Wat is de zienswijze van de bijbel?
Is het raadzaam een judo- of karatetraining te volgen?
IN VEEL delen der aarde is er werkelijk sprake van een grote opleving van belangstelling voor judo en karate. Waar is dat aan toe te schrijven? En wat heeft de bijbel met betrekking tot het oefenen in dergelijke vechtmethoden te zeggen?
Op sommige plaatsen ziet men judo en karate slechts als „sporten” die een gezonde lichamelijke oefening verschaffen, zodat het kan zijn dat mensen die graag iets aan hun fitheid doen, een dergelijke training gelijkschakelen met zwemmen of gymnastiek.
Nochtans bestaat er geen twijfel over dat de grote belangstelling waarin judo en karate zich momenteel verheugen, voornamelijk te danken is aan de hoop dat ze indien nodig voor zelfverdediging kunnen worden aangewend. In veel landen maken mensen zich zorgen over het gevaar dat zij lopen beroofd, mishandeld of aangerand te worden. Veel mannen en vrouwen geloven dat bekwaamheid in judo of karate een bescherming vormt.
Om de zaak evenwichtig te blijven bezien, is het goed te weten wat judo en karate nu precies inhouden, wat hun achtergrond is en wat erbij betrokken kan zijn.
Kort gezegd zijn judo en karate ongewapende vechtmethoden die hun oorsprong vonden in Japan. Als vecht- of verdedigingsmethoden vallen ze onder de boesjidô, wat zoveel betekent als „De weg van de krijgsman”. Eén encyclopedie wijst erop dat het begrip boesjidô „zijn oorsprong had in het boeddhisme, sjintoïsme en confucianisme”. De oude Japanse strijders trainden zich in deze technieken om gewapende of ongewapende tegenstanders met de blote hand te kunnen bevechten.
Zowel judo als karate zijn dus gebaseerd op aanvallend of verdedigend geweld. De Encyclopædia Britannica (1971) beschrijft jioe-jitsoe, waaruit het moderne judo zich heeft ontwikkeld, als „een systeem van vechten zonder dat daarbij wapens worden gebruikt. Het doel is, de tegenstander buiten gevecht te stellen of mogelijk te doden”, De Illustrated World Encyclopedia merkt op: „Het doel van judo is, een aanvaller te doden of zodanig letsel toe te brengen dat hij volledig weerloos wordt.”
Karate is zelfs nog gevaarlijker en gewelddadiger dan judo, zoals E. J. Harrison beschrijft:
„Karate lijkt op zowel jioe-jitsoe als judo. Maar als pure ’vechtkunst’, die is bedoeld om zich in de kortst mogelijke tijd met alle mogelijke middelen van een tegenstander te ontdoen, geloof ik dat we zullen moeten toegeven dat het beide in dodelijke efficiëntie overtreft. En dat dit zo is, blijkt wel uit het feit dat met één enkele karatetechniek, indien in ernst beoefend, sneller en zekerder een dodelijke verwonding is toe te brengen dan met hetzij judo of jioe-jitsoe.” — The Fighting Spirit of Japan, blz. 74.
Over de hele wereld neemt het geweld toe, dat is een feit waaraan niet valt te ontkomen en wat we ook niet kunnen en mogen negeren. Maar zal een persoon die zijn gedachten en daden naar de bijbel wil richten, zich daarom gedrongen moeten voelen om zijn toevlucht tot dit soort van training te nemen? En zelfs al gaat het er iemand in hoofdzaak om lichamelijk wat fitter te worden, is dit soort van training dan de aanbevolen methode om in conditie te blijven?
De bijbel spreekt niet zonder meer in veroordelende zin over zelfverdediging, zelfs niet wanneer daarbij geweld noodzakelijk is; maar autoriteiten op het terrein van bescherming tegen de misdaad leggen er vaak de nadruk op dat vertrouwen in een wapen — of dit nu een vuurwapen, een mes of een bepaalde judo- of karatetechniek is — niet het verstandigste is wat men kan doen. In de meeste gevallen is het vooral nodig redelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om gevaarlijke situaties te vermijden. Het gezonde verstand biedt vaak veel meer bescherming dan lichamelijke moed of wapens. In plaats van ’op een arm van vlees te vertrouwen’, wordt een christen door de bijbel aangespoord zijn vertrouwen op Jehovah te stellen, in het besef dat Hij zelfs op kritieke momenten een geest van wijsheid kan geven. — Jer. 17:5; Fil. 4:6, 7.
Spreuken 3:31 verklaart: „Wordt niet afgunstig op de man van geweld, en kies geen enkele van zijn wegen.” Het voorbeeld en de raad die door Christus zijn gegeven, leveren het bewijs dat hij instemde met hetgeen die spreuk zei en er ook naar leefde (Joh. 8:59; 10:39; Matth. 10:23). Christenen zullen derhalve trachten gewelddadige conflicten te vermijden. Wanneer zij tegenover dreiging of geweld komen te staan, zullen zij indien dit praktisch is, door vluchten de wijk nemen. Zij tonen daardoor dat zij niet trachten ’kwaad met kwaad te vergelden’ of de onrechtvaardigheden van dit samenstel van dingen te willen rechtzetten, maar dat zij wachten tot Jehovah over boosdoeners wraak zal oefenen. — Rom. 12:17, 19.
Een verwant beginsel dat Jehovah welbewust in zijn Woord liet opnemen, luidt: „Zijt indien mogelijk, voor zover het van u afhangt, vredelievend jegens alle mensen” (Rom. 12:18; 1 Petr. 3:11). Iemand die deze raadgeving wil opvolgen, zal stellig willen beschouwen in hoeverre ze van toepassing is op de training in „De weg van de krijgsman”. Hij of zij zal bovendien de volgende overweging niet in de wind willen slaan: Namelijk de vraag tot welke conclusie buren of andere waarnemers zouden komen wanneer zij zien dat een christen, die heeft besloten ’de oorlog niet meer te leren’, bezig is zich in de militaire vechtkunst van de ongewapende strijd te bekwamen (Jes. 2:4). Natuurlijk hebben sommigen geredeneerd dat een dergelijke training louter bedoeld is ter zelfverdediging. Maar zelfs in de militaire wereld zijn er tal van wapens en trainingsmethoden (waaronder judo en karate) die zijn gericht op „zelfverdediging”, maar die toch ook voor de aanval worden gebruikt.
In Japan zijn judo en kendo (zwaardvechterskunst) de afgelopen jaren verplichte schoolvakken geworden. Maar aangezien er in de Japanse geest een onmiskenbaar verband tussen deze technieken en het militarisme bestaat, weigeren jonge, opgedragen getuigen van Jehovah aan deze training mee te doen. En veel schoolautoriteiten hebben ten aanzien van deze leerlingen een redelijk standpunt ingenomen, door hen er niet toe te dwingen aan iets mee te doen wat zij strijdig achten met de raad om ’zwaarden tot ploegscharen te slaan en de oorlog niet meer te leren’. — Micha 4:3.
Maar afgezien van het feit of men een judo- of karatetraining als oefening in zelfverdediging of als lichaamstraining ziet, is er nog een aspect dat niet over het hoofd gezien mag worden. Eén Japanse schrijver wees op het volgende: „De jioe-jitsoekunst is een belangrijke bondgenoot op het slagveld. Zelfs bij de oefening moet men trachten de tegenstander als een werkelijke vijand te zien.” Jezus Christus gaf echter de raad: „Blijft uw vijanden liefhebben en blijft bidden voor hen die u vervolgen.” — Matth. 5:44, 45.
Wat iemands motief dus ook mag zijn om judo of karate te gaan beoefenen, hij dient altijd in gedachten te houden hoe die training zijn kijk kan beïnvloeden. Zal hij erdoor geholpen worden de raad toe te passen die Jezus gaf, ’uw vijanden lief te hebben’, of zal het juist de tegenovergestelde houding in hem wakker roepen?
Welke sport iemand wil beoefenen, zo hij dit nodig acht, om lichamelijk fit te blijven, is natuurlijk iets wat hij zelf moet beslissen. De raad van de apostel Paulus aan Timótheüs was: „Lichamelijke oefening is nuttig voor weinig, maar godvruchtige toewijding is nuttig voor alle dingen, daar ze een belofte inhoudt voor het tegenwoordige en het toekomende leven.” — 1 Tim. 4:8.
Lichamelijke oefening of training zal dus nooit uw geestelijke belangen mogen verdringen of overschaduwen. Lichamelijke ontspanning zal nooit ’het belangrijkste’ in uw leven mogen worden. Een christen weet immers dat lichamelijke training geen belofte van eeuwig leven inhoudt, net zo min als dit met de inhoud van zijn beurs of portemonnaie het geval is. Wat tot eeuwig leven leidt, is onder andere een oprechte toepassing van bijbelse beginselen, het streven naar goddelijke toewijding en het handhaven van een vredige verhouding tot God. — 1 Tim. 6:6-8, 11, 12.