Opschudding in de hel
1. Wat wordt door het spotlied aangetoond met betrekking tot de bewering dat Satan in de hel is?
DE RELIGIE-AANHANGERS der Christenheid denken dat de menselijke ziel onsterfelijk is en dat Satan de Duivel, die reeds al deze duizenden jaren heeft bestaan, eveneens onsterfelijk is. De dood zal hem nooit opeisen, denken zij. De woorden Sheol en Hades in de oorspronkelijke Bijbel vertalen zij met het oud-Nederlandse woord hel. Zij verklaren dat het een plaats van eeuwige vurige pijniging voor bij bewustzijn zijnde menselijke zielen betekent, en zij leren dat de Satan al die tijd in de Sheol of Hades is geweest om toezicht te houden op deze duivelse plaats van kwelling. Doch het spotlied dat tot de koning van Babylon is gericht, toont aan dat de Duivel daar nog nooit is geweest, doch dat het een beroering en opschudding zal veroorzaken wanneer hij sterft. De „spreuk” of het spotlied zegt tot Babylons koning wanneer hij is nedergeveld: „Het dodenrijk [de Sheol] beneden komt in beroering om u, om u in te halen bij uw komst. Het wekt om u de schimmen [of: Rephaim] op, al de vorsten der aarde; het doet hen oprijzen van hun tronen, al de koningen der volken. Zij allen nemen het woord en spreken u gezamenlijk toe: — Ook gij zijt machteloos gemaakt zoals wij! Gelijk geworden aan ons! — In het schimmenrijk [de Sheol] geslingerd is uw macht en het ruisen van uw harpen. Maden zijn uw bed, wormen zijn uw dek.” — Jes. 14:9-11, De Kath. Bijbel, Young, Een Amer. Vert., Am. Stand. Vert.
2. Wat wordt door het opwekken van de Rephaim ten aanzien van de hel aangetoond?
2 Dat geïnspireerde spotlied klinkt niet gelijk de theologie der Christenheid welke leert dat de hel (Sheol, Hades) een plaats is waar onsterfelijke menselijke zielen worden gekweld, welke zielen zich allemaal wegens de folteringen krommen en door de schreeuwen van pijn de plaats met lawaai vervullen. Zulk een leer is geïnspireerd door de Duivel. Het spotlied is echter door de geest van God geïnspireerd en het beschrijft de hel (Sheol, Hades) als een plaats van rust, werkeloosheid en slaap, waar maden zich kronkelen en wormen voortkruipen. De aankomst van zulk een ongewone persoon als de „koning van Babylon” zet de hel (Sheol, Hades), die tot op dat ogenblik geheel rustig was geweest, in beweging. De hel is een slaapplaats voor alle vorsten, helden en op bokken gelijkende leiders der aarde geweest, doch dan, bij die ongehoorde gebeurtenis, wekt de hel hen uit hun slaap op, opdat zij zullen waarnemen wat er gaande is. „Het wekt om u Rephaim op.” In bepaalde vertalingen is dit Hebreeuwse woord „Rephaim” met „de doden” vertolkt (Statenvert., Luther) of met „de overledenen” (Eng. Vert. v. Leeser). Aan de heidense mythologie is de vertaling „geesten” of „schimmen” ontleend (Eng. Vert. v. Moffatt, Petr. Can. Vert., Leidse Vert.). Een woord dat in vorm daarop gelijkt, betekent „reuzen” (Prof. Bijbel, LXX). Doch volgens het Hebreeuwse en Chaldeeuwse Lexicon van Benj. Davies betekent het Hebreeuwse woord „Rephaim” in Jesaja 14:9 „verslapten of zwakken, overleden of gestorven mensen”. In de opstanding zal de aarde hen uitwerpen, zegt Jesaja 26:19. Aangezien zij die in de Sheol vertoeven, dood zijn, is het geen wonder dat het woord „Sheol” in de King James Vertaling in Jesaja 14:11 met „het graf” is vertaald, hoewel hetzelfde woord „Sheol” in de verzen 9, 15 met „hel” is vertolkt. In elk geval toont het aan, dat de hel (Sheol, Hades) de graftoestand betekent.
3. Welke vragen rijzen er betreffende Satan de Duivel en de hel?
3 Enkele Bijbelonderzoekers zullen opmerken, dat mensen die in de hel (Sheol, Hades) vertoeven, er door een opstanding van de doden uit kunnen komen, en hoe kan de Duivel dan naar de hel (Sheol, Hades) gaan? Zal hij een opstanding verkrijgen? Toont Openbaring 20:1-3, 10, 14 niet aan dat hij de duizend jaren van Christus’ heerschappij in de afgrond zal worden gesloten? Wordt hij daarna niet een korte tijd losgelaten en dan, niet in de hel (Hades), maar in de poel van vuur en zwavel geworpen, die zinnebeeldig de „tweede dood” voorstelt? Wij antwoorden dat de Bijbel niet met zich zelf in tegenspraak is wat de leer over de bestemming van de Duivel betreft.
4. Wat zullen de koningen in de hel tot hem zeggen, en waarom?
4 Wij moeten er aan denken dat dit spotlied van Jesaja 14 een „spreuk”, vergelijking of gelijkenis is (vers 4). Het is niet tot Satan de Duivel zelf gericht, maar rechtstreeks tot zijn dienaar, de „koning van Babylon”, die een mens was. Daarom worden in het parabolische spotlied uitdrukkingen gebruikt die van toepassing zijn op de menselijke koning van Babylon. In de eerste of miniatuurvervulling van het lied ging Babylons koning (of de elkaar opvolgende mannen die dat ambt bekleedden) werkelijk naar de Bijbelse hel, het graf van het mensdom. Doch dat wil niet zeggen dat Satan de Duivel ook naar de hel, Sheol, Hades of een aards graf met zijn maden en wormen zal gaan. Neen, de profetie en zijn vervulling in de oudheid ten aanzien van de letterlijke menselijke koning van Babylon wordt als een spreuk, vergelijking of gelijkenis gebruikt van hetgeen de onzichtbare koning van het Grotere Babylon, Satan de Duivel, zal overkomen. Hij zal ten slotte ook in de doodstoestand worden vernederd, hoewel niet in onze aardse hel, het graf van het mensdom, waar kronkelende maden onder hem zijn uitgespreid en wormen een bedekking voor hem vormen. Omdat het spotlied een gelijkenis is, waarin soms symbolen in plaats van werkelijkheden zijn gebruikt, worden de gestorven koningen der natiën afgebeeld als zittend op hun tronen in hun grafgewelven en alsof zij tot het leven komen en tot de pasaangekomen koning van Babylon zeggen: „Ook gij zijt krachteloos gemaakt als wij” (Leidse Vert., Obbink). De doden in de Bijbelse hel zijn krachteloos en kunnen hun koninkrijken niet met zich nemen. Zo zal ook Satan de Duivel in de dood krachteloos worden en niet in staat zijn de macht van zijn Babylonische organisatie met zich te nemen. Jezus Christus is als mens gestorven om de Satan ten slotte te vernietigen: „Opdat Hij door den dood te niet doen zou dengene, die het geweld des doods had, dat is, den duivel.” — Hebr. 2:14.
WAT EEN VAL!
5, 6. Hoe en waar werd Babylons koning de „schijnende”?
5 In de spreuk wordt Babylons koning vervolgens bespot met het onterende falen van zijn lievelingsplan, zijn trotse eerzucht: „Hoe zijt gij uit den hemel gevallen, o morgenster [Schijnende], gij zoon des dageraads! hoe zijt gij ter aarde nedergehouwen, gij die de heidenen krenktet [o, onderdrukker van natiën]! En zeidet in uw hart: Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods verhogen; en ik zal mij zetten op den berg der samenkomst aan de zijden van het noorden. Ik zal boven de hoogten der wolken klimmen, ik zal den Allerhoogste gelijk worden.” — Jes. 14:12-14, Eng. Vert. van Rotherham, Young.
6 De koning van Babylon is nooit een deel van Jehova’s organisatie geweest, doch in 607 v. Chr. vernietigde hij Jeruzalem, en toch wordt hij in het spotlied „Schijnende, zoon des dageraads” genoemd. De koning van Babylon werd dit niet in Jehova’s Theocratische organisatie. Hoe werd hij dit dan, en waar? Door andere natiën te onderdrukken en vooral Jehova’s natie Israël. Bij zijn eerzuchtige streven naar de wereldheerschappij gebruikte Babylons koning, vooral in de persoon van Nebukadnezar, zijn militaire macht om de ene natie na de andere te onderdrukken. In Jeremia’s profetie, hoofdstuk 25, worden de natiën beschreven die Nebukadnezar gedurende zijn loopbaan als veroveraar heeft onderdrukt. Jehova gebruikte Nebukadnezar zonder dat deze dit wist, maar toch streefde de koning van Babylon feitelijk naar deze veroveringen om zijn god, Satan, te dienen en Satans eerzuchtige streven te ondersteunen. Doordat de koning van Babylon zich aldus tot de hoogste plaats op aarde verhief, werd hij gelijk de morgenster Venus, die op de zon en maan na, het helderste lichaam van onze hemelen is. In de ogen van de natiën der aarde werd Babylons koning de „schijnende, zoon des dageraads”. Hij heerste in zijn „gouden stad”, Babylon, die hij tot het „sieraad van de koninkrijken, de heerlijkheid en trots van de Chaldeeën” had gemaakt (Jes. 13:19, De Kath. Bijbel). Hij gevoelde zich zeer verheven, op de top der wereld.
7. Op welke verschillende manieren is „Heylél” vertaald? Op wie is deze naam van toepassing?
7 In de oorspronkelijke Hebreeuwse Bijbel is het woord dat met „schijnende” is vertaald, „Heylél”.a In de oudste Bijbelvertaling, de Griekse Septuaginta Vertaling (LXX) van de derde eeuw v. Chr. is „Heylél” vertaald met „Heosphóros”, hetgeen betekent „brenger van de dageraad” (of: „Phosphóros”, hetgeen „brenger van het licht” betekent), welke naam op de grootste planeet Venus werd toegepast. Om deze reden luiden enkele vertalingen van Jesaja 14:12 ongetwijfeld: „Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, o dagster, zoon van de morgen!” „Hoe zijt gij uit den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des dageraads!” (Am. Stand. Vert., Statenvert.) In de Vulgata of Latijnse vertaling is het Hebreeuwse woord met „Lucifer” vertaald (hetgeen „Lichtdrager” betekent), en uit deze vertaling is de naam in enkele Engelse vertalingen overgenomen. In Bijbelverklaringen sedert de derde eeuw is deze naam „Lucifer” op de Duivel toegepast. Hij is ook op hem van toepassing, daar de Duivel zinnebeeldig werd voorgesteld door de koning van Babylon. Wij hebben hierboven gezien hoe de naam van toepassing werd op de menselijke koning van Babylon. Hoe kwam het dan zover dat hij op Satan de Duivel van toepassing werd?
8, 9. Wat was de „berg der samenkomst” waarop hij wilde zitten? Waarom?
8 Na de zondvloed van Noachs dagen gebruikte Satan de Duivel de machtige jager Nimrod om het eerste menselijke koninkrijk, met de hoofdstad te Babel of Babylon, op te richten (Gen. 10:8-10). Vele eeuwen later nam David, de koning der Israëlieten, de stad Jeruzalem in het Beloofde Land in en maakte ze tot koninklijke hoofdstad, zowel voor zich zelf als voor Jehova God. Hij bouwde zijn paleis op de berg Zion. Hij bracht Jehova’s heilige ark des verbonds daarheen en zorgde er voor dat zijn zoon Salomo er een tempel voor kon bouwen op een heuvel ten noorden van de berg Zion. Satan de Duivel streefde er naar de god van elk deel der aarde te worden en natuurlijk was hij er afgunstig op dat Jeruzalem of Zion het centrum van Jehova’s aanbidding was. Daarom besloot hij die stad te verwoesten. Aangezien Jehova zijn naam met die stad verkoos te verbinden, zou, wanneer Satan de stad zou verwoesten waarop Jehova’s naam was gelegd en waar Hij werd aanbeden, dit schijnbaar bewijzen dat hij gelijk aan Jehova God, of veeleer, nog machtiger dan Hij was. Het zou tevens oneindig veel smaad over Jehova’s naam brengen. De berg waarop de tempel stond, was de berg der samenkomst, of de verheven plaats waar Jehova, de Allerhoogste, door tussenkomst van de hogepriester van Israël met zijn uitverkoren volk samenkwam. De tempelzangers zongen over de stad: „Schoon door zijn verhevenheid, een vreugde voor de ganse aarde is de berg Sion, ver in het Noorden, de stad van den groten Koning” (Ps. 48:3, Nw. Vert.). De Satan bedoelde dus een aanval tegen Jeruzalem en de tempel, toen hij door middel van de eerzuchtige koning van Babylon sprak en zeide: „Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods verhogen; en ik zal mij zetten op den berg der samenkomst aan de zijden van het noorden. Ik zal boven de hoogten der wolken klimmen, ik zal den Allerhoogste gelijk worden.” — Jes. 14:13, 14.
9 De aanval op Jeruzalem en de tempel en de verwoesting er van was natuurlijk slechts een symbool van de grotere eerzucht die Satan tegen Jehova God en zijn hemelse verblijfplaats koesterde. De verwoesting van Jeruzalem was een goede stap in die richting.
10. Hoe verhoogde Babylons koning zijn troon boven de sterren Gods?
10 In de Bijbel is een „ster” een zinnebeeld van een glorierijke vorst, evenals toen de profeet Bileam zeide: „Er zal een ster voortgaan uit Jakob, en er zal een scepter uit Israël opkomen” (Num. 24:17). De koningen van Jeruzalem, te beginnen met David, zaten op de „troon Jehova’s” als vertegenwoordigers van de Allerhoogste, daarom waren zij gelijk „sterren Gods” (1 Kron. 29:23, Am. Stand. Vert.). Doch deze koningen van Davids geslachtslinie waren slechts voorlopers van Jehova’s grote Koning, Jezus Christus, de Zoon van David. Toen Jezus uit de dood was opgestaan en in de hemel was verheerlijkt, zeide hij: „Ik ben de Wortel en het geslacht Davids, de blinkende Morgenster.” Hij beloofde zijn getrouwe gezalfde volgelingen gelijk de morgenster van Gods koninkrijk te zullen maken, toen hij tot hen zeide: „Wie overwint en mijn werken tot het einde toe inachtneemt, hem zal ik macht geven over de volken, . . . en ik zal hem de morgenster geven” (Openb. 22:16; 2:26-28, Leidse Vert.). Toen Babylons koning, die een zinnebeeld was van zijn god Satan de Duivel, de koning van Davids geslacht dus gevangennam en de hoofdstad Jeruzalem verwoestte, had hij het gevoel dat hij in een aanval tegen Jehova ten hemel was opgeklommen. Hij had het gevoel dat hij zijn troon boven de sterren Gods had verhoogd. Hij had het gevoel dat hij Jehova’s voornemen, de Messias, de ware ’Ster uit Jakob’, en al zijn medesterren voort te brengen, had verijdeld. Hij had ook de berg met de tempel, Jehova’s voorbeeldige Berg der Samenkomst aan de zijden van het noorden, onder de voet gelopen. Hij had Jehova God getrotseerd en getoond dat hij tegen Hem was opgewassen. Op deze wijze werd Jehova’s voorbeeldige Theocratie over de Israëlieten in 607 v. Chr. als een onafhankelijk koninkrijk omvergeworpen en toen begonnen de „zeven tijden” waarin de heidenen de aardbol zouden beheersen.
11. Wanneer en hoe maakte Satan zich tot de „god dezer wereld”?
11 Doordat Jeruzalems koning een nederlaag werd toegebracht en die stad met de tempel werd verwoest, werd het prestige van de koning van Babylon in de ogen van alle heidense natiën vergroot. Hij had zich als het ware tot de hemel, „boven de hoogten der wolken” verhoogd. Doch dit had alleen tot gevolg dat hij voor dit schandelijke gedrag tot beneden in de hel (Sheol, Hades) zou worden vernederd. Precies zoals Jezus zeide over de Galilese stad die hij tijdens zijn werk zo zeer had begunstigd: „En gij, Kapernaüm! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel [Hades] toe nedergestoten worden” (Matth. 11:23). Op deze zeer verheven plaats scheen Babylons koning met een wereldse heerlijkheid gelijk de morgenster, de „Schijnende, zoon des dageraads”. Doch in dit alles was de aardse koning van Babylon een weerspiegeling van zijn god, Satan, de onzichtbare koning van het Grotere Babylon. Doordat Jehova God toeliet dat Jeruzalem werd verwoest, voltrok hij in werkelijkheid zijn eigen oordeel aan het ontrouwe Israël, maar de Duivel nam de eer voor de verwoesting voor zich zelf en pochte met groot leedvermaak tegen Jehova God. Welk een invloed Satans schijnbare overwinning over Jehova’s voorbeeldige Theocratische organisatie precies op de heilige engelen in de hemel had, weten wij niet, maar hij liet aldus zijn eigen zichtbare en onzichtbare organisatie zien, dat hij een machtige god was. Doordat Satan de Duivel Nebukadnezar gebruikte om Jeruzalem met haar koning een nederlaag toe te brengen, maakte hij zich zelf tot de „god dezer wereld”. Jezus noemde hem ook „de overste dezer wereld” (2 Kor. 4:4, Leidse Vert.; Joh. 12:31). Hoe schijnt hij in zijn wereld gelijk een ster!
12. Wat moest hij doen en heeft hij gedaan om tot het uiterste van zijn eerzucht te geraken?
12 Door deze overwinning over het Theocratische koninkrijk van Israël werd Satan nog meer verhoogd, doch hij had hiermede niet de grens van zijn eerzucht bereikt. Om datgene waarnaar hij in zijn eerzucht streefde, zoals in Jesaja 14:12-14 is kenbaar gemaakt, volledig te bereiken, moest hij verder gaan dan de omverwerping van Jehova’s voorbeeldige aardse Theocratie. Waarom? Omdat Jeruzalem met de tempel na de zeventigjarige verwoesting werd herbouwd en de aanbidding van Jehova daar weer in het leven werd geroepen. Bovendien verscheen Jezus zeshonderd jaren later en hij maakte de toekomstige oprichting van de ware Theocratie, het koninkrijk Gods dat onder zijn Messias staat, bekend. Satan de Slang vermorzelde de „verzenen” van Jezus, het Zaad van de vrouw, doordat hij hem liet doden. God genas de wond doordat hij Jezus tot onsterfelijk leven in de geest opwekte en Jezus steeg op naar de hemel om het Koninkrijk te ontvangen. Om zijn eerzucht dus volledig te bevredigen, moest Satan het koninkrijk van Jezus Christus, „de blinkende Morgenster”, verzwelgen zodra die regering zou worden geboren. „Zeven tijden”, of 2520 jaren na de tijd waarin Satans koning van Babylon Jeruzalem en Judea verwoestte, brak de tijd aan voor de geboorte van het Koninkrijk. Jehova God plaatste Christus Jezus in 1914 n. Chr. op de troon, op de hemelse berg Zion, de plaats waar de hemelse troon staat. Door middel van deze Koning en Hogepriester op de berg Zion zal Jehova God met de mensheid samenkomen, om hen in zijn gunst te herstellen en hen gedurende Christus’ duizendjarige heerschappij te zegenen. Onmiddellijk trachtte de waakzame Satan deze hemelse berg Zion te bestormen en gelijk een draak de pasgeboren Regering te verzwelgen. Hierdoor zou hij zijn eigen troon boven de „sterren Gods” verhogen en Jehova God gelijk zijn. Satan zou aldus zijn souvereiniteit als de „god dezer wereld” handhaven.
NAAR DE HEL MET HEM!
13. Na welke gebeurtenis hieven wij derhalve het spotlied aan?
13 Hierop volgde de „krijg in de hemel”, toen Jehova’s nieuwe Theocratische Regering onder Christus Jezus tegen Satan de Duivel en zijn goddeloze engelen ging optreden. Zou het voor Satan nu er op of er onder zijn? Alleen maar er onder natuurlijk! Daarom stootten Jehova’s Koning en zijn engelen de opstandeling en zijn engelen naar beneden naar de aarde, en nooit zouden zij meer naar de hemelse hoogten daarboven terugkeren. De zegevierende roep weerklonk: „Thans is gekomen de redding, de kracht en het koninkrijk van onzen God en de macht van zijn Gezalfde; want neergeworpen is de aanklager van onze broeders, die hen aanklaagt voor onzen God dag en nacht. Zij hebben hem overwonnen door het bloed des Lams en het woord hunner getuigenis, en hebben de liefde voor hun leven verzaakt tot den dood toe” (Openb. 12:1-11, Leidse Vert.). Toen Satan en zijn legerscharen aldus uit de hemel werden geworpen, brak voor de aangeklaagde doch zegevierende broederen van Christus op aarde de tijd aan, het spotlied tegen de koning van het Grotere Babylon aan te heffen en te zeggen: „Hoe zijt gij uit de hemelen gevallen, o schijnende, zoon des dageraads!” (Jes. 14:12, Young) Sedert 1919, nadat zij van de macht van Babylon waren verlost, hebben zij dit gedaan.
14. Heeft Satan reeds de volledige diepte van zijn val bereikt? Waarom?
14 Satans poging om aan het einde van de „zeven tijden” der heidense overheersing, in 1914 n. Chr., nog hoger in hemelse macht en heerschappij op te klimmen, liep op een mislukking uit. Hij was in het universum zo hoog geklommen als hem was toegestaan. Toen hij naar beneden naar de aarde werd geworpen, had hij nog niet de volledige diepte van zijn val bereikt. Op deze aarde is hij in zijn onzichtbare en zichtbare organisatie nog steeds zeer actief. Hij is nog niet gelijk een machtige, zich hoog verheffende boom volledig omgehouwen. Hij wil nog steeds in een laatste zelfmoord-poging om de eerzuchtige wens zijns harten te verwezenlijken, de aardse natiën te gronde richten, verzwakken en onderdrukken. Als antwoord op zijn duidelijke eerzucht vertelt het spotlied hem over de volledige diepte van zijn val die hij nog zal bereiken, zeggende: „In de hel [Sheol] zult gij nedergestoten worden, aan de zijden van den kuil! Die u zien zullen, zullen u aanschouwen, zij zullen op u letten, en zeggen: Is dat die man, die de aarde beroerde, die de koninkrijken deed beven? Die de wereld als een woestijn stelde, en derzelver steden verstoorde, die zijn gevangenen niet liet los gaan naar huis toe? Al de koningen der heidenen [natiën], zij allen liggen neder met eer [in de Sheol, hel], een iegelijk in zijn huis [grafgewelf]; maar gij zijt verworpen van uw graf, als een gruwelijke scheut, als een kleed der gedoden, die met het zwaard doorstoken zijn; als die nederdalen in een steenkuil, als een vertreden dood lichaam. Gij zult bij dezelve niet gevoegd worden in de begrafenis; want gij hebt uw land verdorven, en uw volk gedood; het zaad der boosdoeners zal in der eeuwigheid niet genoemd worden.” — Jes. 14:15-20, Am. Stand. Vert., Young.
15. Bewijst Jesaja 14:16 dat Satan zich zal materialiseren? Waarom?
15 Enkele lezers van de Bijbel hebben dwaselijk aangenomen dat dit betekent dat Satan zich voor of tijdens de krijg van Armageddon als een mens in vlees zal materialiseren en dat hij, terwijl hij aldus is gematerialiseerd, zal worden gedood en als een menselijk lichaam in het openbaar zal neerliggen. Doch houdt in gedachten dat het spotlied een „spreuk” of gelijkenis is, die eerst tot de koning van Babylon is gericht en waarin hij als een zinnebeeld van de Satan wordt gebruikt. Dan zult gij zien dat de vervulling van deze profetie in het geheel niet vereist dat Satan of een zijner demonen zich materialiseren. Toen Darius de Meder en zijn bondgenoot Kores de Pers Babylon in 539 v. Chr. ten val brachten en de koning van Babylon, Belsazar, doodden, konden de woorden van het spotlied evengoed zijn gezongen over Belsazar of het ambt van koning van Babylon dat hij eens had bekleed.
16. (a) Waar bereikt hij de volledige diepte van zijn val? (b) Welke misdaden begaat hij nog? Welke gevangenen heeft hij niet losgelaten?
16 Doch het spotlied toont in deze verzen vooral aan, dat Satans val van zijn hemelhoge plaats niet volledig zal zijn voordat hij de diepten heeft bereikt van de toestand die overeenkomt met de Sheol, namelijk, de doodstoestand, zwakke, hulpeloze machteloosheid en werkeloosheid. Dit komt overeen met de „afgrond” van Openbaring 20:3. O, wat zal er op hem in die toestand een schande worden gestapeld voor de loopbaan die hij gedurende de gehele afgelopen geschiedenis heeft gevolgd! Jezus zeide dat Satan „een mensenmoorder van den beginne” was, die de mens tot ongehoorzaamheid aan God leidde, hetgeen de dood bracht en die Kaïn er toe aanspoorde Abel te vermoorden (Joh. 8:44). Moeten wij echter terugzien op de geschiedenis van het oude Babylon? Laten wij naar de weeën zien die Satan de Duivel over de aarde en de zee heeft gebracht sedert hij uit de hemel werd geworpen! Hieruit weten en voelen wij hoe hij de aardse maatschappij heeft beroerd, koninkrijken heeft doen beven, grote gedeelten der bewoonbare aarde gelijk een woestijn heeft gemaakt en haar steden met de meest duivelse middelen, met inbegrip van de atoomoorlog, heeft verstoord. De koning van het Babylon uit de oudheid liet zijn Israëlietische gevangenen niet naar huis toe gaan; koning Kores, de veroveraar, liet hen naar Jeruzalem terugkeren. Niet Satan, de koning van het Grotere Babylon, doch Christus Jezus, de Grotere Kores, liet het getrouwe overblijfsel van het geestelijke Israël in 1919 vrijuit gaan, doch pas nadat hij Satan en zijn Babylonische organisatie uit de hemel naar beneden had geworpen.
17. Wat zal er met zijn levenloze overschot worden gedaan?
17 Geen eerbare begrafenis geen herdenkingsdiensten, geen achtenswaardig graf wacht deze koning van het Grotere Babylon nadat Jehova’s Koning dat verfoeilijke schepsel in de krijg van Armageddon heeft terechtgesteld. Vele koningen der natiën van Satans wereld mogen in wereldse heerlijkheid in hun dodenhuizen slapen, doch Satan zal niet in een verheerlijkte doodstoestand met hen worden verenigd. Omdat hij zo weerzinwekkend is, zal hij niet gelijk een mens zijn die in een groeve wordt gelegd waarop men stenen stapelt, maar gelijk een ongewenst kind dat ontijdig is geboren. Hij zal onbegraven worden uitgeworpen, gelijk met bloed bevlekte klederen van dode soldaten, gelijk een lijk onder een hoop dode lichamen die met het zwaard zijn terechtgesteld, gelijk een verachtelijk cadaver dat in het stof zal worden vertreden. Het Zaad van Gods „vrouw”, Christus Jezus, zal de kop van deze verfoeilijke Slang vermorzelen. Satan zal nooit meer eervol worden vermeld, doch allen die zijn onterende einde zullen vernemen, zullen opmerkingen maken over zijn grote val en, zoals het spotlied voorzegt, afkeurend over hem spreken.
18. Hoe zal het, zoals het spotlied aantoont, het zaad van de Slang vergaan?
18 In de hof van Eden verklaarde God dat hij vijandschap zou zetten tussen Zijn „vrouw” en de Slang en tussen haar Zaad en het zaad van de Slang (Gen. 3:15). En het zaad van de Slang, de nakomelingen die de koning van het Grotere Babylon in menigte heeft voortgebracht, wacht geen beter einde dan dat van de Slang zelf. Gedachtig aan dit zaad en de „gouden stad” van Satans organisatie, eindigt het geïnspireerde spotlied met de woorden: „Maakt de slachting voor zijn kinderen gereed, om hunner vaderen ongerechtigheid wil; dat zij niet opstaan, en de aarde erven, en de wereld vervullen met steden” (Jes. 14:21). Die „gouden stad” en de van haar afhankelijke organisaties zullen nooit meer op de aarde worden hersteld. Satans zaad, waardoor ze in stand en gaande werden gehouden, zal allemaal worden geslacht en niet in staat zijn de overleveringen en praktijken van Satan, hun vader, en hun voorgangers in zijn dienst voort te zetten. In de rechtvaardige nieuwe wereld zullen zij nooit met enige eer worden genoemd!
19. Hoe zal Jehova uit Babylon de naam, het overblijfsel en de zoonszoon uitroeien?
19 Het spotlied zal stellig in vervulling gaan. Jehova’s getuigen kunnen het nu met volle overtuiging zingen. De Almachtige God, die het lied inspireerde, staat er voor in dat het tot in de kleinste bijzonderheden tegen het Grotere Babylon en zijn koning met al zijn zaad in vervulling zal gaan. „Want Ik zal tegen hen opstaan, spreekt de HERE [Jehova] der heirscharen, en Ik zal van Babel uitroeien den naam en het overblijfsel, en den zoon en den zoonszoon, spreekt de HERE [Jehova]. En Ik zal hen stellen tot een erve der nachtuilen, en tot waterpoelen; en Ik zal hen met een bezem des verderfs uitvagen, spreekt de HERE [Jehova] der heirscharen” (Jes. 14:22, 23). Met de bezem van Armageddons vernietiging zal Jehova God het universum schoonvegen van het Grotere Babylon, de onzichtbare en zichtbare organisatie van de Duivel. Wat een slachting zal dat zijn! In de nieuwe wereld zal niets Babylonische namen dragen. Zelfs niet een overblijfsel van haar goddeloze zaad zal Armageddon tot in die wereld overleven. Geen van hen zal haar soort voortbrengen, noch zal er iemand van die soort worden geboren. Een volkomen uitroeiing wacht haar, een eeuwige verwoesting zal haar lot zijn. Dan zal het spotlied in een groots slotaccoord eindigen, wanneer het volledig in vervulling gaat tot glorierijke rechtvaardiging van Jehova God en tot eeuwige zegen van mensen van goede wil, hetgeen door Zijn koninkrijk onder Christus Jezus tot stand zal worden gebracht.
[Voetnoten]
a Precies hetzelfde woord komt voor in Ezechiël 21:12, doch daar is het de gebiedende wijs van het werkwoord „huilen”. Daarom beweren sommigen dat het in Jesaja 14:12 „huilen” betekent.