Het ware feest der inzameling aan de gang
1-4. Welk bewijs werd Jehova’s getuigen in het jaar 1942 gegeven dat het inzamelingswerk toen nog niet voltooid was?
WANNEER wij de vele onderdelen van het voorbeeld beschouwen, worden wij in staat gesteld te begrijpen dat het loofhuttenfeest een afbeelding was van hetgeen de getuigen van Jehova bevoorrecht zouden zijn in de dienst van de Koning te doen ten tijde van de laatste inzameling van zijn „andere schapen”. In het begin van het jaar 1942 werden enkelen er door bepaalde omstandigheden toe gebracht de gevolgtrekking te maken dat het getuigeniswerk bijna was afgelopen en dat Armageddon nabij was. Doch in De Wachttoren van 1 februari, getiteld „De laatste inzameling” (Engels; in het Nederlands De Wachttoren „Vissers en Jagers”, verschenen in 1943) verscheen een artikel waardoor werd duidelijk gemaakt dat er nog een groot inzamelingswerk moest worden gedaan. Door middel van dat artikel stelde Jehova zijn dienstknechten over de gehele wereld er van in kennis dat zij naarstig aan het getuigeniswerk moesten blijven, omdat de „andere schapen” nog niet allemaal waren bijeenvergaderd. Uit het bovengenoemde artikel halen wij het volgende aan:
2 „Jehova heeft zijn Theocratische organisatie nu reeds verscheidene jaren in werking gehad en hij heeft hen juist voor dit werk opgeleid en onderwezen en gaat hiermede nog steeds voort. Aan een ieder van hen is zijn gebied in het veld toegewezen en zij moeten niet toelaten dat hun aandacht wordt afgeleid, maar zij moeten volstandig dat ene doen, wetende waarnaar zij streven, en zij moeten voorzichtig wandelen, altijd bereid de uitrusting te gebruiken die de Heer voor deze vergevorderde dag heeft verschaft, terwijl zij in volkomen eenheid tezamen moeten handelen en werken.
3 Daar het er zo mee is gesteld, is de laatste inzameling door de Heer aan de gang. Laat niets ook maar één ogenblik de opmars van zijn verbondsvolk in zijn dienst onderbreken. De tijd is kort, de gelegenheid is groot, en gezegend is hij die er een aandeel in heeft.”
4 Wanneer wij bestuderen wat er gedurende het loofhuttenfeest of het feest der inzameling werd gedaan en gezegd, zullen wij zien dat dit laatste feest van het Joodse jaar de „laatste inzameling” van de andere schapen des Heren afbeeldt. Wanneer dit beeld is voltooid, zal Jehova’s inzamelingswerk eindigen en zal zijn ’vreemde daad’ snel volgen. — Jes. 28:21.
5. De Israëlieten moesten gedurende het loofhuttenfeest in tabernakelen wonen. Wat werd hierdoor afgebeeld?
5 Gedurende het loofhuttenfeest moest het volk in hutten of tabernakelen wonen die van takken van „schoon geboomte” waren gemaakt. In tabernakelen wonen, is betekenisvol. Een tabernakel is een tijdelijke woonplaats terwijl de bewoners uitzien naar een blijvende woning. Op de reis van Egypte naar het beloofde land woonden de Israëlieten in tabernakelen. Abraham, Izak en Jakob woonden in hun tijd in tabernakelen. Het was niet hun wens een deel van Satans wereld te zijn, maar zij zagen uit naar een „stad” of regering die door Jehova zou worden bestuurd. Dezen allen beleden dat zij gasten en vreemdelingen waren, die uitkeken naar een hemels land (Hebr. 11:8-16). Jezus zeide: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld”; allen die dus naar het koninkrijk van God uitzien als hun hoop, zijn geen mensen die een blijvende woonstede in deze goddeloze wereld hebben en zij beschouwen zich geen deel er van. Zij besteden hun tijd en energie niet aan het bijeenbrengen van wereldse rijkdommen. In Armageddon zullen al deze rijkdommen even volledig worden weggevaagd als de stoffelijke dingen van de eerste wereld in de vloed van Noachs dagen werden vernietigd.
6. Op welke wijze wordt in deze tijd dit onderdeel van het loofhuttenfeest door Jehova’s getuigen vervuld?
6 De loofhutten of tabernakelen die door de Israëlieten werden opgericht, waren niet royaal gemeubileerd, maar er bevonden zich alleen maar dingen in die nodig waren voor een redelijk comfort. In deze tijd besteden de dienstknechten van Jehova, die zich bezighouden met het bekendmaken van het „goede nieuws” van het Koninkrijk, geen tijd en geld aan het bouwen van dure huizen waarin zij in pracht en praal wonen en vrienden uitnodigen ten einde hen op wereldse genoegens te onthalen. Zij zijn druk bezig in de dienst des Konings en zij „jagen” naar de andere schapen des Heren, overal waar zij kunnen worden gevonden. Nadat zij een van de schapen des Heren hebben gevonden, doen zij zoals de Meester tot zijn discipel zeide: „Weid Mijn schapen.” Deze schapen worden herhaaldelijk bezocht en er worden Bijbelstudiën met hen gehouden opdat zij de goede voornemens van Jehova kunnen leren kennen, zich aan zijn zijde kunnen scharen en daarna kunnen meedoen aan het inzamelingswerk. „Die het hoort, zegge: Kom!” (Openb. 22:17). Het werk is groot en er zijn weinig arbeiders. Allen die de Heer en hun medemens liefhebben, zullen aan dit werk gaan deelnemen voordat het te laat is. Dit is een vreemd werk voor de religie-aanhangers. Het is het „inzamelingswerk” van Jehova en het zal spoedig voltooid zijn; daarna zal in Armageddon de „vreemde daad” van vernietiging een aanvang nemen.
7. Hoeveel varren werden gedurende het loofhuttenfeest geofferd, en wat werd door dit offer afgebeeld?
7 Gedurende het loofhuttenfeest werden er vele slachtoffers geofferd. Van dag tot dag werden er varren als offer opgedragen, totdat er zeventig waren geofferd. Op de verzoendag offerde de hogepriester een var en twee bokken, waardoor het slachtoffer werd afgebeeld dat Christus Jezus ten bate van de mensheid bracht. Dat er gedurende het loofhuttenfeest zeventig varren werden geofferd, toonde aan dat het slachtoffer hetwelk door Jezus werd gebracht, zowel van een menselijk als van een goddelijk standpunt uit beschouwd, volledig was. Zeventig is het product van tien en zeven. Zeven beeldt van een hemels standpunt uit volledigheid af en tien van een menselijk of aards standpunt uit. Jezus gaf zich tot een rantsoen voor allen en aldus betaalde hij de vereiste prijs in zijn geheel. — Num. 29:12-34; 1 Tim. 2:5, 6.
DE KONING MET VREUGDE BEGROETEN
8. Wat werd afgebeeld doordat het volk gedurende het loofhuttenfeest palmtakken bij zich droeg?
8 Gedurende het loofhuttenfeest droeg het volk van dag tot dag palmtakken bij zich. Deze palmtakken duidden op vreugde en overwinning. Jezus reed een paar dagen voor zijn dood Jeruzalem binnen op een ezel die nog nooit door een mens was bereden. Dit geschiedde ten tijde van het pascha en ’een grote schare was tot het feest gekomen’. Toen zij hoorden dat Jezus op weg was naar Jeruzalem, namen zij takken van palmbomen en gingen uit hem tegemoet, terwijl zij uitriepen: „Hosanna! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heren, Hij, Die is de Koning Israëls!” (Joh. 12:12-15) De apostel Johannes zag later in een visioen een grote schare, staande voor de troon van God en het Lam, bekleed met witte klederen en met palmtakken in hun hand; en zij riepen met een luide stem, zeggende: „[Redding] zij onzen God, Die op den troon zit, en het Lam.” Deze grote schare verheugde zich in de overwinning van Jehova’s Koning en begroette hem als hun Heer en verlosser (Matth. 21:7-9; Openb. 7:9, 10, King James Vert.). Op het loofhuttenfeest in de oudheid bedreven de Israëlieten grote vreugde, en zij loofden Jehova wegens zijn goedheid jegens hen en erkenden hem als de redder en bevrijder. Evenzo werd Jezus als de koning van Israël begroet door hen die voor hem uitgingen toen hij Jeruzalem binnenkwam en zich als hun koning aan Israël aanbood. De „grote schaar” uit de Openbaring begroette de Koning op soortgelijke wijze, doordat zij palmtakken in hun hand hielden, waarmede zij konden zwaaien.
9. Waarom gaf het laatste feest van het jaar reden tot grote vreugde?
9 De drie bijzondere feesten die de Heer Israël geboden had elk jaar te vieren, waren tijden van verheuging voor het gehele volk. Het waren „feesten Jehova’s”; daarom zou het volk op het laatste feest van het jaar een speciale reden hebben Jehova te danken. Alle zegeningen van het afgelopen jaar waren van de Heer afkomstig en zij verlangden er naar voor alles wat voor hen was gedaan; van hun waardering blijk te geven. Hij was hun Schepper, hun Verlosser en hun Koning en hij was aanbidding en lof waardig; deze dingen wensten zij hem in onbeperkte mate te geven. Het gewas van de velden en wijngaarden was thans binnengehaald en zij hadden een overvloedige voorraad voor de winter, die vlak voor de deur stond. Zij waren het volk van Jehova en hij was hun God; alles was dus goed.
10. Welke reden hebben Jehova’s getuigen zich thans te verheugen?
10 Het volk van Jehova dat zich in deze tijd op aarde bevindt, heeft eveneens veel reden tot verheuging. Het gezalfde overblijfsel is in de geestelijke tempel gebracht en houdt zich thans, tezamen met de Heer, met de laatste inzameling bezig. De andere schapen komen uit de religieuze gevangenhuizen, waarin zij door onwetendheid en bijgeloof in dienstbaarheid werden gehouden. Naarmate de gezalfden en hun metgezellen, de „andere schapen”, met de Koninkrijksboodschap naar alle natiën der aarde trekken, breidt het inzamelingswerk zich snel uit, en terwijl zij dat doen, gehoorzamen zij het bevel van de Meester: „Dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis [aan alle natiën]; en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14, King James Vert.). Dit geeft reden tot veel blijdschap want het Koninkrijk is in de hemelen opgericht en deze waarheid wordt aan de mensen verkondigd, opdat zij troost en hoop kunnen vinden en kunnen vluchten uit de religieuze stelsels, die hen lang in onwetendheid hebben gehouden omtrent Jehova en zijn glorierijke voornemens. Naarmate de dienstknechten van Jehova voorwaarts gaan in zijn dienst, ondervinden zij veel tegenstand en ondergaan zij vele beproevingen, doch geen van deze dingen brengen hen van hun stuk, want zij zijn vastbesloten het werk met vreugde te voltooien. Zij delen in de vreugde van de Here God ter rechtvaardiging van zijn heilige naam.
11, 12. Wat voor speciaals werd gedaan wanneer het loofhuttenfeest in het sabbatjaar werd gevierd? en wat wordt hierdoor afgebeeld?
11 Elk zevende jaar, en het vijftigste jaar of het jubeljaar, was een sabbatjaar. Wanneer het loofhuttenfeest in een sabbatjaar werd gevierd, moesten de priesters het gehele volk, mannen, vrouwen, kinderen en alle vreemdelingen die met hen in het land waren, bijeenverzamelen, opdat zij naar het voorlezen van de wet zouden kunnen luisteren. „En Mozes gebood hun, zeggende: Ten einde van zeven jaren, op den gezetten tijd van het jaar der vrijlating, op het feest der loofhutten. Als gans Israël zal komen, om te verschijnen voor het aangezicht des HEREN, uws Gods, in de plaats, die Hij zal verkoren hebben, zult gij deze wet voor gans Israël uitroepen, voor hun oren; vergadert het volk, de mannen, en de vrouwen, en de kinderen, en uw vreemdelingen, die in uw poorten zijn; opdat zij horen, en opdat zij leren, en vrezen den HERE, uw God, en waarnemen te doen alle woorden dezer wet. En dat hun kinderen, die het niet geweten hebben, horen en leren, om te vrezen den HERE, uw God.” — Deut. 31:10-13.
EEN TIJD VAN ONDERRICHT UIT DE BIJBEL
12 Uit deze aanwijzingen blijkt duidelijk dat het loofhuttenfeest een tijd afbeeldde waarin alle volkeren moesten worden onderricht in de waarheid van God. Tegenwoordig is er op aarde een schare mensen die zijn gelijk de kinderen waren in de dagen waarnaar in de bovenstaande tekst wordt verwezen. Zij weten niets omtrent de goede voornemens van Jehova noch omtrent het Koninkrijk, dat hun enige hoop is. De profeet Hosea zeide: „Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is” (Hos. 4:6). Waarom zouden mensen in zogenaamde Christelijke landen vergaan omdat zij zonder kennis zijn? De profeet Ezechiël geeft in het 34ste hoofdstuk van zijn profetie het volgende antwoord: „Mensenkind! profeteer tegen de herders van Israël; profeteer en zeg tot hen, tot de herders: Alzo zegt de Here HERE: Wee den herderen Israëls, die zichzelven weiden! zullen niet de herders de schapen weiden? Gij eet het vette, en bekleedt u met de wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen weidt gij niet.” Daarna voegt de profeet er het volgende aan toe: „Op een goede weide zal Ik ze weiden, . . . [zij] zullen weiden in een vette weide, op de bergen Israëls” (Ezech. 34:2, 3, 14). Dan zullen, zoals Jezus in Johannes 10:16 verklaarde, de „andere schapen” tot de ene schaapskooi worden gebracht. Daar het koninkrijk Gods thans in de hemelen is opgericht, vinden deze hongerige schapen voedzaam voedsel voor hun hongerige zielen op de bergen (gebied van het Koninkrijk) Israëls.
