’Wat ga ik van mijn leven maken?’
VRAAG iemand van middelbare leeftijd: „Wat wilt u van uw leven maken?”, en de eerste reactie zal dikwijls een niet-begrijpende blik zijn. De meeste volwassenen leven al in een bepaalde routine, misschien zonder er al te veel bij na te denken. Zij hebben wellicht nooit besloten wat zij van hun leven wilden maken, en nu interesseren zij zich niet meer voor die vraag. Misschien zijn zij er zelfs een beetje bang voor, uit angst dat een serieuze beschouwing van zulke vragen alleen maar een gevoel oproept gefaald te hebben.
Met jonge mensen is het anders gesteld. De vraag: „Wat wil je van je leven maken?” is voor hen uitermate belangrijk, ook al weten zij het antwoord nog niet. Het wekt geen verbazing dat jonge mensen zich er vaak veel meer dan de ouderen om bekommeren ’de zin van het leven’ te vinden. Maar waar?
Verschaft onderwijs het antwoord?
Als jongere breng je veel van je tijd op school door. Het is logisch dat je denkt dat onderwijs je op de een of andere manier zal laten zien wat het doel van het leven is, maar die hoop leidt dikwijls tot teleurstelling. „Toen ik college ging lopen”, zei een cum laude geslaagde student, „dacht ik dat ik mijn leven zou verrijken met nieuwe talenten, nieuwe bekwaamheden, nieuwe prestaties. In plaats daarvan heeft elke leergang die ik heb gevolgd, elk goed boek dat ik heb gelezen, elk idee dat ik serieus heb overdacht, iets van mij weggenomen. Ik voel me net een ui die laag na laag is afgepeld totdat er niets, helemaal niets meer over is.”
Wat was er gebeurd? In plaats dat deze student het doel van het leven vond, raakte hij, heen en weer geslingerd door argumenten en al even aannemelijke tegenargumenten, zijn houvast kwijt. Nadat hij het geloof in zijn oorspronkelijke opvattingen had verloren, had hij niets om ervoor in de plaats te stellen en neigde hij tot de conclusie dat het leven zinloos is.
Dit doet denken aan een heel scherpzinnige opmerking die ongeveer 3000 jaar geleden werd geplaatst, namelijk: „Aan het maken van veel boeken [of „meningen”] komt geen eind, en veel toewijding eraan is afmattend voor het vlees” (Pred. 12:12). Het zoeken naar de zin van het leven in de ’grote boeken’ en ’grote ideeën’ van mensen is frustrerend, omdat deze boeken en ideeën elkaar eindeloos tegenspreken, zoals studenten al gauw bemerken.
Biedt de wetenschap hoop?
„Wetenschap en technologie, enkele jaren geleden nog toegejuicht als de onfeilbare oplossing voor al de steeds complexer wordende problemen van onze maatschappij, verkeren thans beide in moeilijkheden”, zo wordt toegegeven door Dr. Lewis Thomas, een veelgelezen wetenschappelijk schrijver. Nobelprijswinnaar Max Delbrück is zelfs nog duidelijker. „Het is zonneklaar dat de wetenschap onze problemen niet zal oplossen”, zegt hij.
De hedendaagse volwassenen zijn grootgebracht met optimistische leuzen als „Een beter leven dank zij de chemie”. Jonge mensen zijn daarentegen opgegroeid met de minder gunstige kant van de wetenschap. „Iedereen spreekt over nieuwe doorbraken in de geheimen van de natuur. Maar ik begrijp het blijkbaar niet”, schreef een student onlangs aan zijn professor. „Doorbraken, doorbraken — waar brengen ze ons? Atoombommen, vervuiling, angstaanjagende drugs: Zijn dit nu de nieuwste ontwikkelingen in de wetenschap?”
„Antwoord me alstublieft niet met clichés over de kloof tussen ethiek en wetenschappelijke kennis”, vervolgde de student. „Dat heb ik allemaal al honderd keer gehoord. De mensen geloven dat onze wetenschap goed is, maar onze ethiek slecht. Dat is nu juist wat ik niet begrijp. Ben ik dan gek? Zijn moraliteit en kennis werkelijk twee totaal verschillende dingen?”
