Goddelijke onderwijzing draagt goede vruchten
„De wijsheid die van boven komt daarentegen is vooreerst rein, dan vredelievend, inschikkelijk, volgzaam, vol barmhartigheid en goede vruchten.” — Jak. 3:17, Leidse Vert.
1. Welke plaats neemt Jehova als onderwijzer in, en waarom?
JEHOVA God neemt op het gebied van actuele onderwijzing de eerste plaats in. Niet dat zijn geïnspireerde onderricht is veranderd opdat het gelijke tred zou houden met de tijden, want meer dan achttien eeuwen geleden voltooide hij het voornaamste leerboek van zijn studiecursus. In plaats dat zijn onderricht wordt aangepast aan de tijden, bereiken de tijden thans juist het punt waarop zijn profetische wijsheid zich voortdurend heeft geconcentreerd. De goddelijke wijsheid die lang geleden op de bladzijden van de Bijbel is bijeengebracht, wordt door Jehova’s dienstknechten nu pas ten volle begrepen, want de profetieën hadden betrekking op de woelige tijden der laatste dagen, en nu de mens deze periode heeft bereikt, brengt hij de waargenomen vervullingen met de profetieën in verband, en tot zijn verlichte geest dringt plotseling het begrip door. „Jehova geeft wijsheid; uit zijn mond komt kennis en begrip; hij legt gezonde wijsheid weg voor de oprechten; hij is een schild voor hen die in onkreukbaarheid wandelen.” „Deze dingen . . . zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn” (Spr. 2:6, 7, Am. Stand. Vert.; 1 Kor. 10:11; Rom. 15:4). Nu heeft de mens dan ten slotte het moment bereikt waarop Jehova’s actuele onderwijzing zich in volle bloei voor het bevattingsvermogen der mensheid ontvouwt.
2. Slaan allen acht op de onderwijzing waarin Jehova heeft voorzien? Waardoor wordt dit aangetoond
2 Niet alle mensen slaan echter acht op de onderwijzing waarin Jehova heeft voorzien. Zij beschouwen die als iets ouderwets en zij wenden zich in plaats daarvan tot de wijsheid van deze huidige wereld. Met trots vestigen zij de aandacht op de vorderingen der wetenschappelijke kennis op de terreinen der scheikunde, natuurkunde en geneeskunde. Zij turen door hun telescopen en microscopen, bestuderen de structuur van de aarde, lezen het bericht in de rotsen en brengen de ene theorie na de andere voort. Studiën over de betrekkingen tussen de mensen strekken zich van de familiekring tot het internationale front uit. Zij hebben hun culturen in de muziek, de literatuur en de kunst ontwikkeld. Bovendien hebben hun religiën zich in de loop der tijden ontwikkeld, zij zijn op stoffelijk gebied rijker geworden, zijn zich met sociale problemen gaan bezighouden, hebben de terreinen der politiek betreden, en er is aan toegevoegd en van afgedaan opdat zij gelijke tred zouden kunnen houden met zogenaamd wetenschappelijke vorderingen op het gebied van het onderwijs en de kennis in het algemeen. En om de mensen al deze wereldse wijsheid bij te brengen, hebben zij ingewikkelde onderwijsstelsels opgericht waardoor de geest van de enkeling reeds in zijn kindsheid in beslag wordt genomen en wordt onderricht totdat hij volwassen wordt. De wereld beschouwt dit onderwijzingsprogramma als het belangrijkste en plaatst het op de voorgrond, terwijl ze het ouderwetse Bijbelse onderricht op de achtergrond schuift.
3. Welke vruchten heeft het onderwijzingsprogramma der wereld voortgebracht?
3 Heeft het onderwijzingsprogramma der wereld goede vruchten voortgebracht? Heeft het de vrede, het geluk, de gezondheid en het leven gebracht dat de mensheid wenst te bezitten? Heeft het de hebzucht en zelfzucht, rassenhaat en de religieuze vooroordelen uit de geest en het hart van de mensen gewist? Is de wetenschappelijke kennis van de mens niet in de eerste plaats door de oorlog in plaats van door de vrede opgeëist? Meten velen het geluk niet naar een hoeveelheid geld af? Is de gezondheid niet geofferd op het altaar der zogenaamde beschaving, met haar onnatuurlijke levenswijzen? Is het leven niet gekunsteld geworden, vol met sociale en andere ijdelheden? Heeft ’s mensen kennis der geneeskunde hem van de slechte gevolgen van ziekte, schadelijke gewoonten en onzedelijke praktijken bevrijd? Met de kennis zijn ook de krankheden der mensheid toegenomen. De kennis heeft de verdelging des mensen verhaast. De wereldse wijsheid is zich er niet van bewust in welke tijd wij leven en haar onderwijzingsprogramma is in deze laatste dagen niet actueel. Zelfs haar religieuze stelsels hebben nagelaten de mensen te voeden met de goddelijke onderwijzing waarnaar zij dorsten en hongeren: „Ziet, de dagen komen, spreekt de Here HERE, dat Ik een honger in het land zal zenden; niet een honger naar brood, noch dorst naar water, maar om te horen de woorden des HEREN. En zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tot het oosten; zij zullen omlopen om het woord des HEREN te zoeken, maar zullen het niet vinden.” — Amos 8:11, 12.
4. Waarom is in de programma’s der Christenheid geen geestelijk voedsel te vinden?
4 Al zouden zoekende mensen het religieuze rijk der Christenheid ook in de lengte en in de breedte doorreizen, zij zouden in haar religieuze of wereldse onderwijzingsprogramma’s geen geestelijk voedsel vinden. Waarom niet? Omdat het voornaamste leerboek van Jehova God, de Bijbel, door deze wereldse stelsels is verwaterd of verlaten. Het huidige zich noemende volk van God heeft dezelfde grote fout gemaakt als de Israëlieten van vroeger: „Mijn volk heeft twee boosheden gedaan; Mij, den Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden” (Jer. 2:13). De geestelijken hebben toegelaten dat hun drinkplaatsen door menselijke theorieën over evolutie en door wetenschappelijke gissingen zijn gaan barsten en met gaten zijn doorboord en bovendien door heidense religieuze philosophieën zijn verontreinigd. Hun nieuwe theorieën zullen geen water houden en hun oude heidense leerstellingen worden door de Bijbelse waarheden die zij hebben verlaten, vlug doorboord. Hun wijsheid neemt geen hogere plaats in dan enige andere wijsheid van deze tegenwoordige oude boze wereld, welker waarde in Jehova’s Woord als volgt wordt bepaald: „De wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God.” — 1 Kor. 3:19; 1:17-29; Jes. 29:14.
5. Hoe zijn de stelsels der Christenheid wat ijver betreft met Gods getuigen te vergelijken?
5 Door geestelijke verhongering kwijnen de orthodoxe gemeenten weg en zij zijn te zwak om het doordringen van materialisme en atheïsme tegen te gaan. Deze toestand wordt door wereldse waarnemers opgemerkt en zij merken ook nog iets anders op. Lees het volgende maar eens, dat werd gepubliceerd in Engelands Geïllustreerde Kroniek van Leicester, van 10 september 1949: „In het gehele land neemt het aantal gemeenteleden dat in kerken en kapellen bijeenkomt, in ontstellende mate af. Duizenden kinderen worden met bijna geen of in het geheel geen religieuze achtergrond grootgebracht. De gewone man toont weinig belangstelling voor de oude gevestigde geloven. Toch heeft een religieus congres dat aan het einde van de vorige week in Leicester werd gehouden, 8500 aanhangers tot zich getrokken van een geloof dat de leden er van met een overweldigende ijver bezielt. Het laaiende enthousiasme van de getuigen Jehova’s is iets wat de geestelijken en hun gedunde gemeenten tot denken noopt — tot diep denken. Waarom is deze beweging zo krachtig als een magneet? Waarom zijn de leden er van met zulk een ijver vervuld? Eén antwoord is, dat Jehova’s getuigen er voorstanders van zijn de religie naar de mensen te brengen. Zij zijn voorstanders van de prediking van deur tot deur. Zij zijn zich volledig bewust van de waarde van publiciteit en maken er een koen gebruik van. Zij schreeuwen hun religie uit van de daken der huizen. Wat de een of andere kerk- of kapelganger ook van hun geloofsbelijdenissen of methoden mag denken, hun intense ijver is een uitdaging aan bisschoppen en geestelijken in elk diocees, en aan elke kapel in dit land. Zullen zij deze uitdaging beantwoorden door ouderwetse opvattingen weg te vagen?”
6. Wat is de oorzaak van dit verschil in ijver?
6 Wat dergelijke onbevooroordeelde waarnemers echter niet begrijpen, is, waarom Jehova’s getuigen zo ijverig en de orthodoxe kerkgangers zo apathisch zijn. Zelfs de geestelijken merken het verschil en de Katholieke bisschop Thomas J. McDonnell van New York klaagde hierover: „De gemiddelde Katholiek mist vaak elk gevoel voor een lekenapostolaat. Te vaak is hij met slechts een passief lidmaatschap tevreden. Hij beschouwt zijn religie als iets tussen hem en God en hij stelt er geen belang in zijn geloof met anderen te delen. Geloof zonder goede werken is dood.” Daarna haalde de bisschop Jehova’s getuigen aan als „het nieuwste op het gebied van ijver voor het verbreiden van hun geloof” (De Times van New York, 15 november 1948). Doch waarom dit verschil? Komt het niet doordat Jehova’s getuigen als volk geheel anders zijn? De meesten van hen waren ook eens apathische en lusteloze leden van orthodoxe religieuze gemeenten. Het punt waarop het aankomt, is, dat zij een verandering aanbrachten in hun geestelijke dieet, of, nauwkeuriger gezegd, een einde maakten aan het geestelijke vasten waartoe zij in de gemeenten der Christenheid werden gedwongen. Doordat zij geen geestelijk voedsel kregen, hadden zij geen geestelijke kracht voor de Christelijke werken. Doch toen zij de verdroogde en door honger geteisterde religieuze weiden der Christenheid verlieten en zich met het rijke en voedzame geestelijke voedsel van Gods Woord, de Bijbel, begonnen te voeden, werden zij sterk en krachtig gemaakt en vloeiden zij over van geestkracht. En door een voortdurende voeding wordt de kracht vernieuwd voor een gedurig overvloeien van levenslust in vurige en ijverige Christelijke prediking.
GEESTELIJK VOEDSEL BESCHIKBAAR GESTELD
7. Hoe verhongeren vele mensen van goede wil thans niet meer te midden van een overvloed?
7 Door de evangelieprediking van Jehova’s getuigen ontdekken duizenden mensen van goede wil grote voorraden geestelijk voedsel. Zij zijn niet meer zo dwaas te midden van een overvloed te verhongeren. Zij vernemen iets over het programma van goddelijke onderwijzing dat door Jehova God wordt geboden. Zij worden niet onderwezen door de „doctors in de godgeleerdheid” die met een diploma van een of ander theologisch seminarie kunnen zwaaien, en evenmin wordt de Bijbelkennis verkregen doordat zij geregeld een van een toren voorzien gebouw bezoeken. De onderwijzing van hen begint dikwijls bij hen thuis, en zonder dat hun daarvoor iets wordt berekend in de vorm van een vastgesteld lesgeld of een verzoek met een collecteschaal. „O alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet.” „Die wil, neme het water des levens om niet.” — Jes. 55:1; Openb. 22:17.
8. Aan wiens onderwijsmethoden houden wij tegenwoordig vast? Op welke wijze?
8 Christus Jezus is in het onderwijzingswerk nauw met Jehova God verbonden, en toen hij op aarde was, onderwees hij de mensen in hun huizen. Jezus’ eerste discipelen, die in zijn voetstappen volgden, ’hielden niet op te leren en in elk huis Jezus Christus te verkondigen’. De apostel Paulus onderwees de mensen „van huis tot huis” (Hand. 5:42; 20:20, Lipman). Ware Christenen houden tegenwoordig vast aan de methoden die door hun Voorbeeld, Christus Jezus, zijn ingesteld. Zij bezoeken de mensen in hun huizen en bieden hun de boodschap van het evangelie aan. Wanneer zij op straat Bijbelse tijdschriften staan aan te bieden en een voorbijganger belangstelling toont; bieden zij aan, die persoon in zijn huis op te zoeken om Bijbelstudiën bij hem te houden. — Spr. 1:20, 21; 8:1-3.
9. Wat vinden velen een practische manier om actuele onderwijzing te ontvangen?
9 Vele mensen van goede wil bemerken dat een practische manier om de goddelijke onderwijzing te ontvangen, is, een uur per week te besteden aan een Bijbelstudie met deze Christenen, Jehova’s getuigen. Met de Bijbel en Bijbelse hulpmiddelen kan men de voornaamste leerstellingen van Gods Woord zorgvuldig onderzoeken en bespreken. Dat betekent niet de in geloofsbelijdenissen vastgelegde leerstellingen van de orthodoxe religiën, want de leerling ontdekt spoedig dat zulke leerstellingen als drieëenheid, hellevuur, onsterfelijke ziel en andere niet Schriftuurlijk zijn. Wat hij wel leert, zijn waarheden over Christus’ koninkrijk, de zegeningen die het op een nieuwe aarde zal brengen, de thans zichtbare tekenen die bewijzen dat wij in de laatste dagen leven, de bewijzen dat Christus’ koninkrijk in de hemelen is opgericht en spoedig, in de krijg die als Armageddon bekendstaat, met geweld tegen deze goddeloze wereld moet optrekken, en vele andere belangrijke onderwijzingen waardoor de leerling deze veelbewogen dagen zal kunnen overleven en ten slotte in de eindeloze nieuwe wereld van Jehova God zal kunnen leven (Matth. 24:3-39; 2 Tim. 3:1-5). Dit is een onderwijzing die past bij deze gevaarlijke tijden en die niet bij de tijd achterblijft, zoals de wereldse onderwijzing welker voorstanders spotten en zeggen dat deze dingen die een vervulling van Bijbelse profetieën zijn, nog veraf zijn, als ze ooit zullen komen. — 2 Petr. 3:3, 4.
10. Door wie worden dergelijke huis-Bijbelstudiën gezegend? Hoe en waarom?
10 Jehova God zegent een huis-Bijbelstudie en Christus Jezus begunstigt zelfs zulk een kleine bijeenkomst. Heeft hij niet beloofd: „Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in het midden van hen”? (Matth. 18:20) Als een ijverige getuige bij iemand thuis dus op een ordelijke wijze een studie leidt, zorgen de ware Leraars, Jehova God en Christus Jezus, er voor dat de ogen des verstands van de zachtmoedige leerling worden verlicht en het goddelijke voornemen zich voor hem ontvouwt (Jes. 30:20; 54:13; Ef. 1:18). De getuige zal gedurende verscheidene maanden, en soms gedurende meer dan een jaar, elke week getrouw naar dat huis gaan, en kosteloos zijn tijd en energie geven om Christus’ gebod ’weid de schapen’ te gehoorzamen, niet met een, doch met vele, vele geestelijke maaltijden. — Joh. 21:15-17.
11. Hoe deelt de onderwezene mede aan de onderwijzer?
11 Naarmate de tijd verstrijkt, kan de leerling die vorderingen maakt, beter acht slaan op de Schriftuurlijke regel: „Laat hij die mondeling wordt onderwezen in het woord, in alle goede dingen delen met degene die hem aldus onderwijst” (Gal. 6:6, Eng. Vert. v. Rotherham). De onderwezene draagt tot de leerzaamheid van de studie bij doordat hij de studieleider weer laat delen in de „goede dingen” die hem worden geleerd. Hierdoor worden de pas-geleerde waarheden diep in de geest van de leerling gegrift en het schenkt hem vertrouwen wanneer hij ze in zijn eigen woorden moet uitspreken. Hij zal zijn naasten beter kunnen vertellen wat hij aan het leren is.
12. Hoe vergroot hij zijn studievoorrechten? Welk nut werpt dit af?
12 Nu wordt hij uitgenodigd een Bijbelstudie met een grotere groep mensen in een nabijgelegen huis bij te wonen. Deze groepsboekstudie wordt op precies dezelfde wijze gehouden als die in zijn eigen huis, maar er zijn meer mensen bij en een grotere verscheidenheid van commentaren spoort zijn eigen geest tot activiteit aan en brengt hem dingen in herinnering die hij voordien reeds heeft geleerd. De ondervinding bewijst de Bijbelse spreuk: „IJzer wordt gescherpt met ijzer; zo scherpt een mens zich aan het aangezicht van zijn vriend” (Spr. 27:17, Eng. Vert. v. Leeser). De nieuweling, die door dit contact met andere getuigen van Jehova is gescherpt, wil gaarne naar de grotere bijeenkomsten van de gemeente van de getuigen Jehova’s gaan, die in de Koninkrijkszaal worden gehouden. Zal hij niet nog meer zegeningen oogsten wanneer hij acht slaat op de vermaning: „Laten wij bedenken hoe wij elkander tot liefde en goede daden kunnen aansporen, niet nalatend bijeen te komen, zoals het de gewoonte van sommigen is, doch elkander vermanend — en dat zoveel te meer, wanneer gij ziet dat de Dag nadert”? — Hebr. 10:24, 25, Eng. Vert. v. Moffatt.
13, 14. Hoe vindt hij de methode waarbij onderwerp voor onderwerp wordt onderwezen? Is het een Schriftuurlijke methode?
13 In de Koninkrijkszaal ontstaat tussen de leerling en de anderen in de groep een sterke band van Christelijke kameraadschap. De omgang met hen spoort hem werkelijk tot liefde en goede daden aan en versterkt hem tegen de boosheden die erger worden naarmate de tijd voortschrijdt en de dag naderbij komt waarop God met deze satanische wereld afrekent. Tijdens de openbare lezingen in de zaal worden vele punten behandeld die hem reeds eerder zijn verklaard, maar de verschillende sprekers belichten ze weer van andere gezichtshoeken, waardoor hij een duidelijker en ruimer begrip krijgt. De sprekers nemen weliswaar teksten uit verspreide gedeelten van de Bijbel en passen ze alle op één bepaald onderwerp toe, en de leerling kan zich herinneren hoe zijn wereldse vrienden en zelfs zijn vroegere prediker in de kerk over deze methode spotten en zeiden dat de getuigen „hier en daar door de Bijbel heensprongen gelijk sprinkhanen, en dat men, wanneer men zo in de Bijbel rondsprong, wel alles kon bewijzen”, doch deze methode waarbij onderwerp voor onderwerp wordt bestudeerd, was er de oorzaak van dat hij door middel van de getuigen in een maand meer had geleerd dan van zijn vroegere kerkorganisatie in twintig jaren.
14 Brachten de geïnspireerde schrijvers van de Griekse Geschriften bovendien niet teksten bijeen die door alle Hebreeuwse Geschriften heen verspreid stonden? En deed die voorbeeldige Leraar, Christus Jezus, in zijn beroemde openbare bergrede niet een en twintig aanhalingen uit de Hebreeuwse Geschriften, en wel uit de boeken Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, 2 Koningen, Psalmen, Jesaja en Jeremia? Hij trachtte niet „zo maar alles te bewijzen” door bij het gebruik van teksten hier en daar rond te springen. Door deze methode en tot aangename verrassing der mensen ’leerde hij hen als macht hebbende, en niet als de Schriftgeleerden’ omdat hij zijn leringen met het gezag van Gods geschreven Woord staafde. — Matth. 7:29.
15. Welke voorrechten wat studie en opleiding betreft, wachten hem in de Koninkrijkszaal?
15 Op de bijeenkomst in de Koninkrijkszaal waar het tijdschrift De Wachttoren wordt bestudeerd, wordt hij plotseling doordrongen van de „spijze ter rechter tijd” uit Gods Woord, dat de heirbaan naar het leven verlicht. Hij had De Wachttoren reeds thuis gelezen, doch nu ziet hij welk een groot gedeelte van de stof hij niet volledig had begrepen. En dan de dienstvergaderingen en de school der Theocratische bediening in de Koninkrijkszaal De dagen waarop hij naar de kerk was gegaan, hadden hem nooit iets gelijk deze bijeenkomsten gebracht. Daarom predikten Jehova’s getuigen het evangelie dus zo doeltreffend. Op de dienstvergadering bestudeerden zij doelmatige manieren waarop zij de boodschap konden aanbieden, en over de verschillende methoden werden demonstraties en lezingen gehouden. En de wijze waarop zij het werk organiseerden, zodat de een het werk van een ander niet nogmaals zou doen! Wat de school betreft, daar werd geleerd hoe men goed moet spreken, hoe men moet stellen, feiten over de oorsprong en bewaring van de Bijbel, wanneer de verscheidene Bijbelboeken werden geschreven, door wie, aan wie, wat ze bevatten en vele andere onderwijzingen die voor bedienaren van het evangelie van groot belang zijn. De bedienaren van het evangelie die voor deze opleidingscursus waren ingeschreven gaven ook oefenlezingen en ontvingen opbouwende raad over hun voordracht en de samenstelling van hun lezing. De getuigen streefden er werkelijk hard naar de vermaning te gehoorzamen: „Doe uw best Gods goedkeuring te gewinnen als een werkman die niets heeft waarover hij zich behoeft te schamen, doch die de waarheidsboodschap recht snijdt.” — 2 Tim. 2:15, Een Amer. Vert.
16. Hoe zijn de dienstvergadering en Theocratische school te vergelijken met hetgeen Jezus zijn apostelen gaf?
16 De onderwijzing en opleiding die Jezus de apostelen en eerste Christenen gaf, zijn te vergelijken met de school der Theocratische bediening en dienstvergadering van Jehova’s getuigen van tegenwoordig. Vele lezingen van Jezus waren dienstlezingen waarin hij zijn volgelingen aanspoorde het licht te laten schijnen, het evangelie van het Koninkrijk te prediken, vruchten voort te brengen, de nieuwelingen te dopen en hen te helpen met het predikingswerk te beginnen. Voor het welzijn van zijn volgelingen leidde hij demonstraties, doordat hij in de dienst de leiding nam en aantoonde hoe het werk moest worden gedaan. „Hij reisde van de ene stad en vlek tot de andere, predikende en verkondigende het Evangelie van het Koninkrijk Gods; en de twaalven waren met Hem” (Luk. 8:1). Zij sloegen de Meester-Prediker gade en leerden van hem en later gaven zij anderen reden zich deze schitterende opleiding te herinneren (Hand. 4:13). Toen Jezus de twaalf apostelen uitzond om te prediken, gaf hij hun speciale instructies over de wijze waarop zij met belangstellende mensen en tegenstanders moesten omgaan die zij bij het getuigenisgeven van deur tot deur zouden vinden (Matth. 10:1-16). Later gaf hij zeventig discipelen voordat hij hen uitzond om te prediken, voor de velddienst een soortgelijke opleiding in de Theocratische bediening, en zij keerden terug om te berichten welk succes zij met hun velddienstwerkzaamheden hadden gehad. — Luk. 10:1-11, 17.
EEN GEZEGENDE VERANDERING VOOR DE DOOR GOD ONDERWEZENEN
17. Wat voor verandering ten goede brengt zulk een goddelijke onderwijzing met zich?
17 Thans denkt de nieuwe leerling er eens even over na wat hij er door de goddelijke onderwijzing die Jehova hem door middel van Zijn getuigen biedt, bij gewonnen heeft. Vroeger was zijn leven een sleur geweest; hij had gewerkt en bijna wanhopig gejaagd naar hetgeen hij eens als de „genietingen des levens” beschouwde, wat dikwijls met zich bracht dat hij laat naar bed ging en veel energie verspilde, waardoor de last van zijn wereldse werk nog zwaarder werd. Ongerustheid over de verwarrende wereldproblemen, met een voortdurende vrees voor oorlog en angst voor zijn gezin wegens financiële lasten en de gevaren van de misdadigheid der jeugd, hield zijn geest verstoken van vrede. Doch hoe anders was het thans! Hij kende het onfeilbare geneesmiddel: Gods koninkrijk; hij wist dat het nabij was, dat de tegenwoordige weeën slechts voorlopers waren van eeuwige vreugden in een nieuwe wereld, dat de donkere wolken de prachtigste zilverachtige randen hadden wanneer men ze met de profetische visie van Gods Woord beschouwde. — Luk. 21:28-32.
18. In welk opzicht komt er verandering in de personen met wie hij omgaat? Trekt de leerling zich er iets van aan?
18 Natuurlijk gaan velen van zijn voormalige vrienden niet meer zo met hem om als vroeger. Het is net alsof zij niet meer dezelfde taal spreken. Hij wenst niet meer datgene te doen wat hij met zijn vroegere kameraden heeft gedaan; hij vindt dat hij daaraan in het verleden reeds te veel tijd heeft verkwist en hij let er niet eens op dat zijn vroegere vrienden hem nu belachelijk maken. Het troost hem te lezen: „Lang genoeg heeft de tijd geduurd, die nu voorbij is, waarin gij de zin der heidenen deedt, en geleefd hebt in losbandigheid, wellust, dronkenschap, brasserij, drinkgelagen en zondige afgoderij. En nu staan ze vreemd te zien en lasteren ze u, omdat gij niet [meer] meedraaft naar dezelfde modderpoel van ongebondenheid; maar ze zullen hierover rekenschap hebben te geven aan Hem, die gereed staat, om levenden en doden te oordelen” (1 Petr. 4:3-5, Petr. Can. Vert., Een Amer. Vert.). Hij trekt zich er niets van aan dat hij hen als vrienden heeft verloren, want hij heeft nu veel meer en betere vrienden gekregen. — Matth. 19:29.
19. Welke vrede geniet hij, en waarom?
19 Bovendien heeft hij nu de „vrede Gods, die alle verstand te boven gaat” (Fil. 4:7). Hij heeft niet alleen vrede omdat hij weet wat de toekomst zal brengen en omdat hij geen angst meer heeft over de toestanden en zijn gezin. Hij heeft niet alleen vrede omdat hij geestelijk voedsel heeft gevonden en de dwaze wijsheid dezer wereld, die zo dikwijls voor vernietigingsdoeleinden wordt aangewend, hem geen ontzag meer inboezemt, of omdat hij betere en reinere vrienden heeft gevonden. Zijn vrede is van God, omdat hij door God met Gods wijsheid is onderwezen en hij in de voordelen van die goddelijke wijsheid deelt. Gelijk er geschreven staat: „De wijsheid die van boven is, is het eerst van alles rein, daarna vreedzaam, lankmoedig, verzoenend, vol van barmhartigheid en heilzame vruchten, ondubbelzinnig en oprecht; en de vredestichters die in vrede zaaien, oogsten gerechtigheid.” — Jak. 3:17, 18, Eng. Vert. v. Moffatt.
20. Waarom moet hij vruchtbaar worden? Door welke geestelijke verandering?
20 Hij deelt ten volle in deze zegeningen, zelfs in die mate, dat hij „heilzame vruchten” voortbrengt. De voormalige leerling is ten gevolge van zijn ijverige studie thans een werktuig geworden dat voor het onderwijzen kan worden gebruikt, want hij is nu ’bekwaam om ook anderen te leren’ (2 Tim. 2:2). „Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet” herinnert hij zich (Matth. 10:8). Hij heeft overeenkomstig de Schriftuurlijke regel bemerkt, dat ’het zaliger is te geven, dan te ontvangen’ (Hand. 20:35). Door zijn studie van Gods Woord, door het onderricht dat hij op de school der Theocratische bediening en de dienstvergadering heeft ontvangen en doordat hij de goede voorbeelden van ijverige getuigen heeft gadegeslagen, heeft hij niet meer de zienswijze der oude wereld, maar die van de nieuwe wereld. „Gij moet niet de gebruiken dezer wereld aannemen, doch wordt door uw nieuwe zienswijze veranderd, zodat gij te weten kunt komen wat Gods wil is — wat goed, welgevallig en volmaakt is” (Rom. 12:2, Een Amer. Vert.). Door Gods Woord gereinigd van vroegere slechte gewoonten in denken en gedrag, is hij vruchtbaar in Koninkrijksdienst, zoals is geboden: „Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage. Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb. Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt; en gij zult Mijn discipelen zijn.” — Joh. 15:2, 3, 8.
21. Hoe zal het practische gebruik van de door hem ontvangen onderwijzing hem van nut zijn?
21 Een vrede die het menselijke begrip te boven gaat, is thans zijn deel, want hij is in vrede, in harmonie met God, hij doet Gods wil en hij heeft een aandeel aan Gods rechtvaardiging. Wanneer hij de geboden om te prediken gehoorzaamt, bewijst hij dat hij wijsheid en verstand bezit (Ps. 111:10). Doordat hij de goddelijke onderwijzing in de velddienst gebruikt en de Bijbelse waarheden aan de deuren der mensen herhaalt, worden zij in zijn geest vastgelegd en voorkomt hij dat zij, wanneer hij ze nodig heeft, uit zijn herinnering glippen. Door een voortdurende studie wordt de onvolmaakte geest, die de wateren der waarheid als uit een ’uitlopend vat’ laat ontsnappen, weer bijgevuld (Hebr. 2:1, Een Rooms-Kath. Vert. van 1717, kanttek., King James Vert.). Zijn verstandelijke vermogens worden door een naarstig gebruik bij de studie geoefend en versterkt, totdat zij niet alleen de melk maar ook het krachtige voedsel van Gods Woord kunnen verwerken, en de daardoor verkregen kracht rust hem toe vervolging te doorstaan en weerstand te bieden aan andere satanische strikken die in deze wereld zo overvloedig voorkomen. Hij gaat voort tot de volmaakte rijpheid, zoals de schriftuurplaats aanraadt: „Volwassen mensen hebben recht op vaste spijzen, want hun verstandelijke vermogens zijn door het gebruik geoefend om goed en kwaad te onderscheiden. Laten wij daarom de eerste beginselen van de leer van Christus laten rusten en tot rijpheid voortgaan.” — Hebr. 5:14; 6:1, Een Amer. Vert.
22. Tot welk groot dienstvoorrecht zal hij wellicht voortgaan?
22 Wanneer deze Christen zijn loopbaan in goddelijke onderwijzing vervolgt en steeds meer goede vruchten voortbrengt, kan hij wellicht voortgaan tot het waarlijk rijpe bedieningswerk waarin hij zijn volle tijd aan de dienst besteedt en dat bij Jehova’s getuigen in deze tijd bekendstaat als de pionierdienst.