13. Lag er enige betekenis in het feit dat het loofhuttenfeest op de verzoendag volgde?
13 Het loofhuttenfeest begon vijf dagen na de jaarlijkse verzoendag. Op de verzoendag offerde de hogepriester een var en twee bokken voor de zonden van geheel Israël; daarna volgde de zegen van het loofhuttenfeest. De zegen die door het loofhuttenfeest wordt afgebeeld, kon pas komen nadat Jezus zijn leven voor de zonden der mensheid had gegeven. De priester deed eerst verzoening voor de priesters en Levieten en daarna voor het gehele volk. Nu het Koninkrijk is opgericht en het overblijfsel in de tempel is vergaderd, is voor de andere schapen de tijd aangebroken om in de schaapskooi te worden gebracht. Johannes zeide dat Jezus een „verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld” was (1 Joh. 2:2). De gehele mensheid heeft de vloek des doods van Adam geërfd. Gedurende de weinige jaren dat zij hier op aarde leven, overvallen hun vele smarten, die te wijten zijn aan de invloed van Satan en de met hem verbonden demonen, en geen enkel mens kan zijn eigen ziel noch die van zijn broeder verlossen. Allen moeten opzien naar Christus Jezus en naar de ’levende God, die de redder van alle mensen is, vooral van de gelovigen’. — 1 Tim. 4:10, Leidse Vert.
14. Wat werd afgebeeld doordat op de verzoendag in het vijftigste jaar de bazuin werd gestoken?
14 Op de verzoendag in het vijftigste jaar werd in het gehele land de bazuin van het jubeljaar gestoken. Het steken van die bazuin betekende vrijheid voor het volk. In deze tijd weerklinkt de bazuin van het jubeljaar in de gehele wereld. Dit betekent vrijheid voor de gevangenen die in de organisatie des Duivels en diens religieuze gevangenhuizen in onwetendheid en bijgeloof worden gehouden, en, door de genade des Heren, vindt een grote schare van deze gevangenen hun weg naar de vrije organisatie van Jehova, waar zij vrijheid en vrede kunnen vinden. Zij beschouwen niet langer mensen als de hogere machten die zij moeten dienen en aan wie zij gehoorzaam moeten zijn (Rom. 13:1, Belg. Prof. Bijbel). Jehova God en Christus Jezus zijn de hogere machten naar wie alle gewijde gelovigen opzien, en in hen vinden zij rust en veiligheid. „Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent [gelijk een bazuin waardoor Jehova’s Koning wordt aangekondigd]; o HERE! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen.” — Ps. 89:16.
15. Ligt er enige betekenis in het feit dat de apostel Johannes zulk een uitvoerig verslag heeft gegeven over Jezus’ aanwezigheid op het loofhuttenfeest? Indien dit zo is, wat voor betekenis?
15 De apostel Johannes geeft een verslag van Jezus’ aanwezigheid op het loofhuttenfeest en van hetgeen hij heeft gezegd en gedaan, waaruit wij de gevolgtrekking maken dat dit een zeer belangrijk bezoek was; en wij zien dan ook inderdaad dat de belangrijkheid van het feest door dit verslag wordt aangetoond. Jezus was in Galilea waar hij vele wonderen verrichtte, en daardoor wekte hij veel belangstelling voor zich zelf en zijn werk op, maar tot aan die tijd geloofden zijn broederen niet in hem. Het loofhuttenfeest was nabij. „Zo zeiden dan Zijn broeders tot Hem: Vertrek van hier, en ga heen in Judea, opdat ook Uw discipelen Uw werken mogen aanschouwen, die Gij doet. Want niemand doet iets in het verborgen, en zoekt zelf, dat men openlijk van hem spreke. . . . Want ook Zijn broeders geloofden niet in Hem. Jezus dan zeide tot hen: . . . Gaat gijlieden op tot dit feest; Ik ga nog niet op tot dit feest; want Mijn tijd is nog niet vervuld. . . . Maar als Zijn broeders opgegaan waren, toen ging Hij ook Zelf op tot het feest, niet openlijk, maar als in het verborgen.” — Joh. 7:2-10.
16, 17. Wat werd afgebeeld doordat Jezus het volk op het loofhuttenfeest onderwees, en doordat de Joden verbaasd waren omdat Jezus nooit hun scholen had bezocht?
16 Een paar dagen later, toen „het feest reeds op de helft was, ging Jezus op naar den tempel en leerde. De Joden dan verbaasden zich en zeiden: Hoe is deze zo geleerd zonder onderricht te hebben ontvangen? Jezus antwoordde hun en zeide: Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft” (Joh. 7:14-16, Nw. Vert.). Het lezen van de wet tijdens het loofhuttenfeest geschiedde ter onderwijzing van het volk. De religieuze leiders der Joden zochten Jezus in die tijd, ten einde hem te doden. Met het oog op dit feit kunnen sommigen vragen: Waarom vertoonde Jezus zich in het openbaar? Op dat feest begon hij dit voorbeeld in vervulling te doen gaan. Hij onderwees de waarheid aan hen die wilden luisteren, waardoor hij hun de weg tot het leven en tot geluk aantoonde. Het voorbeeld begon toen in vervulling te gaan.
17 Opdat dit voorbeeld thans verder en volledig in vervulling kan gaan, onderrichten Jehova’s getuigen het volk in de grote waarheden omtrent het Koninkrijk, welke waarheden in deze tijd zouden worden begrepen. De religie-aanhangers zeggen enigszins minachtend: „Op grond van welke autoriteit onderrichten jullie het volk; jullie hebben nooit een van onze theologische scholen bezocht en evenmin zijn jullie door onze kerkgenootschappen geordineerd.” De dingen die wij leren, zijn echter uit het Woord van God afkomstig, en wij hebben het bevel gekregen in deze tijd het ’woord te prediken’, en wel op grond van een hogere autoriteit dan welk aards stelsel, hetzij burgerlijk of religieus, ook bezit. Jezus gaf het bevel en de apostel bekrachtigde het (Matth. 24:14; 2 Tim. 4:2; Jes. 61:1-4). Opdat dit bevel van de Meester in deze tijd kan worden uitgevoerd, houdt het Wachttoren Genootschap de Bijbelschool Gilead in stand, waar honderden zendelingen worden onderricht en aldus worden toegerust om naar vreemde landen te gaan en ’het woord te prediken’. Uit vele landen komen leerlingen om deze Bijbelschool in de staat New York te bezoeken. Honderden zijn reeds naar hun gebied gegaan en verkondigen het goede nieuws van het Koninkrijk aan vele hongerige zielen die in het verleden zijn gevoed met het kaf van menselijke overlevering, hetwelk hun door de geestelijken werd aangeboden. Dit onderdeel van het loofhuttenfeest gaat thans in vervulling. — Matth. 28:19, 20.
18, 19. Begon Jezus het beeld in vervulling te doen gaan dat werd gemaakt doordat de priester water bracht van de vijver en het over het altaar uitgoot? Indien dit zo is, op welke wijze?
18 Nog een belangwekkend onderdeel van de viering van het loofhuttenfeest was dat betreffende de priester die water van de vijver Siloam bracht en het op het altaar uitgoot. Wanneer de priester met de kruik water de voorhof betrad, staken de Levieten bazuinen, en de onderpriesters zongen uit het 12de hoofdstuk van Jesaja: „Ziet, God is mijn redding; ik zal vertrouwen, en niet bevreesd zijn; want de Here JEHOVA is mijn sterkte en mijn lied; hij is ook mijn redding geworden. Daarom zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen van redding” (Jes. 12:1-3, King James Vert.). Op de laatste dag van het feest, de grote dag, stond Jezus en riep, zeggende: „Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien” (Joh. 7:37, 38). Hier duidde Jezus dus op het begin van de vervulling van dit onderdeel van het voorbeeld.
19 De rivier van het water des levens die later door Johannes in de Openbaring werd gezien, kwam voort uit de troon van God en van het Lam, Christus Jezus (Openb. 22:1). Aan het einde van de tijden der heidenen, 1914 n. Chr., werd Christus Jezus als Koning van de nieuwe wereld op de troon geplaatst (Openb. 12:5). Hierna zou de rivier van het water des levens stromen om de dorst te lessen van alle mensen van goede wil. In het verleden zijn de wateren, die de waarheid voorstellen, door de valse herders, de ontrouwe geestelijken, troebel gemaakt. Een van de profeten van Jehova die een soortgelijk visioen van de rivier der waarheid had, zeide: „Is het u niet genoeg, dat gij de beste weide afweidt en hetgeen bij het weiden overbleef, met uwe voeten vertreedt? dat gij het heldere water drinkt en het overgeblevene met uwe voeten troebel maakt? zoodat mijne schapen moeten afweiden wat gij met de voeten hebt vertreden, en drinken wat gij met de voeten hebt troebel gemaakt?” (Ezech. 34:18, 19, Obbink) De rivier van kristalhelder water die uit de troon van God en van het Lam voortkomt, was ongetwijfeld een onderdeel van hetgeen waarnaar Jezus verwees toen hij op het loofhuttenfeest zeide dat uit hem „stromen des levenden waters zullen . . . vloeien” (Joh. 7:38). Want het Christelijke overblijfsel heeft in deze tijd het voorrecht de dorstigen met dit water te verkwikken.
20. Wat zou, zoals de profeet Zacharia zei, het gevolg zijn wanneer het loofhuttenfeest niet werd gevierd?
20 De profeet Zacharia vertelde over de pogingen die de goddeloze in het werk zou stellen om de organisatie van Jehova te verdelgen door mensen uit alle natiën tegen deze organisatie op te zetten. Deze pogingen zouden geen succes hebben. Later zouden mensen uit deze natiën zich tot de Here Jehova keren, en zich met zijn getuigen verenigen om de levende wateren tot de dorstigen te brengen. Over een ieder die geen aandeel zou hebben in dit werk, dat door het loofhuttenfeest werd afgebeeld, zou geen regen komen. Dat wil zeggen, zij zouden niet het water des levens ontvangen. — Zach. 14:16, 17.
21. Op grond van welke autoriteit nodigen de getuigen van Jehova en hun metgezellen thans alle dorstigen uit te komen en van het water des levens te drinken?
21 Daar het koninkrijk Gods in de hemelen is opgericht en het water des levens daar uitstroomt, is de tijd aangebroken alle dorstigen uit te nodigen te komen en te drinken. „En de geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet” (Openb. 22:17). Honderden zendelingen van de Wachttoren school te Gilead worden naar verscheidene gedeelten van de aarde gezonden ten einde het nieuws van het Koninkrijk tot de mensen te brengen. Zij worden uitgenodigd te komen en kosteloos van de levengevende wateren te drinken, die thans uit het opgerichte Koninkrijk stromen. Duizenden dorstige zielen komen en drinken om niet, zonder geld en zonder prijs. De profeet uit de oudheid zeide: „O alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt . . . zonder geld, en zonder prijs.” — Jes. 55:1.
VERLICHTING
22. Wat werd afgebeeld door de speciale lampen die op het loofhuttenfeest werden gebruikt? en wat zeide Jezus over het ware licht?
22 Het laatste onderdeel van de viering van het loofhuttenfeest dat nog moet worden beschouwd, is het aansteken van verscheidene luchters in de vrouwenvoorhof. Joodse schrijvers zeggen dat deze lampen een helder licht verspreidden dat op een aanzienlijke afstand kon worden gezien. Ze waren een afbeelding van het geestelijke licht uit Gods tempel. In dit verband zeide Jezus: „Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben” (Joh. 8:12). Het is mogelijk dat Jezus op de dag na het feest de bovenstaande verklaring aflegde (Joh. 7:37). Destijds waren op die dag de heldere lichten van de tempel uit en gaven aan niemand licht en het volk zou dan dus in duisternis wandelen; maar het licht dat Jezus gaf, zou voor altijd schijnen, want hij gaf het licht des levens. De psalmist zeide: „Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad” (Ps. 119:105). Dit licht dat uit het Woord van God schijnt, is van God afkomstig en wordt door Jezus Christus weerkaatst. Het zal zijn volk dwars door deze donkere wereld leiden totdat zij de nieuwe wereld der gerechtigheid bereiken, waar geen duisternis van dwaling zal zijn om de vrijgekochten des Heren te verblinden.
23. In welke betekenis zijn de gezalfde navolgers lichten in deze wereld?
23 Bij een zekere gelegenheid zeide Jezus tot zijn gezalfde navolgers: „Gij zijt het licht der wereld” (Matth. 5:14). Met die verklaring wilde de Meester niet zeggen dat zijn volgelingen de talentvolste mensen zouden zijn die in die tijd zouden leven, en evenmin dat zij volgens de maatstaven der wereld tot de goed-onderwezenen en ontwikkelden zouden behoren. Paulus zeide: „Gij ziet uw roeping, broeders, dat gij niet vele wijzen zijt naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele edelen. Maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou” (1 Kor. 1:26, 27). Dezelfde apostel zeide: „Opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt [gij moet schijnen] als lichten in de wereld; voorhoudende het woord des levens” (Fil. 2:15, 16, King James Vert., kanttek.). Doordat zij het licht der waarheid dragen, schijnen zij als lichten in deze duistere wereld. Zij brengen tot de mensen de boodschap van het koninkrijk van God als de enige hoop voor de mensheid.
