Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w67 1/1 blz. 8-21
  • Wat heeft Gods koninkrijk gedaan sinds 1914?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wat heeft Gods koninkrijk gedaan sinds 1914?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1967
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • NIET HET EERSTE MESSIAANSE KONINKRIJK VAN GOD
  • VAN 607 V.G.T. TOT 1914 G.T.
  • DE JUISTHEID VAN DE DATUM 1914 NAGAAN
  • HANDELEND TEGEN VIJANDEN OPTREDEN
  • EEN HOORBARE KONINKRIJKSAANKONDIGING
  • AMBASSADEURS
  • VELE ONDERDANEN VERWERVEN
  • Het Koninkrijk van redding thans beschikbaar
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
  • Wees dankbaar — Jehovah’s Messiaanse koninkrijk heerst
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
  • Mensen en natiën worden het voorwerp van bespotting
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • De Koninkrijksstrijdvraag treedt op de voorgrond!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1983
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1967
w67 1/1 blz. 8-21

Wat heeft Gods koninkrijk gedaan sinds 1914?

1. Maken het jaar 1914 en de sleep van gebeurtenissen die erop is gevolgd, slechts deel uit van geschiedenis die vóór de tijd van alle thans levende mensen heeft plaatsgevonden, en wat heeft de grootste profeet over de mensen van ons geslacht gezegd?

HET jaar 1914 behoort nu reeds meer dan vijftig jaar tot het verleden. Toch leeft het nog voort in de herinnering van miljoenen mensen die thans leven. De Eerste Wereldoorlog die toen begon en de sleep van gebeurtenissen die erop is gevolgd, vormen een deel van de persoonlijke ervaringen van die miljoenen levende mensen. Het jaar 1914 en wat toen gebeurde, is voor hen niet slechts menselijke geschiedenis die vóór hun tijd heeft plaatsgevonden. Zij hebben die dingen beleefd, zij herinneren ze zich, zij kunnen er nog steeds over vertellen aan mensen die sedertdien geboren zijn. Deze miljoenen personen maken deel uit van een generatie van de mensheid die ertoe bestemd is nóg wonderbaarlijker dingen te zien, dingen die ten slotte nauwkeurig, zonder dat er enig gevaar bestaat voor een misrekening, zullen onthullen welke werkelijke betekenis er schuilt achter datgene wat destijds, in het onvergetelijke jaar 1914, is gebeurd en begonnen. Met onfeilbare zekerheid zei de grootste profeet aller tijden negentien eeuwen geleden: „Dit geslacht [zal] geenszins . . . voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden.” — Matth. 24:34.

2. In welk opzicht is de aarde sinds 1914 nooit meer dezelfde geweest, en wat zou er over de toekomstige vooruitzichten gezegd kunnen worden?

2 Deze aarde is sinds het jaar 1914 nooit meer dezelfde geweest. Wij zeggen dit niet slechts wegens het toenemend aantal aardbevingen die sindsdien hebben plaatsgehad en die het aardoppervlak merkbaar hebben veranderd. Evenmin wegens de zich wijd en zijd uitstrekkende verontreiniging van de lucht, de zee en de bodem. Wij zeggen dit wegens de veranderde toestanden onder de mensen op aarde, in de politieke structuur van zaken, in zeden, in wetenschappelijk denken, in religie, in oorlogvoering en, hoe vreemd dit ook moge klinken, in bovenmenselijke onzichtbare krachten die thans op de mensheid speculeren. Terecht is door oplettende geschiedschrijvers opgemerkt dat 1913 het laatste normale jaar van de huidige wereld was. Sinds die tijd bevinden wij ons in een eeuw van geweldpleging, verwarring en ontreddering die in de gehele menselijke geschiedenis haar weerga niet vindt. De dreigende omstandigheden spitsen zich gedurig toe. Waar het met dit geslacht nog op moet uitlopen, is voor degenen die geen betrouwbare gids voor de toekomst hebben, een schrikaanjagende gedachte. Waarom precies moest juist ons geslacht al deze rampspoed ondervinden, terwijl er nog ergere dingen te verwachten zijn?

3, 4. (a) Wat ondervond, behalve de aarde, nog meer de invloed van datgene wat in 1914 gebeurde? (b) Welke aankondiging van universeel belang moest er in dat jaar in de hemel worden gedaan?

3 Maar laten wij niet zo volledig in ons zelf en in onze eigen reden tot bezorgdheid opgaan, dat wij andere belangrijke dingen in het grote algemene beeld der zaken over het hoofd zien. Niet alleen de aarde en haar bewoners ondervonden sterk de invloed van datgene wat in 1914 gebeurde, maar de hemel eveneens. Wij spreken nu niet over de zichtbare hemel, de planeten in de interplanetaire ruimte die door wetenschappelijke ingenieurs vanaf de aarde met raketten worden getroffen. Wij spreken over de onzichtbare hemel, die zich buiten het bereik van de menselijke wetenschap bevindt en waarin deze wetenschap niet kan doordringen. Deze onzichtbare hemel, waar de God van de gehele schepping door zijn geestelijke schepselen wordt aanschouwd — zelfs deze hemel werd op radicale wijze beïnvloed door datgene wat in 1914 gebeurde. Er kan geen misvatting over bestaan dat in 1914 de tijd aanbrak waarop er een aankondiging moest worden gedaan die van universeel belang was en tot de uiteinden van de onzichtbare hemel gehoord moest worden, terwijl de weergalm ervan ten slotte hier op aarde moest worden opgevangen, niet door middel van radiotelescopen, maar door middel van de onzichtbare werkzame kracht van God die ten aanzien van zijn volk werkzaam is. Geen aankondiging kon groter zijn dan die aankondiging welke werkelijk werd gehoord en daarna in de volgende geïnspireerde bewoordingen werd opgetekend:

4 „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid.”

5. Welke verwante aankondiging moest er later in de hemel worden gedaan?

5 Enige tijd later volgde er een verwante aankondiging: „Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus, want de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht beschuldigt voor onze God, is neergeslingerd!” — Openb. 11:15; 12:10.

6. (a) Wie tekende deze aankondigingen op, en waarom deed hij dat? (b) Waarom kan juist ons geslacht antwoord geven op de vraag: „Wat heeft Gods koninkrijk sinds 1914 gedaan?”

6 Deze aankondigingen werden voor het eerst op aarde gehoord op het eiland Patmos, dat vóór de kust van Klein-Azië ligt. Ze werden opgetekend door de man die ze hoorde, de christelijke apostel Johannes, die op dat strafeiland een gevangenisstraf uitzat die hem door het Romeinse Rijk was opgelegd. Hij kreeg de opdracht om deze aankondigingen op te schrijven, opdat ze voor óns geslacht bewaard zouden worden, voor óns die thans zouden leven in de tijd waarin deze aankondigingen werkelijk zouden worden gedaan om de plaatshebbende gebeurtenissen, gebeurtenissen die zowel voor de hemel als voor de aarde van belang zijn, te beschrijven. Volgens vrij algemeen aanvaarde tijdsberekeningen heeft de apostel Johannes zijn profetische visioen en datgene wat hij zag en hoorde, in het jaar 96 G.T. opgetekend. God, die het visioen zond, zei Johannes dat hij deze dingen moest opschrijven omdat ze een voorzegging waren van ’dingen die binnenkort gebeuren moeten’ (Openb. 1:1). En ons geslacht nu, dat de gebeurtenissen van 1914 en de daaropvolgende jaren heeft beleefd, bevindt zich in de ontzagwekkende tijd waarin deze dingen, die Johannes in een wonderbaarlijk visioen zag, zouden geschieden. Wat kunnen wij dus ten antwoord geven op de vraag: „Wat heeft Gods koninkrijk sinds 1914 gedaan?”

NIET HET EERSTE MESSIAANSE KONINKRIJK VAN GOD

7. (a) Was het in 1914 aangekondigde koninkrijk van God en van zijn Christus het eerste koninkrijk met betrekking tot de aarde? (b) Op wie had de titel „Messías” of „Christus” betrekking?

7 Vijfentwintighonderd twintig jaar lang heeft dit koninkrijk van God en van zijn Christus op de oprichting ervan gewacht. Hoe weten wij dit? Omdat dit niet het eerste koninkrijk Gods van die aard was dat met betrekking tot deze aarde heeft bestaan. Houd in gedachten dat de titel „Christus” „Gezalfde” betekent en overeenkomt met het Hebreeuwse woord „Messías”. Evenals wij van het Griekse woord „Christus” het bijvoeglijke naamwoord „christelijk” afleiden, krijgen wij van het Hebreeuwse woord „Messías” de woorden „Messiaans” en „messianist”. Iedere ware christen is een messianist. Lang geleden had het woord „Christus” of „Messías” betrekking op koningen die tot op het jaar 607 vóór onze gewone tijdrekening in Jeruzalem regeerden. Dat was het jaar waarin de laatste koning van de lange koninklijke geslachtslijn die met koning David begon, ten val werd gebracht. Toen de profeet Jeremia een weeklacht over hem aanhief, zei hij: „Onze levensadem, de gezalfde [de Messías] des HEREN, werd in hun valkuilen gevangen, hij, van wien wij dachten: in zijn schaduw zullen wij leven onder de volkeren.” — Klaagl. 4:20; Hebreeuwse tekst.

8. (a) Welke titel werd dus ook op koning David van toepassing gebracht, en op wiens troon zat hij in Jeruzalem? (b) Aan wie behoorde het koninkrijk volgens koning David?

8 Wat koning David zelf betreft, hij begon in het jaar 1070 v.G.T. te Jeruzalem te regeren. Daar hij op bevel van Jehovah God was gezalfd om koning over zijn volk te zijn, werd David de Gezalfde of Messías of Christus genoemd. Daarom zei God betreffende Jeruzalem, waar David regeerde: „Daar zal Ik voor David een hoorn doen uitspruiten, Ik zal voor mijn gezalfde [Messías] een lamp bereiden” (Ps. 132:17). Aanvankelijk was Jehovah God zelf de ene hemelse en onzichtbare Koning over Davids volk geweest, ja, vanaf de dagen van de profeet Mozes, die zong: „Jehovah zal regeren tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” (Ex. 15:18, NW). Dientengevolge zat koning David op de troon van Jeruzalem als de zichtbare menselijke vertegenwoordiger van Jehovah. Zoals wij in de bijbel kunnen lezen, zat koning David op „Jehovah’s troon”, hetgeen eveneens het geval was met Davids opvolger, koning Salomo (1 Kron. 29:23, NW). Toen de bejaarde koning David ten gunste van zijn jonge zoon Salomo afstand deed van de troon, bad hij derhalve in het openbaar tot God en zei: „Alles in de hemel en op de aarde is van u. Van u is het koninkrijk, o Jehovah” (1 Kron. 29:11, NW). Het was dus een koninkrijk van God en van zijn Gezalfde.

VAN 607 V.G.T. TOT 1914 G.T.

9. (a) Wanneer werd het koninklijke huis van David verwoest, en waarom, en door wie? (b) Wát dat laag was, werd toen verhoogd?

9 In dit eerste koninkrijk van God en van zijn Christus of Gezalfde te Jeruzalem, waren de zichtbare koningen natuurlijk onvolmaakte mensen. Omdat er zich in dit aardse koninkrijk een wanbestuur ontwikkelde, werd het door God zelf omvergeworpen, hetgeen hij in het jaar 607 v.G.T. door bemiddeling van koning Nebukadnezar van Babylon deed. Toen God de komende omverwerping van dit rijk aankondigde, sprak hij bij monde van zijn profeet Ezechiël en zei tot Jeruzalems laatste koning: „Verwijder de tulband en hef af de kroon. Deze zal niet dezelfde zijn. Verhoog wat laag is en verlaag de hoge. Een puinhoop, een puinhoop, een puinhoop zal ik het maken. Ook wat deze betreft, ze zal stellig van niemand worden totdat hij komt die het wettelijke recht heeft, en ik moet het hem geven” (Ezech. 21:25-27, NW). Toen het koninklijke huis van koning David in de zomer van 607 v.G.T. te gronde werd gericht, werd de verachte heidense wereldmacht Babylon verhoogd, en omstreeks 1 oktober van datzelfde jaar werden het terrein van Jeruzalem en het gehele land van Juda in een verwoeste toestand achtergelaten, zonder dat er zelfs maar een plaatselijke bestuurder uit de koninklijke verwantschap van koning David was.

10. (a) Welke gekenmerkte tijdsperiode begon in dat jaar 607 v.G.T.? (b) Tot wiens komst zou die tijdsperiode voortduren?

10 Tot op die tijd had Jeruzalem het koninkrijk van Jehovah God in de handen van zijn Gezalfde of Christus vertegenwoordigd. Maar nu, sedert 607 v.G.T., had Jeruzalem nooit meer een koning uit Davids geslachtslijn. Gods koninkrijk onder zijn Gezalfde of Christus begon door de heidenen vertreden te worden. Er begon een lange periode waarin de heidenen de volledige heerschappij over de gehele aarde zouden hebben zonder inmenging van enig koninkrijk van God onder Christus. Volgens Ezechiëls profetie zou deze periode van heidense overheersing voortduren tot de komst van de persoon die het wettelijke recht had op de koninklijke troon, op welk tijdstip God zijn belofte ten uitvoer zou brengen om ze aan die persoon te geven. Het Perzische Rijk, het Griekse Rijk en het Romeinse Rijk voerden achtereenvolgens heerschappij over het herbouwde Jeruzalem, maar ze lieten niet toe dat er een koninkrijk van God in de handen van een Gezalfde uit Davids familie te Jeruzalem werd opgericht.

11. (a) Hoe werd Jezus de Christus of Gezalfde, en wanneer? (b) Gaf God hem destijds het Messiaanse koninkrijk?

11 Precies op tijd, onder de regering van Tiberius Caesar van Rome, werd Jezus, een afstammeling van koning David, bij de rivier de Jordaan gezalfd, niet door een joodse priester of profeet, maar door Jehovah God, niet met zalfolie afkomstig van de olijfboom, maar met heilige geest uit de hemel. Johannes de Doper, die Jezus in water doopte, legde hiervan getuigenis af. Hij verklaarde eveneens dat Jezus de zoon van God was (Joh. 1:29-34). Daar werd Jezus nu Jezus de Gezalfde of Jezus Christus. Hij werd de Beloofde Persoon die het „wettelijke recht” had op Gods Messiaanse koninkrijk. Maar God gaf het hem niet destijds in het jaar dat hij in water werd gedoopt.

