Een goede naam is iets kostbaars
„HIJ, DIE mij mijn goede naam ontneemt, berooft mij van wat hem niet rijker maakt en mij doodarm.” Zo spreekt een van de personen uit Shakespeare’s beroemde toneelspel Othello, de moor van Venetië.
Zoals terecht is opgemerkt, kan iemands naam vergeleken worden met zijn gezicht — het is dat waaraan hij herkenbaar is. Maar wat maakt een naam goed of slecht? Het is de persoon die de naam draagt. Hij geeft er de goede of de slechte hoedanigheid aan door wat hij is, door het leven dat hij leidt en de dingen die hij voorstaat. Een goede naam, dat wil zeggen, een goede reputatie, is daarom werkelijk iets kostbaars. Verliest men een goede naam, dan maakt dit iemand werkelijk arm.
Aangezien wereldse regeringen de waarde van een goede naam inzien, hebben ze wetten uitgevaardigd om iemands naam of reputatie tegen laster te beschermen. Door dit te doen, volgen deze regeringen slechts het voorbeeld dat de bijbel in het negende van de Tien Geboden geeft, waar staat: „Gij moogt als getuige geen valse verklaring tegen uw naaste afleggen.” Onder die wet werden degenen die dit deden, met dezelfde straf gestraft die zij door hun valse getuigenis over een ander hadden willen brengen. — Ex. 20:16; Deut. 19:16-21.
Ja, de bijbel toont aan dat wij ons er terecht om dienen te bekommeren een goede naam te bezitten en te behouden. Wij lezen erin dat „een goede naam . . . verkieslijker [is] dan veel rijkdom”. „Een goede naam is beter dan goede olie.” De belangrijkheid van een goede naam in de christelijke gemeente blijkt duidelijk uit het bijbelse vereiste dat opzieners „een goeden naam [moeten] hebben bij hen die buiten de gemeente staan”. — Spr. 22:1, Pred. 7:1, NBG; 1 Tim. 3:7, LV.
Jehovah God heeft ons een uitstekend voorbeeld gegeven als iemand die zich erom bekommert een goede naam te hebben. In de eerste plaats heeft hij zichzelf een onderscheidende naam gegeven, namelijk Jehovah of Jahweh, welke betekent: „Hij veroorzaakt te worden.” Die naam getuigt op zichzelf reeds van het feit dat hij de Schepper is en dat hij een God met een voornemen is, Iemand die zijn wil ten uitvoer brengt en zijn voornemens zonder mankeren vervult. Hij vond deze naam zo belangrijk dat hij hem 6961 maal in de Hebreeuwse Geschriften liet voorkomen. Ja, hij wordt vaker door die naam geïdentificeerd dan door alle andere uitdrukkingen te zamen — uitdrukkingen zoals Heer, God, Allerhoogste, enzovoort. Hij brengt zijn naam Jehovah in verband met zijn grootse werken en bevrijdingen, zoals toen hij de Israëlieten uit Egyptische slavernij bevrijdde. — 2 Sam. 7:23.
De eerste toespeling op de belangrijkheid van Gods reputatie of naam is waarschijnlijk die welke door Abraham werd gedaan in verband met de verwoesting van de steden Sodom en Gomorra. Abraham trok in twijfel of het wel juist was de rechtvaardigen met de goddelozen te verdelgen door te vragen: „Zal de Rechter van de gehele aarde geen recht doen?” De reputatie van God was erbij betrokken, dat wil zeggen, zijn naam als een rechtvaardige God en Rechter. Jehovah God stemde erin toe die goddeloze steden te sparen als er slechts tien rechtvaardige personen in zouden worden aangetroffen. Maar er waren er geen tien, alleen Lots gezin. — Gen. 18:24, 25; 19:15-29.
Wegens zijn naam spaarde Jehovah zijn volk Israël in de wildernis toen zij het verdienden te sterven. En zo lezen wij dat Jehovah’s dienstknechten in de eeuwen die hierop volgden herhaaldelijk smeekten of Hij hun gebeden wilde horen en verhoren omdat zijn naam erbij was betrokken, omdat zijn naam op het spel stond. — Num. 14:13-19; Joz. 7:7-9; Jes. 37:14-20; Ezech. 36:16-23.
EEN GOEDE NAAM VERWERVEN
Hoe kunnen wij, aangezien een goede naam zo verkieslijk is, zo’n goede naam verwerven? Door te trachten mensen te behagen, door er moeite voor te doen populair te zijn? Neen, maar door te doen wat goed is, door in de vrees van Jehovah God te leven. Zo bezat Job volgens het bijbelse verslag een goede naam bij God. Waarom? Omdat hij „een onberispelijk en oprecht man” was, „godvrezend en wijkend van het kwaad”. En hij verdedigde zijn goede naam tegen de pogingen van zijn drie huichelachtige vrienden om deze naam te besmeuren. Job werd uiteindelijk gerechtvaardigd, terwijl zijn drie zogenaamde vrienden ernstig door Jehovah God werden berispt. — Job 1:8; 42:7-10.
Degenen die als Jehovah’s getuigen de naam van de Schepper dragen, hebben er een extra reden voor zich erom te bekommeren dat hun gedrag oprecht is, want niet alleen hun eigen naam, maar ook de naam van de christelijke gemeente en de naam van Jehovah zelf zijn erbij betrokken. Zo vond een Getuige in Dahomey, Afrika, die in een duur hotel werkte, $1600,– (ƒ 5760,–) in een pantalon die hij naar de stomerij moest brengen. Hij bracht het geld naar de hoteleigenaar, die het in een safe opborg. Toen de gast zijn verlies ontdekte, was hij verschrikkelijk in de put; hij ging onmiddellijk naar de hoteleigenaar om hem van het treurige feit in kennis te stellen, aangezien hij geen geld had om zijn rekeningen te betalen en in feite alles kwijt was op zijn vliegtuigticket na voor de terugreis naar Frankrijk. De hoteleigenaar was blij hem het geld te kunnen teruggeven en legde uit dat een van zijn werknemers het had gevonden. De gast vroeg of hij deze werknemer kon spreken; toen hij hem ontmoette, vroeg hij hem wat hem ertoe had gebracht het geld terug te geven. De werknemer antwoordde dat hij een van Jehovah’s getuigen was en dat hij dientengevolge overeenkomstig bijbelse beginselen leefde. De gast, die hier diep van onder de indruk was, verklaarde: ’Ik weet dat Jehovah’s getuigen goede mensen zijn, en als ik in Frankrijk terug ben, zal ik hen beslist opzoeken, want ik wil meer van hen weten.’
De hoteleigenaar, die vroeger weinig tijd voor de christelijke getuigen van Jehovah had, is van gedachten veranderd. Nu is hij blij een van hen als werknemer te hebben. Die eerlijke daad verschafte niet alleen de desbetreffende Getuige een goede naam, maar droeg ertoe bij de naam van Jehovah’s getuigen als groep te verheffen. En wat nog belangrijker is, ze had tot gevolg dat de naam van hun God, Jehovah, werd verheerlijkt.
Een goede naam is stellig iets kostbaars. Gelukkig zijn degenen die een goede naam hebben, want deze is beter dan veel rijkdom, voortreffelijker dan welriekende olie.