Bent u een bescheiden gast?
WAT voor gast bent u? Wat is uw beweegreden als u op bezoek gaat? Bent u graag te gast bij degenen die u de beste maaltijd kunnen voorzetten? Wilt u graag uitgenodigd worden door degenen die vooraanstaand, rijk of machtig zijn?
De wereld zoekt deze dingen. Velen hebben het tot hun levensdoel gemaakt hogerop te komen in de maatschappij. Hun gids is de positie die mensen in de maatschappij bekleden. Het bijbelboek Spreuken wijst echter op het bedrieglijke van dit streven en geeft raad die iemand zal helpen de strik die daarin ligt te vermijden. De wijze schrijver zegt:
„Ingeval gij zoudt neerzitten om u bij een koning te voeden, dient gij nauwgezet te letten op wat vóór u is, en gij moet een mes op uw keel zetten indien gij een zielsbegeerte bezit. Betoon u niet hevig begerig naar zijn smakelijke gerechten, want het is voedsel van leugens.” — Spr. 23:1-3.
De spreuk vermaant „u”, de lezer, aangaande uw gedrag in tegenwoordigheid van degenen die autoriteit bezitten en waarschuwt u voor het gevaar te trachten een te vertrouwelijke omgang met machtige mannen te krijgen. Niet veel mensen zullen bij een werkelijke koning ten dis worden genodigd, maar zij eten wel eens bij iemand die autoriteit bezit. Gewoonlijk zijn er veel verschillende gerechten, goede wijnen, enzovoort, die iemand tot onmatigheid verleiden. Een gast aan zo’n tafel dient er dubbel voor op te passen zich niet te buiten te gaan. Hij dient zijn eetlust te bedwingen — figuurlijk ’een mes op zijn keel te zetten’ — vooral als hij iemand is die een „zielsbegeerte” bezit en er gemakkelijk toe wordt gebracht te veel te eten of te drinken. Als een gast verstandig is, zal hij in deze situatie stellig op zijn hele gedrag letten, want hij wil door zo’n man van gezag niet voor onmatig of gulzig worden gehouden.
„Betoon u niet hevig begerig naar zijn smakelijke gerechten, want het is voedsel van leugens”, waarschuwt de spreuk. De gast dient er niet toe te worden gebracht te denken dat deze uitnodiging om te komen eten, automatisch betekent dat hij een uitverkorene is en hij dient ook niet aanmatigend te trachten te intiem met de man te worden. Dit zou tot zijn vernedering en mogelijk tot zijn val kunnen leiden. Zie maar naar het geval van Haman, die alles verloor juist toen hij dacht dat hij het intiemst met koning Ahasveros van Perzië was. — Esth. 5:8-11; 7:1-10.
ER IS ONDERSCHEIDINGSVERMOGEN NODIG
Aan de andere kant bent u misschien iemand die een ander een genoegen kan doen. Of misschien hebt u als ouderling in de christelijke gemeente enige autoriteit. De noodzaak onderscheidingsvermogen te tonen als u bij iemand anders te gast bent, wordt een paar verzen verder beklemtoond: „Voed u niet met het voedsel van wie onvrijgevig van oog is”, aldus koning Salomo uit de oudheid, „en betoon u niet hevig begerig naar zijn smakelijke gerechten. Want als iemand die binnen in zijn ziel berekeningen gemaakt heeft, zó is hij. ’Eet en drink’, zegt hij tot u, maar zijn hárt is niet met u. Wat uw bete betreft, die gij gegeten hebt, gij zult ze uitbraken, en gij zult uw aangename woorden verspild hebben.” — Spr. 23:6-8.
De vermaning is van toepassing op alle mensen. U zou bijvoorbeeld een uitnodiging van iemand kunnen aanvaarden die uiterlijk heel gul en hartelijk lijkt omdat hij u zegt naar hartelust te eten en te drinken. Maar in werkelijkheid misgunt hij u iedere hap die u eet. Aangezien hij niet het soort is dat uit een gul hart geeft, verwacht hij iets terug voor wat hij geeft. Hij heeft dus „binnen in zijn ziel” een berekening gemaakt met een bijbedoeling — het is zijn levenswijze, de manier waarop hij te werk gaat. Als u een hevige begeerte naar zijn lekkernijen krijgt, wordt u misschien een geregelde bezoeker bij hem thuis. Hierdoor zou u hem in de kaart spelen. Uw herhaaldelijke bezoeken kunnen namelijk maken dat u zich verplicht gaat voelen en in zekere zin in zijn macht komt. Dit nu heeft hij berekend.
Als u geen onderscheidingsvermogen gebruikt en handelend optreedt om een dergelijke intieme omgang in het beginstadium te staken, zult u overvallen worden, als in een strik, en u zult het heel moeilijk vinden eruit te komen. Als u bijvoorbeeld een christelijke ouderling bent en de ander een terechtwijzing of berisping nodig heeft, zult u misschien aarzelen deze te geven. Omdat u zich enigszins verplicht jegens hem voelt, is er een bepaalde verlegenheid, mogelijk vrees. U komt uw plicht als opziener misschien niet na omdat u dan ondankbaar zou kunnen lijken nadat u zijn „gastvrijheid” hebt aanvaard — hoewel in werkelijkheid, of u het nu beseft of niet, zijn hart al die tijd ’niet met u was’. Of u bent misschien bang dat hij kwaad op u zal zijn en u er, zelfs in het bijzijn van anderen, aan zal herinneren dat u graag zijn goede voedsel hebt gegeten.
Ja, uw belangstelling voor zijn lekkernijen kan ertoe leiden dat u aarzelt uw ’prettige’ verhouding met hem in gevaar te brengen. Misschien gaat u zelfs zo ver dat u partijdig bent en deze man in een geschil met iemand anders voorspreekt, waardoor u onrechtvaardig handelt, een ander onrecht aandoet, de gemeente schaadt en uzelf blameert. — Spr. 17:23.
Dan zult u „uw bete . . . die gij gegeten hebt, . . . uitbraken, en gij zult uw aangename woorden verspild hebben”. Als u beseft in wat voor strik u zich bevindt, maakt het u, om zo te zeggen, misselijk aan zijn voedsel te denken. U bemerkt dat de goede, gezonde vriendschap die u meende aan te kweken, zich niet heeft ontwikkeld. Uw aangename woorden van vriendschap en waardering en de dingen die u tot geestelijke opbouw en aanmoediging hebt gesproken, waren verspild, evenals uw tijd. U hebt inderdaad het gevoel te moeten ’braken’.
Het beginsel dat in de spreuk onder woorden wordt gebracht, is natuurlijk eveneens van toepassing op andere dingen dan eten. Wij zouden in een dergelijke situatie kunnen komen door liefde voor het prachtige, geriefelijke huis van onze gastheer, zijn zwembad, zijn boot of andere gemakken of ontspanning die hij kan bieden.
NOG EEN REDEN TOT VOORZICHTIGHEID
Gebrek aan gepaste voorzichtigheid en bescheidenheid kunnen tot nog een andere onaangename situatie leiden. Spreuken 25:17 zegt: „Maak uw voet zeldzaam in het huis van uw naaste, opdat hij niet genoeg van u krijgt en u stellig haat.” Zelfs een goede vriend heeft enige behoefte aan ’privacy’, en uw te lange, te veelvuldige of ongelegen komende bezoeken kunnen maken dat hij zo ver komt dat hij het werkelijk vervelend vindt als u komt.
Wederom is deze raad natuurlijk eveneens van toepassing op christelijke opzieners als zij broeders bezoeken om hun geestelijke hulp te bieden. Zij dienen bescheiden te zijn en te trachten niet op ongelegen tijden te komen. Als er een werkelijk probleem te bespreken valt, is het vaak verstandig van tevoren een afspraak te maken. Opzieners dienen niet zo dikwijls te komen dat het hinderlijk wordt voor het gezin, en zij dienen zich ervan te weerhouden onverstandig lange bezoeken te brengen.
Ja, het vereist onderscheidingsvermogen, respect en werkelijke belangstelling voor het welzijn van de ander om een goede gast te zijn.