12. (a) In verband met welke gebeurtenis maakte Jezus melding van de „bestemde tijden der natiën” of tijden der heidenen? (b) Door wie werd zelfs de grond van Jeruzalem na 70 G.T. vertreden?

12 Drie en een half jaar later, vlak vóór de tijd van het Pascha van het jaar 33 van onze gewone tijdrekening, voorzei Jezus Christus de toen ophanden zijnde vernietiging van Jeruzalem door de Romeinen en zei: „Wanneer gij voorts Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat zijn verwoesting nabijgekomen is. . . . en zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en als gevangenen worden weggevoerd naar alle natiën; en Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld” (Luk. 21:20-24). Met deze woorden gaf Jezus Christus te kennen dat de bestemde tijden van heidense overheersing van de gehele aarde zonder inmenging van Gods Messiaanse koninkrijk, nog zouden voortduren na het jaar 70 G.T., toen de Romeinse legers het door de joden gebouwde Jeruzalem met zijn heilige tempel verwoestten. Eenenzestig jaar later bouwden de Romeinen een nieuwe stad op de puinhopen van het oude Jeruzalem, maar niet opdat een gezalfde koning uit Davids koninklijke geslachtslijn er als rivaal van de Romeinse caesar zou heersen. Tot op het jaar 1914 G.T. werd dientengevolge zelfs de grond waarop de oude, door de joden gebouwde stad Jeruzalem eens stond, letterlijk door de heidenen vertreden, door de Romeinen, door de mohammedanen, door de rooms-katholieke kruisvaarders en door de Turken, zoals de geschiedenis aantoont.

13. (a) Waarom lijkt het alsof de tijden van heidense wereldheerschappij niet in 1914 eindigden? (b) Waarom vormen deze aangelegenheden van het aardse Jeruzalem echter geen bewijs voor deze gedachte?

13 Maar duren de tijden van heidense wereldheerschappij niet nog steeds voort? Wordt de ommuurde stad Jeruzalem zelfs sedert 1914 niet nog steeds door de heidenen of niet-joden vertreden? Schijnbaar wel, want de in de oudheid door de Romeinen gebouwde ommuurde stad Jeruzalem is sinds 1914 inderdaad door de niet-joodse naties vertreden en sinds 1914 heeft er geen Messiaanse koning uit Davids koninklijke geslachtslijn geregeerd. Bovendien regeert er zelfs in het huidige Jeruzalem, dat de joden ten westen van het oude ommuurde Jeruzalem hebben gebouwd, geen Messiaanse koning uit Davids familie. Het is daarentegen de hoofdstad van de Republiek Israël. In plaats dat deze joodse Republiek haar hoop op de Messiaanse profetieën van Jehovah God stelt, vestigt ze haar hoop op de heidense Verenigde Naties, waarvan ze op 11 mei 1949 het negenenvijftigste lid werd. Toch betekent dit alles niet dat de tijden der heidenen niet in 1914, omstreeks 1 oktober, zijn geëindigd. Waarom niet? Omdat een aards Jeruzalem nooit meer de troonstad van Gods Messiaanse Koning zal zijn, en derhalve hoefden de heidense naties in 1914 niet uit het aardse Jeruzalem te worden verdreven opdat het koninkrijk van God onder zijn Messías kon gaan regeren.

14. (a) Wat telde daarom, de oude ommuurde stad Jeruzalem, of wat? (b) Wat mengde zich derhalve niet in de heidense overheersing van de aarde, en waarom?

14 Sinds de dagen van Jezus Christus is de aardse stad Jeruzalem niet datgene wat telt. Wat echter wel telt, is datgene wat door de joodse stad Jeruzalem werd afgebeeld ten tijde dat ze in het jaar 607 v.G.T., toen de tijden der heidenen begonnen, door de Babyloniërs werd vernietigd. Nu dan, wat had Jeruzalem tot op die tijd afgebeeld? Het had Gods koninkrijk in de handen van zijn gezalfde uit het koninklijke huis van David afgebeeld. Jeruzalem werd zeventig jaar later weliswaar herbouwd, maar hoe stond het met het Messiaanse koninkrijk van God in de handen van een erfgenaam van David? Dit werd nog steeds door de heidense naties vertreden. Daar het Messiaanse koninkrijk van God dus voor de duur van de tijden der heidenen buiten werking was gesteld, liet het zich niet in met de heidense naties die de heerschappij over de gehele aarde hadden. Krachtens Gods eigen verordening belette hij zich zelf elke inmenging in de heidense overheersing van de gehele aarde tot het jaar 1914 G.T.

15. (a) Wie maakte een einde aan de tijden der heidenen, en op de door welke profeet te kennen gegeven tijd? (b) Wie berekenden van tevoren wanneer die tijden zouden eindigen, en hoe werden de critici tot zwijgen gebracht?

15 Maar op de bestemde tijd maakte Jehovah God zelf een einde aan de ononderbroken heerschappij van de tijden der heidenen. Door bemiddeling van zijn profeet Daniël, die hij als zijn woordvoerder gebruikte, stelde Jehovah God precies de tijd vast waarop Messías de Vorst of Leider als mens op aarde zou verschijnen, en de daarvoor vastgestelde tijd was negentienhonderd jaar geleden, in onze eerste eeuw G.T. (Dan. 9:24-27, NW). De doop van Jezus en de zalving van hem met heilige geest van God kenmerkten de precieze tijd waarop de Messías, de Christus, de Gezalfde, verscheen. Via dezelfde profeet Daniël maakte Jehovah God bekend dat de lengte van de tijden der heidenen „zeven tijden” zou bedragen, ofte wel 2520 jaar vanaf het begin ervan in 607 v.G.T. (Dan. 4:16, 23, 25). Hierdoor waren christelijke bijbelonderzoekers in staat van tevoren na te gaan wanneer de tijden der heidenen zouden eindigen. Meer dan vijfendertig jaar van tevoren berekenden opgedragen bijbelonderzoekers, met de hulp van Gods heilige geest, dat de tijden der heidenen in de vroege herfst van 1914 ten einde moesten lopen, maar de geestelijken der christenheid bekritiseerden hen en bespotten hen omdat zij zo’n bijbels tijdschema publiceerden. De gebeurtenissen van 1914 hebben de critici echter tot zwijgen gebracht, ofschoon zij niet werden bekeerd.

DE JUISTHEID VAN DE DATUM 1914 NAGAAN

16. (a) Wat moest er, in tegenstelling tot wat er in 607 v.G.T. was gebeurd, aan het einde van de tijden der heiden in 1914 gebeuren? (b) Waarmee dienden de heidense naties vanaf 1914 rekening te houden, zonder het ooit weer te vertreden?

16 Wat moest er, aangezien de herfst van 1914 het einde van de tijden der heidenen zou kenmerken, volgens Gods wil op dat tijdstip gebeuren? Wel, het volgende. Er moest een einde komen aan de vertreding door de heidense naties van datgene wat door de oude Davidische stad Jeruzalem werd afgebeeld. Het koninkrijk van Jehovah God in de handen van zijn gezalfde uit de koninklijke geslachtslijn van David zou niet langer in verachting door de heidense naties vertreden worden. Het begin van die tijden der heidenen viel in 607 v.G.T. en werd gekenmerkt door de verwoesting van het koninkrijk van God. Omgekeerd moest het einde van de tijden der heidenen in 1914 G.T. gekenmerkt worden door de herleving, de wedergeboorte, van Gods koninkrijk in de handen van zijn gezalfde of Messías, Christus. Het was de tijd die was bepaald voor de komst van de Gezalfde die het „wettelijke recht” had op de kroon en de tijd waarop Jehovah God hem die zou geven. Dit Messiaanse koninkrijk van God zou dan een goddelijke regering voor de heidense naties zijn waar ze voortaan rekening mee dienden te houden. Nimmer zouden ze in staat zijn het zegevierend te vertreden, ook al bleven ze hun zelfzuchtige pogingen in het werk stellen om de soevereiniteit over alle delen van de aarde te behouden. Waarom niet?

17, 18. (a) Waarom konden de heidense naties zulk een regering na 1914 niet meer vertreden? (b) Wat voor soort van koninkrijk hadden Jezus en zijn apostelen gepredikt, en in welke stad zou de zetel ervan zich bevinden?

17 Omdat het Messiaanse koninkrijk van God, dat in 1914 geboren zou worden, een hemelse regering is. Het bevindt zich buiten het bereik van de heidense regeringen en hun ruimtevaartuigen en raketten. Het aardse Jeruzalem heeft er niets mee uit te staan. Sinds Jezus Christus in het jaar 33 G.T. op de Calvarieberg buiten de muren van Jeruzalem ter dood werd gebracht, heeft die stad geen connectie met Gods Messiaanse koninkrijk.

18 Vijf dagen vóór zijn dood reed Jezus, vergezeld van een grote schare vreugdevolle mensen, Jeruzalem binnen. Hij bood zich aan Jeruzalem als haar koning aan (Zach. 9:9; Matth. 21:1-11). Maar de regeringselementen van Jeruzalem verwierpen hem. Hem werd geen aards koninkrijk gegeven. Hij had echter geen aards koninkrijk gepredikt. Hij predikte het goede nieuws van Gods Messiaanse koninkrijk, en zowel hij als zijn discipelen riepen uit: „Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matth. 4:17; 10:1-7). Het lang voorzegde Messiaanse koninkrijk zou een hemels koninkrijk zijn, een regering waarvan de zetel zich zou bevinden in wat de bijbel symbolisch „een stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem” noemt (Hebr. 12:22). Met het oog op de oprichting van het hemelse Messiaanse koninkrijk in 1914, wekte Jehovah God zijn Zoon Jezus Christus op de derde dag uit de dood op en liet hem veertig dagen later naar de hemel opstijgen. — Hand. 1:1-12.

19. (a) Eindigden de tijden der heidenen met Jezus’ hemelvaart, toen hij wederom voor Gods aangezicht verscheen? (b) Wat wordt in Hebreeën 10:12 en 13 te kennen gegeven met betrekking tot de vervulling van Psalm 110:1, 2?

19 Met Jezus’ hemelvaart, toen hij wederom in de hemelse tegenwoordigheid van Jehovah God verscheen, werd er echter geen einde gemaakt aan de tijden der heidenen, maar God hield zich aan Zijn tijdschema en zag vooruit naar 1914. Jezus Christus moest wachten, zoals de geïnspireerde bijbelschrijver van Hebreeën 10:12, 13 ons vertelt met de woorden: „Deze heeft voor altijd één slachtoffer voor zonden gebracht en is aan de rechterhand van God gaan zitten, van die tijd af wachtend totdat zijn vijanden tot een voetbank voor zijn voeten gesteld zouden worden.” Dit is een verwijzing naar Psalm 110:1, 2 (NW), waar koning David profetisch betreffende de komende Messías of Christus zei: „De uitspraak van Jehovah tot mijn Heer luidt: ’Zit aan mijn rechterhand, totdat ik uw vijanden tot een voetbank voor uw voeten stel.’ De staf van uw sterkte zal Jehovah uit Sion zenden, zeggend: ’Ga onderwerpen te midden van uw vijanden.’”

20. Hoe zouden op die bestemde tijd voor Jezus Christus en de heidense naties de rollen worden omgekeerd?

20 Gods bestemde tijd waarop de Heer Jezus Christus dit zou beginnen te doen, was aan het einde van de tijden der heidenen in 1914 aangebroken, en tot die gewichtige datum wachtte hij, terwijl hij aan Gods rechterhand op de hemelse troon gezeten was. Die datum 1914 was de tijd dat de rollen zouden worden omgekeerd, de tijd dat hij als geïnstalleerde koning te midden van zijn vijanden zou gaan onderwerpen in plaats dat de heidenen ermee zouden voortgaan Gods Messiaanse koninkrijk te vertreden.

21. (a) Hoorden mensen die in 1914 op aarde leefden, de hemelse aankondiging over het koninkrijk der wereld? (b) Wat zagen en hoorden zij echter wel hier op aarde?

21 Kan er enige twijfel over bestaan dat het hemelse koninkrijk van God in de handen van zijn gezalfde of Messías, Christus, aan het einde van de tijden der heidenen in de vroege herfst van 1914 werd geboren en aan de macht kwam? Neen! Het is waar dat wij die toen op aarde leefden, niet hebben gehoord hoe overal in de hemel de aankondiging weerklonk: „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid” (Openb. 11:15). Maar wij herinneren ons wel iets hier op aarde te hebben gezien en gehoord. Wat dan wel? De oorlogsverklaring van natie tegen natie; het gestamp der voeten van miljoenen mannen die naar de oorlog marcheerden; de algehele mobilisatie van naties voor een grootscheepse oorlog; het geratel van zwaar gemechaniseerd geschut dat naar het front denderde; de vrome stemmen van priesters en predikanten van alle denominaties aan beide zijden van de gevechtslinies, die Gods zegen afsmeekten op de soldaten aan hun zijde, die tegenover soldaten van hetzelfde religieuze geloof aan de zijde van de vijand stonden; de religieuze veldpredikers, die dienst deden om de strijders op te monteren; de besmetting van oorlogsverbreiding, zodat er tegen 1 oktober 1914 reeds negen naties, alsmede rijken die zich over de gehele aardbol uitstrekten, in de oorlog gewikkeld waren. Dit hebben wij sedert 1914 gehoord en gezien.

22, 23. (a) Had Jezus Christus in de hemel die wereldoorlog ontketend, of wat had hij hiermee te maken? (b) Als wat voor een jaar met betrekking tot heerschappij kenmerkten die gebeurtenissen 1914?

22 Die Eerste Wereldoorlog was niet ontketend door Jezus Christus, de pas op de troon geplaatste Koning in de hemel. Was dit echter niet precies wat hij drie dagen vóór zijn dood buiten Jeruzalem had voorzegd, namelijk: „Natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen in de ene plaats na de andere voedseltekorten en aardbevingen zijn. Al deze dingen zijn een begin van weeën der benauwdheid”? Wat nu was de vraag in antwoord waarop Jezus Christus deze profetie uitsprak? Het was deze vraag, gesteld door zijn apostelen: „Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” (Matth. 24:3, 7, 8) Ja, meer nog dan enige tijdsberekening, kenmerkten die gebeurtenissen van 1914 en daaropvolgende jaren dat jaar als het begin van het „besluit van het samenstel van dingen”, aangezien de tijden der heidenen in de herfst van dat jaar eindigden. Dit alles vormde het zichtbare en hoorbare bewijs dat Jezus Christus in zijn hemelse koninkrijk was gekomen, dat hij in zijn Messiaanse koninkrijk tegenwoordig was, dat de verwezenlijking van het door de profeet Daniël geziene visioen in de hemel had plaatsgevonden:

23 „Zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot den Oude van dagen, en men leidde hem voor dezen; en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is.” — Dan. 7:13, 14.

24. Naar welke datum hadden navorsende bijbelonderzoekers vooruitgewezen, en waartoe werden zij bewogen nadat de nauwkeurigheid van de datum door de gebeurtenissen was bevestigd?

24 Tientallen jaren van tevoren hadden navorsende bijbelonderzoekers vooruitgewezen naar 1914 als de in de bijbel gekenmerkte datum. Maar toen de nauwkeurigheid van de tijd werd bevestigd door wereldgebeurtenissen die een vervulling van bijbelse profetieën vormden, werd ook onze overtuiging van wat in de onzichtbare hemel had plaatsgevonden, overweldigend, en wij werden ertoe bewogen in te stemmen met Gods getrouwe aanbidders boven in de hemel en te zeggen: „Wij danken u, Jehovah God, de Almachtige, die is en die was, dat gij uw grote kracht hebt opgenomen en als koning zijt gaan regeren. Doch de natiën ontstaken in gramschap, en úw gramschap kwam, en de bestemde tijd om de doden te oordelen en om aan uw slaven, de profeten, en aan de heiligen en aan hen die uw naam vrezen, de kleinen en de groten, hun beloning te geven, en om te verderven die de aarde verderven.” — Openb. 11:16-18.

25. Om in welke hoedanigheid te regeren nam Jehovah God aldus zijn grote kracht op, en wat droeg hij over aan degene die het „wettelijke recht” had?

25 Ja, aan het einde van de tijden der heidenen waarin de aarde onder heidense overheersing stond, nam Jehovah God, de Almachtige, zijn grote kracht op om opnieuw als Koning van het gehele gebied van de schepping, met inbegrip van onze aarde, te regeren. Na de heidense overheersing van de mensheid gedurende 2520 jaar vanaf 607 v.G.T. geduldig te hebben toegelaten, plaatste Jehovah God zijn Zoon, de Messiaanse Erfgenaam van koning David, op de troon en droeg aan deze Persoon, die het „wettelijke recht” had, de heerschappij over de gehele aarde over. Deze Messiaanse Koning, die in het „hemelse Jeruzalem” regeert, zal alle heidenen verderven die de aarde verderven, maar zijn eigen door God geschonken koninkrijk zal nimmer te gronde worden gericht.

HANDELEND TEGEN VIJANDEN OPTREDEN

26. Waarom vragen wij of Gods Messiaanse koninkrijk sinds 1914 heeft stilgestaan, en welke vraag moeten wij derhalve ronduit stellen?

26 Laat het nu een vaststaand feit zijn dat het Messiaanse koninkrijk van God in 1914, onzichtbaar voor ons, in de hemel werd opgericht. Nu dan, heeft het sinds die datum stilgestaan? Stellig heeft de wereld der mensheid sinds 1914 niet stilgestaan. De heidense naties hebben niet stilgestaan, en vele nieuwe naties zijn sindsdien tot bestaan gekomen. In de halve eeuw sinds dat kritieke jaar 1914 is er verbazingwekkende geschiedenis gemaakt. Indien de menselijke schepping sinds die tijd niet heeft stilgestaan, wat zullen wij dan zeggen van de Schepper, God de Almachtige? Hij is evenmin statisch! Zijn koninkrijk, dat de machtigste regering is die er bestaat, zou nooit statisch kunnen zijn. Het heeft sinds zijn geboorte een te grote taak te vervullen. Welke geschiedenis heeft het dus gemaakt om te bewijzen dat het bestaat en werkzaam is? Om het ronduit te zeggen, wat heeft Gods koninkrijk sinds 1914 gedaan?

27, 28. (a) Tegen wie is het Koninkrijk handelend opgetreden, zoals volgens Psalm 110:1, 2 verwacht kon worden? (b) Is het Koninkrijk eerst tegen iemand op aarde of tegen iemand in de hemel handelend opgetreden?

27 Het is handelend opgetreden tegen zijn vijanden, die Gods vijanden, Christus’ vijanden en ’s mensen vijanden zijn. Wij hadden dat moeten verwachten, want volgens de door koning David tot de Messías gerichte profetie, zou hij aan Gods rechterhand zitten totdat God zijn vijanden tot zijn voetbank had gemaakt om vertreden te worden. Wat zou er na die tijd gebeuren? Volgens Psalm 110:1, 2 (NW) zou Jehovah dan „de staf van uw sterkte . . . uit Sion zenden, zeggend: ’Ga onderwerpen te midden van uw vijanden’”.

28 Tegen welke vijand van Gods Messiaanse koninkrijk werd de ’staf der sterkte’ van de Messías daarom het eerst uitgestrekt? Tegen de heidense naties op aarde? Neen, want Messías de Koning ontketende niet de Eerste Wereldoorlog op aarde, ten einde deze naties te verzwakken om ze aldus gemakkelijker te kunnen onderwerpen omdat ze elkaar zouden vernietigen. Neen, maar zijn ’staf der sterkte’ werd eerst uitgestrekt tegen de god van die heidense naties, namelijk Satan de Duivel. De heidense naties zijn slechts menselijk; hun god, Satan de Duivel, is bovenmenselijk, bovennatuurlijk, geestelijk. Hij is de machtigste vijand van allemaal. Omdat deze voornaamste vijand geestelijk is, heeft hij gedurende millennia van tijd vóór 1914 toegang tot de heilige hemel gehad, ver buiten de omtrek van onze aarde. De bijbel toont dit aan.

29. (a) Wat voor soort van tijd was het toen Jezus negentien eeuwen geleden werd geboren? (b) Wat zou de geboorte van Gods koninkrijk volgens de profetieën van Openbaring inluiden?

29 Negentien eeuwen geleden trachtte Satan de Duivel de baby Jezus te Bethlehem om het leven te laten brengen door de vreesachtige koning Herodes de Grote ertoe aan te zetten, soldaten daarheen te sturen om alle jongetjes van twee jaar oud en jonger te doden (Matth. 2:1-18). Jezus’ geboorte had, zoals was voorzegd (Micha 5:1 2), in Bethlehem plaatsgevonden, en in een tijd van vrede, die de Pax Romana werd genoemd. De geboorte van Gods Messiaanse koninkrijk in 1914 was echter niet bedoeld om een tijd van vrede voor hetzij de hemel of de aarde in te luiden! Zoals in het elfde hoofdstuk van het boek Openbaring was voorzegd, zouden de heidense naties in gramschap ontsteken wanneer God zijn grote kracht opnam om over het gehele universum te regeren en „het koninkrijk der wereld” het koninkrijk van onze Heer God en van zijn Christus werd. Die naties ontstaken inderdaad in gramschap, zowel binnen als buiten de christenheid. In hoofdstuk twaalf van Openbaring werd nog meer vijandigheid geprofeteerd, want daarin werd op symbolische wijze de geboorte van Gods Messiaanse koninkrijk in de hemel afgebeeld en werd beschreven hoe Satan de Duivel zou trachten het koninkrijk direct bij de geboorte ervan — wanneer het schijnbaar het zwakst zou zijn, als een pasgeboren baby — te verslinden. Deze vijand in de hemel moest er dus worden uitgezet! Daarvoor was oorlog nodig!

30, 31. Welke gebeurtenissen zag Johannes volgens Openbaring 12:5-12 in de hemel plaatsvinden, hetgeen door welke aankondiging werd gevolgd?

30 In Openbaring 12:5-12 lezen wij betreffende Gods hemelse organisatie: „Zij baarde een zoon, een manlijk kind, dat alle natiën zal weiden met een ijzeren staf. En haar kind werd weggerukt tot God en tot zijn troon. . . . En er brak oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen streden tegen de draak, en de draak en zijn engelen streden, maar hij zegevierde niet, en ook werd er voor hen geen plaats meer gevonden in de hemel. Neergeslingerd werd daarom de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; neergeslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd. En ik [zegt de apostel Johannes] hoorde een luide stem in de hemel zeggen:

31 ’Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus [Messías], want de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht beschuldigt voor onze God, is neergeslingerd!’”

32. Wat zouden de mensen op aarde, die deze hemelse gebeurtenissen niet zagen, als gevolg hiervan voelen?

32 Iemand zou sceptisch kunnen zeggen: ’Wilt u zeggen dat Gods koninkrijk Satan de Duivel en zijn demonen uit de hemel en naar onze aarde heeft geslingerd? Welke reden heb ik om dat te geloven? Ik heb het niet gezien.’ Neen, dat is zo, althans niet met uw natuurlijke ogen. Maar u ontkomt er niet aan dat u de gevolgen ervan voelt, want de apostel Johannes hoorde de hemelse stem vervolgens zeggen: „Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft! Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.”

33. (a) Welk verschil bestaat er tussen Satans activiteit op aarde voordat hij uit de hemel werd gezet en zijn activiteit hier sinds die tijd? (b) Welke overeenkomst in tijd bestaat er tussen de Eerste Wereldoorlog en de oorlog die in de hemel werd gevoerd om Satan eruit te zetten?

33 De Duivel en zijn demonen zouden hun onzichtbare tegenwoordigheid hier op aarde stellig moeten doen gevoelen indien het voor ons op het land en op de zee een wee moet betekenen wanneer zij voor eeuwig uit de hemel worden gebannen en hier tot de omgeving van onze aarde worden beperkt. Voordat hij uit de hemel werd gezet, was de situatie zoals de apostel Petrus zei: „Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden” (1 Petr. 5:8). Terzelfder tijd ’misleidde hij de gehele bewoonde aarde’. Maar sinds hij uit de hemel is gezet, heeft hij „grote toorn”, omdat hij weet dat hij nog maar een korte tijd van activiteit hier op aarde heeft voordat hem en zijn demonen iets ergers treft. Aangezien de Eerste Wereldoorlog reeds op aarde woedde toen Gods Messiaanse koninkrijk omstreeks 1 oktober 1914 werd geboren, moet de oorlog die in de hemel werd gevoerd om Satan en zijn demonen eruit te zetten, gedurende enige tijd parallel hebben gelopen met het internationale conflict hier op aarde. Daarom zeggen wij tot degenen die beweren dat Satan en zijn demonen niet uit de hemel werden gezet, omdat zij het niet hebben gezien en omdat zij geen demonen op aarde zien rondlopen:

34. Welke vragen betreffende genezing en verbetering van wereldtoestanden stellen wij, ten einde aan te geven welke uitwerking Satans uitwerping uit de hemel op ons heeft?

34 Is er sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 een tijd van genezing voor de heidense naties aangebroken? Bleek de oorlog, als een verwezenlijking van de propaganda die tijdens de oorlog werd gemaakt, de oorlog te zijn die een einde maakte aan alle oorlogen, en maakte hij de wereld veilig voor democratie, dat wil zeggen, democratie volgens Westerse begrippen? Heeft de Volkenbond zijn in het charter vastgelegde doelstelling verwezenlijkt en de vrede en veiligheid van de wereld gehandhaafd? Is het geluk van de wereld toegenomen door alle prestaties op het gebied van de wetenschap en geneeskunde? Werden de zeden van de wereld op een hoger peil gebracht of ten goede veranderd door psychologen en sociologen? Werden de religieuze piëteit, de godvruchtige levenswijze en de broederschap van mensen van alle rassen verdiept en verruimd door de samensmelting van religieuze denominaties, de oprichting van nationale kerkvergaderingen, de oprichting van een wereldraad van kerken van het protestantisme, de viering van een heilig jaar in 1933 en van religieuze jubeljaren, en, zeer onlangs, de vier zittingen van het Tweede Vaticaanse Oecumenische Concilie in Rome?

35. (a) Welke tegenovergestelde vragen stellen wij, waarop alleen maar welk eerlijke antwoord mogelijk is? (b) Welke uitleg geeft de bijbel ter verklaring van de situatie?

35 Of is het daarentegen, zoals de stem uit de hemel voorzei, een tijd van „wee [voor] de aarde en de zee” geweest? Belooft het vooruitzicht op de toekomst dat er binnenkort verlichting van onze weeën te verwachten is? Neemt het misleiden van de mensen toe, en eveneens het bedriegen, de valse propaganda en de religieuze verwarring en verbijstering? Verbreidt de demonische geest zich, in plaats van de geest van de ene levende en waarachtige God, ja, is het zo dat die zich zelfs overal in de christenheid verbreidt en beslag op de mensen legt en hen blindelings tot een openlijk verzet tegen Gods Messiaanse koninkrijk voert? Na een eerlijke beschouwing van de gang van zaken en de toestanden in de wereld kan men deze laatstgenoemde vragen slechts op één manier beantwoorden, met een volmondig Ja! Gods profetische Woord geeft ons hiervoor de enige juiste verklaring, namelijk dat Satan en zijn demonen uit de hemel zijn gezet en hier tot de aarde zijn beperkt. Gods pasgeboren Messiaanse koninkrijk heeft dit tot stand gebracht door middel van een zegevierende oorlog in de hemel en nu houdt het Satan en zijn demonen hier beperkt totdat het na een „korte tijdsperiode” verdere stappen tegen hen doet. Dit heeft Gods koninkrijk sinds 1914 gedaan!

EEN HOORBARE KONINKRIJKSAANKONDIGING

36. (a) Waar is de aankondiging van de geboorte van Gods koninkrijk gedaan? (b) In navolging van welke bijbelse voorbeelden wordt deze aankondiging gedaan?

36 Maar er is nog iets! De aankondiging van de geboorte van Gods koninkrijk aan het einde van de tijden der heidenen bleef niet tot de onzichtbare hemel beperkt. De aankondiging ervan is nu reeds vele jaren hier op aarde gedaan, ten aanhoren van de mensen, en dat op steeds grotere schaal. Het is gebruikelijk dat een nieuwe natie, wanneer ze tot bestaan komt, haar regering laat afkondigen dat ze tot bestaan is gekomen, waarna ze met andere naties gaat onderhandelen en er diplomatieke betrekkingen mee aanknoopt. Toen Salomo bij voorbeeld in het jaar 1037 v.G.T. tot koning werd gezalfd om zijn vader David op te volgen, werd deze gebeurtenis op vreugdevolle wijze aangekondigd, en de schare die aanwezig was uit Jeruzalem riep jubelend uit: „Leve koning Salomo!” (1 Kon. 1:38-41) Toen Johannes de Doper als voorloper van Jezus Christus optrad, vestigde hij de aandacht op de aardse komst van de Messías, door te zeggen: „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” En toen Jezus Christus, nadat hij veertig dagen had gevast en in de wildernis was verzocht, tot Johannes terugkeerde, wees Johannes op hem en riep ten aanhoren van alle aanwezigen uit: „Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt!” — Matth. 3:1, 2; Joh. 1:29, 36.

37. Waarom moest de nieuwe regering van het universum hier op aarde worden aangekondigd?

37 Niet minder moest er, toen het Messiaanse koninkrijk van God in de hemel werd opgericht, een wereldomvattende bekendmaking van die nieuwe regering van het universum worden gedaan, want dat zou de regering zijn die een einde zou maken aan alle onvolmaakte heidense regeringen van de aarde en de mensen een volmaakte regering zou geven. Dit moest niet slechts zo zijn in navolging van geschiedkundige voorbeelden, maar omdat Jezus de Messías lang geleden plechtig had verklaard dat het Messiaanse koninkrijk zulk een wereldomvattende bekendmaking zou doen. Negentien eeuwen geleden zei Jezus tot zijn discipelen, na te hebben voorzegd dat natie tegen natie en koninkrijk tegen koninkrijk zou opstaan — hetgeen in de Eerste Wereldoorlog gebeurde — waarna er moeilijke tijden zouden komen: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:7-14). Heeft Gods Messiaanse koninkrijk dat sinds 1914 op aarde laten doen? Hebben de heidense naties dit Koninkrijksgetuigenis ontvangen en ontvangen ze het nog? Ja!

38, 39. (a) Op het bericht van welke groep van mensen sinds 1919 kunnen wij als bewijs de aandacht vestigen? (b) Welk artikel betreffende het Koninkrijk werd in de Wachttoren-uitgave van 15 september 1919 gepubliceerd, en hoe herinnerde het de bevoorrechten aan de hoedanigheid waarin zij dienst verrichten?

38 Indien enige natie zo onwetend of zo blind voor de feiten van de geschiedenis is om hier een ontkennend antwoord op te geven, kunnen wij wijzen op het bericht van Jehovah’s christelijke getuigen vanaf het naoorlogse jaar 1919 tot op deze huidige tijd. In 1919 kwam de toonaangevende woordvoerder van deze christelijke getuigen van de Allerhoogste God uit de nationale gevangenis van de Verenigde Staten, waar zij tijdens de wereldoorlog op grond van valse beschuldigingen vastgezeten hadden. Zij begonnen een werk dat erin bestond de International Bible Students (Internationale Bijbelonderzoekers), wier organisatie tijdens de oorlog ten gevolge van religieuze vervolging lam geslagen was, nieuw leven in te blazen en te reorganiseren. Duidelijk legden zij deze wereldomvattende christelijke organisatie haar naoorlogse werk voor. Onmiddellijk na een algemene vergadering van duizenden Bijbelonderzoekers te Cedar Point, in de Amerikaanse staat Ohio, publiceerde het officiële tijdschrift van deze organisatie, The Watch Tower and Herald of Christ’s Presence, in zijn uitgave van 15 september 1919, een artikel van twee en een halve pagina met als titel „Het Koninkrijk aankondigen”. In de slotparagrafen ervan op bladzijde 281 werd tot degenen die het Koninkrijk aankondigden, gezegd:

39 „U bent een afgezant van de Koning der koningen en Heer der heren, die de mensen op deze waardige wijze de intrede van het Gouden Tijdperk aankondigt, namelijk het glorierijke koninkrijk van onze Heer en Meester, waarop de christenen eeuwenlang hebben gehoopt en waarom zij hebben gebeden. U bent een vredesengel, die de blijde boodschap van redding brengt aan een wereld die door oorlog verscheurd is, die ziek is ten gevolge van zonde, treurt en gebroken van smart is. Wat een wonderbaarlijk voorrecht hebt u! . . . Vraag de Heer om zijn leiding en directie, opdat hij van u een ware, getrouwe en doeltreffende afgezant moge maken.”

AMBASSADEURS

40. Hoe oud is de gewoonte gezanten af te vaardigen, en wat zei Paulus lang vóór 1914 hierover tot christenen?

40 Het afvaardigen van gezanten van de ene regering naar de andere is een oud gebruik. In de bijbel wordt reeds in de vijftiende eeuw vóór onze gewone tijdrekening nota genomen van gezanten (Joz. 9:3-15). Toen de christelijke apostel Paulus wegens het prediken van Gods koninkrijk in de gevangenis werd opgesloten, schreef hij: „Ik [treed op] als een gezant in ketenen” (Ef. 6:20). En aan medechristenen te Korinthe, in Griekenland, schreef hij: „Wij zijn daarom gezanten die optreden in de plaats van Christus, alsof God door ons een dringend verzoek deed. Als plaatsvervangers van Christus smeken wij: ’Wordt met God verzoend’” (2 Kor. 5:19, 20). Paulus en zijn medechristenen werden als gezanten in de plaats van Christus afgevaardigd naar een vijandige wereld, die van God vervreemd was en verzoend moest worden. Dat was ongeveer negentien eeuwen voordat Gods Messiaanse koninkrijk in 1914 werd geboren.

41. (a) Welke houding hebben de naties in 1914 en daarna ten opzichte van het Koninkrijk aan de dag gelegd, en rees hierdoor de noodzaak om anders jegens hen te handelen? (b) Waarom hebben mensen de diensten van gezanten nu meer nodig dan ooit, en wie hebben als zodanig dienst gedaan?

41 Wat valt er over deze tijd sinds de geboorte van het Koninkrijk te zeggen? De heidense naties zijn nog steeds van God vervreemd. Ze ontstaken in 1914 in gramschap, want ze haten Gods koninkrijk en hebben in plaats daarvan hun Volkenbond en zijn opvolger, de Verenigde Naties, gekozen. Rees hierdoor de noodzaak om anders te handelen? Neen! Moedig vaardigde Gods pasgeboren Messiaanse koninkrijk zijn afgevaardigden naar deze heidense naties af, ook al zouden sommigen van deze gezanten, evenals Paulus, „een gezant in ketenen” worden. De mensen van de vijandige naties moeten met God en zijn koninkrijk, dat de gehele aarde zal besturen, worden verzoend. Anders zullen de mensen die in hun vijandige toestand blijven, in het naderbij komende Armageddon van de wereld, worden verdelgd (Openb. 16:14-16). Om billijk te zijn tegenover de mensen van alle aardse naties, ja, uit barmhartigheid jegens hen, heeft Gods Messiaanse koninkrijk zijn gezalfde gezanten naar de gehele bewoonde aarde afgevaardigd. Dit zijn de christelijke Bijbelonderzoekers die, vooral sinds 1919, Jezus’ profetische bevel dat in Matthéüs 24:14 wordt uiteengezet, in vervulling hebben doen gaan door dit goede nieuws van Gods pasgeboren koninkrijk op de gehele bewoonde aarde te prediken tot een getuigenis voor alle naties voordat hun einde komt.

42, 43. (a) Waardoor wordt de vervolging van de gezalfde gezanten verklaard? (b) Hoe stemde dit overeen met wat Jezus had voorzegd, en wat heeft Gods koninkrijk sinds 1914 hieraan gedaan?

42 Toen Satan de Duivel in de hemel was, trachtte hij Gods koninkrijk direct bij de geboorte ervan te verslinden. Nu hij uit de hemel is gezet, haat hij dat koninkrijk als nooit tevoren. Hij haat eveneens de gezalfde gezanten van dat koninkrijk. Zijn haat verklaart de wereldomvattende vervolging van deze gezanten. De bron van zulk een vervolging wordt in Openbaring 12:13-17 onthuld, waar wij lezen: „Toen nu de draak zag dat hij neergeslingerd was naar de aarde, vervolgde hij de vrouw die het manlijke kind [een symbool van het Koninkrijk] had gebaard. . . . En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overgeblevenen van haar zaad, die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus.”

43 In zijn profetie over het „besluit van het samenstel van dingen” had Jezus dus terecht betreffende onze tijd tot zijn discipelen gezegd: „Dan zal men u overleveren aan verdrukking en u doden, en gij zult ter wille van mijn naam voor alle natiën voorwerpen van haat zijn” (Matth. 24:9). Maar wat heeft Gods Messiaanse koninkrijk sinds 1914 hieraan gedaan? Het heeft zijn gezalfde gezanten beschermd. Adolf Hitler heeft getracht hen in zijn gehele Duitse Rijk uit te roeien. Benito Mussolini heeft getracht hen in het toentertijd fascistische Italië te onderdrukken. Josef Stalin en Nikita Chroesjtsjow hebben getracht hun werk in communistisch Rusland stil te leggen, en andere dictatoriale heersers en staten hebben getracht in hun land hetzelfde te doen. Maar duizenden van deze gezalfde gezanten, die een hemels burgerschap hebben, zijn tot nu toe in leven gebleven en zijn nog steeds actief, terwijl zij het werk verrichten dat erin bestaat vervreemde volken te verzoenen. Gods Messiaanse koninkrijk heeft hen bewaard!

VELE ONDERDANEN VERWERVEN

44, 45. (a) Wat heeft een regering, behalve gezanten, nog meer, en sinds wanneer brengt het Koninkrijk dezen op aarde bijeen? (b) Welke actieve stap hebben dezen gedaan, en waardoor wordt aangetoond dat dit allemaal geen toeval is?

44 Elke regering die werkelijk bestaat en functioneert, heeft meer dan alleen maar gezanten. Ze heeft ook onderdanen. In overeenstemming met dit patroon is Gods Messiaanse koninkrijk er reeds jarenlang, vooral sinds 1935, mee bezig gewillige onderdanen bijeen te brengen, die graag voor eeuwig op aarde onder het hemelse koninkrijk willen leven. Zij hebben de Koninkrijksgezanten het goede nieuws horen prediken. Aan de hand van de bijbelse profetieën hebben zij geleerd dat Gods Messiaanse koninkrijk de enige rechtmatige regering is die na de komende „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” het bevel over de gehele aarde zal voeren. Zij hebben derhalve de stappen gedaan om met Jehovah God en zijn Messiaanse koninkrijk verzoend te worden. Nu reeds hebben ongeveer een miljoen van deze personen zich aan God opgedragen en zijn in water gedoopt, waardoor zij hun standpunt aan de zijde van Gods koninkrijk hebben ingenomen. Als een verder bewijs hiervan hebben zij zich met de Koninkrijksgezanten verbonden en te zamen met hen een actief aandeel aan het prediken van het goede nieuws van het Koninkrijk in ongeveer tweehonderd landen en in honderd vierenzestig talen. Dit hedendaagse wonder is geen toeval, maar hierdoor wordt het profetische visioen dat de apostel Johannes zag en beschreef, vervuld:

45 „Ik [zag], en zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon [van God] en voor het Lam [Jezus Christus], gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen. En zij blijven met een luide stem roepen, zeggende: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.’” — Openb. 7:9, 10.

46. (a) Wat dienen wij met het oog op de bewijzen als belangrijkste aangelegenheid te beschouwen waarmee de gehele mensheid in deze tijd van beslissing wordt geconfronteerd? (b) Hoe gebeuren de dingen werkelijk volgens Jezus’ gelijkenis van de schapen en de bokken?

46 Laat niemand nu door de vijand van het Koninkrijk, Satan de Duivel, worden verblind. Aanschouw het bewijs dat Gods Messiaanse koninkrijk bestaat! Het regeert sinds 1914 in de hemel. Het is sinds die tijd werkzaam geweest, niet slechts in de onzichtbare hemel, maar ook hier op aarde. Gods koninkrijk in de handen van zijn Messías, Christus, is thans de belangrijkste aangelegenheid waarmee de gehele mensheid in deze tijd van beslissing wordt geconfronteerd. De mensen van alle naties worden in verband met deze aangelegenheid gescheiden, zoals schapen en bokken van elkaar worden gescheiden. De dingen gebeuren precies zoals de Heer Jezus Christus in zijn profetie over het „besluit van het samenstel van dingen” heeft voorzegd, namelijk: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon plaats nemen. En alle natiën zullen voor hem worden vergaderd, en hij zal de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt.” — Matth. 25:31, 32.

47. (a) Wat zal het voor iemand betekenen wanneer hij er blijk van geeft een „bok” te zijn? (b) Waarvan is datgene wat Gods koninkrijk reeds heeft gedaan, een absolute waarborg?

47 Het zal rampspoedig voor u blijken te zijn indien u er blijk van geeft een symbolische „bok” te zijn, die de Koninkrijksgezanten, de geestelijke broeders van de regerende Koning, niet gunstig gezind is geweest. Bedenk goed: Gods Messiaanse koninkrijk heeft sinds 1914 reeds dingen gedaan, en deze zijn er een absolute waarborg voor dat het alle andere in de profetieën van de bijbel voorzegde dingen zal doen, namelijk alle met bokken te vergelijken mensen op aarde verdelgen, het wereldrijk van valse religie voor eeuwig ten onder brengen, een Armageddon van vernietiging brengen over alle heidense naties die blijven weigeren de heerschappij van de aarde aan Gods rechtmatige regering over te geven, Satan de Duivel en zijn demonen uit de omgeving van de aarde verwijderen door hen, volledig geketend, in de afgrond te slingeren, en de gehele mensheid een reine, verheffende, leven-schenkende wereldomvattende regering geven, terwijl zelfs de losgekochte en verloste doden uit hun graven zullen worden opgewekt om zich te zamen met de met schapen te vergelijken overlevenden van Armageddon in een aards paradijs te verheugen.

48. Van welke realiteit dient iedereen doordrongen te worden, en wat dient iemand zich te betonen, als gevolg waarvan Gods koninkrijk beslist wat voor hem zal doen?

48 Laat iedereen ervan doordrongen worden dat Gods Messiaanse koninkrijk sinds 1914 een realiteit is! Wees derhalve verstandig en betoon u een met een schaap te vergelijken persoon. Word vergaderd aan de rechterhand van gunst en bescherming van de Herder-Koning. Dan zult u te bestemder tijd zijn woorden van goedkeuring horen waarmee hij u verwelkomt tot eeuwig leven op een paradijsachtige aarde onder Gods Messiaanse koninkrijk (Matth. 25:32-46). Laat Gods koninkrijk dit op liefderijke wijze voor u doen!

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen