerstond door uit zijn hoofd drie teksten uit Deuteronomium aan te halen, waarbij hij elke keer zei: „Er staat geschreven.” Voorts staat er in Lukas 24:27 (NW): „En beginnend bij Mozes en alle Profeten legde hij hun uit wat in al de Geschriften op hem betrekking had.” Herinnert u zich deze punten, waaruit blijkt dat Jezus het voorbeeld gaf door de bijbel als een gids voor onze aanbidding te gebruiken? Ze staan vermeld in het zevende hoofdstuk van „Dit betekent eeuwig leven”, dat getiteld is „Het Boek der levengevende kennis.”
12. Welke fundamentele leerstellingen dient u door uw studie van „God zij waarachtig” te kunnen uitleggen?
12 Verder dient iedereen in de gemeente de fundamentele leerstellingen uit het studiehulpmiddel „God zij waarachtig” bestudeerd te hebben en uit te kunnen leggen; daartoe behoort de geschiedenis van de bijbel en hoe deze tot op onze tijd werd overgeleverd, wie Satan is en welke invloed hij op het ogenblik uitoefent, wat de mens is, waarom de evolutie niet waar kan zijn, waarom de drieëenheidsleer vals is, waarom er een rantsoen nodig was en hoe er in werd voorzien, wat de ware gemeente Gods is, en hoe wij weten dat wij in de „tijd van het einde” leven. In „God zij waarachtig” wordt aan elk dezer onderwerpen een heel hoofdstuk gewijd. Kunt u al deze onderwerpen, wanneer u er over nadenkt, thans uitleggen? Als een rijpe christelijke bedienaar van het evangelie dient u hiertoe in staat te zijn.
13. Welke verscheidene redenen hebben wij om de vroegere publikaties van het Genootschap te bestuderen?
13 Deze twee boeken, „God zij waarachtig” en „Dit betekent eeuwig leven”, schenken u een fundamentele kennis. Wanneer u eenmaal zover bent dat u uw studie daarvan hebt voltooid, kunt u zelfs nog oudere publikaties opslaan. Bedenk wel dat „de geestelijke mens . . . inderdaad alle dingen [onderzoekt]” of doorvorst en zelfs de diepe dingen Gods dient te weten. Gods Woord is zo’n onuitputtelijke bron van rijkdom en waardevolle schatten, dat deze dingen onmogelijk om de paar maanden herhaald kunnen worden. Toch zijn meer dan de helft van Jehovah’s getuigen pas na 1949 tot een kennis der waarheid gekomen en zijn er nu ruim een miljoen mensen meer die dit tijdschrift lezen dan in mei 1955, slechts zevenentwintig maanden geleden! Hoe kunnen al deze mensen hun achterstand in kennis inhalen? Alleen door de vroegere publikaties te bestuderen en in vroegere uitgaven van De Wachttoren, welke in de bibliotheek van uw plaatselijke Koninkrijkszaal staan, te graven. In de vroegere publikaties zult u veel aantreffen dat zal bijdragen tot uw geestelijke rijkdom en waardoor u zult worden geholpen een rijpe kennis te verwerven. De bestudering er van is uw tijd stellig waard. Door terug te gaan naar de vroegere publikaties van het Genootschap, zult u leren waar u de antwoorden op gerezen vragen kunt vinden, en het zal u vreugde schenken te bemerken dat uw inzicht blijft toenemen. Door deze extra-kennis zal uw geloof sterker worden, zullen uw broeders en zusters meer aan u hebben en zult u de organisatie meer van dienst kunnen zijn. Dit zijn stellig goede redenen om het voorbeeld van de psalmist te volgen, die zei: „Ik peinsde over al uw werken, overwoog, wat door U is verricht.” — 1 Kor. 2:15, NW; Ps. 77:13, PC.
14. Hoe werd in „Gedenk den Schepper der nieuwe wereld” geïllustreerd hoe belangrijk het is Jehovah in onze jeugd te dienen?