24. Waarom verkeren de volken der wereld in duisternis omtrent de voornemens van Jehova, en hoe kunnen zij licht vinden?
24 De wereld verkeert in deze tijd over de voornemens van Jehova in duisternis. De profeet zeide: „Zie, de duisternis zal de aarde bedekken, en [grote] donkerheid de volken” (Jes. 60:2, King James Vert.). In deze tijd verkeert de mensheid in grote duisternis betreffende de voornemens van Jehova. Zij hebben geen nauwkeurige kennis over de toekomst. Het is zeer ontmoedigend de wereldtoestanden te beschouwen in het licht van de geloofsbelijdenissen der Christenheid. Elke dag opnieuw wordt er in de openbare pers de aandacht op gevestigd dat er een derde wereldoorlog mogelijk is, een oorlog met atoom- en waterstofbommen. Sommigen beweren dat deze wapenen alle schepselen op de aarde kunnen vernietigen en daarna de planeet aan stukken kunnen doen springen. Wij zijn niet verbaasd dat de ’mensen het hart bezwijkt van vrees en verwachting der dingen die het aardrijk zullen overkomen’ (Luk. 21:26). Jezus vestigde de aandacht op al deze dingen als een bewijs dat wij de tijd van het einde zouden hebben bereikt en dat de toestanden niet beter maar slechter zouden worden. Terwijl zij die in duisternis zijn, naarstig zouden trachten de toestanden in deze oude wereld te verbeteren, zouden de dienstknechten van Jehova het druk hebben met het ’prediken van het evangelie des koninkrijks’ als de enige hoop op vrede en veiligheid voor het mensengeslacht hier op aarde. Laten de mensen voor verlichting naar het licht opzien dat van Jehova afkomstig is en door zijn getuigen naar alle natiën wordt weerkaatst.
25, 26. Wat beloofde Jezus aan het einde der wereld voor zijn gezalfde navolgers te zullen doen? En wat zouden hun verantwoordelijkheden zijn?
25 Jezus zeide verder dat zijn navolgers niet tezamen met de rest der mensheid in twijfel en duisternis zouden worden gelaten, want hij zou „Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve” (Matth. 24:31). Ook zeide hij dat hij „een getrouwe en voorzichtige dienstknecht” zou hebben, die hij ’tot bestuurder over zijn goederen (koninkrijksbelangen) zou maken, ten einde zijn volk spijze te rechter tijd te geven’ (Matth. 24:45-47, King James Vert.). Het woord bestuurder in de bovenstaande tekst heeft de gedachte van uitdeler. Het is waar dat er in deze tijd op aarde slechts één organisatie is die „het koninkrijk Gods als de hoop der mensheid bekendmaakt”, en die organisatie is Jehova’s getrouwe en voorzichtige dienstknecht, verbonden met het Wachttoren Bijbel Genootschap.
26 In Mattheüs 13:43 zeide Jezus wederom dat de dienstknechten van Jehova, nadat hij de tarwe van het onkruid zou hebben gescheiden, zouden ’blinken, gelijk de zon, in het koninkrijk van zijn Vader’. In de afgelopen jaren zijn wij getuige geweest van dit scheidingswerk en thans zien wij de getrouwen, afgebeeld door de „tarwe”, blinken gelijk de zon. De uitdrukking „blinken, gelijk de zon” heeft de gedachte van schijnen gelijk een lichtbundel. Schijnen gelijk een lichtbundel kan in de dagen van Jezus misschien geen speciale betekenis hebben gehad, maar tegenwoordig betekent het voor ons veel. Een grote luchtkruiser komt beladen met een vracht mensen op een mistige dag boven een landingsterrein. De piloot kan het landingsterrein niet zien; hij heeft nog maar weinig brandstof; hoe moet hij zijn vliegtuig met zijn kostbare lading veilig doen landen? Het zou niet mogelijk zijn, indien hem van de controletoren geen aanwijzingen zouden worden gegeven de lichtbundel te volgen, die dwars door de mist heen zijn stralen uitzendt om hem naar het landingsterrein te leiden. Tegenwoordig tasten talrijke mensen van goede wil rond in de duisternis die de geest der mensen verduistert, terwijl zij al tastende naar God zoeken of zij hem misschien ook kunnen vinden. Zij dolen gelijk schapen zonder herder, niet wetende waarheen te gaan. Dan zendt de Heer hun een lichtbundel uit zijn Woord der waarheid, die hen door de duisternis en verwarring welke zijn veroorzaakt door de tegenstrijdige geloofsbelijdenissen der mensen, naar zijn organisatie leidt, waar zij vrede en veiligheid vinden. Opdat dit werk kan worden gedaan, worden door de getuigen van Jehova elk jaar millioenen boeken, brochures en tijdschriften over de aarde verspreid. Het licht dat gedurende het loofhuttenfeest in de tempel van Jehova te Jeruzalem werd verspreid, was een schaduw van toekomstige goede dingen en deze goede dingen zijn er thans, terwijl het beeld dat destijds werd gemaakt, in vervulling gaat. — Hebr. 10:1.
27. Welke verzekering wordt gegeven dat Armageddon niet zal beginnen voordat de gehele schare zal zijn gevonden en gevoed?
27 Wij hebben thans de tijd van het einde bereikt, dat wil zeggen, de voleinding van dit oude samenstel van dingen, en er is veel werk te doen voordat de storm van Armageddon losbarst ten einde Satans goddeloze organisatie te vernietigen, die zolang de naam van Jehova heeft gesmaad en allen heeft vervolgd die hun plaats aan zijn zijde van de grote strijdvraag hebben ingenomen. Voordat het werk is voltooid, moet er nog een grote schare mensen met de Koninkrijksboodschap worden bereikt. In Openbaring hoofdstuk 7 (Petr. Can. Vert.) wordt ons verteld dat deze schare zal komen uit alle natiën, geslachten en talen. In hetzelfde hoofdstuk wordt ook vermeld dat de engelen ’de vier winden in bedwang houden’ totdat het werk dat bestaat in het verzegelen van Gods gezalfden, is voltooid. Berichten die uit verscheidene delen der wereld komen, bewijzen dat het werk van het gezalfde overblijfsel in omvang toeneemt en dat de schare andere schapen des Heren de boodschap hoort en naar de enige plaats van veiligheid komt die er tegenwoordig op aarde bestaat, namelijk, de organisatie des Heren; gelukkig is hij die een aandeel heeft aan dit grote werk dat spoedig tot eer van Jehova en tot zegen van allen die zich aan zijn zijde hebben geschaard, zal eindigen.
28. Hoe wordt door de drie feesten die Jehova de Israëlieten gebood te vieren, de voortschrijdende ontwikkeling van Jehova’s voornemen met betrekking tot het toebereiden van een volk voor zijn naam aangetoond?
28 Daar Jehova zijn uitverkoren volk had geboden elk jaar als een schaduw van toekomstige goede dingen drie bijzondere feesten te vieren, namelijk, het feest der ongezuurde broden, het feest der weken en het loofhuttenfeest, is het redelijk de gevolgtrekking te maken dat al deze feesten gedurende de tijd waarin het overblijfsel leeft, zouden worden vervuld en dat hun metgezellen tezamen met hen een aandeel zouden hebben in de vervulling van het laatste feest, namelijk, het loofhuttenfeest. Deze feesten voorschaduwen dingen die in de tenuitvoerbrenging van Gods voornemens van zeer groot belang zijn. Het paschafeest, het feest der ongezuurde broden en het offeren van de eerstelingen van de gerstoogst duidden op de dood en opstanding van Christus de Heer. Het feest der weken of Pinksteren laat zien dat de kerk als een volk voor Jehova’s naam zowel uit de Joden als uit de heidenen zou worden genomen. De twee beweegbroden van de eerstelingen van de tarweoogst beelden deze twee klassen af, die tot de hoge roeping van God in Christus zijn geroepen. Het loofhuttenfeest, dat werd gevierd nadat de vruchten van het veld en van de wijngaard waren ingezameld, duidt aan, dat, nadat de kerk tot de Heer in de tempel was vergaderd, de aandacht aan de „grote schaar” zou worden besteed. De feiten die in vervulling van deze feesten geschieden, bewijzen dat deze feesten voorbeelden zijn van dingen die gedurende het Christelijke tijdperk moeten worden gedaan.
29. Welke verplichtingen zijn het overblijfsel en hun metgezellen thans opgelegd?
29 Aan de leden van het overblijfsel en hun metgezellen in deze tijd is de verplichting opgelegd voort te gaan met het werk dat bestaat in het prediken van het Woord en zij moeten de aandacht blijven vestigen op het water des levens dat allen thans kosteloos kunnen drinken, en aldus als lichten in deze duistere wereld schijnen (Fil. 2:15, 16). De vijand zal alles doen wat in zijn vermogen ligt om aan dit werk een einde te maken en de werkers te vernietigen. De getrouwen zullen hierdoor echter hun handen niet laten verslappen. In vertrouwen op Jehova en zijn Koning zullen zij in deze gezegende dienst blijven voortgaan totdat alle andere schapen veilig in de schaapskooi zijn waarin de goede Herder heeft voorzien. Dan zullen de getrouwen in hemel en op aarde de naam van Jehova loven.