Evolutie ondermijnt het geloof
1. Waarom zijn sommige mensen verbaasd te bemerken dat veel geestelijken van de christenheid evolutie aanhangen?
DE LEER van de evolutie heeft niet ten doel geloof in God op te bouwen. Men wordt er niet door aangemoedigd de bijbel met diep ontzag te bejegenen. Daarom zijn sommige mensen verbaasd wanneer zij bemerken dat een groot aantal geestelijken van de christenheid vrijuit de evolutie aanhangt en dat deze leer in de leerboeken van de scholen die door hun kerken zijn opgericht, wordt gepropageerd.
2. (a) Wat hebben katholieke zegslieden over geloof in evolutie verklaard? (b) Hoe is hun zienswijze strijdig met de bijbel?
2 Over de ontwikkeling in deze richting in de Rooms-Katholieke Kerk zegt de New Catholic Encyclopedia: „De encycliek Humani generis in 1950 (uitgegeven door paus Pius XII) kenmerkte het begin van een nieuwe ontwikkeling . . . evolutie werd uitdrukkelijk als een geldige hypothese erkend.” In overeenstemming hiermee heeft A. Hulsbosch, docent aan een seminarie in Nederland en lid van de orde van de Heilige Augustinus, gezegd: „Wij kunnen niet langer ontkennen dat, biologisch gezien, de mens uit het dierenrijk stamt.”a En P. Schoonenberg, S.J., een gasthoogleraar aan de katholieke Duquesne-universiteit, schreef: „Wanneer wij thans de oorsprong van het mensengeslacht beschouwen, treffen wij de laagste trap van ouderschap aan, want de eerste mens had geen menselijke maar dierlijke ’ouders’.”b Dit is echter in lijnrechte tegenstelling tot de bijbel, waarin duidelijk wordt vermeld dat Adam de „zoon van God” was en dat hij ’naar Gods beeld’ werd gemaakt. — Luk. 3:38; Gen. 1:26.
3. Hoever wordt op sommige katholieken scholen het onderwijs in evolutie doorgedreven en met welke invloed op de leerlingen?
3 Deze katholieke evolutieleraren gedragen zich niet passief tegenover deze leer, maar zij willen er zeker van zijn dat ze diep in de geest van hun leerlingen doordringt. Dit blijkt uit het voorwoord in een bepaalde uitgave van het leerboek in de biologie dat aan de (katholieke) universiteit van Iona wordt gebruikt, waarin staat: „In de biologie is het meest algemene beginsel van alles de evolutie. In de meeste besprekingen van dit onderwerp komt deze bewering wel voor, maar het ontbreekt aan de overtuiging dat dit werkelijk zo is. . . . In dit boek hebben wij gepoogd evolutie even doordringend te maken als het in de werkelijke wereld van het leven ook is. Ieder onderwerp heeft zijn evolutionaire achtergrond en aspecten.” Kan er nog enige twijfel bestaan omtrent de invloed van zulk onderwijs op de studenten? Niet lang geleden werd in U.S. News & World Report bij een beschouwing over de „Groeiende onrust in de Katholieke Kerk” gezegd: „Een priester uit St.-Louis schatte dat 25 percent van zijn katholieke studenten het bestaan van God ernstig in twijfel trok, terwijl nog eens 25 percent agnosticus was. Het bestuurscollege van de Notre-Dame-universiteit werd onlangs onaangenaam getroffen door de uitspraak van een afgestudeerde die klaagde dat ’toen ik in contact kwam met het beste dat Notre Dame te bieden had, ik steeds verder van het christendom verwijderd raakte’.”
4. Wat hebben protestantse zegslieden en publikaties over deze geloof-vernietigende leer mee te delen?
4 Het is niet alleen de Rooms-Katholieke Kerk die, door de evolutiegedachte te ondersteunen, het geloof in God en zijn Woord ondermijnt. De protestantse kerken doen precies hetzelfde. In een brief gedateerd „18 oktober 1949” heeft de aartsbisschop van Canterbury ronduit gezegd: „De christelijke kerk als geheel heeft de evolutietheorie als wetenschappelijk bevestigd aanvaard.” In de bekende protestantse publikatie The Christian Century schrijft dr. P. Holmer, hoogleraar in de godgeleerdheid aan de theologische faculteit van de Yale-universiteit: „Ik betuig mijn diepe waardering voor de talenten en de arbeid door middel waarvan de evolutie in onze tijd tot een heersende wetenschappelijke conclusie is gemaakt.” Men dient in gedachten te houden dat wanneer deze schrijvers naar evolutie verwijzen, zij niet slechts bedoelen dat er een verscheidenheid in levensvormen bestaat of dat landstreken als gevolg van de krachten welke erop inwerken, veranderingen ondergaan; neen, zij spreken over het ontstaan van de mens en andere levende dingen. In de protestantse Interpreter’s Bible wordt hun standpunt op de volgende wijze botweg uiteengezet: „Het reptiel was er tevreden mee in het moeras te blijven; de mens wilde eruit vandaan komen. Hij had, en heeft nog, primitieve instincten waartegen hij moet vechten, want hij is op dierlijk niveau begonnen; maar hij wilde daar niet blijven.”
5. Op grond waarvan beweren geestelijken die evolutie aanhangen dat zij hiermee toch de bijbel niet verwerpen?
5 Ondanks zulke uitspraken beweren sommige geestelijken toch dat zij de bijbel niet verwerpen. Doch op grond waarvan? A. Hulsbosch beweert: „De aardse mens is over het geheel genomen een tweeslachtig wezen; biologisch gezien is hij verwant aan de dieren en qua persoonlijkheid is hij het beeld van God.” Op deze wijze wordt het lichaam als een produkt van evolutie beschouwd maar is er, naar men zegt, een ander deel van de mens dat niet evolueerde. Hierover heeft R. Bandas, lid van de Roomse Pontificale Academie voor Theologie, geschreven: „De ziel staat buiten het evolutieproces. De ziel is verstandelijk, eenvoudig, geestelijk en onsterfelijk — ze kan zich niet uit slechts dierlijk leven ontwikkelen.” R. Nogar, een katholiek priester, maakt in zijn boek The Wisdom of Evolution een overeenkomstige opmerking: „Biologisch is de mens evenals de lynx een bijzondere diersoort. Hij behoort met alle overige dieren tot het dierenrijk. . . . De ziel van de man (en de vrouw) werd rechtstreeks door God geschapen en is geestelijk en onsterfelijk.” Zij die zulke beweringen doen, zijn òf heel erg onbekend met de Schrift òf zij zijn opzettelijke bedriegers.
6. Toon aan de hand van de bijbel aan dat deze geestelijken het volkomen mis hebben als zij beweren (a) dat de mens biologisch aan de dieren verwant is en (b) dat het bezit van een „ziel” de mens van de dieren doet verschillen.
6 De bijbel houdt geen rekening met een biologische verwantschap tussen mensen en dieren. Met betrekking tot vleselijke organismen werd de apostel Paulus door de Schepper geïnspireerd te schrijven: „Niet alle vlees is hetzelfde vlees, maar er is dat van mensen, en er is ander vlees van vee en ander vlees van vogels en een ander van vissen” (1 Kor. 15:39). Evenmin doet het bezitten van een „ziel” de mens van de dieren verschillen. De bijbel toont aan dat de dieren evengoed zielen zijn als de mensen (Gen. 1:21, 24; Lev. 24:18; Num. 31:28). Bovendien zegt de Schrift niet dat toen God Adam formeerde en hem leven gaf, hij de mens een ziel gaf, maar dat de mens ’een levende ziel werd’, ja, „de eerste mens, Adam, werd een levende ziel” (Gen. 2:7; 1 Kor. 15:45). De mens is dus zelf een ziel. Indien, zoals de geestelijkheid zegt, de ziel niet is geëvolueerd, is dus de mens niet geëvolueerd.
7. (a) Hoe beschouwen sommige evolutionistische geestelijken het bijbelverslag over Adam? (b) Welke feiten tonen aan dat de bijbel voor deze opvatting geen ruimte laat? (c) Wat doen deze geestelijken, in hun pogingen de bijbel bij de evolutie aan te passen, in werkelijkheid met de bijbel en met de „wetenschap”?
7 In hun pogingen de bijbel in hun evolutietheorie in te passen, beweren de geestelijken over het algemeen dat het bijbelverslag over Adam slechts een allegorie of zinnebeeldige voorstelling is, maar niet een historisch feit. De Nederlandse Jezuïet Trooster zegt: „Laten wij ons allereerst goed bewust worden van het feit dat het paradijsverhaal geen geschiedenis in de moderne zin van het woord is.”c Hij redeneert dat Adam hier niet „de eerste mens” was, maar dat hij iedere mens vertegenwoordigt en dat iedere mens, ofschoon hij de gelegenheid tot omgang met God heeft, zich door zijn eigen zondige daad van God vervreemdt. De bijbel laat echter ook voor deze opvatting geen ruimte. Er wordt in gezegd dat Adam „de eerste mens” is, niet iedere mens (1 Kor. 15:45). De bijbelschrijver Lukas plaatst Adam samen met nog vierenzeventig andere mannen in de stamboom van Jezus Christus (Luk. 3:23-38). Als een van hen alleen maar een zinnebeeldige figuur was, hoe staat het dan met de anderen? Ook Judas, een halfbroer van Jezus, schreef dat Henoch „de zevende in rechte lijn afstammend van Adam” was, maar Henoch was beslist niet de zevende in rechte lijn afstammend van iedere mens (Jud. 14). En Genesis 5:3 zegt dat Adam, toen hij honderddertig jaar oud was, vader werd van een zoon die hij Seth noemde. Is dat met iedere mens het geval geweest? Natuurlijk niet! Door evolutie als een feit te aanvaarden en dan te proberen de bijbel zo uit te leggen dat hij met de evolutie overeenstemt, wordt Gods Woord omlaaggehaald en wordt de materialistische „wetenschap” verheerlijkt.
8. Met wie verbindt de geestelijkheid zich in feite door evolutie voor te staan en door welke gepubliceerde verklaringen wordt dit aangetoond?
8 Of zij zich er nu bewust van zijn of niet, de religieuze aanhangers van de evolutietheorie werken op deze manier samen met de atheïstische communisten die zich openlijk ten doel hebben gesteld het geloof in God uit te roeien. Karl Marx was zo verheugd over Darwins werk in verband met de evolutietheorie dat hij hem een brief schreef waarin hij hem toestemming vroeg de Engelse uitgave van Das Kapital (wel „de bijbel van de communistische beweging” genoemd) aan hem op te dragen. In een in de Sovjet-Unie uitgegeven schoolboek voor het negende leerjaar wordt openlijk verklaard: „De studie van de wetten der evolutie van de organische wereld draagt bij tot de verwezenlijking van een materialistische levensbeschouwing . . . Bovendien worden wij door deze leer gewapend voor de anti-religieuze strijd, doordat ons de materialistische uitleg van het schijnbare doel in de organische wereld wordt gegeven en tegelijkertijd wordt bewezen dat de mens van de lagere dieren afstamt.” Daarenboven beweert de evolutionist J. S. Huxley in een verhandeling over „Darwin en de evolutiegedachte”: „Indien evolutie als een feit wordt aanvaard, wordt om te beginnen veel van de theologische opzet van de belangrijke religies van de wereld teniet gedaan, of gemakshalve . . . als een betekenisvolle mythe voorgesteld.” Toch staan de geestelijken vooraan bij het verkondigen dat evolutie een feit is en dat de bijbelverslagen slechts mythen zijn. Waarom doen zij dat?
9, 10. (a) Waaruit blijkt dat de geestelijkheid de evolutie niet aanhangt omdat er zo overweldigend veel bewijzen voor de theorie bestaan? (b) Waarom staan zij evolutie voor, zelfs wanneer dit betekent dat zij de bijbel daarvoor moeten afvallen?
9 Niet omdat evolutie zo stevig op feiten is gebaseerd. Aan het einde van een onlangs te Parijs gehouden vergadering van de UNESCO werd in een gepubliceerd nieuwsverslag bericht: „De enige zekerheid over de oorsprong van de moderne mens (homo sapiens) is dat deze ’onzeker’ is.” En in het boek Creation and Evolution, door U. A. Hauber, een katholieke monseigneur wiens publikatie het imprimatur van de bisschop van Davenport draagt, wordt de onzekerheid ervan als volgt erkend: „De evolutietheorie verklaart niet alle feiten, ze blijkt lijnrecht tegen sommige ervan in te druisen.” Desondanks gaat hij voort met te zeggen: „Het is echter in hoge mate een redelijke theorie.” Deze religieuze zegslieden zijn klaarblijkelijk in de val gelopen waarvoor de bijbel waarschuwt: „Past op: misschien zal iemand u als zijn prooi wegdragen door middel van de filosofie en door ijdel bedrog overeenkomstig de overlevering van mensen, overeenkomstig de elementaire dingen van de wereld en niet overeenkomstig Christus” (Kol. 2:8). Hun voorkeur voor evolutie boven het Woord van God komt voort uit hun wens aanvaardbaar te zijn voor de wereld, werkelijk een deel van de wereld te zijn. Zelfs in wetenschappelijke kringen is men zich hiervan bewust. Zo berichtte Le Monde et la Vie van maart 1964 dat een Franse bioloog en hoogleraar in de zoölogie aan de universiteit te Straatsburg had gezegd: „Ik ben mij er terdege van bewust dat de hardnekkigste evolutievoorstanders tegenwoordig uit de rijen der priesters, monniken en allerlei kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders worden geworven; op deze wijze geloven zij tot de ingewijden te worden gerekend.” Door zo te doen, maken zij echter eveneens duidelijk dat zij geen discipelen van Jezus Christus zijn, die heeft gezegd dat zijn volgelingen „geen deel van de wereld” zouden zijn. — Joh. 17:16.
10 Zij geven hun steun niet aan de evolutie omdat deze een feit is, maar omdat hun wens om aanvaardbaar voor de wereld te zijn, ver boven hun liefde voor de waarheid uitgaat (2 Thess. 2:9-12). Dit geldt ook voor veel geleerden. Hun opleiding verschaft hun aanzien in de wereld en indien zij willen dat er in de wereld goed over hen wordt gedacht, moeten zij meegaan met wat populair is. Evenals de bijbelse morele maatstaven in wereldse kringen impopulair zijn, is ook het geloof dat de mens door God is geschapen en dus verplicht is zich aan die maatstaven te houden, impopulair. Zo wordt dus persoonlijke trots te zamen met vrees voor mensen voor hen tot een valstrik, een strik die de Duivel voor hen heeft gespannen. — Openb. 12:9; 2 Kor. 4:4.
11. In wie heeft de synode van de Presbyteriaanse Kerk in deze strijdvraag verkozen haar vertrouwen te stellen? Verklaar dit.
11 In april 1969 werd in de New York Post bericht dat de synode van de Presbyteriaanse Kerk in de Verenigde Staten zich ook openlijk ten gunste van evolutie had uitgesproken. Men ging van het standpunt uit dat „het Genesisverslag niet als een wetenschappelijke beschrijving van de schepping opgevat behoeft te worden”. Tegenstanders van deze verklaring, welke ter aanneming werd voorgelegd, pleitten vurig voor de letterlijke betrouwbaarheid van het boek Genesis en ontkenden dat het met de evolutietheorie verenigbaar was. Een van hen verklaarde: „Wij brengen ernstige beschuldigingen tegen de rechtschapenheid van de apostelen en Jezus Christus zelf in als wij de evolutietheorie aanvaarden.” Niettemin stond er een andere spreker op die verklaarde: „Ik ben geoloog en ik zou de vergadering graag onder de aandacht willen brengen dat evolutie een vaststaand feit is en dat geen enkele actie van deze algemene vergadering dit feit teniet kan doen.” In wie bracht dit religieuze lichaam zijn geloof tot uitdrukking — in de Schepper, die alles heeft gemaakt, of in mensen die iets van het werk van Gods handen hebben bestudeerd, maar die zeggen dat zij er meer van weten dan God zelf? Tot hun schande brachten zij met een overweldigende meerderheid hun stem uit ten gunste van onvolmaakte mensen en hun evolutietheorie. — Ps. 40:4, 5.
12. Welk standpunt hebben de jezuïeten met betrekking tot de evolutieleer ingenomen en wordt dit standpunt ook werkelijk door de Katholieke Kerk verbreid?
12 Ongeveer vier jaar daarvoor werd in Le Figaro, een Parijs’ dagblad, in het religieuze nieuws van 15 juni 1965 een gebeurtenis van gelijke strekking beschreven. Er stond in dat de generaal van de Jezuïetenorde, Pedro Arrupe, in zijn toespraak volgende op zijn installatie, waarin hij de nieuwe gedragslijn van zijn religieuze organisatie beschreef, had gezegd dat zij de nadruk zouden gaan leggen op de kennis uit de boeken van de jezuïtische evolutionist Teilhard de Chardin. „De belangrijkheid van deze verklaring”, schrijft Le Figaro, „wordt nog vergroot door het feit dat er in klerikale kringen te Rome geen twijfel over bestaat dat ’vader’ Arrupes standpunt volledig overeenkomt met dat van de paus.” Dat dit nieuwsverslag geen verkeerde voorstelling van zaken gaf, blijkt uit de reeds onderzochte feiten welke tonen dat katholieke zegslieden zich beslist onder de grootste voorvechters van dit geloof-afbrekende dogma bevinden.
13. Welke berisping uit Gods Woord is duidelijk van toepassing op de geestelijken van de christenheid en waarom?
13 Tot hen die beweerden de ware God te aanbidden, maar wier godsvrucht slechts een traditionele aangelegenheid was, richtte Jehovah door bemiddeling van zijn profeet Jesaja een ernstige berisping: „Wee hun die zeer diep gaan in het verbergen van raad voor Jehovah . . . O die verkeerdheid van u! Dient de pottenbakker zelf soms net als het leem geacht te worden? Want dient het maaksel soms betreffende zijn maker te zeggen: ’Hij heeft mij niet gemaakt’? En zegt in feite soms het geformeerde zelf betreffende zijn formeerder: ’Hij heeft geen verstand getoond’?” Deze berisping is thans met gelijke kracht van toepassing op de geestelijken van de christenheid voor hun „verkeerdheid” in het verbergen van de waarheid uit Gods Woord en het loochenen van Gods werken. — Jes. 29:15, 16.
GEVOLGEN VAN GELOOF IN EVOLUTIE
14. Indien iemand evolutie aanvaardt, welk standpunt neemt hij dan in ten aanzien van het eerste deel van Genesis?
14 Het hele proces dat iemands geloof ondermijnt, begint met iets dat veel mensen slechts een kleinigheid toeschijnt: gewoon het standpunt innemen dat een deel van het eerste boek van de bijbel niet strikt historisch is. Doch indien het scheppingsverslag en dientengevolge dat wat daarin over Adam en Eva wordt gezegd, niet historisch is, wat is het dan wel? „Een mythe”, antwoordt de Verenigde Kerk van Canada. De jezuïtische schrijver S. Trooster stelde het als volgt: „Wij moeten goed in gedachten houden dat Adam als voorvader net zo’n verzinsel is als andere legendarische stamvaders.” Indien iemand nu bereid is dit standpunt te aanvaarden, is dat dan alles? Kan hij dan wel de rest van de bijbel geloven?
15. Wanneer iemand dat standpunt van de geestelijkheid ten aanzien van Genesis aanvaardt, tot welke gevolgtrekking leidt dit dan met betrekking tot Jezus Christus en zijn apostelen en datgene wat de apostelen hebben geschreven? Waarom?
15 Door alleen maar op dit ene punt de filosofieën van mensen boven het Woord van God te stellen, zal hij ontdekken dat alle factoren aanwezig zijn voor de complete ondergang van zijn geloof. Waarom? Omdat Jezus Christus het Genesisverslag over Adam en Eva als een historisch feit aanhaalde en hierbij tegelijkertijd over Mozes sprak, die eveneens een werkelijke historische persoon is geweest (Matth. 19:3-9). Jezus’ apostel Paulus, die veertien boeken van de christelijke Griekse Geschriften heeft geschreven, toonde in zijn brieven eveneens aan dat hij in de letterlijke betrouwbaarheid van deze eerste hoofdstukken van Genesis geloofde (1 Tim. 2:13, 14). Hetzelfde geldt voor de christelijke bijbelschrijvers Lukas en Judas (Luk. 3:38; Jud. 14). De bereidheid in te stemmen met de gedachte dat een deel van Genesis een „mythe” of een ’verzonnen’ legende is, leidt iemand dus tot de conclusie dat Jezus Christus het bij het verkeerde eind had en dat zijn apostelen zich eveneens vergisten. Hieruit blijkt dus duidelijk dat iemand die bereid is het gangbare populaire standpunt van veel geestelijken over Genesis te aanvaarden, zijn geloof ernstig laat ondermijnen.
16. Welk standpunt dient iemand die evolutie aanhangt, in te nemen ten aanzien van de zonde van Adam en de invloed daarvan op de mensheid?
16 Indien iemand zijn denken door evolutie laat leiden en het bijbelverslag over de schepping als „niet-historisch” betitelt, betekent dit natuurlijk dat hij ook niet gelooft dat Adam Gods wet heeft overtreden, zoals in Genesis hoofdstuk 3 staat opgetekend. Evenmin gelooft hij dat de mensheid wegens de overtreding van Adam in zonde is geboren. Het zijn niet alleen overtuigde atheïsten die zeggen dat zij niet in deze bijbelse leerstellingen geloven. Newsweek van 22 augustus 1966 zegt: „De Canadese jezuïet en bijbelgeleerde pater D. Stanley zet uiteen: . . . ’Indien u evolutie aanvaardt, was Adam . . . slechts een primaat. De mythe van een zondeval gaat dan helemaal niet op’.” In het boek Evolution and the Doctrine of Original Sin, in 1968 uitgegeven met het imprimatur van de aartsbisschop van Newark, wordt hetzelfde standpunt ingenomen. Eerst wordt het fundamentele bijbelse geloof vermeld dat „ieder menselijk wezen zijn leven ten gevolge van de zonde van Adam in een zondige staat begint”, maar dan volgt er: „Zij die de wetenschappelijke evolutieleer ernstig opnemen, kunnen deze traditionele voorstelling van zaken niet langer aanvaarden.” En het boek toont aan dat de schrijver ervan deze „evolutieleer” wel degelijk ernstig opneemt. Hij neemt haar zelfs zo ernstig op dat hij bereid is zijn opvatting over de gehele bijbel dermate om te vormen dat deze erbij aansluit.
17. (a) Hoe wordt iemands houding ten aanzien van de losprijs hierdoor beïnvloed? (b) Hoe tast de evolutieleer dus iemands geloof aan?
17 Wat voor invloed heeft dit nu op iemands houding ten aanzien van het loskoopoffer van Jezus Christus? Geloof in de zonde van de eerste mens Adam houdt direct verband met geloof in de losprijs, zoals de apostel Paulus uitvoerig in zijn geïnspireerde brief aan de Romeinse christenen uiteenzet (Rom. 5:12-19). En aan de gemeente te Korinthe schreef hij: „Want aangezien de dood door bemiddeling van een mens is, is ook de opstanding der doden door bemiddeling van een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden” (1 Kor. 15:21, 22). Het ligt voor de hand dat als geestelijken hetgeen de bijbel over de reden voor de losprijs zegt, tot de „mythen” rekenen, zij twijfel zaaien over de waarde van de losprijs zelf. In de uitgave van de World Book Encyclopedia van 1970 wordt in een artikel over evolutie realistisch opgemerkt: „De werkelijkheid van zonde en verlossing van zonde blijft kenmerkend voor het christelijke geloof. Indien de mens echter bezig is zich uit een lagere staat te ontwikkelen, wordt zonde slechts tot een onvolmaaktheid en gaat het evangelie over de loskoping van schuld en zonde alle betekenis verliezen.” Als dat is gebeurd, waar is iemands geloof dan gebleven? Het is verdwenen.
18. (a) Waartoe worden kerkleden aangemoedigd ten einde te weten te komen wat hun voorganger gelooft? (b) Welke handelwijze dienen zulke mensen te volgen als zij Jehovah’s goedkeuring willen verwerven?
18 Indien u lid bent van een van de kerken der christenheid, zijn sommige dingen die u hier hebt gelezen wellicht een schok voor u geweest. U denkt misschien dat uw voorganger anders is, dat hij zulke dingen niet gelooft en leert. Zou het echter niet verstandig zijn dit uit te zoeken? Vraag hem eens of hij gelooft dat het bijbelverslag over Adam en Eva een historisch feit is. Zegt hij van niet, dan weet u dat hij het niet eens is met Jezus Christus en de geïnspireerde schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften. Vraag ook eens of hij de evolutieleer aanvaardt. Zo ja, dan maakt het weinig verschil of hij beweert in Jezus Christus als verlosser van de mensheid te geloven, want zo’n geloof heeft geen enkele betekenis als de mens bezig is te evolueren, als hij in opwaartse beweging is; het heeft alleen betekenis voor iemand die ook erkent dat de eerste mens door ongehoorzaamheid tot zonde is vervallen. Wat zult u doen als u ontdekt dat de voorganger van uw kerk evolutie aanhangt? Blijft u toch maar bij hem, als een volgeling van mensen? Hij kan u geen eeuwig leven geven, maar God wel en hij zal dit ook doen indien u geloof oefent in zijn voorziening voor eeuwig leven door bemiddeling van zijn zoon Jezus Christus en indien u thans te zamen met degenen die hem „met geest en waarheid” aanbidden, dienst voor hem verricht. — Joh. 4:24.
[Voetnoten]
a God in Creation and Evolution, 1965, blz. vii.
b God’s World in the Making, 1964, blz. 55, 56.
c Evolution and the Doctrine of Original Sin, blz. 43.
[Illustratie op blz. 434]
Kan iemand die het geloof in Adam en Eva verwerpt nog een christen zijn?