14 Laten wij nu eens enkele van de dingen beschouwen die wij zouden leren wanneer wij deze oudere publikaties geregeld zouden naslaan. In een lezing waarin de nadruk wordt gelegd op de belangrijkheid onze jeugd in Jehovah’s dienst te besteden, baseert een spreker zijn commentaar op Prediker 12:1-7 (Lu), welke verzen aldus beginnen: „Gedenk aan uwen Schepper in uwe jeugd; eer de kwade dagen komen en de jaren genaken, van welke gij zeggen zult: Zij behagen mij niet.” Daarna gebruikt hij de volgende verzen om een levendig beeld te geven van de „kwade” dagen die komen voor hen die hun leven niet in Jehovah’s dienst hebben besteed, maar hun jeugd en kracht verkeerd hebben gebruikt, hun Schepper als gevolg hiervan thans niet gedenken en zijn wonderbaarlijke daden niet begrijpen. In ’s levens zomer zag alles er prachtig uit, maar in de winter van de oude dag wordt het allengs duisterder. De armen en handen beven, de benen worden zwakker en krommer, en de voeten schuifelen en moeten worden voortgesleept. De oude man slaapt niet diep meer, want hij heeft niet de slaap van een wijs en beleidvol mens, noch de zoete slaap van de eerlijke harde werker. Op trappen is hij bevreesd, op drukke straten verschrikt en het geringste gewicht is hem een last, totdat ten slotte het „zilveren koord” van het leven wordt losgemaakt, „de gouden schaal” van ’s mensen wonderbaarlijke hersenen wordt verbroken en ’het stof wederkeert tot de aarde, gelijk het geweest is.’ Het toppunt van ijdelheid, zet de spreker uiteen, is een jongeling die de Schepper negeert en in zulk een opzettelijke onwetendheid opgroeit en oud wordt om dan slechts terug te kijken op een droevig, vervallen en verspild leven dat voorspoedig en gezegend had kunnen zijn. Hoe anders is de tevreden rijpheid van de man die zich nog steeds in dezelfde zegeningen verheugt die hij in zijn gelukkige jeugd ontving, welke hij wijselijk in Jehovah’s dienst doorbracht. Waar heeft de spreker deze treffende toepassing van dit schriftgedeelte vandaan gehaald? Nu, ze is ontleend aan het artikel „Gedenk den Schepper der nieuwe wereld” in De Wachttoren, van 1 februari 1946. Herinnert u het zich nog?
15. Wat is de werkelijke betekenis van de uitdrukking „bedienaar van het evangelie,” wat kan hierdoor worden aangetoond, en waar kan dit materiaal worden gevonden?
15 Een andere broeder, die wil illustreren wat de taak van een bedienaar van het evangelie is, zet in een lezing op de dienstvergadering uiteen dat in het Engels en het Frans voor de uitdrukking bedienaar van het evangelie de woorden minister en ministre worden gebruikt, welke overeenkomen met het Nederlandse woord minister, dat in onze taal echter alleen voor een staatsdienaar doch niet voor een bedienaar van het evangelie wordt gebruikt. Dit woord „minister” of „ministre” legt de nadruk op de gedachte aan dienst, niet van een hooggeplaatst iemand maar van een persoon die een ondergeschikte positie bekleedt. Hij toont aan dat het woord van Latijnse oorsprong is, dat het is afgeleid van de uitdrukking minus, welker minder betekent, en de uitgang van de vergrotende trap ter; evenals het woord dat de tegenovergestelde betekenis heeft, magister of meester, is afgeleid van de uitdrukking magis, die meer betekent, en de uitgang van de vergrotende trap ter. Het Griekse woord hiervoor is diákonos, hetwelk letterlijk „door het stof” betekent en op iemand duidt die stoffig is van het rennen in de dienst van een ander. Hoe geheel anders, zet hij uiteen, is deze ware en bijbelse betekenis van het woord, dan de verheven plaats welk er vaak aan de geestelijken der christenheid wordt gegeven, en hoe passend is het voor hen die druk bezig zijn in de dienst van de ware God! Waar haalde de spreker deze interessante inlichtingen vandaan? Uit „Gods bedienaars van het goede nieuws” in De Wachttoren van 1 januari 1948. Zou u er aan gedacht hebben zover terug te gaan?
16. Hoe zou u een spotter antwoord geven die het idee dat dieren de Vloed in een ark overleefden bespottelijk vindt, en waarin werden deze punten gepubliceerd?
16 Wanneer u dan zo met een rijpe verkondiger in de dienst staat, ontmoet u een spotter die geen vertrouwen in de bijbel heeft en zegt dat het verslag van de Vloed bijvoorbeeld belachelijk is, omdat de ark nimmer alle dieren had kunnen bevatten. De rijpe broeder zet echter uiteen dat dit geen deugdelijk bezwaar is. De ark was 137 à 167 meter lang (dit al naargelang van de soort van el welke er werd gebruikt), 23 à 28 meter breed en 14 à 16 meter hoog — een behoorlijk bouwwerk dus dat overvloedig ruimte bood aan de verschillende in Genesis beschreven dier-„soorten,” waarvan alle variëteiten welke wij thans kennen, afstammen. Waaraan ontleende hij deze stof waardoor de bijbel werd gerechtvaardigd? Wel, aan het artikel „Noachs Passagierslijst” in de Ontwaakt! van 22 maart 1952. Zou u dit ook geweten hebben?
17. Wat mankeert er aan de gedachte dat de Grote Pyramide van Gizeh Gods getuige in steen is?
17 Op een huisbijbelstudie ontmoet u iemand die heeft gehoord dat de maten van de Grote Pyramide van Gizeh met de bijbelse profetieën overeenstemmen en dat wij er daarom een studie van dienen te maken om Gods voornemens te leren kennen. U weet niet wat u hierop moet zeggen, maar wist u dat er lang geleden iets over in de publikaties van het Genootschap is verschenen? U zoekt dus jaar op jaar terug in de jaargangen van De Wachttoren totdat u uiteindelijk bij de uitgaven van januari en februari 1929 belandt. Daaruit leert u welke fout er in deze gedachte schuilt en u besluit deze punten aan de persoon die u de vraag heeft gesteld, voor te leggen: Ten eerste was Egypte een door de Duivel bestuurd heidens land, geen plaats waar God openbaringen zou geven, ten tweede volbrengt God zijn werk niet door het soort van slavenarbeid door middel waarvan de pyramiden werden gebouwd, ten derde wordt christenen gezegd dat zij door geloof en niet door aanschouwen moeten leven en ten vierde kan worden opgemerkt dat wanneer de christelijke gemeente onderricht moest putten uit de afmetingen van deze oude steenhoop, Jezus of enkele van de apostelen er toch zeker wel iets over gezegd zouden hebben; dit deden zij echter niet.
18. Hoe kunt u aantonen dat het belangrijk en juist is verschillende bijbelgedeelten aan te halen?
18 Zo zegt een buurman met wie u over de zegeningen van Gods koninkrijk staat te praten: „O, maar wanneer u dan hier en dan daar wat uit de bijbel haalt, kunt u van alles en nog wat bewijzen, zelfs de meest fantastische leerstellingen.” U zet echter uiteen dat u niet van alles en nog wat uit de bijbel kunt bewijzen wanneer u dit harmonieuze boek met zich zelf in overeenstemming wilt laten zijn! Wanneer u moet aantonen dat alle profeten onze tijd en wat daarin zou gebeuren, hebben voorzegd, en dat zij allen bepaalde leerstellingen in volle harmonie met elkaar onderwezen, dan moet u toch zeker enkele of al deze profeten aanhalen. Is dit een schriftuurlijke methode? Ja, en u zet uiteen door welke bewijzen dit wordt aangetoond. Jezus haalde in zijn bergrede alleen al eenentwintig keer de Hebreeuwse Geschriften aan. In de vijf hoofdstukken van de eerste brief van Petrus komen vierendertig aanhalingen uit tien verschillende boeken van de wet, de profeten en de psalmen voor. Alleen in het boek van Mattheüs komen al 122 van zulke aanhalingen voor! Haalden deze getrouwe mannen Gods deze teksten door elkaar om van alles en nog wat te bewijzen? Stellig niet! In deze „tijd van het einde” is het ons voorrecht de Schrift te „doorlopen” om te vernemen wat daarin staat, en onze „kennis zal vermeerderd worden,” zoals Jehovah’s profeet Daniël (12:4, Ned. PB) lang geleden voorzegde. Waar vond u deze indrukwekkende feiten omtrent de juistheid van het citeren van schriftuurplaatsen? In het artikel „De sleutel tot het bestuderen van de bijbel” in De Wachttoren van 15 juni 1949.