Deze jonge student liet iets heel belangrijks uitkomen. Kennis zonder moraliteit, zoals wanneer kennis van kernfysica wordt gebruikt om atoombommen te maken, opent wellicht de weg tot briljante uitvindingen, maar biedt ze hoop? Geeft ze de mensheid een reden om te leven? Of vergroot ze alleen maar de waarschijnlijkheid dat de mens zichzelf uiteindelijk zal vernietigen?
„Ik denk dat de verdere loop van de geschiedenis niet door verdere ontdekkingen in de wetenschap bepaald zal worden”, zegt Dr. Delbrück, „maar door . . . vragen omtrent menselijke waarden.” Met andere woorden: het is belangrijker het verschil te weten tussen goed en kwaad, dan te weten hoe men een betere bom kan maken.
Maar de wereld schijnt in deze tijd veel meer belangstelling te hebben voor bommen dan voor goed en kwaad. Jonge mensen bemerken dit, en het kan hen ertoe brengen zich niet langer te beijveren voor wat juist is. „Ik ben 15 jaar”, schreef een jongen. „Ik rook geen ’pot’ en slik geen pillen, ook al had ik er wel vaak zin in. Ik doe mijn best niet te stelen of vandalisme te plegen of andere mensen te kwetsen . . . ik bedoel: heel mijn leven heb ik geprobeerd te doen wat juist is. Toen, een paar maanden geleden, kwam ik tot het besef dat het helemaal niets uitmaakt. Wat voor leven ik ook leid, het verandert niets aan de bestaande situatie. Nu kan het me niet meer schelen of ik leef of sterf. Oudere mensen schijnen niet te begrijpen waarom wij ’ons leven willen ruïneren’. De kwestie is: het maakt allemaal niets meer uit.”
Kan religie helpen?
Er wordt vaak geredeneerd dat de wetenschap mensen niet hoeft te leren wat goed en kwaad is — dat is de taak van religie. Maar jonge mensen in deze tijd schijnen niet erg tevreden te zijn met wat de religie doet. Een Britse geestelijke concludeerde uit een opinieonderzoek onder 10.000 jongeren dat het geloof onder jonge mensen in dat land snel afneemt. In de Verenigde Staten toonde een recente Gallup-enquête aan dat hoewel de meeste Amerikaanse tieners in God geloven, drie vierde van hen niet veel vertrouwen stelt in de georganiseerde religie.
Wat zat deze jongeren dwars? „Het in gebreke blijven van de kerken om degenen die Christus liefhad, werkelijk te dienen . . . de kortzichtige en oppervlakkige houding van heel veel kerkleden; het onvermogen van de gemeenten om zich bezig te houden met de grondbeginselen van het geloof en op een solide geestelijke basis een beroep op de jongeren te doen; de afwezigheid van het gevoel van aanmoediging of hartelijkheid binnen de kerkgemeenschap, en negatieve gevoelens over de dienstdoende geestelijkheid”, rapporteren de enquêteurs. Het is opmerkelijk dat zij eraan toevoegden dat „vier van de tien jonge volwassenen zeggen de eerlijkheid en de persoonlijke ethische maatstaven van de geestelijken ’slechts gemiddeld’, ’matig’ of ’zeer matig’ te vinden”.
Als zo veel jonge mensen geen vertrouwen meer hebben in de wetenschap, het onderwijs en de religie, is het dan een wonder dat zij hun houvast verloren hebben? Wat hebben zij om naar uit te zien? „Toen ik mijn dochter vroeg iets te zeggen over het onderwerp tieners”, schreef een moeder, „kwam zij zonder blikken of blozen onmiddellijk met het citaat: ’Tieners zijn de lijken van morgen.’” Een 19-jarige uit Lausanne (Zwitserland) bracht het als volgt onder woorden: „Waarom zou ik net zo hard werken als mijn vader? Waarom zou ik niet wat plezier maken als we over een paar jaar misschien allemaal dood zijn?”
Jonge mensen worden er dikwijls van beschuldigd oppervlakkig en materialistisch te zijn. Maar de televisie heeft hun van jongs af aan bijgebracht dat het goed is wanneer zij alles wat zij maar willen, onmiddellijk krijgen. Ja, het zou vreemd zijn als de jeugd van vandaag niet materialistisch was, gezien hun „opvoeding”. Aan de andere kant: van welke zijde ontvangen jongeren in deze tijd aanmoediging om edelmoedig en zelfopofferend te zijn? Niet van de televisie. Niet van het voorbeeld van de politieke en commerciële leiders van de wereld. Niet van de religies in het algemeen. Vanwaar dan?
Hulp van ’s mensen Schepper
Sommige jongeren hebben geconcludeerd dat het dwaas is om in iets te willen geloven. Een student aan de Columbia Universiteit bracht het als volgt onder woorden: „De mensen zijn hoofdzakelijk in zichzelf geïnteresseerd.” Maar zal deze houding werkelijk tot geluk leiden? Denk jij als jongere werkelijk dat een leven van zelfzucht je gelukkig zal maken? Hoe staat het met zelfzuchtige mensen die je kent? Zijn zij echt gelukkig? Het is zoals de wijze man het onder woorden bracht: „Iemand die enkel het zilver liefheeft, zal van zilver niet verzadigd worden, noch wie maar ook die rijkdom liefheeft, van inkomsten” (Pred. 5:10). Waarom is dit zo?
Omdat mensen niet alleen met materiële behoeften geschapen zijn, zoals de behoefte aan voedsel, kleding en onderdak, maar zij ook geestelijke behoeften hebben. Geld kan niet in die behoeften voorzien. De vage maar hardnekkige behoefte die jonge mensen voelen om ’de zin van het leven’ te begrijpen, is een geestelijke behoefte. Zo ook de behoefte om onzelfzuchtige liefde te geven en te ontvangen. Deze dingen zijn niet te koop, wat de tv-reclames ook mogen beweren.
Dat de mens geestelijke behoeften heeft, wil echter nog niet zeggen dat hij in staat is in die behoeften te voorzien. Als jongere besef je waarschijnlijk dat je wel een behoefte aan voedsel, kleding en onderdak hebt, maar niet zo goed toegerust bent om in die behoefte te voorzien als je ouders. Evenzo is onze hemelse Vader het best toegerust om in onze geestelijke behoeften te voorzien. Bedenk dat hij Degene is die ons met die behoeften heeft geschapen.
Maar hoe ’kom je in contact’ met de Schepper, zodat je geestelijke behoeften bevredigd zullen worden? De afgelopen tien jaar hebben vele jonge mensen die teleurgesteld war en in de voornaamste kerken van de christenheid, zich bij andere religieuze organisaties aangesloten. Sommige van deze kerken, zoals bijvoorbeeld de Unification Church (Verenigingskerk), zeggen christelijk te zijn. Bij andere, zoals de Divine Light Mission, is dat niet het geval. Allemaal zeggen ze dat ze in de geestelijke behoeften van jonge mensen kunnen voorzien, maar helpen ze hun volgelingen werkelijk om dichter tot onze Schepper te komen? Vele ervan leren niet eens dat er een Schepper bestaat, maar spreken alleen over een vage „eerste oorzaak”. En hoeveel religies, die dan wel zeggen de Schepper te aanbidden, vertellen hun volgelingen dat hij zowel een naam als een persoonlijkheid bezit?
„Want zie!” zegt de profeet Amos, „de Formeerder van de bergen en de Schepper van de wind, en Degene die de aardse mens vertelt waar de intense belangstelling van zijn geest naar uitgaat, Degene die de dageraad in donkerte verandert en Degene die op de hoge plaatsen van de aarde treedt, Jehovah, de God der legerscharen, is zijn naam.” — Amos 4:13.
Ja, Jehovah is de naam van onze Schepper, Degene die het meest bekwaam is om in onze geestelijke behoeften te voorzien. Heb je in de bovenstaande bijbeltekst opgemerkt dat Jehovah er belang in stelt de mensheid te laten weten wat zijn wil voor ons is? Hij is bereid ’datgene waar zijn intense belangstelling naar uitgaat, bekend te maken’, of zoals De Katholieke Bijbel het zegt: „Een mens onthult Hij zijn gedachten.”
Door Jehovah God te leren kennen en zijn gedachten te bestuderen, kun je uitstekende antwoorden krijgen op de vraag: ’Wat ga ik van mijn leven maken?’ Zou je de ervaringen willen horen van enkele jongeren die deze raad hebben opgevolgd?
[Inzet op blz. 6]
„Atoombommen, vervuiling, angstaanjagende drugs: Zijn dit nu de nieuwste ontwikkelingen in de wetenschap?”
[Inzet op blz. 7]
De vage maar hardnekkige behoefte die jonge mensen voelen om ’de zin van het leven’ te begrijpen, is een geestelijke behoefte
[Illustraties op blz. 8]
„Hoe kom ik in contact met de Schepper?”