Nog meer bevrijdingsprofetieën zullen in vervulling gaan
1, 2. Welke andere profetische uitspraken duiden op het feit dat het volk des Heren na de 1335 dagen nog meer vervullingen van profetieën moet ingaan?
HOEWEL het bovenstaande gedeelte van Daniëls profetie is verwezenlijkt, is het toch niet het einde, want Jehova en Zijn Koning zijn besloten ’alle kinderen van zijn volk’ te bevrijden. Een iegelijk van Gods kinderen zal naar de geliefde stad worden gebracht; enkelen die reeds zijn teruggebracht, zijn thans gereed voor Koninkrijksdienst. Opdat wij de verdere voornemens van God na de 1335 dagen mogen vernemen, brengen wij Daniëls profetie in verband met Johannes’ visioen in de Openbaring, en wij merken op dat dit ons voorbij de tijd brengt waarover Daniël heeft gesproken. Met dit in gedachten verwijzen wij nu naar Daniëls visioen van de engel die op het water stond (Dan. 12:5-7). Deze zelfde engel wordt ook gezien in het visioen dat staat opgetekend in Daniël 10:5-7: „Ik hief mijn ogen op, en zag, en ziet, er was een Man met linnen bekleed, en Zijn lenden waren omgord met fijn goud van Ufaz. En Zijn lichaam was gelijk een turkoois, en Zijn aangezicht gelijk de gedaante des bliksems, en Zijn ogen gelijk vurige fakkelen, en Zijn armen en Zijn voeten gelijk de verf van gepolijst koper, en de stem Zijner woorden was gelijk de stem ener menigte. En ik, Daniël, alleen zag dat gezicht, maar de mannen, die bij mij waren zagen dat gezicht niet; doch een grote verschrikking viel op hen, en zij vloden, om zich te versteken.” Deze engel wordt voor ons geïdentificeerd als de Here Jezus Christus in heerlijkheid ten tijde van zijn koninkrijk: „En in het midden van de lampestandaarden iemand gelijk een zoon des mensen, bekleed met een kleed dat tot op de voeten reikte, en omgord aan de borsten met een gouden gordel. Bovendien waren zijn hoofd en zijn haar wit als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vurige vlam, en zijn voeten waren gelijk fijn koper wanneer dat in een oven gloeit, en zijn stem was als het geluid van vele wateren. En toen ik hem zag, viel ik als dood aan zijn voeten. En hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: ’Wees niet bevreesd. Ik ben de Eerste en de Laatste, en de levende; en ik ben dood gegaan, doch, zie! ik leef tot in alle eeuwigheid, en ik heb de sleutels van de dood en van Hades.’” — Openb. 1:13-15, 17, 18, NW.
2 In Daniël 10:13 zien wij de grote Vorst Michaël (Christus) een van de hemelse boodschappers te hulp komen, hetgeen een verdere bevestiging is van het feit dat over Christus Jezus profetisch wordt gesproken als degene die boven de grote wateren (menigten) is. „En ik, Daniël, zag, en ziet, er stonden twee anderen, de een aan deze zijde van den oever der rivier, en de ander aan gene zijde van den oever der rivier” (Dan. 12:5). Hier zijn vele wateren of een stroom (grote menigte), met één engel aan het ene uiterste en een andere aan het andere uiterste, want zij bevinden zich op de kanten van tegenover elkaar gelegen oevers. Dit stelt klaarblijkelijk alle menigten voor, en er wordt gevraagd: ’Hoe lang tot het einde van deze wonderen?’ De glorierijke Koning Christus Jezus heft zijn rechterhand op, hetgeen zoveel als een eed is; evenals toen „Abram . . . tot den koning van Sodom [zeide]: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HERE [Jehova], den allerhoogsten God, Die hemel en aarde bezit” (Gen. 14:22; zie ook Deuteronomium 32:40). Laten wij ons nu tot Openbaring 10:5-7 (NW) wenden: „En de engel die ik op de zee en op de aarde zag staan, hief zijn rechterhand op naar de hemel, en bij Degene die tot in alle eeuwigheid leeft, . . . zwoer hij: ’Er zal geen uitstel meer zijn; maar in de dagen van het bazuingeschal van de zevende engel, wanneer hij op zijn bazuin moet blazen, wordt het heilige geheim van God overeenkomstig het goede nieuws dat hij aan zijn slaven, de profeten, heeft bekendgemaakt, waarlijk tot een einde gebracht.’” Dit is een plechtige verklaring dat er niet meer zal worden gewacht. Het heilige geheim van God wordt voleindigd. Deze profetie van het voleindigen van het heilige geheim van God gaat na 1926, na de 1335 dagen, in de tijd der gezegendheid, in vervulling.
HET HEILIGE GEHEIM VAN GOD
3. Welke vragen zijn pas sedert het jaar 1926 voor de dienstknechten des Heren opgehelderd?
3 Kunt gij begrijpen dat het slechts ongeveer vijf en twintig jaar geleden is sedert de glorierijke en heilige naam van Jehova op de voorgrond werd geplaatst en aan Gods volk werd geopenbaard als een naam die in elk deel der aarde moet worden verkondigd? Weet gij ook dat de naam tot 1926 zelfs op de vergaderingen van Gods volk zelden werd gebruikt en in verband met de openbare bediening nooit? Dat het mensen van de wereld moeite kostte te begrijpen wat er met de benaming „Jehova’s getuigen” werd bedoeld, die in 1931 voor het eerst in het openbaar werd bekendgemaakt? Dat er onder het volk des Heren vele in verwarring brengende vragen waren, zoals: Waarom al deze misdaden en rampen? Wat is de reden voor de vervolging van de kinderen van God? Waarom waren er, nu het Koninkrijk was gekomen, oorlogen, en welke positie namen de heersers dezer wereld in? Merkte God deze dingen op? Wanneer zou hij handelend optreden?
4. Welke vragen worden nog steeds gesteld door hen die buiten de organisatie des Heren staan, en welke verantwoordelijkheid brengt dit voor Zijn dienstknechten mee?
4 Deze vragen brengen de kinderen van Jehova nu niet meer in verwarring. „Al uw kinderen zullen van den HERE [Jehova] geleerd zijn, en de vrede uwer kinderen zal groot zijn” (Jes. 54:13). Zij die buiten de organisatie van Jehova staan, stellen echter wel vragen over deze aangelegenheden en verlangen inlichtingen. Alleen zij die zich binnen de organisatie bevinden, zijn op de hoogte, en daarom moeten zij de kennis uitdelen aan hen die buiten zijn. Zij vragen: Wie is God? Kan hij verantwoordelijk zijn voor al deze verschrikkelijke onheilen? Machtigt hij de valse religie-aanhangers voor hem te spreken? Stelt hij goddeloze dictators aan? Heeft hij een organisatie? Heeft hij slechts één volk, of honderden verschillende organisaties? Is hij een boze geest, een monster, een god van bloed? Waarom genieten de goddelozen voorspoed? Is God rechtvaardig, rein en heilig? Waarom is het Satan toegestaan God te bestrijden? Zij die buiten zijn, stellen over God de ene vraag na de andere. Maakt het de harten van Gods getrouwe volk niet voortdurend gelukkig de waarheid te weten? want voor hen is ’het heilige geheim van God voleindigd’. Zij leven in de tijd der gezegendheid.
5, 6. Hoe kan tegenwoordig waarlijk worden gezegd dat ’er geen uitstel meer zal zijn’?
5 De dag waarin Jehova zich zal verheffen om de goddeloze natiën der aarde te straffen en zo voor zichzelf een naam te maken die voor altijd zal worden gedacht, is niet ver verwijderd en zal nu niet meer worden uitgesteld. Vijf-en-dertighonderd jaren geleden verdelgde hij de Egyptenaren in de Rode Zee en meer dan vier duizend jaar geleden veroorzaakte hij de grote Vloed en vernietigde een wereld. Zijn naam is nog steeds met deze wonderbaarlijke werken verbonden. Na Armageddon zal zijn naam echter voor altijd worden gedacht. Die tijd van bevrijding voor de zachtmoedigen, de getrouwen, is zeer nabij, en de inlichtingen hierover worden hun als goed nieuws bekendgemaakt. „Het heilige geheim van God overeenkomstig het goede nieuws dat hij aan zijn slaven, de profeten, heeft bekendgemaakt, [wordt] waarlijk tot een einde gebracht.” — Openb. 10:7, NW.
6 Alle getuigen van Jehova en hun metgezellen weten dat wij grootse en glorierijke dagen beleven, omdat de tijd is aangebroken waarin elk visioen wordt verwezenlijkt. Ze worden niet meer opgeschort. Dit is waarlijk de dag die Jehova heeft beschikt, de tijd voor de verwezenlijking van zijn wonderbaarlijke beloften. Laten wij als de getuigen van Jehova er ten volle ingaan en te midden van de bewoners der aarde ons standpunt innemen als degenen die tot Jehova’s stad en tot het nieuwe samenstel van dingen behoren, als degenen die weten dat het Koninkrijk in de hemel is opgericht en dat Jehova regeert. Leef dan overeenkomstig deze kennis en wees als zij die wijs zijn en duizenden tot de wegen der rechtvaardigheid, ja, tot in de nieuwe wereld keren.
7. Van welk feit in verband met oordeel en bevrijding zouden de volken der aarde nu beter zorgvuldig nota kunnen nemen?
7 In deze tijd die rijk aan gebeurtenissen is, blaast de zevende engel op zijn bazuin, dat wil zeggen, na het einde van de 1260 dagen in 1918. Dan kunnen de volgende wonderen geschieden: „En de zevende engel blies op zijn bazuin. En er geschiedden luide stemmen in de hemel, die zeiden: ’Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal tot in alle eeuwigheid als koning regeren.’ En de vier en twintig personen op leeftijd, die voor het aanschijn van God op hun tronen zaten, vielen op hun aangezichten aanbaden God, zeggende: ’Wij danken u, Jehova God, de Almachtige hij die is en die was, omdat gij uw grote kracht hebt opgenomen en zijt begonnen als koning te regeren. Doch de natiën werden vergramd, en uw gramschap kwam, en de bestemde tijd voor de doden om te worden geoordeeld, en aan uw slaven, de profeten, en aan de heiligen en aan hen die uw naam vrezen, de kleinen en de groten, hun loon te geven, en hen te verderven die de aarde verderven.’ En het tempelheiligdom van God, dat in de hemel is, werd geopend, en de ark van zijn verbond werd in zijn tempelheiligdom gezien. En er geschiedden bliksems en stemmen en donderslagen en een aardbeving en een grote hagel” (Openb. 11:15-19, NW). Is het Gods kinderen niet zeer duidelijk hoe de vele wateren, dat zijn, de volken, de natiën en de tongen, nu alle onder Christus Jezus zijn gekomen? Hoe sneller de mensen dit feit inzien, hoe beter het voor hen zal zijn. Dit is een dag van oordeel. Het is een dag van bevrijding. Enkelen weten genoeg van de waarheid om deze te bestrijden omdat ze verantwoordelijkheden met zich brengt, maar dit is een zeer onverstandige handelwijze, want Jehova biedt niets anders aan. Waar anders kunt gij gaan, want Christus Jezus heeft de macht en God maakt door tussenkomst van zijn getrouwe Knecht zijn wil bekend, en die wil is het woord des levens.
8. Welk scheidingswerk wordt daarom nu verricht?
8 Grote scharen oprechte mensen moeten zich tot de nieuwe wereld en de rechtvaardige Koning wenden, en zij die dit doen, vinden vrede en geluk, zelfs nu, te midden van de oude goddeloze wereld. Maar de „goddelozen zullen goddelooslijk handelen”, en hun haat tegen de kinderen van de Allerhoogste neemt toe. Zij weten dat zij geen deel hebben aan de openbaringen, gunstbewijzen en voorrechten van het Koninkrijk, en zij zien dat Jehova deze wonderen in ons midden, binnen de organisatie van Jehova’s getuigen, heeft laten gebeuren. De grote, oude en wonderbaarlijke profetieën zijn in ons in vervulling gegaan. Daarom worden Jehova’s getuigen door Jehova’s Woord en de feiten die tegenwoordig in vervulling er van geschieden, onmiskenbaar geïdentificeerd. Zij zijn zijn geliefden. De goddelozen weten dit en zien dat zij zelf zijn uitgeworpen; daarom jammeren en knarsetanden zij van ergernis.
9. Welk vreemde identificatiewerk gaat jaar na jaar op grootse wijze voort en welke nuchtere vragen dienen daarom bij hen die niet de verstandige handelwijze volgen, op te komen?
9 Jehova’s opmerkelijke, vreemde werk van het identificeren van zijn getrouwe dienstknecht houdt niet op. Jaar na jaar wordt het duidelijker. Visioenen en profetieën worden verwerkelijkt door de wonderbare dingen die Jehova voor ons doet. „Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De HERE [Jehova] heeft grote dingen aan dezen gedaan” (Ps. 126:2). Geen andere van alle organisaties der wereld is uitgekozen. Jehova’s getuigen zijn tot tekenen en wonderen in het land. „Bind de getuigenis toe; verzegel de wet onder mijn leerlingen. Daarom zal ik den Here [Jehova] verbeiden, Die Zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob, en ik zal Hem verwachten, Ziet, ik en de kinderen, die mij de HERE [Jehova] gegeven heeft, zijn tot tekenen en tot wonderen in Israël, van den HERE [Jehova] der heirscharen, Die op den berg Zion woont” (Jes. 8:16-18). Zij die belijden God lief te hebben en beweren zijn wil te doen en die niet tezamen met hen die weten dat de nieuwe wereld nabij is, dienen en aanbidden, zouden er verstandig aan doen hun positie spoedig in overweging te nemen. Zij zouden zich alleen maar enkele eenvoudige vragen behoeven te stellen: Ben ik er mij van bewust dat Jehova’s gunst rust op het werk dat ik doe? Verwacht ik een oordeel van hem als resultaat van de verrichte dienst en kan ik aan de hand van Zijn heilige Woord bewijzen dat mijn werken in gehoorzaamheid daaraan zijn? Of verricht ik een of andere dienst zelfzuchtig? Gebeurt het tot mijn of tot Jehova’s lof? Verneem ik meer omtrent Gods koninkrijk en de oprichting er van? Kan ik de vervullingen van profetieën inzien? Indien gij u nog in het mystieke Babylon bevindt, neem dan de waarheden die voor u zijn uiteengezet, in overweging en haast u de veroordeelde organisatie te verlaten. „En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: ’Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij niet een deel van haar plagen wilt ontvangen.’” — Openb. 18:4, NW.
10. Welke ervaringen van de dienstknechten des Heren, vooral sedert 1933, bewijzen dat de campagne van de Duivel tegen hen krachtiger wordt?
10 De machten van dit boze samenstel van dingen, die moeten verdwijnen, zullen herhaalde aanvallen op het volk des Heren doen, maar ze zullen het nooit breken of verstrooien. Satan weet dat Jehova’s getuigen Gods volk zijn en de enigen op aarde die voor Jehova’s eer opkomen en het koninkrijk van de Here Jezus bekendmaken, en hij zal de gehele wereld tegen dit volk opzetten om het te vernietigen, maar hij zal dit duivelse plan niet verwezenlijken, want „de macht van den vernieler van het heilig volk” is gebroken (Dan. 12:7, PC). Zijn tegenstand en vervolging zijn toegenomen, veel meer dan van 1914 tot 1918. Van 1933 tot de uitbarsting van de tweede wereldoorlog, die de vijanden van Zion de gelegenheid schonk in een groot offensief op ons aan te stormen, werden zijn tegenstand en vervolging steeds krachtiger. Deze aanval was verschrikkelijk, want alle delen der organisatie werden belegerd. Gods organisatie ving de schok echter op en wankelde slechts een ogenblik onder de druk der wereld, maar de vesting Zion stond stevig. Satan, de heerser van de tegenstand biedende horden, zette enkele broeders met geweld in zijn gevangenissen en concentratiekampen, sommigen doodde hij, terwijl hij over duizenden anderen ontbering en veel geestelijk zowel als lichamelijk lijden bracht. Doch met welk resultaat?
BEWIJZEN VAN BEVRIJDING
11-13. Wat waren de resultaten van deze duivelse campagne, en hoe getuigden uitgaven van De Wachttoren van 1942 hiervan?
11 Het „gedurig offer” werd dit keer beslist niet weggenomen; want er werd dagelijks, ja ieder uur, lof geofferd, en enkelen van de getrouwen eerden Jehova zelfs met hun levensbloed. Gods volk werd met ’geschikt voedsel’ versterkt, want middenin die verschrikkelijke vernietigende tweede Wereldoorlog spreidde de Heer een rijk voorziene tafel met Koninkrijkswaarheden. De Wachttoren publiceerde in deze periode prachtige, versterkende en opbeurende artikelen zoals „De verkondiging van Gods koninkrijk” (In het Engels „Het te niet doen van vervolging”), „Jeftha” (in vijf delen), „Micha” (in elf delen), „Psalm 47” (in het Engels „Lied tot oproep voor actie”), en vele andere. Zion werd niet alleen „met het vette der tarwe” gevoed, maar er werd ook in vergaderingen voorzien, waar de getuigen met elkander konden omgaan. Jehova’s volk was vast besloten, het was zeker, het was standvastig, zoals blijkt uit de resolutie die op de vergadering te Cleveland werd aangenomen:
„. . . DAT wij gekant zijn tegen alle totalitaire heerschappij en haar beperking van de aanbidding van Jehova God door bemiddeling van Jezus Christus. Wij zijn aan geen vreemde religieuze of politieke macht trouw verschuldigd, maar ons Hoofd en onze Leider is Degene die door God is uitgekozen en aangewezen: Christus Jezus, de Koning, wiens voorbeeld wij in de aanbidding en dienst voor God willen volgen. Er kome wat de Heer moge toelaten, wij zullen Jehova God blijven aanbidden en alle gedemoniseerde inbreuken op Zijn aanbidding en dienst blijven wederstaan en in onverbreekbare eenheid verder strijden totdat Hij door middel van zijn Theocratische Regering onder Christus Jezus de overwinning geeft.
Gedateerd zaterdag 19 september 1942.”
12 Ook van belang waren brieven die van bijkantoren en groepen in het veld werden ingezonden, zoals die welke werd aangehaald in de Engelse uitgave van De Wachttoren van 1 october 1942, uit Londen:
„Wij danken de Heer voor de steeds aansporende waarheden die door middel van De Wachttoren zo overvloedig worden verschaft. Wij willen ons geloof in De Theocratie bewijzen door onze werken. Wij weigeren onze verbondsbeloften te verbreken. De ’gruwel der verwoesting’ kan ons nooit de vreugde van het loven van Jehova’s naam ontnemen. Er liggen ongetwijfeld nog vele donkere dagen in het verschiet. De mensen van goede wil verwachten van Jehova’s getuigen troost. Wij kunnen hen niet in de steek laten. Wij trachten ijverig te zijn en de uitnodiging des Heren ’Weid mijn schapen’ te gehoorzamen. Wij verklaren dat wij besloten zijn elke mogelijke gelegenheid te gebruiken THANS dit werk te doen. Wij zullen onberispelijk blijven staan.
Als een wel samengevoegde stad zien wij met volledig vertrouwen op de Heer de dreigende Assyrische intocht in het land van Jehova onder ogen. De Theocratie, de Heilige Stad, zal overwinnen. Kome wat moge, wij zijn bereid en gewillig alle smaadheden en vervolging te dragen die de Heer tot rechtvaardiging van zijn naam moge toelaten.”
13 Daarna, in 1943, 1944 en 1945 steeg van Jehova’s volk nog steeds dezelfde „offerande des Lofs” op. Hoe waar was het dat Satan dit keer het gedurige offer niet kon wegnemen zoals in 1918. De Heer was in ons midden en hoewel alle natiën aan onze poorten streden en onkreukbaarheid trachtten te breken, bleven Zions kinderen trouw staan.
14, 15. Wat is tegen natuurlijke verwachtingen in de toestand van Zijn dienstknechten sedert de tweede Wereldoorlog?
14 Wat is er nu sedert de tweede Wereldoorlog geschied? De gezegendheid is toegenomen en op Gods Woord is meer licht geworpen. Er is kennis geschonken. De rechtvaardigen die uit de zware tijden van vervolging, lijden, verbodsbepalingen en andere vormen van tegenstand kwamen, waren gelijk de zon die door de wolken breekt. Nu dringt de boodschap van de waarheid in alle schittering krachtig tot in alle verafgelegen plaatsen door, want geen plaats schijnt voor de zonneschijn der waarheid verborgen te zijn. Men zou uiteraard verwachten dat Jehova’s getuigen na alle moeilijkheden en gevangeniservaringen die zij hebben ondergaan, uitgeput en vermoeid zouden zijn en in een zodanige toestand zouden verkeren dat zij niet in staat zijn nu in de naoorlogse periode met Gods werk voort te gaan.
15 Herinnert gij u het grote internationale congres te New York in 1950? Verkeerden de getuigen daar in zulk een toestand? Integendeel! Zij waren energiek, vol brandende ijver voor de waarheid, verlangend naar elke dienstgelegenheid. Er waren geen klagers, mopperaars of ontevredenen onder de getuigen daar. Neen, want deze duizenden waren vredig en vol vreugde, en zelfs hun gezichten en gesprekken drukten geluk uit. Toch waren juist zij door Satan zo hard bestookt. Satan is geen overwinnaar, zijn macht is gebroken; alles wat hij nu kan doen, is het overblijfsel van de heidense machten bijeenschrapen en hen zo goed mogelijk vasthouden totdat de sterke arm van Jehova hen volkomen vernietigt.
16. Welke speciale uitdrukkingen der profetieën kan men nu gevuld zien met een wonderbaarlijke betekenis voor het volk des Heren?
16 O hoe passend en vol betekenis voor deze getuigen zijn de woorden van de psalmist: „Als de HERE [Jehova] de gevangenen Zions [zij die naar Zion terugkeerden] wederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen. De HERE [Jehova] heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd. Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en wenende; maar voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven.” „Ware het niet de HERE [Jehova], die met ons was, — zegge nu Israël — ware het niet de HERE [Jehova], die met ons was, toen mensen tegen ons opstonden, . . . Geprezen zij de HERE [Jehova], die ons niet overgaf ten buit aan hun tanden! Onze hulp is in den naam des HEREN [van Jehova], die hemel en aarde gemaakt heeft.” „Die op den HERE [Jehova] vertrouwen, zijn als de berg Zion, die niet wankelt, maar blijft in eeuwigheid. Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de HERE [Jehova] rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid. Want de scepter der goddeloosheid zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen; opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken tot onrecht.” „Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Zion! trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad! want in u zal voortaan geen onbesnedene noch onreine meer komen.” — Ps. 126:1, 3, 5, 6, AS; 124:1-6, 8, NV; 125:1-3 en Jes. 52:1.
GROTE AANTALLEN GEVANGENEN NU THUIS
17. Hoe deed het in 1950 gehouden congres te New York een waarlijk gezegende toestand uitkomen waarin het volk des Heren nu was ingeleid?
17 De gevangenen thuis! Duizenden en nog eens duizenden — allen terug! Wie zou in 1919 hebben gedroomd dat Jehova deze allen naar zijn stad zou doen stromen? Wat een toename! Dankbaar vergaderde zijn volk in 1950 te New York, om de „Uitbreiding der Theocratie” te vieren. En wat een viering! Ziet wat er gebeurde, want daar in die grootste en belangrijkste stad van deze wereld waren de mensen er getuige van hoe de heiligen van de Allerhoogste God en hun getrouwe metgezellen in lieflijke kameraadschap bijeenwaren, zich koesterend in de zon van Jehova’s liefde en zorg. Terwijl deze wereld had getracht deze kinderen van God te verdelgen en te doen verdwijnen, zagen wij hen bevrijd uit de gevangenissen, de concentratiekampen en de vurige tijden van vervolging, en zij wandelden rond in vrede en rust, terwijl Gods zegen op hen rustte. „Ziet, Mijn Knecht [Christus Jezus], Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft! Ik heb Mijn geest op Hem gegeven; Hij zal het recht den heidenen voortbrengen.” „Van Sion zal wet uitgaan, . . . Dan zal hij scheidsrechter zijn tusschen de natiën, en talrijke volkeren terechtwijzen; zij zullen dan hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden, . . . geen natie zal meer tegen een andere het zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leeren.” — Jes. 42:1; 2:3, 4, LV.
18. Waarom begrijpen wij dat de dienstknechten des Heren in de dagen die in het verschiet liggen, nog weergaloze voorrechten wachten?
18 „Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om weder te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn Heil te zijn tot aan het einde der aarde” (Jes. 49:6). „Hij zal vele volkeren besprengen; zijnenthalve zullen koningen hunnen mond gesloten houden; want hetgeen hun niet was verhaald, zien zij; en wat zij niet gehoord hadden, vernemen zij” (Jes. 52:15, Ned. PB, kanttek.). Ja, Gods Knecht, Christus Jezus, op een plaats van grote gunst en door zijn getrouwe volgelingen op aarde verhoogd als de leraar der natiën. Let op Jesaja 52:13: „Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden.” Er is voor Gods getrouwe dienstknechten onder Christus Jezus beslist nog veel werk te verrichten, een werk onder de natiën als voordien nog nooit is gezien. Voordat het werk voorbij is, zullen zij nog veel meer mensen, ja, wellicht millioenen, Zion binnenleiden! Zions dag is aangebroken. De koning van Zion zal door middel van zijn zichtbare organisatie, zijn „getrouwe en beleidvolle slaaf” werken (Matth. 24:45-47, NW). Al zijn bevelen zullen op die wijze worden gegeven.
19. Welke belangrijke waarheden dienen ijverig bestudeerd en begrepen te worden door hen die nu de betekenis van de „dagen” van Daniël lezen en begrijpen?
19 De dag der bevrijding is aangebroken. „Veracht de dag der kleine dingen niet”, nadat gij enkele van de door Daniël opgetekende profetieën hebt beschouwd en de betekenis hebt begrepen van de 1260, 1290 en 1335 dagen. Doch wanneer gij deze dingen weet, besef dan dat de organisatie die in en door middel van deze kleine dingen bewijzen van vervullingen van profetieën verschaft, Jehova’s volk moet zijn. God doet zijn woord in vervulling gaan en hij openbaart zijn heilige geheimen aan wie hij wil. Begrijp de belangrijkheid van deze vervulde visioenen, besef hun betekenis, weet dat wij in de dag van welvaart leven en dat de tijd van gezegendheid is aangebroken. Gods Knecht wordt door Zijn getuigen op aarde aan de natiën geopenbaard, en die Knecht zal moeten worden erkend voordat Gods gunst hun zal worden geschonken. Er is geen andere weg voor het verkrijgen van een kennis der waarheid. „Bind de getuigenis toe; verzegel de wet onder mijn leerlingen” zegt Jehova’s grote Knecht (Jes. 8:16). Veracht het instrument dat God gebruikt, niet; denk eerst na over de belangrijke boodschap die de theocratische organisatie brengt en de bewijzen die worden aangevoerd.
20. Wat moet nu door de kinderen van Zion worden gedaan daar zij erkennen in welke wonderbaarlijke tijd wij leven?
20 Kinderen van Zion, uw Koning is er. Hij woont in het midden van de stad. Het is nu geen tijd voor wachten en werkeloosheid. De stad zal de vreugde van de gehele aarde zijn. Geen stad is met haar te vergelijken, „schoon van gelegenheid” (Ps. 48:3). Werpt de poorten wijd open, verwelkomt de terugkerende gevangenen warm, biedt hun de gastvrijheid der stad aan. Zingt zo luid en harmonieus, dat het zal worden gehoord door hen die nog gevangenen zijn en geeft hun moed en opgewektheid. Laat hun het goede nieuws waarnaar zij hebben verlangd, horen. Roept het uit en laat anderen weten dat Jehova regeert, want velen zullen nog op deze roep reageren. Blaast op de bazuin opdat de slaperigen zullen ontwaken. Laat de melodie weerklinken waarop de marcherende, terugkerende gevangenen kunnen zingen als zij uit het mystieke Babylon naar Zion komen, uit gevangenschap in vrijheid, uit duisternis in licht. „Looft Jah, gijlieden, omdat Jehova onze God, de Almachtige, is begonnen als koning te heersen.” — Openb. 19:6, NW.