Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w82 1/10 blz. 12-18
  • De geboorte van de koninklijke natie op een pasgeboren land

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De geboorte van de koninklijke natie op een pasgeboren land
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1982
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Een niet te voorkomen, versnelde geboorte
  • Wat de geboorte van de natie voor de mensheid heeft betekend
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1982
  • Het geluk van de „natie wier God Jehovah is”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • Jehovah zegent zuivere aanbidding
    Jesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid II
  • Door Jehovah onderwezen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1953
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1982
w82 1/10 blz. 12-18

De geboorte van de koninklijke natie op een pasgeboren land

„Zal een land op één dag met weeën worden voortgebracht? Of zal een natie in één keer geboren worden? Want Sion heeft zowel weeën gekregen als haar zonen gebaard.” — Jes. 66:8.

1. Welke actie ondernamen de Internationale Bijbelonderzoekers op 26 juli 1931 tijdens hun congres in Columbus (Ohio, VS), en wat deden vervolgens alle gemeenten van de Internationale Bijbelonderzoekers over de gehele wereld?

RUIM een halve eeuw geleden — om precies te zijn op zondagmiddag 26 juli 1931 — trad een volk op het wereldtoneel van actie om voor een naam op te komen. Op die onvergetelijke dag namen de duizenden Internationale Bijbelonderzoekers, die op het congres in Columbus (Ohio, VS) in algemene vergadering bijeen waren, unaniem een resolutie aan waarin zij verklaarden voortaan bij de op de bijbel gebaseerde naam „Jehovah’s Getuigen” genoemd te willen worden (Jes. 43:10-12). Kort hierna volgden alle gemeenten van de Internationale Bijbelonderzoekers over de gehele aardbol dit voorbeeld en namen zij formeel de unieke naam aan. Zij dragen de nieuwe naam nog altijd!

2. (a) Wat hebben degenen die deze op de bijbel gebaseerde naam dragen, van die tijd af steeds verduurd? (b) Welke vertrouwen inboezemende woorden treffen zij in Jesaja 66:5 aan?

2 Wegens die eervolle naam hebben deze getuigen van de Allerhoogste God zich niet alleen de haat op de hals gehaald van de wereld, maar ook van de christenheid, wier leden zich uitgeven voor religieuze broeders van allen die belijden discipelen van Jezus Christus te zijn. Deze religieuze haat is zo ver gegaan dat ze tot uiting komt in gewelddadige vervolging, hetgeen velen het leven heeft gekost. Tot aanmoediging van de dragers van de naam die overeenkomstig de waardigheid van die naam leven, weerklinken vanuit een ver verleden de meer dan 2500 jaar geleden uitgesproken, vertrouwen inboezemende woorden, zoals die voor ons zijn opgetekend door een van de meest op de voorgrond tredende profeten van de bijbel: „Hoort het woord van Jehovah, gij die voor zijn woord beeft: ’Uw broeders die u haten, die u uitsluiten wegens mijn naam, hebben gezegd: „Moge Jehovah verheerlijkt worden!” Hij moet ook met verheuging van uw zijde verschijnen, en zij zijn degenen die beschaamd gemaakt zullen worden.’” — Jes. 66:5.

3. Hoe geven Jehovah’s Getuigen er blijk van dat zij voor zijn Woord beven, en wat zijn zij, behalve dat zij hoorders van dit Woord zijn, nog meer?

3 In deze tijd zijn Jehovah’s Getuigen degenen die ’voor zijn woord beven’. Zij zijn bevreesd om in strijd met zijn geschreven Woord te handelen. Daarom bestuderen zij voortdurend de geïnspireerde Schrift. Zij erkennen de Auteur van de bijbel als de God en Vader van hun Heer en Redder, Jezus Christus. Zij aanvaarden alle negenendertig boeken van de Hebreeuwse Geschriften en alle zevenentwintig boeken van de christelijke Griekse Geschriften als het woord van Jehovah, waarvan zij niet alleen hoorders maar ook daders moeten zijn.

4. (a) Wat vormt de fundamentele reden waarom de aanhangers van de christenheid hun broeders haten en uitsluiten? (b) Welke beweegreden voeren zij hiervoor aan?

4 Hoe komt het eigenlijk dat Jehovah’s Getuigen gehaat worden door de christenheid, door mensen die beweren deel uit te maken van de broederschap van Jezus Christus? Hoe komt het dat de christenheid hen niet toelaat tot de gelederen van degenen die als christenen worden erkend en dat ze niets met hen te maken wil hebben omdat ze niets met hen gemeen heeft? Jehovah wijst hier zelf de reden van aan door te zeggen: „Wegens mijn naam.” En toch voeren degenen die deze haat koesteren en hen weren of uitsluiten, hier de meest verheven reden voor aan door uit te roepen: „Moge Jehovah verheerlijkt worden!” Volgens bijbelvertalingen die het vermijden de goddelijke naam te gebruiken, zeggen zij: „Moge de Heer verheerlijkt worden.” De Heer God beschouwt hun haat en hun weigering zich met zijn getuigen in te laten, echter niet als iets waardoor hij wordt verheerlijkt.

5. (a) Wie worden blij gemaakt wanneer Jehovah door de een of andere manifestatie van zijn zijde, verschijnt? (b) Wat betekent het voor de anderen dat zij beschaamd worden gemaakt?

5 Wanneer hij verschijnt, doordat hij zich op de een of andere wijze manifesteert om uiting te geven aan zijn goedkeuring van bepaalde personen en zijn afkeuring van andere personen, wie zijn dan degenen die bij een dergelijke verschijning blij worden gemaakt? En wie zijn degenen die er dan toe worden gebracht zich beschaamd te voelen? Jehovah zegt tot degenen die wegens hun werkelijke respect voor zijn naam worden gehaat en buitengesloten: „Hij moet ook met verheuging van uw zijde verschijnen, en zij zijn degenen die beschaamd gemaakt zullen worden.” Dit betekende verschrikkelijke moeilijkheden voor degenen die zich overgaven aan haat en die zich exclusief opstelden. De moeilijkheden die in de oudheid over hen kwamen, waren een voorafschaduwing van de grootste aller moeilijkheden welke binnenkort over allen zullen komen die Jehovah’s Getuigen in deze „tijd van het einde” haten en buitensluiten (Dan. 12:4). In de onmiddellijk hierop volgende woorden verwijst de profeet Jesaja hiernaar door te zeggen: „Er is een geluid van gedruis uit de stad, een geluid uit de tempel! Het is het geluid van Jehovah, die zijn vijanden het verdiende loon betaalt.” — Jes. 66:6.

6. Uit welke stad zou het „geluid van gedruis” komen, en wat vormt de reden voor zulk een geluid?

6 De niet met name genoemde stad waaruit „een geluid van gedruis” zou komen, is natuurlijk Jeruzalem, want daar stond de tempel voor de aanbidding van Jehovah. De gedachte die hier wordt overgedragen, is dat Jehovah naar de tempel van zijn aanbidding komt om inspectie te houden, en dat de uitoefening van zijn aanbidding die hij daar aantreft, hem niet aanstaat. De aanbidding geschiedt louter uiterlijk, formeel, huichelachtig. Dit heeft smaad voor zijn heilige naam tot gevolg gehad. Jehovah’s afkeuring hiervan zou tot uiting komen in een „gedruis” dat werd veroorzaakt door de invasie van de Babylonische wereldveroveraars, die als werktuigen van Jehovah gebruikt zouden worden om ’het verdiende loon te betalen aan zijn vijanden’, de beoefenaars van huichelachtige aanbidding waardoor zijn tempel werd onteerd. Zij waren Jehovah’s vijanden omdat zij vijandige haters waren van degenen die werkelijk ’voor zijn woord beven’ en omdat zij hen, zoals hij zei, „wegens mijn naam” uitsloten. — Jes. 66:2, 5.

7. Wanneer ging Jesaja’s profetie in vervulling, wat gebeurde er met Jeremia, en wie zagen dat Jehovah’s woord waar was?

7 In de volgende eeuw, gedurende de dagen van de profeten Jeremia, Ezechiël en Daniël, gebruikte Jehovah derhalve de legers van Babylon als zijn werktuigen om de verbond-verbrekende Israëlieten ’hun verdiende loon te betalen’. Wat veroorzaakte het in 607 v.G.T. een „gedruis” in Jeruzalem toen de gehele stad werd verwoest, waarbij zelfs de door de wijze koning Salomo gebouwde schitterende tempel niet werd gespaard! De overlevende joden werden naar Babylon gedeporteerd. De weinige joden die in het land werden achtergelaten, vluchtten ten slotte naar Egypte, waarbij zij de profeet Jeremia met zich meesleepten. Op deze wijze ging zijn voorzegging over de totale verwoesting en ontvolking van het land in vervulling. Het gebied dat eens door een natie werd bewoond, hield aldus tevens op het tehuis te zijn van een levende natie met Jehovah God als hemelse Koning. De getrouwe joden, die ’voor Gods woord beefden’, zagen dat zijn woord waar was.

8, 9. (a) Wat is het hedendaagse tegenbeeldige Jeruzalem? (b) Wat zal er volgens Jezus’ profetie met haar gebeuren, en waarom?

8 Allen die Jehovah’s Getuigen, degenen die in deze tijd voor Jehovah’s Woord beven, haten en mijden, zullen schokkende gebeurtenissen meemaken die veel erger zijn dan die welke zich in 607 v.G.T. voordeden. Alle tragische dingen die destijds in de dagen van Jeremia, Ezechiël en Daniël gebeurden, „bleven hun overkomen als voorbeelden [of als afschaduwingen] en ze werden opgeschreven tot een waarschuwing voor ons, tot wie de einden van de samenstelsels van dingen gekomen zijn” (1 Kor. 10:11). Dan zal er werkelijk „een geluid van gedruis” komen „uit de stad”, het tegenbeeldige Jeruzalem dat onder Gods veroordeling staat, namelijk de christenheid. Evenals het Israël uit de oudheid, beweert ook de christenheid in een verbondsverhouding tot God te staan en via Jezus Christus als Middelaar, in het „nieuwe verbond” te zijn opgenomen (Hebr. 8:7-9). Ze heeft echter niet overeenkomstig haar beweerde verbondsverhouding tot God geleefd. Overeenkomstig Jezus’ eigen voorzegging wacht de christenheid derhalve een „grote verdrukking”, zoals werd afgeschaduwd door de verdrukking die over het Jeruzalem uit de oudheid kwam:

9 „Er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.” — Matth. 24:21, 22; Mark. 13:19, 20.

10. Wat, behalve de christenheid, zal door die verdrukking worden verzwolgen, en wie zullen het „vlees” zijn dat in leven blijft?

10 Deze grote verdrukking zonder weerga staat voor de deur. Ze wordt veroorzaakt door de God van „de uitverkorenen”, Jehovah. Ze zal niet alleen de christenheid, het tegenbeeldige Jeruzalem, verzwelgen, maar ook het stelsel waarmee de christenheid goede maatjes is geweest, het gehele samenstel van dingen (Jak. 4:4). De opgedragen, gedoopte christenen die in deze tijd voor Jehovah’s Woord beven, zullen het „vlees” zijn dat in leven blijft.

Een niet te voorkomen, versnelde geboorte

11. (a) Welke periode gaat aan de geboorte van een menselijke baby vooraf, maar zou er in het geval van een herbouwd Jeruzalem iets dergelijks gebeuren? (b) Krachtens wiens bevel zou er op dezelfde plaats een ander Jeruzalem worden gebouwd? (c) Voorzei Jesaja hoelang de plaats waar het oude Jeruzalem zich had bevonden, een woeste leegte zou zijn?

11 Nu weer terug naar Jesaja’s opwindende profetie! Het sombere vooruitzicht dat hij zojuist onder inspiratie had geschilderd, maakt nu plaats voor de voorzegging van een vreugdevolle gebeurtenis. De geboorte van een wettige nakomeling is iets waar de officieel gehuwde ouders met groot verlangen en gespannen verwachtingen naar uitzien. In het geval van menselijke schepselen moet de geboorte worden voorafgegaan door de door God voorgeschreven tijd voor de volledige ontwikkeling van de verlangde nakomeling. Maar in dit verband voorzei de Grote Insteller van het geboorteproces iets ongewoons wat volgens zijn eigen regeling zou plaatsvinden. Zijn profeet Jesaja had de vernietiging van de verontreinigde stad Jeruzalem voorzegd, en de op de berg Sion gebouwde oorspronkelijke stad zou dus ophouden te bestaan. Maar op bevel van de Perzische veroveraar Cyrus de Grote, de dienstknecht van Jehovah die het Babylonische Rijk zou omverwerpen, zou op dezelfde berg Sion een andere stad verrijzen (Jes. 44:28; 45:1). Jesaja voorzei echter niet hoelang het oude Jeruzalem niet zou bestaan en aldus zonder „kinderen” of burgers, zou zijn. Ook voorzei Jesaja niet hoelang de berg Sion en al het daarbij behorende land een verlaten, woeste leegte zou zijn.

12. Hoe zou er een nieuw land op de landkaart van de oude wereld verschijnen, en waarvan zou dit land het moederland zijn?

12 Toch zou er in de dagen van Cyrus de Grote een ander Jeruzalem opstaan en de moeder worden van veel „zonen”, dat wil zeggen, veel burgers en onderdanen die op het aan haar toegewezen gebied zouden wonen. Betekende dit dat er op de landkaart van de oude wereld een „land” zou verschijnen dat als het moederland zou dienen van een volk dat eens geen „natie” was? Het profetische antwoord van Jehovah God op deze vraag luidde Ja!

13, 14. (a) Zouden de joodse ballingen ten tijde van het aanbreken van het volgende normale jubeljaar na hun deportatie, in hun land hersteld zijn? (b) Zou Jeruzalem, door buitengewone krachtsinspanningen van de zijde van de joodse ballingen, weer een moeder van „zonen” worden, en wat profeteerde Jesaja 66:7, 8 hierover?

13 De vraag was derhalve: Wanneer en hoe? Bij monde van zijn profeet Jeremia voorzei Jehovah dat het land van de voormalige „natie” zeventig jaar woest zou liggen, een tijdsperiode die twintig jaar langer duurde dan de jubeljaarperiode van vijftig jaar. Toen het normale jubeljaar 573 v.G.T. aanbrak, zou er derhalve geen jubeljaarviering in het voormalige geboorteland plaatsvinden, en ook zou er geen Jeruzalem, of Sion, zijn ontstaan om als een moeder te zorgen voor een groep burgers die als het ware haar „zonen” of „kinderen” waren. Pas in het jaar 537 v.G.T. zouden enkele nog in leven zijnde joodse gedeporteerden in hun voormalige geboorteland terugkomen. Dit zou tot stand komen zonder dat de joodse ballingen in Babylon van hun zijde buitengewone, energieke krachtsinspanningen in het werk zouden stellen. Het zou een daad van God zijn, in overeenstemming met zijn profetische belofte. Hoe onwaarschijnlijk het ook geleken kan hebben, toch zou er na de ballingschap een „natie” ontstaan op een land dat Jehovah God voor deze „natie” had gereserveerd. Jehovah, die verder keek dan de nationale rampspoed in het jaar 607 v.G.T., gaf indirect te kennen dat zo’n onwaarschijnlijke gebeurtenis zou geschieden toen hij Jesaja er vervolgens toe bracht te zeggen:

14 „Voordat zij [dat wil zeggen, een ander Jeruzalem] weeën kreeg, heeft zij gebaard. Voordat er barensweeën over haar konden komen, werd zij zelfs van een manlijk kind verlost. Wie heeft zo iets gehoord? Wie heeft dergelijke dingen gezien? Zal een land op één dag met weeën worden voortgebracht? Of zal een natie in één keer geboren worden? Want Sion heeft zowel weeën gekregen als haar zonen gebaard.” — Jes. 66:7, 8.

15. Hoe laat het verloop van deze geboorte zich vergelijken met de beschrijving van de geboorte in Openbaring 12:1-17?

15 Het verloop van een dergelijke bijzondere geboorte is precies het tegenovergestelde van de beschrijving van de geboorte van een manlijk kind die in het laatste boek van de bijbel wordt gegeven. Daar, in Openbaring 12:1-17, lezen wij: „Er werd een groot teken gezien in de hemel, een vrouw getooid met de zon, en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd was een kroon van twaalf sterren, en zij was zwanger. En zij schreeuwt het uit in haar weeën en in haar barensnood. En er werd een ander teken gezien in de hemel, en zie! een grote vuriggekleurde draak, met zeven koppen en tien horens en op zijn koppen zeven diademen; en zijn staart sleept een derde deel van de sterren des hemels mee, en hij slingerde ze naar de aarde. En de draak bleef voor de vrouw staan, die op het punt was te baren, om zodra zij gebaard had, haar kind te verslinden. En zij baarde een zoon, een manlijk kind, dat alle natiën zal weiden met een ijzeren staf. En haar kind werd weggerukt tot God en tot zijn troon. . . . En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overgeblevenen van haar zaad, die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus.”

16. Als wat of wie moeten wij de „teken”-vrouw en haar „zoon, een manlijk kind”, identificeren?

16 Aangezien geen enkele vrouw op aarde de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren als een kroon op haar hoofd heeft, moet de hierboven beschreven vrouw, die als een „teken” werd gezien, symbolisch zijn. En aangezien haar kind door God werd aanvaard en erkend, moet Hij degene zijn die haar zwangerschap heeft veroorzaakt. Zij is dus als het ware met hem gehuwd. Alles wel beschouwd moet de „teken”-vrouw in de hemel Gods met een vrouw te vergelijken organisatie van hemelse geestelijke schepselen symboliseren, van wie zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, de voornaamste is. Het kind van de vrouw, „een manlijk kind”, moet eveneens symbolisch zijn, en het symboliseert Gods koninkrijk, aangezien het manlijke kind werd weggerukt naar Gods troon. Wil het koninkrijk meer zijn dan alleen maar iets abstracts of theoretisch, dan moet er een levende persoon zijn die als de koninklijke heerser optreedt. Die werkelijke persoon moet degene zijn met wie Jehovah God een verbond voor het koninkrijk heeft gesloten.

17. Hoe werd de eniggeboren Zoon van God derhalve degene die als rechtmatige regeerder aan de zijde van zijn Vader op de troon zou zitten?

17 Ja, die persoon was zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, die, krachtens zijn wonderbare menselijke geboorte in Bethlehem en in de geslachtslijn van koning David van Israël, de natuurlijke erfgenaam van het koninkrijk was (Jes. 9:6, 7; Luk. 22:29, 30; Matth. 1:17-25). Er werd in verband met de hemelse „vrouw” dan ook terecht beklemtoond dat zij een „manlijk” kind baarde, aangezien de koninklijke positie alleen openstond voor een manlijke nakomeling in de koninklijke geslachtslijn van David.

18. Hoe laten de omstandigheden in verband met het voortbrengen van dat symbolische manlijk kind zich vergelijken met die welke worden uiteengezet in Jesaja 66:7, 8, volgens de Willibrordvertaling?

18 Al die omstandigheden in verband met de geboorte van een „zoon, een manlijk kind”, van de hemelse „vrouw” verschillen van die welke in Jesaja’s profetie worden uiteengezet, vooral met betrekking tot de kwestie van zwangerschap en de barensweeën. Er bestaan dan ook belangrijke redenen om de conclusie te trekken dat het ’manlijke kind’ van Jesaja 66:7 in profetisch opzicht op een andere situatie betrekking heeft dan het ’manlijke kind’ in Openbaring 12:5. Het ’manlijke kind’ in Jesaja’s profetie heeft klaarblijkelijk betrekking op de „natie” die in het in deze profetie genoemde „land” wordt voortgebracht. Toen de herstelde Israëlieten zich in 537 v.G.T. weer in Jeruzalem vestigden, ging het bovendien niet zozeer om koningschap, of heerschappij. Er werd niet opnieuw een koning in de geslachtslijn van David op de troon geplaatst. Aangezien Judéa een Perzische provincie was, stonden zij onder de heerschappij van koning Cyrus, die het bevel had uitgevaardigd dat de tempel moest worden herbouwd en de ware aanbidding in Jeruzalem moest worden hersteld. Niettemin kwam het herstel plotseling, onverwachts. Volgens de Willibrordvertaling luidt Jesaja 66:7, 8: „Nog vóór zij weeën krijgt moet zij baren, nog vóór de pijnen haar overvallen, wordt zij van een zoon verlost. Wie heeft zoiets ooit gehoord, zoiets ooit gezien? Werd ooit een land in één dag ter wereld gebracht, een volk [„natie”, NW] in één keer gebaard? Maar nauwelijks is zij in haar weeën, of Sion baart haar zonen.”

19. (a) In de ogen van wie leek het alsof de geboorte van de na de ballingschap ontstane natie Israël was versneld? En waarom? (b) In welk opzicht ging een totaal nieuwe generatie in het land van hun voorvaders wonen, en in welk opzicht was het een pasgeboren land?

19 In overeenstemming met de profetie werd de geboorte van de na de ballingschap ontstane natie Israël als het ware versneld. Deze geboorte kwam in 537 v.G.T. verrassend plotseling voor de wereld uit de oudheid. De heidense wereld had nooit verwacht dat de reeds lang dode natie Israël weer tot leven zou komen op het haar door God gegeven land. Er was werkelijk een nieuw Sion ontstaan dat een nieuwe natie voortbracht. Wij herinneren ons dat de Israëlieten op verschillende tijden naar Babylon waren gedeporteerd. Volgens het bijbelse bericht werden tijdens de eerste gevangenschap in 617 v.G.T. 10.000 Israëlieten gedeporteerd. Later werden honderden meer weggevoerd (2 Kon. 24:14; Jer. 52:28-30). Tot degenen die in 537 v.G.T. uit dat heidense land werden bevrijd en in het land van hun voorvaders gingen wonen, behoorden echter 42.360 mannen, nog afgezien van veel slaven en beroepszangers. Er bevonden zich onder de Israëlieten ook een aantal oude mannen die de door koning Salomo in Jeruzalem gebouwde tempel hadden gezien (Ezra 2:64, 65; 3:12). Maar het was dus grotendeels een totaal nieuw geslacht dat in het land ging wonen met het doel er een nieuwe tempel te bouwen. Er verscheen een nieuw Sion op een pasgeboren land. Ze werd de moeder van een nieuwe, na de ballingschap ontstane natie. Deze natie woonde in de nieuwe Perzische provincie Judéa.

20. Hoe deed zich in het eerste naoorlogse jaar 1919 een hedendaagse tegenbeeld van die gebeurtenis voor in het geval van de Internationale Bijbelonderzoekers?

20 Is er een hedendaags tegenbeeld van de ’geboorte’ van de herstelde Israëlieten als „natie” in 537 v.G.T.? Ja, want in het jaar na de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918 werd onder de Grotere Cyrus, de op de troon geplaatste Koning Jezus Christus, een geestelijke „natie” geboren! Hoe dan wel? Welnu, gedurende de oorlog werd het hoofdbureau van de Watch Tower Bible and Tract Society — de uitgeversorganisatie van de Internationale Bijbelonderzoekers in Brooklyn, New York — gesloten en overgebracht naar een kleiner gebouw in Pittsburgh (Pennsylvania, VS). De laatste publikaties die door deze organisatie waren uitgegeven, waren in Canada en de Verenigde Staten van Amerika verboden en de president van het Genootschap, de secretaris-penningmeester en zes andere leden van de staf van het hoofdbureau waren in 1918 tot lange gevangenisstraffen veroordeeld. De vijanden trachtten met dit alles hetzelfde te bewerkstelligen als wat in Psalm 83:4 tot uitdrukking wordt gebracht: „Laten wij hen als natie verdelgen, opdat aan de naam van Israël niet meer wordt gedacht.” Maar in het voorjaar van 1919 werden zij, tot grote verbazing van de ontstelde christenheid, bevrijd! In datzelfde jaar hielden de vervolgde Internationale Bijbelonderzoekers hun eerste naoorlogse congres te Cedar Point (Ohio, VS). Aan de congresgangers werd bekendgemaakt dat er voortaan, behalve het tijdschrift The Watch Tower, een nieuw tijdschrift zou worden gepubliceerd, namelijk, The Golden Age (dat nu in het Nederlands onder de naam Ontwaakt! verschijnt).

21. Wat werd dus vijf jaar na het einde van de „tijden der heidenen” geboren, ten einde in welke hoedanigheid te dienen, en hoe gebeurde dit op een pasgeboren „land”?

21 Aldus ontstond er vijf jaar na het einde van de „tijden der heidenen” in 1914 en de oprichting van Gods koninkrijk in handen van de Grotere Cyrus, Jezus Christus, een nieuwe „natie”, een geestelijke „natie”. De leden van deze nieuwe „natie” zouden dienst verrichten als getuigen die zijn naam droegen en als ambassadeurs van Gods koninkrijk, dat zojuist in de hemelen was geboren. Hij heeft de „natie” in het haar rechtmatig toebehorende „land” geplaatst, in het aardse domein van haar activiteiten, het symbolische „land” waarin ze zich thans bevindt sinds de tijden der heidenen, waarin zijn zichtbare organisatie met voeten getreden kon worden, zijn geëindigd. — Luk. 21:24, Statenvertaling.

22. Welke vragen stelde Jehovah met betrekking tot zijn vermogen de Vader van de „natie” te worden, en hoe handelde hij als antwoord hierop in het geval van de voorafbeelding in de oudheid en in het geval van het hedendaagse tegenbeeld?

22 Jehovah God, de Almachtige, was voor die opmerkelijke geboorte verantwoordelijk en hij was vastbesloten dat deze geboorte door niets belemmerd zou worden. In Jesaja 66:9 had hij gezegd: „’Wat mij aangaat, zal ik het doorbreken [van het amnion of vruchtvlies] veroorzaken en niet doen baren?’ zegt Jehovah. ’Of doe ik baren en veroorzaak in werkelijkheid een toesluiting [van de baarmoeder]?’ heeft uw God gezegd.” Als eerste reactie op die uitdagende vragen bevrijdde hij zijn volk in 537 v.G.T. uit Babylon en veroorzaakte hij vervolgens dat Jeruzalem werd herbouwd en krioelde van joodse inwoners als haar kinderen. In het hedendaagse tegenbeeld reageerde God op zijn eigen vragen door het tegenbeeldige Jeruzalem, zijn hemelse organisatie, vruchtbaar te maken, als gevolg waarvan ze een geestelijke „natie” op aarde voortbracht. Dit gebeurde onder leiding van de Grotere Cyrus, de pas op de troon geplaatste Koning in de hemel. Deze geboorte deed zich in het naoorlogse jaar 1919 voor en bracht een volk voort, de „zonen” van Sion, die de belangen van Gods opgerichte koninkrijk van ganser harte waren toegedaan en zich strikt neutraal opstelden ten opzichte van de politieke regeringen van deze wereld. De Almachtige God heeft ervoor gezorgd dat niets de volledige volvoering van zijn voornemen vanaf 1914 helemaal tot in onze tijd, zou belemmeren!

Kunt u, na deze bestudering van Jesaja 66:5-8, de volgende vragen beantwoorden:

66 Vers 5: Hoe haten „broeders” ware aanbidders en sluiten zij hen buiten hun gelederen? Hoe worden deze „broeders” beschaamd gemaakt?

66 Vers 6: In welk opzicht was er in de oudheid „een geluid van gedruis uit de stad”? In de hedendaagse tijd?

66 Vers 7: Wat is het ’manlijke kind’ dat zonder „barensweeën” door een „vrouw” wordt voortgebracht? Is dit hetzelfde ’manlijke kind’ dat in Openbaring 12:5 wordt genoemd?

66 Vers 8: Op welke wijze werden in 537 v.G.T. plotseling en onverwachts een „natie” en een „land” geboren?

[Illustraties op blz. 13]

Net als bij de geboorte van een baby werd het Koninkrijk in 1914 door Gods „vrouw” voortgebracht

In 1919 werd het geestelijke Israël plotseling in zijn „land” „geboren”

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen