Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w64 15/6 blz. 357-362
  • Was uw opdracht aanvaardbaar voor God?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Was uw opdracht aanvaardbaar voor God?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • NAUWKEURIG INGELICHT
  • GEDURENDE DE DOOPTOESPRAAK GESTELDE VRAGEN
  • EEN PERSOONLIJK GEBED
  • IN OVEREENSTEMMING MET DE OPDRACHT LEVEN
  • TOENAME IN BEGRIP TE VERWACHTEN
  • De doop
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • De doop — Noodzakelijk voor christenen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
  • Waarom moet u worden gedoopt?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1962
  • De christelijke doop voor de Nieuwe-Wereldmaatschappij
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
w64 15/6 blz. 357-362

Was uw opdracht aanvaardbaar voor God?

ELK jaar leert een groot aantal nederige personen overal ter wereld Gods wonderbaarlijke voornemens en rechtvaardige vereisten kennen. Deze mensen zien er de noodzaak van in deze grote God, Jehovah, te dienen en dragen hun leven vervolgens aan hem op, waarna zij deze opdracht symboliseren door zich in water te laten dopen of onderdompelen (Matth. 28:19, 20, NW). Op die manier zijn honderdduizenden personen uit alle rangen en standen opgedragen dienstknechten van Jehovah God geworden.

Af en toe rijzen er in de geest van sommigen van deze opgedragen dienstknechten van God echter vragen betreffende de geldigheid van hun opdracht en doop. Daar zij nu zoveel meer van Gods voornemens begrijpen, vragen zij zich af of hun opdracht van jaren geleden wel juist was. Zij stellen vaak de volgende vragen: Was mijn opdracht aanvaardbaar voor God? Hoe kan ik weten of ze geldig was? Hoeveel moest ik op dat tijdstip weten? Moet ik, indien ik mij niet kan herinneren wanneer ik precies in gebed tot God ben gegaan en mijzelf heb opgedragen, overgedoopt worden? En indien de vragen die doopkandidaten nu worden gesteld jaren geleden, toen ik werd gedoopt, niet aan de kandidaten werden voorgelegd, wat dan? Zou dat betekenen dat ik overgedoopt moet worden?

NAUWKEURIG INGELICHT

Degenen die zich in de loop der jaren door Jehovah’s getuigen in water hebben laten dopen, hebben er geen reden toe te gaan denken dat zij ten tijde van hun waterdoop niet begrepen wat zij deden of dat zij, kort voordat zij metterdaad in water werden ondergedompeld, niet op de hoogte werden gesteld van wat zij gingen doen.

Het is altijd al de gewoonte van het Wachttorengenootschap geweest om op algemene vergaderingen en in de plaatselijke gemeenten voor alle geïnteresseerden een lezing over de doop te laten houden voordat de waterdoop plaatsvindt. Iedere door het Wachttorengenootschap of door de plaatselijke gemeenten aangestelde spreker heeft in zijn lezing een verklaring gegeven van de doop en de betekenis ervan, in overeenstemming met wat er tot op dat moment in de boeken en tijdschriften van het Wachttorengenootschap over dit onderwerp was verschenen. Bovendien hebben deze geïnteresseerde personen zelf vóór hun doop dergelijke artikelen kunnen lezen.

Dat iemand zich niet duidelijk en woordelijk kan herinneren wat hij ten tijde van zijn waterdoop jaren geleden dacht, wil echter nog niet zeggen dat hij niet wist wat de doop inhield. Dat iemands geheugen hem op dit punt in de steek laat, bewijst niets. Het betekent niet dat hij niet wist wat hij deed toen hij zijn opdracht symboliseerde.

Wat deze waterdoop symboliseerde, is altijd duidelijk door Jehovah’s getuigen begrepen en uitgelegd, ofschoon er wel een wijziging in de terminologie is gekomen. Vroeger werd dat wat wij nu „opdracht” noemen, met „wijding” betiteld. Het werd bijvoorbeeld wijding genoemd in het door C. T. Russell geschreven boek The New Creation, waarin de betekenis van de waterdoop wordt uiteengezet, in het bijzonder met betrekking tot degenen die het symbolische lichaam van Christus vormen, zij die de hoop op hemels leven bezitten. Te zijner tijd verschenen in The Watchtower van 15 mei 1952 (De Wachttoren van 1 augustus 1952) echter twee artikelen over dit onderwerp. Het hoofdartikel was getiteld „Zich opdragen aan God en wijding” en het daaropvolgende artikel heette „Het opdragen tot leven in de nieuwe wereld”. In deze artikelen werd getoond dat het passender was voor wat eens „wijding” werd genoemd, de term „opdracht” te gebruiken. Sindsdien is de uitdrukking „opdracht” gebruikt.

