Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Omzichtig als slangen te midden van wolven
    De Wachttoren 1956 | 15 april
    • eedafleggers haatte, toen zijn stad viel, zijn zonen voor zijn ogen werden gedood, zijn ogen daarna blind werden gemaakt en hij in gevangenschap werd weggevoerd om in Babylon te sterven.

      49. Hoe zijn de natie Israël, Simeï en Zedekia waarschuwende voorbeelden voor ons, en welke twee geboden van God en de Koning hebben wij ons onder ede verplicht te gehoorzamen?

      49 De natie Israël (een getrouw overblijfsel daargelaten) was een voorbeeld op grote schaal van personen die de „eed bij Jehovah” hadden gebroken, doordat zij onder ede met hem een verbond waren aangegaan en opstandig in gebreke bleven dat verbond na te leven (Dan. 9:11; Ezech. 16:59; Deut. 29:12-14, NW). De natie Israël, Simeï en Zedekia zijn ons tot waarschuwende voorbeelden, onze „eed bij Jehovah,” welke wij hebben afgelegd toen wij ons door bemiddeling van Christus aan hem opdroegen, niet licht op te vatten door ons niet getrouw aan die opdracht te houden in volledige gehoorzaamheid aan zijn wil. Hij heeft ons geboden: „Gij zijt mijn getuigen, zegt Jehovah” (Jes. 43:10, 12, AS). Sedert 1914 n. Chr. regeert zijn Koning Jezus Christus en deze Koning heeft ons geboden: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven” (Matth. 24:14, NW). Wij hebben bij Jehovah’s naam gezworen deze geboden te gehoorzamen. De geïnspireerde wijze man weet tot ons te zeggen: „Neem het bevel des konings in acht, en wel ter wille van den bij God gezworen eed” (Pred. 8:2, NBG). Wij zijn vast besloten dit te doen.

      50. Wat zal onze houding zijn met betrekking tot de wolven en hoe ten aanzien van God en zijn schapen?

      50 Wanneer wij de instructies van onze Koning voor de velddienstprediking ten uitvoer brengen, zullen wij acht slaan op zijn raad ’zo omzichtig als slangen en zo onschuldig als duiven’ te zijn te midden van wolven. Wij zullen trouw zijn aan Gods voornemen, dit bekendmaken en er in overeenstemming mede werken. Trouw aan zijn Woord, het in al zijn zuiverheid bekendmaken en geen leugens in zijn naam prediken. Trouw aan zijn geest, deze nimmer op de proef stellen door een vals, huichelachtig gedrag in zijn organisatie aan de dag te leggen, maar ons er door zijn geest toe laten bewegen in tegenwoordigheid van al zijn schapen een waarheidslievende loopbaan te volgen. Tot opbouw en bescherming van hen zullen wij de waarheid tot hen spreken, en hen nimmer verraden zodat zij in de klauwen der wolven zullen vallen. Onder de zorg van onze Herder zullen wij als schapen te midden van wolven blijven prediken, totdat alle wolven vernietigd zijn en al zijn schapen veilig zijn aangeland op de grazige weiden en aan de stille wateren van zijn nieuwe wereld.

  • Vragen van lezers
    De Wachttoren 1956 | 15 april
    • Vragen van lezers

      ● In De Wachttoren van 1 februari wordt de vraag uit Ethiopië: „Dienen wij Jezus te aanbidden?” beantwoord. In paragraaf vijf wordt Hebreeën 1:6 aangehaald met betrekking tot de engelen Gods, die Jezus aanbidden, maar in de laatste paragraaf staat: „Het antwoord op de bovengestelde vraag moet zijn dat er geen afzonderlijke aanbidding moet worden geschonken aan Jezus Christus die thans in de hemel is verheerlijkt. Onze aanbidding moet naar Jehovah God gaan.” Is dit niet in tegenspraak met de verklaring van Hebreeën 1:6? — T.P., Verenigde Staten.

      Als antwoord op de verscheidene vragen welke hierover in enkele brieven zijn ontvangen, vragen wij: Zijt gij een engel van God in de hemel? Indien ja, dan is Hebreeën 1:6 op u van toepassing. Zijt gij niet een van Gods engelen in de hemel, dan wordt Hebreeën 1:6 niet tot u gericht, want in Hebreeën 1:6 en de twee daaraan voorafgaande verzen zegt de schrijver met betrekking tot de verheerlijkte Jezus: „Daarom is hij beter geworden dan de engelen in de mate dat hij een naam heeft geërfd die voortreffelijker dan de hunne is. Tot wie van de engelen heeft hij bijvoorbeeld ooit gezegd: ’Gij zijt mijn Zoon; heden ben ik uw Vader geworden’? En wederom: ’Ik zal hem tot een Vader zijn, en hij zal mij tot een Zoon zijn’? [6] Doch wanneer hij wederom zijn Eerstgeborene op de bewoonde aarde brengt, zegt hij: ’En laten al Gods engelen hem aanbidden’” (Hebr. 1:4-6, NW). Hier doet de apostel Paulus een aanhaling uit Psalm 97:7, waar wij volgens de Belgische Professorenbijbel (aldaar Psalm 96:7) het volgende

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen