De stem van Jehovah
„Aanbidt Jehovah in heilige opstelling en kledij.” — Ps. 29:2, AS.
1. Aan de verkondiging waarvan hebben Jehovah’s getuigen zich opgedragen, en in welk opzicht schijnen uitgevers van een nieuwe Bijbelvertaling ons dus vreemd toe?
JEHOVAH’S getuigen hebben zich aan de verkondiging van Jehovah’s naam opgedragen. Zijn naam wordt in de Hebreeuwse Heilige Geschriften duidelijk aangegeven door het tetragrammaton יהוה, waarvoor de Latijnse karakters JHVH of de Engelse karakters YHWH zijn. Hoewel de nauwkeurige uitspraak van de vier Hebreeuwse karakters waaruit deze naam bestaat, niet bekend is, is de naam van de Souvereine Regeerder van het universum, zoals wij dit sedert lange tijd weten, in het Engels en ook in het Nederlands Jehovah. Jehovah’s getuigen willen dat alle mensen, van het ene einde der aarde tot het andere einde, bekend raken met die naam en de betekenis er van. De inwoners van alle natiën dienen de goddelijke naam in hun eigen taal te kennen. Maar het schijnt de geest die logisch redeneert, vreemd toe dat de religieuze leiders in de Christenheid die naam zouden trachten te verbergen, ja zelfs te vernietigen. Toch hebben zij dit gedaan in de kortelings uitgegeven „Revised Standard Version” van de Bijbel, omdat de Afdeling van Christelijke opvoeding van de Nationale Raad der kerken van Christus in de Verenigde Staten van Amerika wil dat de naam wordt verwijderd, en het is dus voor haar rekening en zij neemt de verantwoordelijkheid op zich dat de naam Jehovah uit hun nieuwe herziene Engelse tekst is verwijderd.
2. Hoe hebben zij Gods naam gekleineerd, en waarom hebben zij toch niet de macht de naam te vernietigen?
2 Men zou zich kunnen afvragen hoe zij Psalm 83:19 zouden laten luiden, waar de vertaling van Van der Palm zegt: „Zoo worden zij ’t gewaar, dat Gij, wiens naam JEHOVA is, dat Gij alleen zijt Opperheer der gansche aarde!” Dit Christelijke opvoedkundige comité van de Nationale Raad, dat thans in het bezit is van het kopijrecht voor de Revised Standard Version, zegt dat deze tekst aldus moet luiden: „wiens naam de HEER is.” Die weergave van het Hebreeuwse tetragrammaton verleent echter geen enkele onderscheiding of souvereiniteit of oppermacht aan het hoogste Wezen in het gehele universum. Voor de gewone persoon van tegenwoordig heeft „Heer” vele betekenissen. Tracht dit religieuze comité de Souvereine Regeerder tot een gewoon individu of nog minder dan dat te maken door de mensen der wereld niet zijn werkelijke naam te weten te laten komen? Of zeggen zij dat hij geen werkelijke naam heeft? Waarom de naam te verbergen? Waarom de mensen te laten denken dat de Almachtige God enkel een andere meester, regeerder of edelman is, hetgeen wordt bereikt door het tetragrammaton als een titel, „de HEER”, te vertalen in plaats van hem zijn werkelijke naam te geven? Waarom deze kleinering van Gods naam door de verwijdering er van? Toen God tot Mozes sprak, zeide hij: „En Ik ben Abraham, Isak en Jakob verschenen, als God de Almagtige: maar bij mijnen naam JEHOVA ben Ik hun niet bekend geweest” (Ex. 6:2, Pa). De Revised Standard Version luidt thans: „maar bij mijn naam de HEER heb ik mij niet aan hen bekendgemaakt.” Dit comité kan echter door een ruime verspreiding van haar Revised Standard Version de naam van de enige waarachtige God van het universum, Jehovah, niet vernietigen. Waarom niet? Omdat Jehovah’s getuigen nog steeds leven, en zij zullen ijveriger en energieker zijn dan ooit in het aankondigen en bekendmaken van Jehovah’s naam aan alle geslachten en tongen in alle natiën der aarde.
3. Wat zal de „stem van Jehovah” nu doen, en tot het nemen van welke beslissing is thans de tijd aangebroken?
3 Deze religie-aanhangers uit tegenwoordige tijden kunnen met Gods naam, Jehovah, doen wat zij willen, maar de Grote Regeerder zal er op toezien dat zijn volk zijn naam verkondigt en bekendmaakt. „De stem van Jehovah” zal dit doen. Niets, zelfs niet de religie-aanhangers der Christenheid, zal verhinderen dat de Almachtige God zijn naam op de gehele aarde bekendmaakt, want hij zegt zelf: „Ik zal mijn volk uit uw hand, bevrijden; en gij zult weten dat ik Jehovah ben” (Ezech. 13:23, AS). Jehovah weet dat de geestelijken der Christenheid dit oude samenstel van dingen dienen, hetwelk hij zelf in de strijd van Armageddon gaat vernietigen. Stellig dienen zij hem niet. Daarom zegt Jehovah’s Woord tot degenen die hem liefhebben: „Gaat uit van haar, mijn volk” (Openb. 18:4, NW). Voor alle personen is de tijd aangebroken een beslissing te nemen met betrekking tot de kwestie aan wiens zijde zij zich zullen gaan stellen, aan Jehovah’s zijde of aan de zijde van degenen die tegen Jehovah zijn.
4, 5. Van welke „zonen” maakt Psalm 29:1 gewag, en wie zouden zij kunnen zijn? Waarom?
4 Laten wij luisteren naar wat Jehovah zelf door bemiddeling van zijn schrijver, David, heeft te zeggen toen hij de 29ste Psalm schreef. De beginverzen van deze zeer beschrijvende psalm luiden: „Schrijft aan Jehovah, o gij zonen der machtigen, schrijft aan Jehovah heerlijkheid en sterkte toe. Schrijft aan Jehovah de heerlijkheid toe die zijn naam toekomt; aanbidt Jehovah in heilige opstelling en kledij” (Ps. 29:1, 2, AS). Uit deze beschrijving wordt duidelijk dat er een tijd voor een feestviering is aangebroken, een tijd voor een vreugdevolle gelegenheid.
5 Wanneer wij deze twee verzen beschouwen, zouden wij ons kunnen afvragen: Wie zijn deze „zonen der machtigen” nu precies? Het zouden degenen kunnen zijn die zeer hoge posities in de theocratische organisatie van Jehovah God bekleden, misschien de veelvermogende dienaren die Jehovah tot het verrichten van speciaal werk heeft aangesteld. De betekenis zou daarentegen ook „zonen Gods” kunnen zijn, zoals in de voetnoot van de American Standard Version staat. Indien dit zo is, dan zouden de „zonen Gods” alle engelen der hemelen kunnen omvatten, die voor de mens onzichtbaar zijn maar die Jehovah’s universele organisatie vormen. In het boek Job wordt vermeld: „Op zekeren dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor den HERE [Jehovah] te stellen, en onder hen kwam ook de satan” (Job 1:6, NBG). Hoe moet de naam van de Allerhoogste God, Jehovah, bij zulke feestelijke gelegenheden als deze zijn toegezongen en geprezen! Het moet een heerlijk, majestueus schouwspel zijn geweest! Zelfs de opstandige Satan kwam om deze luisterrijke vergadering te aanschouwen en de liederen te horen die de getrouwe dienstknechten gezongen moeten hebben. Bij deze bijzondere gelegenheid zeide Jehovah tot Satan: „Vanwaar komt gij?” op welke vraag Satan ten antwoord gaf dat hij een zwerftocht over de aarde had gemaakt en dat hij die had doorkruist (Job 1:7, NBG). Dat wat op aarde was, was de wereld van de Duivel. Hij had die verdorven. Hij was niet naar deze vergadering voor het aangezicht der machtigen van Jehovah gekomen om de Souvereine Regeerder te prijzen. Hij was slechts een waarnemer van de luister en majesteit die de Schepper van hemel en aarde omringen.
6. Hoe toont Psalm 89:5-7 Jehovah’s superioriteit?
6 De psalmist heeft op mooie wijze Jehovah’s superioriteit over deze machtigen tot uitdrukking gebracht toen hij in Psalm 89:5-7. (AS) het volgende zeide: „En de hemelen zullen uw wonderen prijzen, o Jehovah; ook uw getrouwheid in de vergadering der heiligen. Want wie in de hemelen kan met Jehovah worden vergeleken? Wie onder de zonen der machtigen is gelijk aan Jehovah, een God die zeer vreselijk is in de raad der heiligen, en die te vrezen is boven allen die rondom hem zijn?”
„ZONEN DER GODEN”
7. Welke andere mogelijke weergave van Psalm 29:1 blijkt uit de voetnoot van de AS, en wie zouden deze zonen dan zijn?
7 Volgens een tweede voetnoot in de American Standard Version is er nog een andere weergave van Psalm 29:1 mogelijk. De Hebreeuwse tekst zou kunnen luiden: „Schrijft [toe] aan Jehovah, o gij zonen der goden.” Dit zou dan betrekking hebben op de zonen der natiën die de ware afkomst van de eerste mens, de Schepper, Jehovah God, zijn vergeten. De mensen van alle natiën hebben zich opgesteld onder de denkbeeldige bescherming van vergoddelijkte helden. Natuurlijk hebben zij, om hun voorstellingsvermogens te hulp te komen, grote afgoden van zilver, steen, goud en hout gemaakt. Op deze wijze hebben de volkeren der wereld hun eigen goden verzonnen en gemaakt. Dezen hebben zij eeuwenlang aanbeden; maar wat heeft deze aanbidding hun gebracht? De vele religiën in de wereld zijn vaak de oorzaak van oorlogen, twisten, haat tussen mensen en natiën, klassenonderscheid en isolationisme geweest. Jezus heeft tot aanhangers der valse religie gezegd: „Gij zijt uit uw vader de Duivel” (Joh. 8:44, NW). De zonen der goden die zij aanbidden, bedrijven nog steeds de valse religie die in de vroege mythologie is begonnen, en hun leerstellingen, ideeën en philosophieën over het leven zijn helemaal tot in onze tijd overgebracht. De Souvereine Regeerder Jehovah doet op al deze zonen van de vele goden een beroep thans aan Jehovah de heerlijkheid toe te schrijven die hem toekomt, hem sterkte toe te schrijven. Nimrod van eeuwen geleden plaatste zich boven God. Hij wilde een machtige zijn vóór Jehovah. Waar zijn zijn sterkte en heerlijkheid tegenwoordig? Laten de volgelingen van Nimrod en de volgelingen van de vele heidense goden, praktijken en geloofsovertuigingen allen hun goden en hun valse religie verzaken indien zij willen leven en Jehovah, en niet enige mens of enig beeld, heerlijkheid willen geven. Maar de religie-aanhangers met hun vele goden zullen Jehovah niet erkennen; veeleer trachten „modernisten” hem te verbergen.
8. Hoe hebben de vertalers van de RS Psalm 29:2 vaag weergegeven, en op wie wordt in dit vers een beroep gedaan en tot het doen waarvan?
8 Tegenwoordig hebben wij in de gehele wereld vele soorten van religiën met hun vele verschillende goden. Zelfs de Christenheid wil vele goden en heren hebben, en ze wil dat de zonen van deze vele goden tevreden worden gesteld met het laatste product van de Nationale Raad der kerken van Christus in de Ver. Staten van Amerika, hun nieuwe Revised Standard Version van de Bijbel. Zij verwijderen de naam Jehovah dus en maken er „de HEER” van. Maar hun nieuwe vertaling of hun herziening van hun oude vertaling geeft de vertalers een vaag voorkomen wanneer wij Ps. 29:2 (RS) lezen: „Schrijft aan de HEER de heerlijkheid van zijn naam toe.” Daarom vragen wij het Comité: Wat is zijn naam? Is het de HEER? Neen! Volgens het boek getiteld „Studies in The Psalms”, door J. B. Rotherham, is een zeer nauwkeurige vertaling van Ps. 83:18 (vers 19, Pa): „Opdat mensen mogen weten dat gij, wiens naam Jehovah is, dat gij alleen de allerhoogste zijt over de gehele aarde.” Terwijl de Christenheid voortgaat op haar eigenzinnige weg, zullen de getrouwe volgelingen van de Almachtige naar de stem van Jehovah luisteren, en zij zullen zijn boodschap en zijn naam aan de natiën bekendmaken. Indien wij deze derde weergave van de tekst, volgens welke de „zonen der goden” worden uitgenodigd Jehovah te prijzen, als een mogelijkheid toelaten, betekent het dat de gehele schepping voor hem dient te beven, niet alleen de schepselen die zich in de onzichtbare hemelen bevinden, maar ook de gehele mensheid. De schrijver van de 96ste Psalm brengt deze gedachte in de verzen 7 tot 9 tot uitdrukking waar staat opgetekend: „Schrijft aan Jehovah de heerlijkheid toe die zijn naam toekomt; brengt een offer, en komt in zijn hoven. O aanbidt Jehovah in heilige opstelling en kledij; beeft voor zijn aangezicht geheel de aarde” (AS). Hier wordt een beroep gedaan op alle bewoners der aarde Jehovah te aanbidden, en de uitdrukking vertoont zeer veel overeenkomst met die in Psalm 29:1, 2.
9. Wie luisteren naar hen die Gods naam loven, en hoe wordt voorzegd dat zij zich tot Jehovah bekeren en hem aanbidden?
9 Hoewel de meerderheid der mensen van de natiën der aarde doof zijn voor deze oproep, zijn er velen die tot de andere schapen behoren en die luisteren naar de groep lofzangers op aarde die hun God graag bij zijn naam Jehovah noemen, en deze schapen komen tot hen en voegen zich in deze lofzang bij hen. Indien Jezus heeft gezegd dat hij „andere schapen” had, die hij er ook toe moest brengen zich te verbinden met de „kleine kudde”, die uit de wereld worden geroepen als medeërfgenamen met hem in hemelse heerlijkheid, dan moet hij deze andere schapen toebrengen en tot één kudde maken, en Christus Jezus zal hun ’ene herder’ zijn (Joh. 10:16). Zij wier hart juist is, zullen door Jezus, de Herder, Jehovah vinden en hem leren kennen, en zij zullen tot Jehovah’s organisatie worden geleid, precies zoals de psalmist heeft aangetoond in de 22ste Psalm, de verzen 27 en 28: „De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij zullen den HERE [Jehovah] prijzen, die Hem zoeken; ulieder hart zal in eeuwigheid leven. Alle einden der aarde zullen het gedenken, en zich tot den HERE [Jehovah] bekeren; en alle geslachten der heidenen [natiën, AS] zullen voor Uw aangezicht aanbidden.” Dit is in volledige overeenstemming met datgene wat in Openbaring wordt gezegd en waar de gedachte tot uitdrukking wordt gebracht dat een grote schare uit alle natiën, geslachten en tongen zal komen. Zij zullen voor het aangezicht van Jehovah aanbidden, omdat zij weten dat zijn naam heerlijkheid toekomt (Openb. 7:9, NW). Jezus, hun Herder, erkende dat er één levende en waarachtige God is; niet vele goden, niet vele heren. En deze unieke God, de Souvereine Regeerder van het universum, is van alle valse goden onderscheiden doordat hij een naam heeft die het waard is door alle schepselen in de hemel en op aarde te worden geprezen.
10. Waarom doet deze schare andere schapen dit?
10 Jehovah’s getuigen zullen zich stellig niet met heel veel andere goden inlaten. Nu wij ons in de laatste dagen van de organisatie des Duivels bevinden, zien de andere schapen de verwarring van de aanbidding onder de mensen der natiën en zij vlieden uit deze verwarring. Reeds honderdduizenden weten waar Jehovah’s naam voor instaat. Zij weten dat Jehovah zijn voornemens ten aanzien van zijn schepselen openbaart. Zij weten dat Jehovah zijn beloften heeft vervuld, en zij hebben vertrouwen in hem. Zij hebben zich tot zijn Woord gewend en hebben het betrouwbaar bevonden. En wie is degene die dit alles heeft gedaan voor hen die goede dingen en waarheid liefhebben? Jehovah — dat is zijn naam, en hem aanbidden zij.
11, 12. Hoe en waarom diende Israël Jehovah in heilige kledij en in heilige opstelling aanbeden te hebben, en hoe bleven zij in gebreke dit te doen?
11 De uitdrukking in Psalm 29:2 (AS), „Aanbidt Jehovah in heilige opstelling en kledij” houdt zo veel in. Het is moeilijk het luisterrijke schouwspel te bevatten dat zich in de hemelen en op aarde voordoet wanneer deze Psalm volledig wordt vervuld. Toen Jehovah God de kinderen van Israël als een speciaal volk uit Egypte had geroepen, gaf hij zijn priesters de opdracht zich in heilige gewaden te kleden. Aärons klederen worden in Exodus, hoofdstuk 28, beschreven en zij waren zeer fraai. Zijn klederen onderscheidden hem van al de andere priesters. Wanneer hij voor Jehovah God verscheen, droeg hij bij zekere gelegenheden zijn klederen van heerlijkheid en schoonheid. In de dagen van weleer, toen Jehovah’s volk door de woestijn trok, gaf hij hun de opdracht zich in juiste posities op te stellen. Dit alles werd gedaan volgens zijn leiding. Het was organisatie. Iedere stam nam graag zijn juiste positie in. Het was niet zo dat één stam de eerste positie trachtte in te nemen, maar het was zo dat God hun onder zijn eigen leiding een plaats had toegewezen. Jehovah was hun God en hij leidde hen. Hij leidde hen door de woestijn en ten slotte het Beloofde Land binnen. Zij hadden hem in heilige opstelling moeten aanbidden. Toen zij zich derhalve tot de aanbidding van andere goden wendden, toonde Jehovah hun zijn misnoegen.
12 Telkens opnieuw keerden de kinderen van Israël zich tot de aanbidding van valse goden, zelfs nadat Jehovah hen had voorzien van voedsel, van kleding die niet sleet en van schoenen die niet vol gaten kwamen door het lopen. Ook al waren zij goed op de hoogte met de bevrijding uit Egypte die God voor hen had bewerkt, en zijn macht welke werd gedemonstreerd in de vernietiging van Farao en de Egyptenaren die hen achtervolgden, toch lieten zij Jehovah in de steek en gingen de aanbidding van andere goden beoefenen. Deze goden konden niets voor de Israëlieten doen, evenmin als ze iets konden doen voor de natiën door wie ze werden aanbeden. De profeet Jeremia bracht het zeer kernachtig en duidelijk onder woorden toen hij in zijn tweede hoofdstuk, in de verzen 26-28 (NBG) zeide: „Gelijk een dief te schande wordt, als hij wordt betrapt, zo wordt het huis van Israël te schande: zij, hun koningen, hun vorsten, hun priesters en hun profeten, die tot een stuk hout zeggen: Gij zijt mijn vader, en tot een steen: Gij hebt mij gebaard. Want zij keren Mij den nek toe en niet het aangezicht; maar ten tijde van hun rampspoed zeggen zij: Sta op en verlos ons! Waar zijn dan uw goden die gij u gemaakt hebt? Laten die opstaan, of zij u kunnen verlossen ten tijde van uw rampspoed; want even talrijk als uw steden zijn uw goden geworden, o Juda!”
13. Hoe is het met de wereldse natiën van tegenwoordig net eender gesteld, en dat met welk einde nabij?
13 Zoals het met de kinderen van Israël was gesteld, is het ook met de natiën van de tegenwoordige wereld gesteld. Waar blijven de vermogens van de goden der natiën? Waar brengen zij de mensen zegeningen? De natiën der aarde zijn met hun legers opgerukt, zij hebben hun moorddadige oorlogen gestreden, hebben nieuwe landen in bezit genomen, zijn door hun priesters en geestelijken in hun daden gezegend, maar waar blijft de zegen? De priesters die de verliezende natiën hebben gezegend; zijn tezamen met de verliezers gevangenen geworden. De religieuze leiders die de zegevierende natiën hebben gezegend, hebben de overwinnaars geen vrede en voorspoed gebracht. Waarom keren de mensen der wereld zich niet van deze religieuze leiders af? Enkelen doen dit maar de meerderheid van de mensen dezer aarde volgt haar blinde religieuze leiders en wanneer de leidslieden in de kuil vallen, zullen ook de mensen der natiën in de kuil vallen (Matth. 15:14, NW). Dat al zulke mensen die zich onder de goddeloze regeringen bevinden, tezamen met hun heersers in de kuil zullen vallen, staat binnenkort te geschieden. De strijd van Armageddon, wanneer Jehovah God in heilige opstelling al deze natiën zal slaan en hen volledig zal vernietigen, ligt niet heel ver meer in de toekomst.
14. Hoe heeft Jehovah eeuwenlang gesproken, maar hoe zal hij binnenkort spreken?
14 De 29ste Psalm geeft ons een prachtige beschrijving van de macht van God, hoe hij de natiën kan vernietigen, en hoe gemakkelijk het voor hem zal zijn de grote macht van de georganiseerde regeringen der wereld te vernederen. Jehovah God heeft door zijn goedgunstigheid en barmhartigheid eeuwenlang door middel van zijn Woord en bij monde van zijn volk gesproken. Tegenwoordig heeft hij honderdduizenden van zijn getuigen verzameld om zijn naam tot de einden der aarde bekend te maken. Zij luisteren naar zijn stem die door middel van zijn Woord tot hen komt. Maar binnenkort zal de stem van Jehovah op een geheel verschillende wijze spreken. Hij zal op donderende toon van de hemelen uit spreken.
GELIJK DONDER
15. Waarmede werd Jehovah’s stem vergeleken, en welk voorbeeld hiervan had Israël te Sinaï?
15 Uit de 29ste Psalm blijkt dat de donder van de hemelen gelijk de stem van God is. De verschrikkelijke verschijnselen van de storm die in de hemelen raast, zijn een uitdrukking van Gods majesteit, zijn eeuwigheid, zijn souvereiniteit en zijn onwrikbaarheid. Wanneer Jehovah van de hemel uit met zijn stem van autoriteit spreekt, zullen alle natiën der aarde beven en schudden en ophouden te bestaan. Thans is de tijd aangebroken dat zij die zachtmoedig zijn, acht slaan op de stem van God zoals die door zijn Woord tot uitdrukking wordt gebracht, en dit moeten zij doen voordat zijn stem in Armageddon van de hemelen uit zal spreken. Jehovah’s uitingen zijn machtig. Toen hij bij de berg Sinaï Mozes de Tien Geboden gaf, leverde dit een ontzagwekkend schouwspel op. Hij had zo juist een grootse bevrijding van zijn volk teweeggebracht. Waarschijnlijk waren er nu meer dan twee millioen van hen, mannen, vrouwen en kinderen, uit Egypte in de woestijn gebracht. Hij zou hen verder naar het Beloofde Land leiden. Zij waren zijn uitverkorenen; zij waren zijn theocratische organisatie. En hij toonde hun van de hemelen uit zijn macht. „En het geschiedde op den derden dag, toen het morgen werd, dat er donderslagen en bliksemstralen en een zware wolk op den berg waren en zeer sterk bazuingeschal, zodat al het volk dat in de legerplaats was, beefde” (Ex. 19:16, NBG). En dan, in het 18de vers, lezen wij: „En de berg Sinaï stond geheel in rook, omdat de HERE [Jehovah] daarop nederdaalde in vuur; de rook daarvan steeg op als de rook van een oven, en de gehele berg beefde zeer.” — Zie ook Exodus 20:18, NBG.
16. Waarom passen zijn getuigen op wanneer Jehovah spreekt?
16 De grote God des hemels is geen lief sprekende persoon. Hij is een God van verontwaardiging, een God die zijn toorn tot uitdrukking zal brengen ten aanzien van hen die hem niet dienen en die hem bestrijden. Hij is niet een god met wie degenen die hij heeft geschapen, kunnen sollen. „Ziet, de naam van Jehovah komt van verre, brandend van zijn toorn, en in dikke opstijgende rook; zijn lippen zijn vol van verontwaardiging, en zijn tong is als een verterend vuur” (Jes. 30:27, AS). De God die Jehovah’s getuigen aanbidden, is de Souvereine Regeerder van het universum en hij heeft zijn luister en zijn wonderbaarlijkheid als de enige rechtmatige regeerder van het universum ten toon gespreid. Zijn volk is op de hoogte met zijn schepping, zij zijn op de hoogte met zijn Woord, zij zijn op de hoogte met de machtige daden die hij in het verleden heeft verricht, en zij hebben geloof in wat hij in de nabije toekomst gaat doen. Met de psalmist kunnen zij zeggen: „Loof den HERE [Jehovah], mijn ziel. HERE [Jehovah], mijn God, Gij zijt zeer groot, Gij hebt U met majesteit en luister bekleed. Hij hult Zich in het licht als in een mantel, Hij spant den hemel uit als een tentkleed, Hij zoldert zijn opperzalen in de wateren, Hij maakt de wolken tot zijn wagen, Hij wandelt op de vleugelen van den wind. Hij maakt de winden tot zijn boden, laaiend vuur tot zijn dienaren. Hij heeft de aarde op haar grondslagen gevestigd, zodat zij nimmermeer wankelt” (Ps. 104:1-5, NBG). Zijn getuigen passen dus op wanneer Jehovah spreekt.
17. Wat willen zij die hem thans hebben leren kennen, doen?
17 Zij die de waarachtige God van het universum en zijn naam Jehovah thans hebben leren kennen, scheppen er behagen in zijn naam te eren. Zij willen iets doen; zij willen tegenover anderen uitdrukking geven aan hun kennis omtrent Jehovah. Daarom zult gij bemerken dat Jehovah’s getuigen zo actief zijn. En zij zeggen: „Ik zal den HERE [Jehovah] zingen, zolang ik leef, ik zal mijn God psalmzingen [loven]. zolang ik ben” (Ps. 104:33, NBG; AS). Zij verlangen er naar zich te verenigen in de aanbidding van Jehovah in heilige opstelling. Zij erkennen dat er een organisatie is die op aarde is gevormd, Jehovah’s zichtbare organisatie.
18. Wat heeft Jehovah op aarde opgebouwd, en waar is dus onze veiligheid?
18 Evenals Jehovah een onzichtbare organisatie heeft bestaande uit overheden en machten, uit cherubim, seraphim en engelen, die zich allen ’op hun juiste plaats’ in zijn organisatie bevinden, heeft Jehovah God op de aarde een grote organisatie opgebouwd. Gods dienaren op aarde spreken één taal, de taal die Jehovah God onderwijst in zijn Woord. Terzelfdertijd kunnen zij op de gehele aarde in vele talen over deze waarheden uit Gods Woord spreken. God heeft zijn volk niet in één stad of streek of één aardse plaats van veiligheid en toevlucht bijeenvergaderd. Door bemiddeling van hun Leider, Christus Jezus, worden zij tot de einden der aarde gezonden om daar het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken. Maar zolang zij zich in zijn organisatie bevinden en daar de vele tongen der volkeren spreken, laten zij toch de reine taal van Gods Woord horen. Het is niet een kwestie van geographische ligging die bescherming brengt, maar getrouwheid aan Jehovah God en zich dicht bij hem bevinden in zijn organisatie en hem in heilige opstelling en kledij aanbidden wanneer Jehovah ten tijde van Armageddon toeslaat. Er moet eenheid onder Gods volk zijn; ongeacht waar wij hen op aarde aantreffen, zij moeten thans in eensgezindheid zien dat Jehovah zijn organisatie, Zion, heeft voortgebracht. Evenals de kinderen van Israël in hun tijd waren georganiseerd om van de ene plaats naar de andere te marcheren, en zij in het kamp in de woestijn hun respectieve posities hadden, is het tegenwoordig het geval.
19. Welke groeperingen zijn er in deze zichtbare organisatie, en hoe verbreidt ze zich en dringt nieuwe gebieden binnen?
19 Wij vinden Jehovah’s volk georganiseerd in kleine eenheden waar zij Bijbelstudiën houden, in grotere eenheden waar zij een groepsorganisatie doen functioneren, en in nog grotere ordeningen waar zij hun zonevergaderingen hebben. Vervolgens worden vele zones in districtsorganisaties verzameld, en al deze districten in bepaalde plaatsen komen onder de leiding van een bijkantoororganisatie. Deze bijkantoororganisaties zijn over de gehele wereld verspreid maar vallen nog onder het bestuur van het hoofdbureau. Allen ontvangen door middel van het tijdschrift De Wachttoren dezelfde organisatorische instructies. Zij weten hoe te handelen, wat te zeggen en te doen, hoe de armen en zachtmoedigen te vertroosten, hoe de gevangenen te bevrijden, hoe hen uit de organisatie des Duivels te voorschijn te brengen en Gods organisatie binnen te leiden en hoe dezen te helpen hun standpunt te midden van Gods volk in te nemen en Jehovah in heilige opstelling en kledij te aanbidden. Er zijn vele volle-tijd bedienaren met deze groepsorganisaties verbonden, en zij wijden al hun tijd aan het prediken van het goede nieuws terwijl zij voortdurend lof zingen voor de troon van God. Enkelen van dezen zijn op de Wachttoren Bijbelschool Gilead opgeleid en zijn als zendelingen naar andere landen gezonden. Soms zijn zij daar voor een tijdje alleen totdat zij de andere schapen hebben gevonden, en dan vergaderen dezen zich met hen in een kleine Bijbelstudiegroep en ten slotte wordt een groep opgericht. Dan groeit er in dat gedeelte van de aarde een ander deel van Jehovah’s organisatie.
20. Waarnaar gaat onze gemeenschappelijke belangstelling uit, en tot het doen waarvan in deze tijd sporen wij alle mensen aan?
20 Een ieder heeft zijn positie in Gods organisatie en allen werken in vreugde en blijdschap samen. Of zij nu een districtsdienaar, een zonedienaar, een groepsdienaar, een werker op het hoofdbureau of op een bijkantoor, een pionier, een zendeling of een groepsverkondiger zijn, het enige waarin zij allen belangstellen, is Jehovah, hun God, te aanbidden. Hun aanbidding behaagt de Allerhoogste. Zij weten dat Jehovah een groot werk wil laten doen voordat hij in de strijd van Armageddon toeslaat. Evenals het in de dagen van Noach was, is het nu. De mensen moet de waarschuwing worden gegeven. Jehovah vernietigt de natiën niet zonder hun behoorlijke inlichtingen te geven aangaande wat er te gebeuren staat. Jehovah’s getuigen weten wat er gaat gebeuren, daarom kondigen zij de vernietigingsboodschap en terzelfdertijd een vertroostende boodschap aan. Jehovah’s koninkrijk moet worden aangekondigd. Wanneer hij zegt dat de natiën der aarde verpletterd zullen worden en gelijk een stofje aan een weegschaal zullen zijn, dan is dat ook precies wat hij bedoelt. Dit is er niet de tijd voor de mensen in slaap te wiegen en te zeggen dat alles wel terecht zal komen en dat vrede en voorspoed door de pogingen van de mensen der natiën kunnen worden teweeggebracht. Jehovah God heeft in geen onzekere bewoordingen verklaard dat allen hem in heilige opstelling en kledij moeten aanbidden, en zij die niet te voorschijn treden om hem te aanbidden, zal hij dan schokken en vernietigen.