Reeds vóór 1952 was men gaan begrijpen dat de symbolische betekenis van de waterdoop zowel betrekking had op de leden van het gezalfde lichaam van Christus als op de klasse der „andere schapen”, de mensen die de hoop koesteren voor altijd op een paradijsachtige aarde te leven. Op bladzijde 677 van het boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules! staat hierover: „Sedert 1934 heeft het gezalfde overblijfsel er echter nadrukkelijk op gewezen dat deze ’andere schapen’ zich thans volledig aan God dienen op te dragen, deze opdracht door de waterdoop moeten symboliseren en dan, evenals de leden van zijn overblijfsel, getuigen van Jehovah dienen te worden. — Zie De Wachttoren en Verkondiger der Tegenwoordigheid van Christus van oktober 1934, de bladzijden 159 en 160, de paragrafen 31-34.” Hiermee werd dus te kennen gegeven dat de waterdoop zich ook tot de klasse der „andere schapen” uitstrekt. Men bleef de symbolische betekenis ervan eveneens nauwkeurig begrijpen.

Het Wachttorengenootschap heeft er in al zijn publikaties voortdurend voor gezorgd dat geïnteresseerde personen niet onwetend bleven van het feit dat de waterdoop een symbool vormt van de wijding, of, zoals wij dit nu beter begrijpen, van de opdracht. In het korte verslag over de van 31 mei tot en met 3 juni 1935 te Washington, D. C., gehouden algemene vergadering, schreef The Watchtower van 1 juli 1935 op bladzijde 194: „Er waren ongeveer twintigduizend geïnteresseerden aanwezig, onder wie een groot aantal Jonadabs [personen met een aardse hoop] die hun wijding door de waterdoop symboliseerden.” Het jaar daarop, in 1936, verscheen het boek Riches en op bladzijde 135 van de Nederlandse uitgave hiervan, getiteld Rijkdom, lezen wij onder het onderkopje „Doop”: „Is het voor iemand, die heden belijdt een Jonadab of mensch van goeden wil jegens God te zijn, noodzakelijk gedoopt of in water ondergedompeld te worden? Dit is juist en een noodzakelijke daad van gehoorzaamheid aan de zijde van degene die zich gewijd heeft . . . Het is een uiterlijke belijdenis, dat degene, die in water gedoopt wordt, overeengekomen is den wil Gods te doen.”

In het jaar 1939 werd het boek Salvation (Redding) uitgegeven, waarin op de bladzijden 283 tot en met 287 van de Nederlandse uitgave onder het onderkopje „De doop of onderdompeling” wordt verklaard: „De doop of onderdompeling in water [is] een duidelijk symbool . . . dat getuigt van het feit, dat de gedoopte persoon zijn zelfzuchtigen wil heeft prijsgegeven en ingeruild, om God’s wil te doen. . . . De doop is dus een uiterlijk en symbolisch teeken voor een overeenkomst, gesloten om God’s wil te doen. . . . De doop wordt vereischt als een daad van gehoorzaamheid. Van allen, die God willen behagen, wordt verlangd, dat zij gehoorzaam zullen zijn.”

In het verslag over de in 1941 te St. Louis in de Amerikaanse staat Missouri gehouden vergadering van Jehovah’s getuigen, stond op bladzijde 287 van The Watchtower van 15 september 1941: „Het is sinds Pinksteren in 33 n. Chr. nog niet voorgekomen dat er terzelfder tijd op één plaats zoveel mensen werden gedoopt ten einde te symboliseren dat zij zich door bemiddeling van Christus Jezus aan Jehovah hadden gewijd om de goddelijke wil te doen. Het voltrekken van deze daad van geloof en gehoorzaamheid nam twee uur in beslag, zo groot was het aantal mensen dat zich voor de doop meldde.” In zijn dooplezing voor al deze kandidaten legde de spreker er de nadruk op dat de waterdoop de wijding, of, zoals wij deze nu kennen, de opdracht, symboliseerde. Er werden 3903 personen ondergedompeld.

Door de jaren heen is dus voortdurend en steeds opnieuw de nadruk gelegd op het feit dat de waterdoop iemands beslissing symboliseerde om zich vanaf dat moment en voor altijd door bemiddeling van Jezus Christus aan Jehovah God te wijden. Hieruit blijkt dus dat men reeds heel vroeg de betekenis van de opdracht en waterdoop duidelijk heeft begrepen en deze kennis aan allen heeft doorgegeven die God op de juiste wijze wensten te dienen. Dat de terminologie van „wijding” in „opdracht” is gewijzigd, heeft geen enkele invloed uitgeoefend op wat men als een eed of belofte aan God om zijn wil te doen, zag of beschouwde.

GEDURENDE DE DOOPTOESPRAAK GESTELDE VRAGEN

Het kan zijn dat het de afgelopen jaren bij enkele doopgelegenheden is voorgekomen dat aan de doopkandidaten niet bepaalde vragen betreffende hun geloof, gehoorzaamheid en opdracht, die hoorbaar beantwoord konden worden, werden gesteld.a Toch wordt door het in gebreke blijven van de spreker over de doop om deze vragen uit te spreken, waardoor de doopkandidaten in gebreke bleven om dergelijke vragen hoorbaar en bevestigend te beantwoorden, de geldigheid van de doop die bij deze gelegenheid werd verricht, niet verzwakt. De beslissende factor is hier, dat de spreker de betekenis van de doop correct aan de belanghebbenden heeft uiteengezet en dat zij hebben begrepen waarom het ging; daarom zijn zij naar de plaats gegaan waar de doop plaatsvond, hebben zij zich verkleed en hebben zij zich onder water laten dompelen.

Er bestaat geen enkele reden voor waarom mensen thans zouden denken dat zij, daar zij er moeite mee hebben zich te herinneren wat er enkele of vele jaren geleden is gebeurd, ten tijde van hun doop niet wisten wat zij deden. Al hun daden wijzen erop dat zij dit wel degelijk hebben begrepen en dat zij bewust de waterdoop hebben ondergaan als een symbool van de opdracht die zij beslist door hun geloof in de Heer Jezus Christus aan Jehovah God hadden gedaan.

In de uitgave van The Watchtower van 1 oktober 1942 verscheen op de bladzijden 300 tot en met 302 een artikel met als titel „Doop” en dit artikel besluit met de volgende verklaringen: „Alvorens tot de doop over te gaan, is het juist dat u eerst de volgende vragen bevestigend beantwoordt om te kennen te geven dat u deze stap met het schriftuurlijke begrip ervan neemt en klaar bent voor de doop als een toegewijde dienstknecht van de Heer die Hem volledig verantwoording verschuldigd is: 1. Gelooft u in Jehovah God de Vader, dat ’redding Jehovah toebehoort’ en dat Christus Jezus zijn Zoon is in wiens bloed uw zonden worden afgewassen en door bemiddeling van wie u redding van God verkrijgt? 2. Hebt u daarom uw zonden aan God beleden en gevraagd door bemiddeling van Christus Jezus gereinigd te mogen worden, en hebt u u daarom van de zonde en de wereld afgekeerd en u zonder voorbehoud aan God gewijd ten einde zijn wil te doen? Indien uw antwoord Ja luidt, getuigt dit ervan dat u de waterdoop in gehoorzaamheid aan Gods wil waardig bent en ervoor in aanmerking komt.”

Op bladzijde 319 van de volgende uitgave van The Watchtower, die van 15 oktober 1942, staat in het verslag over de vergadering van Jehovah’s getuigen te Cleveland, in de Amerikaanse staat Ohio, die van 18 tot en met 20 september 1942 werd gehouden, betreffende de zondagochtend, 20 september: „De dag werd om 8.00 uur v.m. geopend met een lezing over de ’Doop’ en 459 personen meldden zich voor de waterdoop als een symbool van hun volledige wijding aan de Heer; het was een genoegen zoveel jonge mensen ’hun Schepper in hun jongelingsjaren te zien gedenken’. Zij sloten zich onmiddellijk na de doop bij hun andere metgezellen in de veldactiviteiten aan.”

De vragen die de doopkandidaten gesteld dienen te worden voordat zij tot de waterdoop worden toegelaten, werden, in gewijzigde vorm, opnieuw gepubliceerd in The Watchtower van 1 februari 1945 na het hoofdartikel over het onderwerp „Doop — Waarom?”, namelijk op bladzijde 44, onder de kop „Vragen”. De daar gedrukte vragen zijn in hoofdzaak dezelfde als die welke doopkandidaten in deze tijd worden gesteld en waarop van hen een hoorbaar, bevestigend antwoord wordt verwacht voordat zij tot de doop worden toegelaten.

Ook al zijn dergelijke vragen, die hoorbaar beantwoord moesten worden, in de afgelopen tijd in een dooptoespraak weggelaten, dan betekent dit nog niet dat de geboden inlichtingen de belanghebbenden er niet nauwkeurig van in kennis hebben gesteld wat zij deden. De publikaties van het Wachttorengenootschap hadden dit reeds lang duidelijk gemaakt en de mannen die het Genootschap vertegenwoordigden en de dooptoespraken hielden, moeten volkomen hebben begrepen waarom het ging en dit hun toehoorders duidelijk hebben gemaakt.

EEN PERSOONLIJK GEBED

Sommigen verklaren dat zij zich niet herinneren bij hun opdracht een bepaald persoonlijk gebed te hebben opgezonden, en zij vragen zich af of deze nalatigheid hun doop ongeldig maakt.

Het is goed te beseffen dat niet elk gebed dat tot Jehovah God wordt gericht, met gebogen knieën in de afzondering van iemands eigen kamer thuis uitgesproken behoeft te worden. Een gebed kan ook stilzwijgend vanuit het hart en onopgemerkt door buitenstaanders tot Jehovah worden opgezonden, zelfs wanneer men op straat loopt of wanneer men zich in het bijzijn van iemand anders bevindt, zoals in het geval van Nehemia, die de schenker van de koning was en in diens nabijheid vertoefde terwijl hij bad (Neh. 2:3-5). Hieruit volgt dat, ook al kan iemand zich niet het specifieke moment herinneren dat hij de beslissing nam voortaan steeds Jehovah God toe te behoren, en al kan hij zich niet te binnen brengen of hij deze beslissing in één bepaald, persoonlijk gebed heeft genomen, dit niet betekent dat hij zich niet rechtstreeks aan de Allerhoogste God heeft opgedragen voordat hij in water werd ondergedompeld.

Voordat iemand als een symbool van zijn opdracht in water wordt ondergedompeld, zal hij toch zeker de beslissing genomen moeten hebben zich te laten dopen. De reden voor een dergelijke beslissing moet wel een begrip zijn geweest van wat de waterdoop symboliseert en van de verplichtingen waaronder hij besefte voortaan te staan omdat hij deze beslissing had genomen. Niemand ondergaat blindelings een waterdoop van Jehovah’s getuigen, louter omdat hij zich toevallig onder de kandidaten bevindt, in het gedrang van de menigte wordt opgenomen en in het water bij de doper belandt.

Zelfs terwijl de persoon in kwestie zich verkleedt en zich klaarmaakt om in het water te stappen en gedoopt te worden, geeft hij er tegenover zichzelf en alle toeschouwers blijk van dat hij de beslissing heeft genomen voor eeuwig hierna door bemiddeling van Jezus Christus toegewijd te zijn aan Jehovah God. Een dergelijke beslissing is iets plechtigs en wordt vanzelfsprekend in een gebedsvolle stemming genomen, met de gedachten gericht op de God die het hart kan lezen. Of iemand nu een dergelijke beslissing om zich op te dragen heeft genomen lang voordat hij werkelijk in water werd gedoopt, of dat deze beslissing tijdens of na de dooplezing is genomen, het blijft een onomstotelijk feit dat hij zich met zijn hart, in tegenwoordigheid van de Allerhoogste God, heeft opgedragen, en dat is de voornaamste factor.

Op de dag van het pinksterfeest, toen de apostel Petrus de joden, die diep in hun hart getroffen waren door de woorden die hij tot hen predikte, vertelde wat zij moesten doen, volgden zij zijn raad op, toonden berouw en werden nog diezelfde dag gedoopt (Hand. 2:37-41, NW). Zij hadden vóór hun eigenlijke waterdoop slechts weinig tijd om tot de beslissing te komen in de voetstappen van de Heer Jezus te willen treden. Deze beslissing namen zij niet tijdens een gebed waarbij zij knielden in de afzondering van hun respectieve huizen, die in ver uiteen gelegen delen van het Romeinse Rijk en zelfs erbuiten lagen. Zij namen hun beslissing vlak voor de waterdoop waartoe Petrus hen aanmoedigde. Klaarblijkelijk hebben zij hun beslissing staande en in bijzijn van de apostelen, op wie de heilige geest die dag was uitgestort, genomen.

Iemands lichamelijke houding of de plaats waar hij zich bevindt wanneer hij besluit zich op te dragen, zijn niet bepalend voor de geldigheid van de opdrachtsgelofte die aldus wordt afgelegd; evenmin kan men zeggen dat de opdrachtsgelofte geldig is wanneer ze in een hem goed bijgebleven specifiek gebed is gedaan. Waar het op aan komt is, dat men begrijpt dat men zich door bemiddeling van Gods Zoon, Jezus Christus, onze Redder, aan de Allerhoogste God opdraagt.

IN OVEREENSTEMMING MET DE OPDRACHT LEVEN

Wanneer iemand zich aan Jehovah God opdraagt, legt hij de plechtige eed of gelofte af dat hij voor eeuwig de wil van God zal doen. Bij de doop symboliseert hij dus deze eed of gelofte om op de christelijke weg te blijven voortgaan. De verantwoordelijkheid om die levensweg te blijven bewandelen, rust op iedereen die zijn leven aan God opdraagt. Hij moet in overeenstemming met die opdracht leven door te doen wat God in zijn Woord heeft uiteengezet. „Offer Gode lof en betaal den Allerhoogste uw geloften.” — Ps. 50:14.

Wanneer iemand niet in overeenstemming met zijn opdracht leeft, wil dit echter nog niet zeggen dat zijn opdracht ongeldig was. Wat het wel betekent is, dat hij eenvoudig niet in overeenstemming met die opdracht leeft! Het houdt in dat hij in gebreke blijft zijn eed, zijn belofte, na te komen, en niet dat hij om te beginnen in gebreke is gebleven zich op juiste wijze op te dragen en te laten dopen. Hoe ernstig dit is, blijkt uit Gods Woord: „Als gij God een gelofte gedaan hebt, talm er dan niet mee die in te lossen, want Hij heeft geen welgevallen aan de dwazen; wat gij beloofd hebt, moet gij inlossen.” — Pred. 5:3 4.

Indien iemand dus in zekere mate van het geloof is afgedwaald, of misschien zelfs nadat hij werd gedoopt een zware overtreding heeft begaan, kan dit niet opgevat worden als een aanwijzing dat zijn doop ongeldig geweest moet zijn en dat hij daarom overgedoopt moet worden. Naar alle waarschijnlijkheid schuilde de fout niet in zijn opdracht en doop. De moeilijkheid schuilt in zijn nalatigheid om in overeenstemming te leven met zijn belofte Gods wil te doen.

Indien sommigen thans inzien dat zij het kwade bedrijven, of indien zij enige tijd na hun opdracht iets verkeerds hebben gedaan, dienen zij niet automatisch aan overdopen te denken om de situatie te herstellen. De manier om met Jehovah in het reine te komen is, de overtreding in gebed aan Jehovah te belijden en tevens aan het rechterlijke comité van de gemeente, dat deze aangelegenheid onder gebed en schriftuurlijk zal afhandelen (1 Joh. 1:9; Jak. 5:16, NW). Welke terechtwijzing er ook wordt toegediend, ze zal iemand die zijn overtreding heeft beleden, alsook de gehele gemeente, ten goede komen.

Het is echter een andere zaak wanneer iemand in de tijd dat hij zich „opdroeg” en werd gedoopt en zelfs daarna ernstige overtredingen beging. Indien iemand er een gewoonte van maakte te zondigen en in die periode ernstige overtredingen beging, verkeerde hij, ook al is hij er enige tijd na zijn doop mee opgehouden en heeft hij vorderingen in de dienst van Jehovah gemaakt, ten tijde van zijn doop in een onreine toestand voor God. Een dergelijke doop zou, daar er geen echte opdracht aan is voorafgegaan, ongeldig zijn. Indien zo iemand die zondige gewoonte nu heeft afgelegd, berouw heeft getoond en zich oprecht aan Jehovah God heeft opgedragen, dient hij opnieuw gedoopt te worden.

Indien dus iemand die een gedoopte christen wenst te zijn, een leven leidt dat, indien hij zich reeds opgedragen had, tot gevolg zou hebben dat hij van de christelijke gemeente werd afgesneden of uit de gemeenschap werd gesloten, is hij niet klaar voor de doop. Voordat hij zich voor de opdracht en doop aan de Allerhoogste kan aanbieden, moet hij zijn leven eerst in overeenstemming met Gods rechtvaardige vereisten zuiveren. — 1 Kor. 6:9-11, NW.

TOENAME IN BEGRIP TE VERWACHTEN

Uit al het voorgaande blijkt dat de Nieuwe-Wereldmaatschappij er altijd zorgvuldig op heeft toegezien dat alle doopkandidaten begrepen dat zij alleen in water werden ondergedompeld omdat zij eerst, hetzij kort of lang voordien, hadden besloten Jehovah God toe te behoren en zich dienovereenkomstig, door het geloof in Jezus Christus, weloverwogen en bewust aan God hadden opgedragen.

Iemand dient er daarom in zijn geest niet aan te twijfelen of hij een juist begrip van de aangelegenheid bezat toen hij werd ondergedompeld. Naar alle waarschijnlijkheid bezat hij, toen hij zich met de andere kandidaten voor de doop meldde, voldoende kennis om te weten wat hij deed, en dit zou betekenen dat zijn opdracht en doop geldig waren.

Er wordt van christenen verlangd dat zij met het verstrijken van de tijd in kennis en begrip van Gods voornemens en vereisten groeien. Het spreekt daarom vanzelf dat iemand ten tijde van de waterdoop niet de kennis en het begrip heeft die hij pas na jaren tot christelijke rijpheid te zijn voortgegaan, zou verwerven. Zelfs de Heer Jezus ging, nadat hij in de Jordaan was gedoopt en de heilige geest uit de hemel had ontvangen, naar de wildernis van Judéa en bracht daar veertig dagen door om een duidelijker begrip te krijgen van wat er werkelijk van hem werd verlangd nu hij zich aan God had opgedragen en dit door de waterdoop had gesymboliseerd. Het feit dat hij na afloop van die veertig dagen een beter inzicht in zijn opdracht had, betekent echter niet dat zijn opdracht aan Jehovah God niet geldig was. Toen Jezus zijn timmermanswerkplaats in Nazareth verliet en naar Johannes de Doper aan de Jordaan ging om zijn opdracht te symboliseren, wist hij waarom hij dit deed. Met het verstrijken van de tijd groeide ook hij echter in kennis en begrip.

Wij dienen dankbaar te zijn voor de toename in groei en begrip die God ons door middel van zijn geest, Woord en organisatie verschaft. Deze hulpmiddelen helpen ons onze opdracht gestand te doen. Nu wij een vollediger en nauwkeuriger begrip van de doop hebben, dienen wij, louter omdat wij ten tijde van onze doop in betrekkelijk geringe mate begrepen en beseften wat de opdracht inhield, het niet nodig te oordelen overgedoopt te worden. Wij dienen, met een evenwichtige geest, aan alle inlichtingen in gedrukte en gesproken vorm te denken die deze kwestie reeds vele tientallen jaren duidelijk maken en niet toe te laten dat ons gebrekkige geheugen twijfel in onze geest en ons hart zaait.

Wat wij naarmate de tijd verstrijkt wel steeds meer moeten gaan beseffen, is de ernstige verantwoordelijkheid die op ons rust doordat wij ons leven aan God hebben opgedragen. Wij dienen vooral onze beslissing om overeenkomstig deze opdracht aan de Allerhoogste God Jehovah te leven, oprecht en ernstig te bevestigen en op die manier Gods getrouwe Zoon, Jezus Christus, na te volgen. — 1 Petr. 2:21, NW.

[Voetnoten]

a Wanneer C. T. Russell, de eerste president van de Watch Tower Bible and Tract Society (1884-1916), kandidaten voor de onderdompeling in water bij zich kreeg, stelde hij deze kandidaten de volgende vragen:

„1. Hebt u berouw van uw zonden en hebt u deze zo veel u kunt goedgemaakt, en vertrouwt u op de verdienste van Christus’ offer ter vergeving van uw zonden en als basis van uw rechtvaardiging?

2. Hebt u zich volledig met alle vermogens die u bezit — talent, geld, tijd, invloed — aan de Heer gewijd om getrouw in Zijn dienst gebruikt te worden, zelfs tot de dood?”

Nadat de kandidaten bevestigend hadden geantwoord, zei hij: „Op basis van deze belijdenis erkennen wij u als een lid van het Huisgezin des Geloofs en verlenen wij u als zodanig de rechterhand der broederschap, niet in de naam van enige sekte, partij of geloofsbelijdenis, maar in de naam van de Verlosser, onze verheerlijkte Heer, en Zijn getrouwe volgelingen.” — Zie The Watch Tower and Herald of Christ’s Presence van 15 mei 1913, bladzijde 159, kolom 2, onder het kopje „Veelomvattende niet-sektarische vragen”.

Andere sprekers over de doop volgden dit voorbeeld wanneer er kandidaten voor de waterdoop waren.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen