Roddelen kan uw vernietiging betekenen!
„Ik zeg u dat de mensen van elk onnuttig gezegde dat zij spreken, rekenschap zullen geven op de Oordeelsdag; want door uw woorden zult gij worden gerechtvaardigd, en door uw woorden zult gij worden veroordeeld.” — Matth. 12:36, 37, NW.
1. Wat is het kenmerk van hen die roddelen, en waarom dienen wij er voor op onze hoede te zijn?
RODDELEN begon bij Satan de Duivel. Eva luisterde naar zijn lasterlijke verhaal over Jehovah, geloofde het, handelde er naar, bracht het aan haar echtgenoot over, en het uiteindelijke resultaat was, dat het eerste mensenpaar van hun beste Vriend werd gescheiden. Van die tijd af tot op heden hebben mensen geroddeld en hebben mensen er door geleden. Weinigen, indien er enigen zijn, hebben zich er niet schuldig aan gemaakt of zijn er niet het slachtoffer van geworden. Dikwijls zijn degenen die zich er herhaaldelijk schuldig aan maken, hoogst verontwaardigd wanneer zij er het mikpunt van worden. Wanneer er over hen wordt geroddeld dan haten zij het. Wanneer er door hen wordt geroddeld dan vergoelijken zij het. Velen gaan zich eerst verontschuldigen voordat zij met roddelen beginnen en verraden hierdoor een schuldig geweten. Dikwijls beginnen zij als volgt: „Ik zeg dit niet graag, maar . . .” en gaan er dan toe over het op een aantrekkelijke wijze te vertellen. Of zij kunnen als volgt beginnen: „Ik weet niet of dit wel of niet waar is, maar . . .” en vertellen vervolgens datgene waarvan zij vermoeden dat het onjuist is. Wij dienen werkelijk niet onwetend te zijn van Satans listen. Wij dienen op onze hoede te zijn voor roddelen, een wapen van de Duivel.
2. Wat dienen wij in gedachten te hebben wanneer wij dit artikel bestuderen?
2 Voor wie op onze hoede zijn? Voor ons zelf. Denk na wanneer gij dit leest. Denk er over hoe het op u van toepassing is, niet op uw buurman of naaste. Het is waar, het is van toepassing op uw buurman. Hij geeft het toe. Maar het belangrijke is dat gij toegeeft dat het op u van toepassing is, dat gij het op u zelf van toepassing brengt. Gij kunt u zelf veranderen. Uw buurman kunt gij misschien niet veranderen. Bepaal uw aandacht bij u zelf. Wanneer gij vervolgens hierin foutloos zijt geworden, help dan uw buurman dit eveneens te worden. Wanneer gij de dakspar uit uw eigen oog hebt verwijderd, kunt gij vervolgens proberen het strootje uit het oog van uw buurman te trekken. Wij zijn geneigd ons zelf gemakkelijk te vergoelijken en hard te zijn voor anderen. Laten wij dit in het belang van onze eigen veiligheid omdraaien en hard zijn voor ons zelf terwijl wij anderen gemakkelijk vergoelijken. — Matth. 7:1-5.
3. Waarom overdrijven roddelaars, en wat is de status van hen die geheimen onthullen?
3 Wat is roddelen? Het spreken van datgene wat nadeel berokkent. Het kan moedwillig worden gedaan en met de bedoeling nadeel te berokkenen, maar vaak wordt het onschuldig gedaan zonder het verlangen iemand kwaad te doen. Een onschuldige verklaring die wordt herhaald, wordt schadelijk omdat ze wordt gekleurd of verdraaid of overdreven ten einde die verklaring te kruiden. Het kan zijn dat een persoon dit zonder boze opzet doet ten einde het verhaal aanlokkelijker te maken, meer aanvaardbaar voor de toehoorders, zodat er een bevredigender reactie van verrassing of verslagenheid of ontzetting kan worden veroorzaakt, en in zijn ijver om het verhaal te kruiden, denkt de roddelaar nooit aan de schade welke hij degene berokkent die er bij betrokken is. Zijn mond wordt een strik waarin hij zijn eigen voet steekt en hij wordt betrapt terwijl hij Jehovah’s bevel overtreedt: „Gij moet niet in het midden van uw volk rondgaan om kwaad te spreken.” „Gij moet geen onwaar bericht opnemen” en „gij moet de schare niet navolgen met kwade oogmerken.” Ook al wordt een onwaar bericht door velen herhaald, wij behoeven die schare nog niet te volgen en wij behoeven er nog niet aan mee te doen over onze broeder kwaad te spreken. Indien wij er niet zeker van zijn dat het bericht waar is, dienen wij het niet te herhalen. En soms dienen wij het, ook al is het waar, niet te herhalen. „Wie met laster omgaat, verraadt geheimen; maar wie betrouwbaar van geest is, houdt een zaak verborgen.” „Wie als lasteraar rondgaat, openbaart geheimen; laat u dus niet in met een loslippige.” Hij die geheime zaken onthult waarmede anderen niets te maken hebben, is loslippig, steekt zijn neus in andermans zaken, is een bemoeial, een lasteraar en roddelt. Hij verraadt een toevertrouwd pand en berokkent schade. — Lev. 19:16; Ex. 23:1, 2, NW; Spr. 11:13; 20:19, NBG.
4. Wanneer en aan wie moeten geheimen soms worden onthuld, en is het uitbrengen van zulke rapporten nadelig geroddel?
4 Soms moet een geheim worden verteld ook al wordt iemand schade berokkend. Wanneer gij weet dat iemand in het geheim zondigt en zijn verhouding tot Jehovah in gevaar brengt en de reinheid van de gemeente bederft, dan moet gij spreken. Tot wie spreken? Tot iedereen in de gemeente? Hiertoe bestaat geen reden. Een geheim zo te verbreiden, zou verkeerd zijn en schadelijk zijn voor zowel het individu als de gemeente. In sommige gevallen kan het voldoende zijn om tot de betrokkene te spreken; vaker zal het noodzakelijk zijn om tot het dienarencomité of de gemeente te spreken. Zulk een rapport uit te brengen, heeft misschien iets tot gevolg wat nadelig schijnt te zijn voor de schuldige persoon, maar in werkelijkheid zal het uiteindelijke resultaat hem ten goede zijn. Geen enkel streng onderricht schijnt op dat moment vreugdevol te zijn, maar degene die zich er aan onderwerpt en er door wordt geoefend, zal er ten slotte de voordelen van oogsten. Het punt om te bedenken, is, dat wanneer zulk een geheim wordt onthuld, het aan degenen moet worden onthuld die de zaak kunnen rechtzetten, of die de opdracht daartoe hebben gekregen, en niet aan roddelaars opdat die er overal over kunnen kakelen. Paulus schreef aan de Korinthiërs: „Want mij werd omtrent u onthuld, mijn broeders, door hen die tot het huis van Chloë behoren, dat er verdeeldheden onder u bestaan.” Roddelden zij die tot het huis van Chloë behoorden, over de broeders en zusters te Korinthe? Neen, het rapport werd om hun bestwil uitgebracht. Het werd uitgebracht bij degene die de aangelegenheden kon verhelpen door hen met autoriteit terecht te wijzen en hun voeten terug te zetten op het pad des levens en in de voetstappen van Jezus. — 1 Kor. 1:11; Hebr. 12:11, NW.
5. Waarom weigeren sommigen rapport uit te brengen over een vriend, en zijn zij werkelijk ware vrienden?
5 In Jehovah’s wet was een voorziening getroffen dat getuigen tegen kwaaddoeners konden getuigen. Ons wordt niet verboden getuigenis af te leggen; ons wordt alleen verboden een vals getuigenis af te leggen. Velen in de wereld veroordelen het onthullen van feiten waardoor iemand anders aan de kaak wordt gesteld, als „klikken.” In het bijzonder is dit de code der onderwereld, welke luidt dat het goed is om te blijven zwijgen of een vals getuigenis af te leggen ten einde een misdadiger te beschermen, maar dat het verfoeilijk is om de waarheid te vertellen wanneer een kwaaddoener er door wordt ontmaskerd. In de christelijke gemeente is het een misplaatst gevoel van loyaliteit jegens een broeder om zijn zonden te beschermen wanneer deze zowel zijn leven als de reinheid van de gemeente in gevaar brengen. De ware vriend van de broeder en van Jehovah’s gemeente zal hem bestraffen, of zal, indien dit noodzakelijk is, aan het comité een rapport uitbrengen zodat een krachtiger bestraffing gegeven kan worden om de zondaar met een schok tot bezinning te brengen. Een ware vriend zal deze tijdelijke wond toebrengen in het belang van de eeuwige genezing van de zondaar: „Welgemeend zijn de slagen door een vriend u toegebracht, bedriegelijk de kussen van iemand die u haat.” De vriend die dus een voortgezette zondige praktijk bedekt, is geen werkelijke vriend, maar is in werkelijkheid een vijand. Hij mag door de code van de onderwereld worden geprezen, maar door de schriftuurlijke beginselen van de nieuwe wereld wordt hij veroordeeld. — Spr. 27:6, KB.
6. Welk gepraat is geen geroddel, wanneer wordt het roddelen, en welke vragen helpen ons vast te stellen wat juist en onjuist gepraat is?
6 Het is derhalve geen geroddel om een voortgezette zondige praktijk aan de juiste dienaren te rapporteren, maar het zou geroddel zijn wanneer zoiets zou worden verteld aan anderen in de gemeente die zich niet in een positie bevinden waarin zij maatregelen ter verbetering kunnen treffen, en het zou verkeerd zijn om een zonde uit het verleden te onthullen van iemand die werkelijk berouw had getoond en zich had verbeterd en die dit bewees door rechte paden voor zijn voeten te maken. Evenmin is het geroddel om over onze broeders en zusters te spreken, wat zij doen, waar zij naar toe gaan of wat er met hen gebeurt. Wij hebben belangstelling voor mensen, en vooral voor onze broeders en zusters, en het kan geen kwaad hun activiteiten te bespreken, indien wij tenminste nauwkeurig zijn en indien er voor hen geen schade uit voortvloeit. Maar dit gepraat wordt geroddel wanneer wij doordringen in hun persoonlijke aangelegenheden, of wanneer wij vragen opwerpen betreffende hun beweegredenen of twijfel doen ontstaan of achterdocht wekken betreffende hun gedrag. Wordt de persoon door jouw gepraat in discrediet gebracht? Wordt zijn reputatie er door geschaad? Wordt er door veroorzaakt dat zijn vrienden van hem weggaan? Worden zijn gevoelens er door gekwetst of wordt er onenigheid door gezaaid? Wordt er door veroorzaakt dat hij dienstvoorrechten verliest? Is het gepraat waar? Indien ja, is het dan zodanig overdreven of gekleurd dat de indruk wordt achtergelaten dat het niet waar is? Wordt het verteld met een gevoel van superioriteit, zelfvoldaanheid, afgunst, boosaardigheid of bitterheid? Kunt gij het met een zuiver geweten zeggen, zo zuiver dat gij het in het gezicht van de persoon op precies dezelfde toon en met precies dezelfde woorden zou kunnen zeggen? En wat is het resultaat van uw woorden? Is de vrucht van uw gepraat goed of kwaad? Aan de vruchten kan het gepraat worden herkend.
7. Waardoor wordt aangeduid dat vrouwen met de tong vaker overtreden dan mannen?
7 Niet alle personen hebben dezelfde zwakheden. Om een tegenwicht te vormen tegen onze zwakheden moeten wij ze eerst kennen. Hebt gij een zwak voor roddelen? Indien ja, geef het toe; millioenen anderen houden u gezelschap. Geef het toe en strijd er tegen! Hoe kunt gij er anders overheen komen? Ofschoon het voor vrouwen misschien niet aangenaam is om het te horen, schijnt de Bijbel aan te duiden dat vrouwen vaker met de mond overtreden dan mannen. Dit wil niet zeggen dat mannen niet roddelen. Zij doen het ook. Sommigen roddelen meer dan vrouwen. Maar vrouwen als groep maken zich meer schuldig aan roddelen dan mannen als groep. De Bijbel waarschuwt speciaal vrouwen: „Dat de bejaarde vrouwen een eerbaar gedrag hebben, geen lasteraarsters zijnde.” Ook: „Vrouwen dienen insgelijks ernstig te zijn, niet lasterlijk.” Wanneer er over vrouwen wordt gesproken, vermeldt de Bijbel: „Terzelfder tijd leren zij ook zonder bezigheid te zijn, en in ledigheid naar de huizen te slenteren, ja, niet alleen zonder bezigheid, maar ook roddelaars en personen die zich met andermans zaken inlaten, pratend over dingen waarover zij niet behoren te praten.” Niet de tong van de man, maar de tong van de vrouw wordt speciaal genoemd als de irriterende invloed in huisgezinnen: „Het getwist van een vrouw [is] als een gestadig druppelend lek.” Wederom: „Een gedurig druipen op een regenachtige dag en een twistzieke vrouw zijn gelijk; haar te bedwingen is gelijk de wind te bedwingen of olie te grijpen in zijn rechterhand.” — Titus 2:3; 1 Tim. 3:11; 5:13, NW; Spr. 19:13, NBG; 27:15, 16, RS.
8. Waarom roddelen vrouwen meer dan mannen, doch hoe is hun spraakzaamheid dikwijls een voordeel?
8 Waarom is dit zo? Omdat mannen hogere beginselen hebben in dit opzicht? Dat is nog niet gezegd. De agressieve neigingen van een man zorgen er voor dat zijn overtredingen een andere kant opgaan. Als groep zijn mannen meer geneigd om physieke gewelddaad of moord te bedrijven dan vrouwen. Maar vrouwen houden meer van praten dan mannen en zij zijn zeer geïnteresseerd in mensen, in de activiteiten en problemen en liefdesgeschiedenissen van mensen. Wanneer vrouwen spreken, spreken zij over datgene wat hen interesseert, wat betekent dat zij over mensen spreken, wat op zijn beurt betekent dat er altijd een gevaar aanwezig is dat het gesprek in geroddel kan ontaarden. Mannen hebben meer belangstelling voor onderwerpen zoals wetenschap, wereldgebeurtenissen, de economie of hun werk, en wanneer zij over deze dingen spreken, is het gevaar van geroddel niet zo groot als wanneer er over mensen wordt gesproken. Spreken op zichzelf is niet slecht. De bijzondere aanleg die de vrouwen voor spreken hebben, kan vaak goed worden aangewend en wordt ook vaak goed aangewend. Door hun spraakzaamheid leren kleine kinderen spreken. Wegens hun vaardige spraak kunnen vrouwelijke bedienaren van het evangelie de waarheid wellicht gemakkelijker aan anderen aanbieden dan mannen, en het kan zijn dat zij een groter aandeel aan de vergaderingen der gemeente hebben door vrijwillig commentaar te geven wanneer het programma om zaaldeelname vraagt. Maar dit voordeel kan een strik worden wanneer de tong losbreekt en zich onbeteugeld aan geroddel overgeeft. Daarom zullen zowel mannen als vrouwen zich onderzoeken om te zien of zij een zwak voor roddelen hebben, en indien zij tot de ontdekking komen dat dit zo is, zullen zij hun tong speciaal behoeden.
HET KWAAD VAN RODDELEN
9. Wat zegt de Bijbel over bemoeials en over hen die zich met andermans zaken inlaten?
9 Jehovah’s Woord waarschuwt herhaaldelijk voor geroddel. Roddelaars zijn personen die zich met andermans zaken inlaten en bemoeien, die voor de zaken van anderen zorgen terwijl zij hun eigen zaken verwaarlozen. Tot christenen wordt de waarschuwing gericht „Zekeren onder u wandelen wanordelijk, in het geheel niet werkend maar zich inlatend met dat wat hen niet aangaat.” Indien wij lijden, dient het voor het handhaven van christelijke rechtschapenheid te zijn, maar niet omdat wij een bemoeial zijn: „Niemand van u lijde als een moordenaar of een dief of een kwaaddoener of als iemand die zich met andermans zaken bemoeit. Doch indien hij als een christen lijdt, hij gevoele geen schaamte.” „Stelt het u ten doel rustig te leven en u met uw eigen zaken te bemoeien” in plaats van u luidruchtig in de zaken van een ander te dringen. „Iedere dwaas zal zich er mee inlaten,” vertelt de Bijbel ons. Waarom aan de beschrijving van een dwaas te beantwoorden? — 2 Thess. 3:11; 1 Petr. 4:15, 16; 1 Thess. 4:11, NW; Spr. 20:3, KJ.
10. Hoe doen roddelaars moeilijkheden ontstaan en houden zij deze gaande, en waarom zijn zij geen vrienden?
10 Bemoeizieke roddelaars doen moeilijkheden ontstaan. Zij klappen over de zaken van anderen, kleuren en overdrijven de aangelegenheid, geven een verkeerde voorstelling van zaken en verdraaien de feiten, terwijl zij hun ontvlambare gefluister hoog opstapelen: „Als er geen hout is, dooft het vuur; waar geen lasteraar is, komt de twist tot rust. Zoals de kolen den gloed en hout het vuur doen opvlammen, zo een twistziek man den strijd. De woorden van den lasteraar zijn als lekkernijen; zij glijden immers af naar de schuilhoeken van het hart.” In plaats dat de woorden hardop in het aangezicht van de persoon worden gesproken, worden ze achter zijn rug gefluisterd en de laster wordt gulzig verzwolgen door oren die belust zijn op geroddel. Dit gefluister maakt niet slechts een oppervlakkige indruk, maar zinkt diep naar binnen en wordt grondig gekauwd en verteerd. „Een vriend heeft te allen tijde lief, maar een broeder wordt voor den nood geboren,” maar de fluisteraar is geen vriend. Juist wanneer de persoon vrienden en broeders het meest nodig heeft, wanneer hij in een moeilijkheid verkeert of in nood is, slaat de fluisteraar het hardst toe ten einde het slachtoffer van zijn vrienden te beroven: „Een lasteraar brengt scheiding tussen vrienden.” „Wie een zaak ophaalt, brengt scheiding tussen vrienden.” — Spr. 26:20-22; 17:17; 16:28; 17:9, NBG.
11. Wat voor soort van gepraat zou er volgens de voorzegging in deze laatste dagen zijn, en wat is de verantwoordelijkheid van de roddelaar die onwetend leugens verbreidt?
11 „Wie laster verbreidt, is een dwaas.” Het meeste geroddel is lasterlijk. Elke waarheid die eens aanwezig was, wordt spoedig groter gemaakt totdat het grootste gedeelte van het verhaal uit leugens bestaat. Vrienden beginnen degene die wordt belasterd te schuwen, en Jehovah’s haat komt op de roddelaar die „twist stookt tussen broeders” in de gemeente. Lasteren is een van de zonden die volgens de voorzegging in de laatste dagen zouden bloeien en welke maken dat deze oude wereld de vernietiging waardig is; vooral christenen dienen dus „huichelachtigheid en bittere afgunsten en alle soorten van achterklap” te mijden (Spr. 10:18; 6:19, NBG; 1 Petr. 2:1; 2 Tim. 3:3, NW). Dikwijls is geroddel niet boosaardig en er wordt geen kwaad bedoeld, maar niettemin heeft het kwaad tot gevolg. Indien gij iemand per ongeluk doodt, is hij precies even dood als wanneer het wel in uw bedoeling had gelegen hem te doden. Indien gij leugens verbreidt in de veronderstelling dat het waarheden zijn, blijven het leugens en gij liegt. Gij kunt trachten de schuld op een ander te schuiven, door te zeggen dat hij u de laster heeft verteld. Goed, hij heeft gelogen. Maar toen gij zijn woorden herhaalde, loog gij. Volgens de wetten omtrent laster is iemand die een leugen in druk herhaalt, schuldig, ongeacht wie er met de leugen is begonnen of wie door hem werd aangehaald. Per slot van rekening zou het gerucht nooit ver zijn verbreid of veel schade hebben aangericht indien alleen de ontwerper er van het gerucht zou hebben geuit. Houdt Jehovah heden ten dage niet degenen verantwoordelijk die de religieuze leugens herhalen welke vele eeuwen geleden zijn begonnen? Hij houdt eveneens de roddelaars verantwoordelijk die hetzij leugens beginnen hetzij leugens verbreiden.
12. Wat schijnen roddelaars te vergeten, en wat zeggen zij zelfs indien zij er aan denken?
12 Indien iemand onwetend leugens heeft verbreid, is hij niet zo te laken als de opzettelijke leugenaar, maar evenmin is hij schuldeloos. Indien hij er werkelijk spijt van heeft, zal hij zeker voorzichtig zijn en in de toekomst geen verhaaltjes herhalen. Maar deze voorzichtigheid is niet kenschetsend voor liefhebbers van geroddel. Met betrekking tot het zichzelf getrouw bewijzen, zeide Paulus: „Terwijl ik de dingen die achter mij liggen, vergeet en mij uitstrek naar de dingen die voor mij liggen, jaag ik naar het doel om de prijs van de roeping boven” (Fil. 3:13, 14, NW). Paulus vergat het vroegere en keek vooruit met een goed doel voor ogen, maar roddelaars schijnen hun vroegere praatjes die onjuist bleken te zijn, te vergeten, en kijken met onverminderd vuur uit naar nog meer lasterpraatjes in de toekomst. Gij zoudt denken dat zij zich zouden herinneren hoe dikwijls hun vroegere geroddel verkeerd bleek te zijn, en daarom zoudt gij verwachten dat zij in de toekomst veel voorzichtiger zouden zijn. Maar dit is zelden het geval. Wanneer zij zich de moeite getroosten om over hun vroegere leugens na te denken, dan is het om zichzelf te rechtvaardigen. Zij ontkennen dat zij zoiets ooit hebben gezegd, of zij zeggen dat zij slechts hebben herhaald wat iemand anders heeft gezegd, of zij verbergen de eerste leugen door een andere te vertellen. Veronderstel dat zij een gerucht hebben verspreid dat twee personen zouden gaan trouwen. De tijd verstrijkt en er wordt geen huwelijk gesloten. Dan zeggen zij dat de twee ruzie met elkaar hebben gehad en de bruiloft hebben afgezegd. Toch bestond het gerucht in het begin alleen in de verbeelding van de roddelaars en zij vermoedden alleen maar iets; het gerucht heeft nooit een degelijk fundament gehad. Indien de roddelaars zouden terugkijken naar de schade die hun leugens hebben aangericht, zouden zij misschien niet met zulk een ijver vooruitzien naar nog meer gekwebbel.
13. Waarom is roddelen lafhartig en moorddadig, en waar zal het voor hen die er in volharden, op uitlopen?
13 Roddelen kan boosaardig zijn. Het is lafhartig. Het kan moorddadig zijn. Een goede naam kan er door worden vermoord of een goede reputatie geruïneerd of de geest van de mensen kan worden vergiftigd zodat zij zich tegen het slachtoffer van het geroddel keren. „Zij hebben hun tong gescherpt als een slang, addervergif is onder hun lippen.” Spraak kan dodelijk zijn: „Hun tanden zijn speer en pijlen, hun tong een scherp zwaard.” Sommige tongen zijn zo scherp als zwaarden en de woorden die ze uitschieten, kunnen gelijk pijlen doordringen, en de schoten die zij met woorden lossen, worden uit een hinderlaag geschoten en treffen hun slachtoffer in de rug: „Die hun tong wetten als een zwaard, die hun pijl aanleggen — een bitter woord — om in het verborgene op den onschuldige te schieten; plotseling schieten zij op hem, zonder iets te ontzien.” Maar de lafaards die achter iemands rug roddelen, dienen te bedenken dat zij van aangezicht tot aangezicht tegenover Jehovah komen te staan, dat Jehovah hoort wanneer hun menselijke slachtoffer het niet hoort, en „wegens hun tong zal hij hen ruïneren.” Door hun roddelende tongen zullen zij uit het land der levenden worden ontworteld: „Uw tong is als een scherpgeslepen scheermes, gij, die bedrog pleegt. Gij hebt het kwade lief boven het goede, leugen boven waarheid spreken. Sela. Gij houdt van allerlei verderfelijke taal, van een bedriegelijke tong. Maar God zal u voor eeuwig verbreken, hij zal u wegrukken en uit de tent sleuren, u ontwortelen uit het land der levenden.” — Ps. 140:4; 57:5; 64:4, 5, NBG; 64:8, RS; 64:9, NBG; 52:4-7, NBG.
14. Waartoe kan roddelen leiden?
14 Geroddel kan zo slecht worden en zo veel schade aanrichten dat iemand er voor uit de gemeenschap gesloten verdiend te worden. De babbelaar kan er door geruïneerd worden in de gemeente: „Wie zijn mond in toom houdt, bewaart zijn leven; wie zijn lippen openspert, hem wacht het verderf.” Het kan zijn dat zijn geroddel vrienden scheidt, maar indien het blijft doorgaan, zal het hem van Jehovah’s organisatie scheiden: ’Jehovah, wie mag verkeren in uw tent? Wie mag wonen op uw heiligen berg? Hij die met zijn tong niet lastert, die zijn metgezel geen kwaad doet en geen smaad op zijn naaste laadt.’ „Een mond vol draaierijen haat ik” zegt Jehovah. Indien Jehovah dit haat, dienen wij het ook te haten en er dient niet te worden toegelaten dat het gehate in de gemeente bestaat. Wij bidden zoals ons wordt voorgeschreven: ’Jehovah, red mij van de leugenlippen, van de bedrieglijke tong.’ Indien zulke lippen en tongen in de gemeente zijn, kan de gemeente er van worden bevrijd of gered door die personen uit te sluiten. — Spr. 13:3; Ps. 15:1, 3; Spr. 8:13; Ps. 120:2, NBG.
15. Wat maakt roddelen zo gevaarlijk, en welke vragen dient de roddelaar in overweging te nemen?
15 Vele malen wordt er over een kleine zaak geroddeld, maar er wordt tweedracht gezaaid als roerende tonen de zaak bovenmatig vergroten. Geroddel maakt een berg van een molshoop en een molshoop van een berg. De werkelijke berg, het zaaien van tweedracht, is als een molshoop voor de roddelaar in vergelijking met de geringe moeilijkheid die hij tot de afmetingen van een berg vergroot ten einde de tweedracht te veroorzaken. Hoe gevaarlijk is zulk een onnuttig gepraat! Wij lezen in Mattheüs 12:36, 37 (NW): „Ik zeg u dat de mensen van elk onnuttig gezegde dat zij spreken, rekenschap zullen geven op de Oordeelsdag; want door uw woorden zult gij worden gerechtvaardigd, en door uw woorden zult gij worden veroordeeld.” Hoe denkt gij dat woorden van roddelarij gedurende oordeelsperioden bezien zullen worden? Kunt gij uw geroddel rechtvaardigen? Zal het pleidooi dat het niet in uw bedoeling lag schade aan te richten, voldoende zijn? Zal uw pleidooi waar klinken indien het bericht aantoont dat u met roddelen bleef doorgaan zelfs nadat er was gebleken dat enkele van uw verhalen onjuist waren? Kunt gij de verantwoordelijkheid voor de woorden die uit uw mond zijn gekomen, op een ander schuiven? Wees er van verzekerd dat uw woorden, indien het woorden van roddelarij waren, veroordeeld zullen worden. Hoeveel beter is het om nu op verstandige wijze een tong aan te kweken die geneest in plaats van schade berokkent: „Er zijn er, wier gepraat werkt als dolksteken, maar de tong der wijzen brengt genezing aan.” — Spr. 12:18, NBG.