Het scheppen van een nieuwe aarde

GELEERDEN zeggen dat deze aarde waarop wij wonen op zekere dag door een explosie van de zon zal worden verzwolgen. Belangrijke zogenaamd „christelijke” religies leren net zoiets: dat de aarde in een vurige vernietiging zal eindigen.

Wat bedoelt de bijbel dan wanneer hij zegt dat ’de aarde zelfs tot onbepaalde tijd staat’? (Pred. 1:4) Hoe zou dit in overeenstemming gebracht kunnen worden met de woorden van de apostel Petrus: „Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij . . . verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen”? — Jes. 65:17; 2 Petr. 3:13.

Laten wij ons, voor het verkrijgen van een antwoord, tot Jezus Christus, Gods belangrijkste woordvoerder, wenden. Merk op wat hij voor de aarde te kennen gaf toen hij zijn discipelen leerde bidden: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” — Matth. 6:10.

In de hemel wordt Gods wil volledig door zijn engelen ten uitvoer gebracht. De geïnspireerde psalmist schreef: „Zegent Jehovah, o gij zijn engelen, geweldig in kracht, die zijn woord volbrengt” (Ps. 103:20). Wanneer Gods wil op aarde geschiedt zoals deze in de hemel geschiedt, zal dit dus betekenen dat er vrede en geluk op aarde heerst.

Uit dit gebed van Jezus blijkt duidelijk dat de planeet waarop wij wonen, zal blijven bestaan en er niet voor is bestemd verbrand of vernietigd te worden. Het is precies zoals Jehovah heeft verklaard: „Dit heeft Jehovah gezegd, de Schepper van de hemelen, Hij, de ware God, de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, Degene die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar ter bewoning geformeerd heeft.” — Jes. 45:18; vergelijk Psalm 148:3-6.

Wat zal er derhalve nieuw gemaakt worden? Niet de planeet de aarde, hoewel ze vernieuwd zal worden in de betekenis dat ze zal worden verfraaid en dat haar huidige woeste en verontreinigde plaatsen gereinigd en fris gemaakt zullen worden. Het scheppen van een nieuwe aarde zal een hernieuwde menselijke maatschappij betekenen. De ’oude aarde’ van corrupte praktijken, ziekte en de dood zal ’voorbijgaan’. De mènsen zullen evenwel niet allemaal van het toneel verdwijnen. — 1 Joh. 2:17.

Jezus Christus is de gezaghebbende bron van deze zienswijze, want hij heeft gezegd: „Zoals het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: zij aten, zij dronken, mannen huwden . . . tot op de dag waarop Noach de ark binnenging en de vloed kwam en hen allen vernietigde” (Luk. 17:26, 27). De aarde werd gereinigd, voornamelijk in de betekenis dat de corrupte, gewelddadige mensenwereld er door middel van een vernietiging van werd verwijderd. Degenen die zich tot God wendden en hun geest veranderden en met zijn weg in overeenstemming brachten, werden echter gespaard, zodat zij aan deze zijde van die grote vernietigende vloed konden blijven voortleven. — 1 Petr. 3:20.

Hoe zullen degenen die de reiniging van onze aarde door de vernietiging van het huidige door mensen gemaakte samenstel overleven, als een maatschappij van mensen leven? Na de Vloed vermenigvuldigde de mensheid zich op de oppervlakte der aarde en begonnen de sterkeren over de zwakkeren te heersen. Zal deze situatie zich herhalen? Neen. Mensen zullen anderen niet voorschrijven wat zij moeten doen. Deze regeling lag niet in Gods voornemen besloten, zoals de geïnspireerde schrijver verklaart: „Ik [heb] gezien . . . dat de ene mens over de andere mens heeft geheerst tot diens nadeel.” — Pred. 8:9.

Als mensen over andere mensen heersen, voelt men zich altijd ongelukkig. De enige juiste heerschappij over de gehele mensheid zal uitgaan van de „nieuwe hemelen”. Deze heerschappij kan niet onderdrukkend zijn, want de Schepper weet precies hoe menselijke behoeften bevredigd moeten worden (Matth. 6:8; Ps. 145:16). Bovendien heeft de Schepper niets van de mens nodig en kan hij geen zelfzuchtige beweegredenen hebben, maar heeft hij ’s mensen welzijn op het oog. Toen Jezus mensen ertoe aanmoedigde hulp van God te vragen, zei hij: „Als gij . . ., ofschoon gij boos zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader, die in de hemelen is, goede dingen geven aan wie hem erom vragen?” (Matth. 7:11) En Jezus zei tot de joodse regeerder Nikodémus: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” — Joh. 3:16.

Een heerschappij door het koninkrijk der hemelen zal dus in geen enkel opzicht onaangenaam zijn. Wanneer deze heerschappij haar wetten en aanwijzingen aan mensen op aarde doorgeeft, zal ze niet alleen als superieur maar ook als volmaakt erkend worden, terwijl de mensheid zal weten dat ze altijd uitsluitend hun belangen op het oog heeft. Dit zal tot bereidwillige gehoorzaamheid aanzetten. Thans is het echter anders, nu onvolmaakte en vaak zelfzuchtige mensen anderen gebieden wat zij moeten doen. Alle mensen zijn gelijk in Gods ogen, en daarom is het in strijd met de menselijke aard wanneer iemand over een ander heerst. Daarom moet de huidige mensenmaatschappij — die in de bijbel „aarde” wordt genoemd — voorbijgaan en vervangen worden door een „nieuwe aarde”, een rechtvaardige mensenmaatschappij onder het Koninkrijk der hemelen. — Openb. 21:1.

En dat vormt er ook de reden voor waarom door mensen gemaakte politieke regeringsstelsels — die in de bijbel „hemelen” worden genoemd, aangezien ze thans heerschappij voeren over de onvolmaakte, onrechtvaardige mensheid — moeten voorbijgaan en „nieuwe hemelen”, het koninkrijk der hemelen, hun plaats moeten innemen. — 2 Petr. 3:12, 13.

Wat zal dit scheppen van een „nieuwe aarde” onder „nieuwe hemelen” de mensheid een geluk schenken! Deze aardbol is een wonderbare plaats om op te leven, met het vermogen om voor allen op overvloedige wijze voort te brengen. Wij verlustigen ons zelfs thans in de grandeur van de aardse schepping, hoewel vervuiling en misbruik de schoonheid ervan op veel plaatsen heeft verwoest. Hoeveel temeer zullen wij over de aarde verrukt zijn wanneer deze gereinigd zal zijn van degenen die hem verderven! — Openb. 11:18.

Een voorbeeld van wat er verschaft zal worden, wordt gegeven in de beschrijving van het land dat God aan zijn volk Israël uit de oudheid gaf. Mozes zei tot hen in een afscheidstoespraak: „Jehovah, uw God, brengt u in een goed land, een land van met water gevulde stroomdalen, bronnen en waterdiepten, die in de valleivlakte en in het bergland ontspringen, een land van tarwe en gerst en wijnstokken en vijgen en granaatappels, een land van olierijke olijven en honing, een land waarin gij niet met schaarsheid brood zult eten, waarin het u aan niets zal ontbreken.” — Deut. 8:7-9.

De toestanden die thans op aarde heersen, alsook de bijbelse profetieën, geven te kennen dat de tijd voor het scheppen van een „nieuwe aarde” nabij is. De mensheid hoeft niet bang te zijn dit schitterende tehuis, de planeet de aarde, te moeten verliezen, maar kan ernaar uitzien zich er eeuwig in te verheugen, en wel onder rechtvaardige toestanden, wanneer ze in een volledige mate voortbrengt. De psalmist schreef over die toekomstige tijd: „Jehovah van zijn zijde [zal] geven wat goed is. En ons eigen land zal zijn opbrengst geven” (Ps. 85:12). Wat ligt er voor deze planeet een schitterende toekomst in het onmiddellijke verschiet!

[Inzet op blz. 3]

„Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen.” — 2 Petr. 3:13.