19. Hoe zou u iemand die zei dat niet de gehele bijbel authentiek is, van repliek dienen?
19 Hetzelfde artikel zal u een krachtig argument aan de hand doen dat u kunt gebruiken wanneer men u zegt dat u selectief moet zijn met de bijbelgedeelten welke u citeert, omdat niet alle authentiek zijn. Het zet uiteen dat de schrijvers der Griekse Geschriften ongeveer 740 aanhalingen uit en verwijzingen naar de vroegere Hebreeuwse Geschriften hebben gedaan, en wel uit vijfendertig boeken der Hebreeuwse Geschriften, of alle op Ruth, Ezra, Prediker en het Hooglied na. Wanneer Jezus en zijn apostelen deze boeken aldus zonder enige twijfel accepteerden, wie durft er dan te zeggen dat hij meer van de betrouwbaarheid der Schrift af weet dan zij? Wanneer u een der ruim anderhalf miljoen lezers van dit tijdschrift bent die dit blad nog niet lazen toen dit artikel werd gepubliceerd, raden wij u aan in deze vroegere uitgaven te gaan graven om van de daarin staande stof te kunnen profiteren.
20. Hoe zullen getrouwe dienstknechten van Jehovah aandacht schenken aan hun kennis en onderwijs, en welk resultaat zal dit voor hen afwerpen?
20 Wanneer u aldus enkele der in de afgelopen jaren gepubliceerde dingen nog eens nagaat, zult u spoedig beseffen waarom sommige broeders en zusters een veel grotere kennis van dergelijke punten hebben dan anderen die deze onderwijzingen niet opnieuw in hun geest hebben geprent. Indien wij als getrouwe dienstknechten van Jehovah graag meer inzicht willen hebben en onze bekwaamheid in het onderwijzen willen vergroten, zullen wij alle mogelijke middelen aangrijpen waardoor wij onze kennis kunnen vermeerderen. Wij zullen geregeld gebruik blijven maken van hetgeen in „Dit betekent eeuwig leven” en „God zij waarachtig”, in vroegere uitgaven van De Wachttoren en in andere publikaties van het Genootschap wordt gevonden. Wij zullen ons, zoals Paulus Timotheüs onderwees, blijven toeleggen op het lezen in het openbaar, het vermanen en het onderwijzen. Wij zullen hierover nadenken, er geheel door in beslag worden genomen en onze vooruitgang aan allen zichtbaar doen zijn. Wij zullen onze dienst blijven verbeteren, deze onderzoeken, ontleden welke uitwerking onze toespraakjes op onze luisteraars hebben, hun standpunt in gedachten houden en alles in het werk stellen om eenvoudig, duidelijk en begrijpelijk te spreken. Dan zullen wij Paulus’ raad opvolgen, wat veel vrucht zal afwerpen: „Schenk voortdurend aandacht aan u zelf en aan uw onderwijs. Blijf hierbij, want door dit te doen, zult gij zowel u zelf als hen redden, die naar u luisteren.” — 1 Tim. 4:13, 15, 16, NW.