Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w56 15/7 blz. 320-326
  • Jehovah behagen overeenkomstig nauwkeurige kennis

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jehovah behagen overeenkomstig nauwkeurige kennis
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • PLAATS INRUIMEN VOOR EEN NAUWKEURIGE KENNIS
  • „Waar uw schat is, zal ook uw hart zijn”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Leert hoe u kunt leren
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
  • Toegenomen kennis werpt duurzame voordelen af
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • Waarom wij behoefte hebben aan nauwkeurige kennis
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
w56 15/7 blz. 320-326

Jehovah behagen overeenkomstig nauwkeurige kennis

„[Wordt] vervuld . . . met de nauwkeurige kennis van zijn wil . . . opdat gij waardiglijk moogt wandelen voor Jehovah om hem volledig te behagen terwijl gij er mede voortgaat vruchten voort te brengen in ieder goed werk.” — Kol. 1:9, 10, NW.

1. Wat voor soort van personen zien voor leiding naar Jehovah op, en waarom?

PERSONEN die de juiste hartetoestand bezitten, beseffen dat zij alles moeten doen om God te behagen. Alhoewel de wereld wellicht druk op hen uitoefent om hen er toe te bewegen de door de meerderheid goedgekeurde weg te bewandelen, houden zij voet bij stuk wanneer het gaat om hun toewijding aan de Almachtige God. Zij zijn zo verstandig dat zij inzien dat „het niet aan den mens staat zijn weg te kiezen, noch aan een man om te gaan en zijn schreden te richten” (Jer. 10:23, NBG). Wat de met zonde beladen mens recht schijnt, is wellicht niet recht in Gods ogen. Wees daarom verstandig, ’vertrouw op Jehovah met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken.’ — Spr. 3:5, 6, NBG.

2. Wat is, zoals door Jezus en de psalmist werd aangetoond, de juiste houding ten opzichte van Gods Woord?

2 Hoe kunnen wij hem dan in alles kennen? Door nederig tot hem te komen en hem op de door hem, door Christus Jezus’ toedoen, goedgekeurde wijze in gebed te naderen Tracht niet God uw wil op te leggen, maar denk er aan hoe Jezus ons leerde bidden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:9, 10, NW). Het dient daarom onze vurige wens te zijn Gods wil te leren kennen om dan het juiste te kunnen doen. David gaf dit aldus nederig te kennen: ’Jehovah! leer mij Uw weg’ (Ps. 27:11). Laat het echter niet bij uw aan God gedane smeekbede blijven, doch wees consequent, bestudeer het door hem verschafte leerboek, de Heilige Schrift, en neem daarna de goede daarin gegeven raad ter harte. ’Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen, dat ik uw rechtvaardige verordeningen zal onderhouden. . . . Heb welbehagen, Jehovah, in de vrijwillige offers van mijn mond, en leer mij uw verordeningen. Mijn leven is bestendig in gevaar, maar uw wet vergeet ik niet. Goddelozen leggen mij een strik, maar van uw bevelen dwaal ik niet af. Uw getuigenissen heb ik voor altoos ten erve ontvangen, want zij zijn de blijdschap mijns harten. Ik neig mijn hart om uw inzettingen te doen, voor altoos, ten einde toe’ (Ps. 119:105-112, NBG). Wij kunnen dan alleen volledig met die heilzame woorden van de psalmist instemmen, wanneer wij een nauwkeurige studie van de bijbel hebben gemaakt en ons hart zo tot overvloeiens toe van de waarheid is vervuld dat wij Jehovah ten aanhoren van onze naasten loven.

3. Waarom beziet de oude wereld religie en bijbelse beginselen onverstandig?

3 Maar welke tendens merken wij op in de hedendaagse religie? Willen zij de „aanbidding die van het standpunt van onze God en Vader uit rein en onbesmet is,” beoefenen of gaat het er om ’de kerk die hun het beste ligt, te bezoeken’? (Jak. 1:27, NW) Wellicht doorvorst een verwaand iemand de inhoud van Gods Woord en aanvaardt hij daarbij het ene gedeelte wel doch verwerpt hij het overgrote deel als onnuttig en ongewenst. Wellicht verwerpt hij de raad, „Hebt uw naaste lief als u zelf,” omdat hij meent dat dit in deze tegenwoordige wereld onpraktisch is. Of wellicht maakt hij zich een naam door in een courant of tijdschrift een artikel te schrijven waarin hij enkele bijbelteksten aanhaalt welke volgens hem psychologisch gezien waardevol zijn. Daardoor trekt hij waarschijnlijk een tamelijk groot aantal volgelingen tot zich, die denken dat hij een „enorme vent” is en die zijn werk bijzonder op prijs stellen. Doch bedenk wel: „Tracht ik mensen te behagen? Wanneer ik mensen zou behagen, zou ik toch Christus’ slaaf niet zijn” (Gal. 1:10, NW). Het zou veel beter zijn aandacht te schenken aan de in Gods Woord gegeven goede raad: „Gij dient naar de stem van Jehovah, uw God, te luisteren door al zijn geboden welke ik u heden opleg, te bewaren, zodat gij doet wat recht is in de ogen van Jehovah, uw God.” — Deut. 13:18, NW.

4. Toon aan hoe Jezus het juiste voorbeeld stelde door vrijuit over de waarheid te spreken?

4 Wat Jezus predikte, was juist, doch het streelde niet altijd de oren van zijn luisteraars. De religieuze leiders van zijn dag stootten zich toen hij hen scherp veroordeelde en hun leerstellingen godonterende menselijke overleveringen noemde. Nadat zij nog meer van de duidelijke, door hem gepredikte waarheden hadden vernomen, groeide hun antipathie tegen hem en trachtten zij hem te doden. Onbuigzaam ging hij echter verder en geruststellend zeide hij tot hen die naar hem bleven luisteren: „Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8:31, 32, NW). Hiertegenover staat dat wij onze door God gegeven vrijheid verliezen wanneer wij dat zuivere woord vervangen door de sofisterijen van mensen.

5. Hoe maakte Jehovah aan Israël duidelijk wat de juiste vorm van aanbidding was, doch welke handelwijze volgden zij?

5 Jehovah God heeft zijn volk altijd duidelijk gemaakt welke vorm van aanbidding zijn goedkeuring wegdroeg: In Eden, ten tijde van de Vloed, en stellig heeft hij de kinderen Israëls ook op de hoogte gebracht. Hij richtte zijn aandacht op hen toen zij zich nog in de Egyptische slavernij bevonden en bewerkstelligde een wonderbaarlijke bevrijding. Zij waren er getuigen van dat de valse goden van Egypte door de tien plagen van hun luister werden beroofd en in de diepste vernedering werden achtergelaten. Zij ervoeren hoe Jehovah hen op zegevierende wijze door de Rode Zee heen bevrijdde. Stellig werd hun ingegrift dat hij de waarachtige God is. Toch keerden zij zich slechts enkele maanden later, toen zij aan de voet van de berg Sinaï bijeenwaren en Mozes op de berg was, in navolging van de afgodische dierenaanbidding der Egyptenaren, op ongehoorzame wijze tot de aanbidding van een gouden kalf. Hoewel zij wisten dat dit in strijd was met Gods wil, jaagden zij opstandig hun eigen genoegens na. O neen, zij lieten Jehovah er niet volledig buiten, maar zij eerden hem er genendeels mee door hun onheilige viering „een feest voor Jehovah” te noemen (Ex. 32:1-5, NW). Omdat dat gehele geslacht de stem van Jehovah steeds weer ongehoorzaam werd, kwam het in de woestijn om en ging het het Beloofde Land niet binnen. Zeker, hun nakomelingen betraden het, doch eerst waarschuwde Mozes hen terdege voor de ontrouwe handelwijze van hun voorvaders en zeide: „Gij dient naar de stem van Jehovah, uw God, te luisteren door al zijn geboden welke ik u heden opleg, te bewaren, zodat gij doet wat recht is in de ogen van Jehovah, uw God.” — Deut. 13:18, NW.

6. Waardoor werd Saulus van Tarsus er toe gebracht de door God goedgekeurde en door christenen uit de eerste eeuw beoefende aanbidding tegen te staan?

6 In de eerste eeuw na Christus had Saulus van Tarsus, een Farizeeër, die aan de voeten van Gamaliël was opgevoed, een grote reputatie als een buitengewoon ijveraar voor zijn religie en een heftige christenvervolger. Op weg naar Damascus met de machtigingsbrieven van de hogepriester bij zich om de christenen aldaar gevangen te nemen, werd hij tot de waarheid bekeerd. Doch wat dreef Saulus, die als Farizeeër ongetwijfeld goed bekend was met de ook door de christenen aanvaarde en in volledig geloof aangenomen Hebreeuwse Geschriften, er toe degenen die het christelijke geloof waren toegedaan, zo heftig te vervolgen? Zelf geeft hij het antwoord: „Gij hebt natuurlijk gehoord van mijn wandel eertijds in het judaïsme, dat ik bij het buitensporige af de gemeente Gods bleef vervolgen en haar bleef verwoesten, en ik maakte grotere vorderingen in het judaïsme dan velen van mijn eigen leeftijd in mijn geslacht, daar ik veel ijveriger was voor de overleveringen van mijn vaderen” (Gal. 1:13, 14, NW). Menselijke overleveringen hadden hem er toe aangezet de waarheid tegen te staan.

7. Hoe toont de apostel Paulus krachtig aan dat iemand die weet wat er in de bijbel staat, toch wellicht God niet behaagt?

7 Paulus vergat nimmer wat hij ondervond doch op grond daarvan kon hij anderen zo goed gezonde raad geven (Kol. 2:8). Hierdoor besefte hij dat men de Heilige Geschriften kon bezitten en er zelfs de inhoud van kon kennen, doch toch ten gevolge van de invloed der menselijke overleveringen de daarin vervatte instructies niet nauwkeurig kon begrijpen. In zijn krachtige brief aan de Romeinen vestigde hij er de aandacht op dat juist dit het probleem vormde voor de andere joden in zijn tijd. „Ik leg getuigenis van hen af dat zij ijver voor God hebben, doch niet overeenkomstig nauwkeurige kennis; want, omdat zij Gods rechtvaardigheid niet kenden maar hun eigen rechtvaardigheid zochten te bevestigen, hebben zij zich niet aan de rechtvaardigheid van God onderworpen. Want Christus is het volbrachte einde der Wet, zodat iedereen die geloof oefent, rechtvaardigheid moge verkrijgen” (Rom. 10:2-4, NW). Zij ijverden volgens Paulus’ zeggen voor hun geloof en ongetwijfeld hadden zij een kennis van de Schrift doordat zij hem wekelijks in de synagoge hoorden voorlezen. Doch omdat zij niet terdege begrepen dat Christus de wet had vervuld en men daarom geloof in hem moest oefenen, was er niet langer harmonie in hun verhouding met God. Zij deden niet wat recht was in Jehovah Gods ogen.

8. Welke invloed heeft gebrek aan kennis op de huidige religiën der wereld?

8 De hedendaagse religieuze organisaties der wereld zijn met hetzelfde gebrek behept, want hoewel zij in het bezit zijn van de bijbel, de op Gods bevel opgetekende openbaring van zijn voor onze tijd geldende wil, hebben zij geen nauwkeurige kennis. Treffend is de situatieschets van de geïnspireerde apostel: „Hoewel zij God kenden, hebben zij hem niet als God verheerlijkt noch hebben zij hem gedankt, maar zij werden leeghoofdig in hun redeneringen en hun onverstandig hart werd verduisterd. Hoewel zij beweerden dat zij wijs waren, zijn zij dwaas geworden en zij hebben de heerlijkheid van de onverderfelijke God veranderd in iets wat gelijkt op het beeld van een verderfelijk mens, van vogels, viervoetige schepselen en kruipende dingen. En evenals zij het verwerpelijk achtten aan een nauwkeurige kennis van God vast te houden, heeft God hen aan een verwerpelijke geestestoestand overgegeven, om het onbetamelijke te doen” (Rom. 1:21-23, 28, NW). Zij geven inderdaad voor God te kennen, ondersteunen grote religieuze organisaties en zenden in de naam van zijn Zoon gebeden op. Velen zullen erkennen dat de schepping van het bestaan van een Opperwezen getuigt en misschien geven zij zelfs toe dat de bijbel zijn Woord is, doch zij verheerlijken hem niet als God. „Zij maken in het openbaar bekend dat zij God kennen, maar loochenen hem door hun werken, want zij zijn verfoeilijk, ongehoorzaam en verwerpelijk voor enig goed werk” (Titus 1:16, NW). In plaats daarvan, doen zij zijn naam en woord smaad aan doordat zij voorgeven dat het het fundament van hun religie is, en doordat ze vervolgens de daarin opgetekende beginselen van christelijke liefde en gerechtigheid niet tot de hunne maken. Zij stellen de aangelegenheden verkeerd voor en trachten God te gebruiken als een geschikt middel om hun genoegens te dienen. Zij beramen hoe zij hun wensen kunnen verwezenlijken en zeggen dan God in feite dat hij ze dient goed te keuren. Hoewel zulke mensen er aanspraak op maken dat zij overeenkomstig wereldse maatstaven wijs zijn, blijkt hun dwaasheid doordat zij de oppermacht van de waarachtige God niet erkennen. Alhoewel zij steeds maar leren, kunnen zij ’nimmer tot een nauwkeurige kennis der waarheid komen.’ — 2 Tim. 3:7, NW.

PLAATS INRUIMEN VOOR EEN NAUWKEURIGE KENNIS

9. Hoe wordt er in het leven van hen die de waarheid oprecht zoeken, een ware verandering teweeggebracht?

9 Niet allen zouden weliswaar deze handelwijze volgen, alleen zij die oprecht de waarheid zoeken. Zij volgen de in Kolossenzen 3:9, 10 (NW) vermelde en door praktische wijsheid ingegeven handelwijze: „Trekt de oude persoonlijkheid met haar praktijken uit, en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid die door nauwkeurige kennis wordt vernieuwd overeenkomstig het beeld van degene die ze schiep.” Het ligt voor de hand dat wanneer zo iemand Gods Woord nauwgezet bestudeert om een nauwkeurig begrip van zijn wil te verkrijgen, hij zich niet herhaaldelijk of zelfs zo af en toe aan losbandig gedrag tezamen met de wereld kan overgeven daar dit en een christelijke handelwijze in het leven niet kunnen samengaan. Vandaar dat zij achtslaan op de raad, ’de oude persoonlijkheid, die zich naar uw vroegere gedragslijn voegt en welke overeenkomstig haar bedrieglijke begeerten wordt verdorven, weg te doen, maar nieuw te worden gemaakt in de kracht die uw geest aandrijft’ (Ef. 4:22, 23, NW). Zij tasten de zaak in haar wortels aan doordat ze de kracht veranderen welke hun geest aandrijft. „Want zoals hij in zich zelf denkt, zo is hij” (Spr. 23:7, AS). Zij vullen hun geest dus niet met de filosofieën en vuiligheid dezer oude wereld, doch stellen zich daarentegen op de hoogte van de reine, door God verschafte waarheid. En nu ’doen zij de nieuwe persoonlijkheid aan, die volgens Gods wil in ware rechtvaardigheid en liefderijke goedgunstigheid werd geschapen’ (Ef. 4:24, NW; Ps. 119:9-16). Gelieve op te merken dat er hier niet gewoon sprake is van het ontwikkelen van een bekoorlijker persoonlijkheid, maar dat men datgene moet aanvaarden waarin God heeft voorzien en dat men zijn geest vervolgens hernieuwd moet houden door geregeld uit deze voorraadschuur van nauwkeurige kennis te putten en deze kennis uw gids in het dagelijkse leven te laten zijn. Men zal zulk een verandering niet bewerkstelligen wanneer men slechts een vaag begrip van de bijbel bezit, want alleen een nauwkeurige kennis van Gods Woord bezit de daarvoor benodigde diepe doordringendheid.

10. Hoe verreikend is de in hun leven teweeggebrachte verandering?

10 Verreikend is de uitwerking op hun leven, het beheerst hun gesprekken, daden en zelfs de beweegreden daarvoor. Door een studie van de bijbel gaat er een nieuwe wereld voor hen open — een nieuwe wereld waarover zij kennis kunnen opdoen, een nieuwe wereld waarvoor zij kunnen leven. Hun belangstelling gaat niet langer naar zelfzuchtige bezigheden uit, maar zij herhalen de woorden van de psalmist: ’Jehovah is groot en zeer te prijzen, en Zijn grootheid is ondoorgrondelijk.’ — Ps. 145:3.

11. (a) Hoe heeft Jehovah het mogelijk gemaakt dat mensen hem met ’eenparige schouder kunnen dienen’? (b) Hoe wordt het verschil tussen een nauwkeurige en een gebrekkige kennis in Richteren hoofdstuk 12 geïllustreerd?

11 Jehovah legde zelf de basis voor de verandering door zijn in Zefanja 3:9 (AS) opgetekende belofte in vervulling te doen gaan: „Want dan zal ik tot de volkeren een reine taal richten, opdat zij allen de naam van Jehovah mogen aanroepen, ten einde hem met eenparige schouder te dienen.” Door middel van zijn theocratische organisatie heeft hij de kennis zeer laten vermeerderen en personen van goede wil hebben hiervan een dankbaar gebruik gemaakt (Dan. 12:4). Zij erkennen het door Paulus voor christenen uiteengezette vereiste: „Ik zeg u nu, broeders, in de naam van onze Here Jezus Christus, dat gij allen gelijkluidend dient te spreken en er geen verdeeldheid onder u dient te zijn, maar dat gij naar behoren verenigd moogt worden doordat gij dezelfde geest en dezelfde gedachtengang hebt” (1 Kor. 1:10, NW). Pas wanneer men een duidelijk begrip van de waarheid heeft, kan men aan die christelijke maatstaf voldoen. Stellig zullen wij niet zo willen zijn als de tweeënveertigduizend Efraïmitische strijders tegen Jefta, wier spraak verraadde dat zij niet aan zijn zijde stonden, alhoewel zij er hevig tegen protesteerden dat zij uit het vijandelijke kamp zouden komen. Toen hun werd gevraagd het wachtwoord „sjibboleth” uit te spreken, konden zij hoogstens „sibboleth” zeggen. Het leek er op, maar het was niet hetzelfde. Zij verbeurden hun leven. Ook in deze tijd klinkt wellicht wat de geestelijken der christenheid leren, ongeveer net zo als wat Jehovah’s getuigen onderwijzen; dat wil zeggen, voor hen die niet goed op de hoogte zijn van de bijbel. Maar wanneer de oren van hen die de waarheid liefhebben, door een nauwkeurige kennis zijn afgestemd op de zuivere klank der waarheid, kiezen zij partij voor de strijders die de ware aanbidding hooghouden. — Richt. 12:1-6, NBG.

12. Door gebrek waaraan worden de kerkleden der christenheid verhinderd hun geloof ijverig uit te dragen?

12 Vele geestelijken der christenheid merken deze ijverige activiteit van Jehovah’s getuigen op en stellen ze hun kerkleden ten voorbeeld en sporen hen aan tot een grotere activiteit, doorgaans evenwel met weinig succes. Hoe komt dat? Omdat zij geen nauwkeurige kennis bezitten. Zij hebben geleerd in God te geloven, maar zij zijn ten onrechte de gedachte toegedaan dat hij een mysterieuze drieëenheid is (Jes. 42:8; Joh. 14:28). Zij leren het door Jezus bekendgemaakte modelgebed bidden, maar terwijl zij bidden „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd,” wordt hun verteld dat hij een naamloze Heer of God is. Onzekerheid kan niet uitblijven. Wanneer zij het gebed verder uitspreken, zeggen zij: „Uw koninkrijk kom. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” Waarschijnlijk zijn zij zich er echter ook van bewust dat hun religie steun verleent aan de door mensen opgerichte Verenigde Naties, welke door hen daarna wordt toegejuicht als ’Gods koninkrijk op aarde,’ alhoewel er in de Schrift wordt gezegd dat Gods koninkrijk door hem en niet door mensen wordt opgericht (Dan. 2:44). Hoe zou men ooit kunnen verwachten dat zij met zulk een gebrekkig en onnauwkeurig onderricht ijverig hun christelijke plichten zouden nakomen? „Wie zal er zich immers voor de strijd gereedmaken, wanneer de hoorn een onduidelijk signaal laat horen?” — 1 Kor. 14:8, NW.

13. Waarom nemen talloze personen van goede wil tezamen met de Nieuwe-Wereldmaatschappij de dienst op, en welke handelwijze moeten zij thans volgen?

13 Onmiskenbaar duidelijk weerklinkt thans in de oren van een grote schare personen van goede wil de roep, vrijwilligersdienst te verrichten in de rijen van de Koning Christus Jezus (Matth. 24:14; Openb. 22:17). Zij geven hieraan gehoor door zich met de Nieuwe-Wereldmaatschappij te verbinden. Waar men echter in de Nieuwe-Wereldmaatschappij ook dient, actie is een vereiste, omdat het een vooruitstrevende en vooruitziende maatschappij is. Ze ziet voorbij de puinhopen van deze oude wereld naar de zegeningen van het leven in de nieuwe wereld. Nu reeds rusten degenen die zich er mee verbonden hebben, zich op opbouwende wijze toe onder die rechtvaardige regeling te leven. Jaarlijks verbinden duizenden zich met de organisatie en als kleine kinderen bouwen zij zich op door de melk van het Woord. Het is evenwel onmogelijk een klein kind te blijven en toch een deel te blijven vormen van de Nieuwe-Wereldmaatschappij. „Want een ieder die melk gebruikt, is onbekend met het woord der rechtvaardigheid, want hij is een baby. Maar vast voedsel behoort bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend in het onderscheiden van zowel goed als kwaad. Laten wij daarom, nu wij de elementaire leer omtrent de Christus hebben verlaten, voortgaan tot rijpheid” (Hebr. 5:13 tot 6:1, NW). De Nieuwe-Wereldmaatschappij gaat voorwaarts, en wij moeten met haar meegaan!

14. Welke kenmerkende eigenschap van de ware aanbidding maakt een voortdurende studie noodzakelijk en belangwekkend?

14 Zelfs zij die reeds vele jaren met Jehovah’s organisatie zijn verbonden, hebben bemerkt dat men niet met studeren kan ophouden. Naarmate zij zich meer op zulk een studie toeleggen, zeggen zij evenals Paulus met een des te grotere overtuiging: „O de diepte van Gods rijkdommen, wijsheid en kennis!” (Rom. 11:33, NW). Hun studie van de bijbel wordt niet vervelend noch een nodeloze herhaling, want „het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot den vollen dag” (Spr. 4:18, NBG). En evenals de christenen uit de eerste eeuw een steeds duidelijker begrip kregen van de bijbelprofetieën, van hun verhouding tot wereldse regeringen, van de verantwoordelijkheid welke zij als organisatie droegen en van de leerstellige waarheden, ervaart ook de huidige christelijke maatschappij dat het bijbelse waarheidslicht steeds helderder straalt (Hand. 2:16-21; 5:29; 15:13-20; 1 Kor. 5:9-13). De „betrouwbare en beleidvolle slaaf”-klasse heeft hun onder de aandacht gebracht dat het Koninkrijk in 1914 n. Chr. werd geboren en dat er zich thans in hun midden een getrouwe klasse „andere schapen” bevindt, welke het vooruitzicht heeft voor eeuwig op aarde te leven (Openb. 12:1-5; Joh. 10:16). Zoals zij hebben vernomen, worden deze „andere schapen” in Haggaï 2:8 (NBG) „de kostbaarheden van alle volken” genoemd. Zij begrijpen Zefanja 2:1, 2 beter, want hun werd duidelijk gemaakt dat deze schriftuurplaats betrekking heeft op de christenheid en niet op Jehovah’s volk. Thans beseffen zij dat Jezus’ prediking tot de „geesten in de gevangenis,” waarnaar in 1 Petrus 3:19 wordt verwezen, een oordeelsaankondiging geweest moet zijn aan die ongehoorzame geestelijke schepselen, die zijn opgesloten in de geestelijke duisternis van de Tartarus, en dat Jezus na zijn opstanding en hemelvaart tot hen gepredikt moet hebben. De ware aanbidding staat inderdaad niet stil en is niet gebonden aan middeleeuwse religieuze dogma’s, maar ze is springlevend en vooruitstrevend.

15. Door welke hoedanigheid in het bijzonder wordt een christen onderscheiden, maar waardoor wordt aangetoond dat het aanwenden van deze eigenschap door nauwkeurige kennis geleid moet worden?

15 Jezus zeide dat zijn discipelen zich wel in het bijzonder zouden onderscheiden door de hoedanigheid van liefde (Joh. 13:35). Die liefde moest echter op de juiste wijze geleid worden, wilde ze aanvaardbaar zijn. „En dit blijf ik bidden, dat uw liefde steeds overvloediger moge zijn in nauwkeurige kennis en volledig onderscheidingsvermogen, opdat gij u er van moogt vergewissen wat belangrijker is, zodat gij onberispelijk moogt zijn en anderen niet tot op de dag van Christus doet struikelen” (Fil. 1:9, 10, NW). Een christelijke liefde moet inderdaad door nauwkeurige kennis en het onderscheidingsvermogen, te bepalen wat Gods wil is, in juiste banen worden geleid, en onze aandacht dient op belangrijker zaken gericht te zijn. Ons wordt duidelijk gezegd wie wij op de eerste plaats dienen lief te hebben. „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw geest,” waaraan Jezus toevoegde, ’en uw naaste als u zelf’ (Matth. 22:37-39, NW; 1 Joh. 5:2, 3; 3:14). Doch de oude wereld behoort hier niet toe. „Hebt de wereld niet lief noch dat wat in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem” (1 Joh. 2:15, NW). Zoals ons wordt gezegd, verheugt ware liefde „zich niet over ongerechtigheid, maar verheugt zich met de waarheid” (1 Kor. 13:6, NW). Door een nauwkeurige kennis kunnen wij dus onze liefde op Jehovah God, degenen die door hem worden goedgekeurd, en datgene wat hij liefheeft, richten, en wij worden er door geholpen de valstrik te vermijden op sentimentele wijze aandacht te schenken aan de zich tegen God kantende wereld.

16. Wat is noodzakelijk wanneer wij Jehovah willen behagen, en hoe heeft hij voorzieningen getroffen dat wij het kunnen verwerven?

16 Maakt u elke gelegenheid ten nutte een grotere nauwkeurige kennis van zijn Woord te verkrijgen, wanneer het uw wens is uw Schepper te behagen. „Dit is goed en aangenaam in de ogen van onze Redder, God, wiens wil het is dat alle soorten van mensen gered zullen worden en tot een nauwkeurige kennis der waarheid komen” (1 Tim. 2:3, 4, NW). In de vroege christelijke gemeente voorzag hij in apostelen, profeten en zendelingen ten einde de broeders en zusters voor het bedieningswerk op te leiden en hen op te bouwen in een nauwkeurige kennis, zodat zij toegerust zouden zijn voor hun toewijzing (Ef. 4:11-13). Ook nu heeft hij acht geslagen op de behoeften van zijn dienstknechten en hen voorzien van de levenonderhoudende waarheid en een organisatie, welke hen er bij behulpzaam is zich toe te rusten voor hun toewijzing als bedienaren van het evangelie. Wilt u Jehovah volledig behagen, dan moet u een nauwkeurige kennis van zijn wil bezitten. „[Wordt] vervuld . . . met de nauwkeurige kennis van zijn wil in alle wijsheid en geestelijke onderscheiding, opdat gij waardiglijk moogt wandelen voor Jehovah om hem volledig te behagen terwijl gij er mede voortgaat vruchten voort te brengen in ieder goed werk en toe te nemen in de nauwkeurige kennis van God” (Kol. 1:9, 10, NW). Ten einde Jehovah aldus te behagen, moet u zich toeleggen op een nauwkeurige studie van zijn Woord. Beschouw bij het overdenken van deze studietoewijzing hoe u dit het beste kunt doen.

[Illustratie op blz. 323]

OUDE PERSOONLIJKHEID

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen