-
„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 35De Wachttoren 1960 | 1 augustus
-
-
getuigenis van het opgerichte Koninkrijk te geven, terwijl zij de leden van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse die dit wel deden, beschimpten. Zij trachtten anderen ertoe te brengen het getuigeniswerk van huis tot huis en in het openbaar tegen te staan (Hand. 20:20, 25). De namen van al zulke personen die tot de oppositiepartij overgingen, werden uit het boek gewist. Zij werden schuldig bevonden aan het feit dat zij een beschimpende, aan eigen neigingen toegevende „boze slaaf”-klasse waren en werden in de duisternis buiten in deze ten ondergang gedoemde wereld geworpen, waar hun een deel met de religieuze huichelaars werd toegemeten zodat zij daar in bitterheid zouden wenen en knarsetanden. Zij verdienden smaad in plaats van aanbevelingen. Zij zijn tot iets geworden wat in Gods ogen voor altijd afgrijselijk en weerzinwekkend is. — Matth. 24:45-51, NW.
7. Hoe schenen de „verstandigen” toen, en hoe ’brachten’ zij „velen tot gerechtigheid”?
7 Jehovah’s engel vervolgde zijn voorzegging omtrent degenen die als Koninkrijksgetuigen tot eeuwig leven ontwaakten met de woorden: „En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos” (Dan. 12:3). Deze in geestelijk opzicht verstandige personen begonnen met hemels licht te stralen omdat Jehovah’s heerlijkheid op hen had geschenen en zij zijn bevel om op te staan en licht te verspreiden, gehoorzaamden (Jes. 60:1, 2). Met het goede nieuws van het pasgeboren koninkrijk Gods straalden zij gelijk de zon, die geen plekje op de gehele aardbol onverwarmd laat. In de middernachtelijke duisternis van deze wereld waren zij als sterren des lichts, want zij namen deel aan een onderwijzingswerk waardoor de bijbel en de daarin opgetekende Koninkrijkswaarheden rechtstreeks in de huizen en het privé-leven van de verloren „andere schapen” werden gebracht, wat ertoe leidde dat zij tot rechtvaardigheid — dat wil zeggen, de aanbidding en de dienst van de ware God, Jehovah — werden gebracht. Zij keerden hen van de aanbidding van het gruwelijke „beeld van het wilde beest” of de aanbidding van de zichzelf vergoddelijkende koning van het noorden en zijn Staat af.
8. Hoe komt het dat wij, wanneer wij zoals in Daniël 12:4 is voorzegd, heen en weer lopen, in een meer bevoorrechte tijd leven dan Daniël?
8 Wij die sinds Michaël, de grote Vorst, in de hemel opstond, in deze tijd van het einde leven, bevinden ons in een meer bevoorrechte tijd dan de profeet Daniël. Toen Daniël aan het einde van zijn profetische boek kwam, zei Jehovah’s engel tot hem: „Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot den eindtijd; velen zullen onderzoek doen [heen en weer lopen, RS], en de kennis zal vermeerderen” (Dan. 12:4). Voor ons die in deze „eindtijd” leven, is Daniëls boek geopend en niet meer verzegeld. De betekenis van de woorden werd verborgen of lag in Gods macht besloten, en de verklaring van het boek werd verzegeld totdat God als de grote Uitlegger van zijn eigen profetieën die verklaring zou geven. Zij die oprecht naar Gods wil zoeken en door de woorden van Daniëls boek heen en weer lopen opdat zij Gods wil mogen leren kennen en doen, worden beloond. Hun kennis van de Heilige Schrift neemt toe. Doordat hun kennis is toegenomen, hebben zij ook een beter begrip van Gods wil en voornemen. Hierdoor zijn zij in staat dit begrip met vele andere schapen te delen.
(Wordt vervolgd)
-
-
ErratumDe Wachttoren 1960 | 1 augustus
-
-
Erratum
● In De Wachttoren van 1 mei 1960 moet in de 10e regel van de 2e kolom op bladzijde 275 het jaartal 1941 in 1914 worden gewijzigd.
-