Zachtaardigheid — kracht of zwakheid?
WAT is aangenamer — een stormachtige, winderige, bitter koude dag of een kalme, zachte dag in het voorjaar? Wie hebt u liever in uw onmiddellijke omgeving — een nors persoon die scherp uitvalt en gemakkelijk geïrriteerd is of iemand die onder moeilijke omstandigheden zijn evenwicht bewaart en op redelijke wijze met anderen omgaat? Met welke persoon kunt u het beste samenwerken?
Als wij van zacht weer genieten, komt de gedachte niet bij ons op het als onstabiel, onbevredigend en enigszins inferieur aan stormachtig weer te beschouwen. Evenzo als iemand zachtaardig is, wil dit niet zeggen dat hij zwak is of bepaalde dingen minder goed kan doen dan een heethoofdig persoon.
Zachtaardigheid dus niet hetzelfde als zwakheid. Ook duidt deze eigenschap niet op een absoluut onverstoorbare kalmte of een zachte spraak, waarbij de belangrijkheid of dringendheid van een zaak uit het oog wordt verloren. „Zacht” is namelijk een vertaling van het Griekse woord praus. William Barclay, een kenner van de Griekse taal, zegt: „Er schuilt zachtheid in praus, maar achter de zachtheid schuilt de kracht van staal.”a
In een ander woordenboek wordt opgemerkt dat het bijbelse woord voor „zachtaardigheid” verwijst naar „die geestesgesteldheid waarin wij [Gods] handelingen ten aanzien van ons als goed, en derhalve zonder ze te bestrijden of ons ertegen te verzetten, aanvaarden”. In dit werk wordt ook gezegd: „ [Zachtaardigheid] bestaat niet uitsluitend in iemands uiterlijke gedrag, ook niet in zijn betrekkingen tot zijn medemensen en nog minder in alleen maar zijn natuurlijke geaardheid. Ze is veeleer een ingewerkte gunst van de ziel.” Dit stemt overeen met de bijbel, waarin wordt uiteengezet dat ware zachtaardigheid niet een aangeboren hoedanigheid is, maar een vrucht van de geest van God (Gal. 5:22, 23). Ze wordt voornamelijk verkregen door een goede verhouding tot God te ontwikkelen.
Zachtaardigheid is derhalve niet uitsluitend een uiterlijke tentoonspreiding van kalmte, een manier van doen waarbij men lief en zacht spreekt. Ze weerspiegelt Gods krachtige maar zachtaardige persoonlijkheid. Sommige mensen spreken misschien zacht en geven de indruk bijzonder vriendelijk te zijn, maar dit neemt niet weg dat zij als ’een ijzeren vuist in een fluwelen handschoen’ kunnen zijn, zodat zij achter hun zachte spraak in werkelijkheid een norse aard verbergen. Ook kunnen zij onbuigzaam en onredelijk zijn. Iemand die echter werkelijk zachtaardig is, weet dat redelijkheid en evenwichtigheid altijd in acht genomen moeten worden maar dat vastberadenheid en ongekunstelde eerlijkheid niet mogen ontbreken. — Pred. 3:1, 2, 7.
Jezus zei over zichzelf: „Ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart” (Matth. 11:29). Toch trad hij vastberaden op wanneer dit noodzakelijk was. Toen een beambte van de joodse hogepriester Jezus gedurende zijn verhoor in het gezicht sloeg, zei Jezus: „Indien ik verkeerd heb gesproken, leg dan getuigenis over het verkeerde af; maar indien het goed was, waarom slaat gij mij?” (Joh. 18:22, 23) Ook bestrafte Jezus de apostel Petrus heel krachtig toen Petrus onbewust Jezus’ rechtschapenheid trachtte te verbreken. — Matth. 16:21-23.
Aan de andere kant werd Jezus nooit nors of onredelijk, ook al beschikte hij over veel macht (hij kon op elk moment over twaalf legioenen engelen beschikken) (Matth. 26:53). Hoewel hij goed deed en zich nooit verhoogde, werd hij veel slechter dan een slaaf behandeld, maar, zoals de apostel Petrus zei, „wanneer hij werd beschimpt, ging hij niet terugschimpen. Wanneer hij leed, ging hij niet dreigen, maar hij bleef zich toevertrouwen aan degene die rechtvaardig oordeelt”. — 1 Petr. 2:23.
Een zachtaardig persoon zal dus veel ondergaan zonder zijn toevlucht tot norsheid te nemen. Af en toe kan het echter voorkomen dat hij zijn zachte spraak laat varen, en wel wanneer hij met personen te maken heeft die een ongehoorzame of opstandige geest ten toon spreiden. — 1 Kor. 4:21.
Zachtaardigheid uit zich niet slechts in de toon, maar voornamelijk in wat er wordt gezegd. Voor ware zachtaardigheid is derhalve de toepassing van schriftuurlijke wijsheid nodig. Jakobus sprak over een „zachtmoedigheid die bij wijsheid behoort” (Jak. 3:13). In Spreuken wordt gezegd: „Een zacht antwoord keert woede af” en „een zachte tong — die kan het gebeente breken” (Spr. 15:1; 25:15). Het antwoord moet wijsheid bevatten om anderen tot handelen aan te sporen. Een dergelijk antwoord kan de grootste tegenstand tenietdoen.
Toen de vrouw Abigaïl een beroep deed op David, toen hij op weg was om Nabals huisgezin ter dood te brengen, werd de hitte van zijn toorn niet in de eerste plaats afgewend door de zachtheid van Abigaïls toon, maar veeleer door haar krachtige en verstandige argument, waarbij zij zich echter tevens respectvol en zachtaardig betoonde. Abigaïl zei tegen David:
„Laat mijn heer alstublieft zijn hart niet zetten op deze nietswaardige man Nabal, want zoals zijn naam is, zo is hij. Nabal is zijn naam, en onverstand is bij hem. . . . En nu, mijn heer, zo waar Jehovah leeft en zo waar uw ziel leeft, Jehovah heeft u ervan weerhouden in bloedschuld te geraken en uw éigen hand tot uw redding te laten komen. . . . Omdat Jehovah aan mijn heer het goede jegens u zal doen overeenkomstig alles wat hij heeft gesproken.” — 1 Sam. 25:23-35.
Ook Gideon gaf een zacht en van wijsheid getuigend antwoord aan de leden van de stam Efraïm, die ruzie met hem zochten. Gideon had van God niet de opdracht ontvangen een inter-stammenoorlog te voeren en hij wilde geen moeilijkheden met Efraïm. Zijn zachte antwoord ontwapende hen totaal. Hij antwoordde: „Wat heb ik nu gedaan in vergelijking met u? Zijn de nalezingen van Efraïm niet beter dan de wijnoogst van Abiëzer [of, de Abiëzrieten, Gideons medestrijders]? In uw hand heeft God Midians vorsten Oreb en Zeëb gegeven, en wat heb ik kunnen doen in vergelijking met u?” Als resultaat „bedaarde hun geest tegenover hem”. Ware zachtaardigheid brengt van de zijde van anderen zachtaardigheid voort. — Recht. 8:1-3.
Als iemand onder normale omstandigheden geen zachtaardigheid ten toon spreidt, kan dit op hoogmoed van zijn zijde duiden. Ware zachtaardigheid gaat met nederigheid gepaard, want de Schrift moedigt christenen ertoe aan „met volledige ootmoedigheid des geestes en zachtaardigheid” te wandelen. — Ef. 4:2.
Zachtaardigheid wordt van allen in de gemeente geëist. Ouderlingen moeten ’met zachtaardigheid onderrichten’ en dwalenden met zachtaardigheid herstellen (2 Tim. 2:25; Gal. 6:1). Nieuwelingen en jongeren moeten ’met zachtaardigheid de inplanting van het woord aanvaarden’ en zich er niet tegen verzetten. — Jak. 1:21.
En hoewel de mannen in de gemeente in gebed voorgaan, vanaf het podium spreken en de gemeente onderwijzen, kunnen de vrouwen hun deel doen om de geestelijke gezindheid en het welzijn van de gemeente op te bouwen. Hoe? De apostel Petrus zegt dat zij dit kunnen doen door ervoor te zorgen dat hun versiering „de verborgen persoon van het hart [is] in de onverderfelijke tooi van de stille en zachtaardige geest, die van grote waarde is in de ogen van God” (1 Petr. 3:4). Ja, letterlijke kleding kan schitterend zijn wanneer ze nieuw is. Toch slijt ze, gaat ze in kwaliteit achteruit en raakt ze zelfs uit de mode. Een zachtaardige geest is echter „onverderfelijk”, en God zal degene bewaren die zo’n geest heeft.
[Voetnoten]
a A New Testament Word Book.