’Het is luister, overtreding voorbij te gaan’
ER ZIJN vele soorten van luister die de mensheid alle op de een of andere wijze in verrukking brengen. Luister houdt namelijk de gedachte in aan stralende schoonheid, ook aan schittering en aan voortreffelijkheid, eer en roem. Er zijn dingen die ’luisterrijk’ zijn om te zien: prachtige rivieren, dalen en bergen, de verschillende soorten bloemen en vogels en knappe mensen. Liefde voor schoonheid bij vrouwen verklaart een kosmetische industrie waarin vele miljoenen guldens omgaan.
Er zijn ook tal van prachtige dingen voor ons gehoor. Er is melodieuze en harmonieuze muziek, het gezang van vogels, het ruisen van bladeren in de koelte, het kabbelen van een beek. Een beschaafde, goed geoefende stem is eveneens iets moois. Een combinatie van schoonheid van geluid en beweging zijn bepaalde balletten.
De hoogste vorm van schoonheid bestaat echter in schitterende daden, daden die appelleren aan het zedelijkheidsgevoel, die met iemands idealen stroken, daden die het hart van de mens verrukken. Deze worden terecht schoon genoemd omdat, zoals het woordenboek het zegt, „schoon” onder andere datgene is „wat ons zedelijk gevoel betreft”. Het is deze soort van schoonheid waarop gedoeld wordt in de oude bijbelse spreuk: „Het inzicht van een mens vertraagt stellig zijn toorn, en het is luister van zijn kant, de overtreding voorbij te gaan.” — Spr. 19:11, NW.
Eén reden waarom het „luister” is een overtreding voorbij te gaan, is dat dit duidt op emotionele rijpheid. Het brengt het vermogen aan het licht datgene te doen wat verstandig en moeilijk is: zijn emoties onder druk te beheersen, in plaats van de weg van de minste weerstand te volgen door met gelijke munt te betalen. Evenals een lichamelijk goed gevormd mens mooi of schoon is, is dit ook het geval met een voorbeeld van morele kracht. Het is schoon omdat het een vorm van edelmoedigheid is.
Als het „luister” is een overtreding voorbij te gaan, zou het, als men in gebreke blijft dit te doen, dan niet heel goed het tegenovergestelde kunnen lijken? Dit is heel goed mogelijk, zoals uit de volgende ervaring blijkt: Op een zonnige zondagmiddag in de zomer wandelde een bejaard echtpaar op straat. Toen zij opkeken, zagen zij een tiener op een fiets recht op zich afkomen. Pas toen hij vlak bij hen was, stopte hij plotseling. Boos om de ongemanierdheid van de jongen, duwde de bejaarde heer de tiener met zijn voet weg, waarop de jongen van zijn fiets sprong, zijn vuisten balde en de bejaarde heer dreigde af te ranselen. Daarop zei zijn vrouw op gebiedende toon tot de tiener: „Toon eerbied voor een oude man!” Hierop sprong de jongen op zijn fiets en reed weg.
Dit waar gebeurde incident illustreert goed het feit dat, als men in gebreke blijft een overtreding voorbij te gaan, dit soms iets tot gevolg kan hebben wat volkomen van luister ontbloot is. Onnodig te zeggen dat de bejaarde heer zich schaapachtig en verlegen voelde, daar hij er niets voor voelde met een boze tiener op de vuist te gaan. Hij zou echter, zowel voor zijn vrouw als voor de tiener, een veel beter figuur geslagen hebben als hij de overtreding eenvoudig was voorbijgegaan! Dit zou een mate van luister of schoonheid zijn geweest.
De bijbel geeft ons vele voorbeelden die het beginsel illustreren dat het „luister” is een overtreding voorbij te gaan. Voorop gaat natuurlijk het voorbeeld van niemand anders dan Jehovah God, want over hem heeft de psalmist geschreven: „Want Hij weet, . . . dat wij stof zijn.” — Ps. 103:14.
Het vermogen overtreding voorbij te gaan, is niet iets waarmee wij worden geboren. Er moet aan gewerkt worden. Kinderen willen als regel wraak nemen en daarom moeten hun ouders hun leren niet wraakgierig te zijn maar overtreding voorbij te gaan. En vooral volwassenen die in zichzelf gekeerd of overgevoelig zijn, moeten op hun hoede zijn. Wanneer er een overtreding tegen hen wordt begaan, dienen zij aan de wijze raad te denken: „Zeg niet: Zoals hij mij deed, zo zal Ik hem doen; ik vergeld den man naar zijn doen.” — Spr. 24:29.
Dit is klaarblijkelijk wat Jezus Christus in gedachten had toen hij in zijn Bergrede zei: „Slaat iemand u op uw rechterwang, keer hem dan ook de andere toe” (Matth. 5:39). Deze raad is door velen bekritiseerd omdat men er ten onrechte uit begrijpt dat hierdoor pacifisme wordt geleerd, doch dit is niet waar. Als iemand een klap krijgt die erop berekend is letsel toe te brengen, zou het dwaas zijn nog meer letsel toe te juichen. Het zou verstandig zijn de vlucht te nemen of te trachten zich te beschermen. Men is het trouwens aan zichzelf en aan degenen die hem lief zijn, verplicht zulk een handelwijze te volgen. Wanneer iemand echter wordt beschimpt of met beledigingen wordt overladen omdat hij een volgeling van Jezus Christus is — figuurlijk gesproken op de rechterwang wordt geslagen — is het nobel en wijs om vriendelijk en zachtaardig te zijn. Dit zou de ander kunnen uitleggen als het toekeren van de andere wang. Deze handelwijze heeft Jezus gevolgd, want wij lezen over hem dat „wanneer hij werd beschimpt, . . . hij niet [ging] terugschimpen”, doch als het ware de andere wang toekeerde. — 1 Petr. 2:23.
Men dient natuurlijk niet meer in een bijbels beginsel te leggen dan de rest van de Schrift wettigt. Overtreding voorbijgaan, betekent niet ernstige zonden of misdaden door de vingers zien. De bijbel veroordeelt degenen die overtreding door de vingers zien sterk. — Ps. 50:18; Jes. 5:23.
De mensen leggen thans meer dan ooit een wraakzuchtige geest aan de dag. Zij zijn er vlug bij iets terug te doen en betalen vaak niet alleen met gelijke munt doch met rente. Men is over het algemeen geneigd degenen die overtreding voorbijgaan als zwak en dwaas te beschouwen, doch dit is niet het geval. Het is een bewijs van kracht als men dit doet, en ook van wijsheid en edelmoedigheid; waarlijk iets prachtigs. Vooral opgedragen christelijke bedienaren van het evangelie dienen altijd te trachten de luister van het voorbijgaan van overtreding aan de dag te leggen, want op deze wijze kunnen zij hun hemelse Vader eren, zoals Jezus Christus heeft gezegd: „Laat . . . uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw voortreffelijke werken mogen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven.” — Matth. 5:16.