Jehovah geeft de toename
„Ons komt niets toe, o Jehovah, ons komt niets toe, maar geef uw naam eer overeenkomstig uw liefderijke goedgunstigheid, naar uw oprechtheid.” — Ps. 115:1.
1. (a) Op grond waarvan kunnen we zeggen dat het christendom toeneemt? (b) Wie komt de eer van zulk een toename toe, en waarom?
VALS, namaak-christendom is een vloek voor de mensheid; waar, oprecht christendom een zegen voor mensen van goede wil. Op de vraag of er thans toename in het ware christendom valt te bespeuren, kan op grond van de huidige gebeurtenissen een onmiskenbaar bevestigend antwoord worden gegeven, alhoewel wij toch in de meest materialistische periode der menselijke geschiedenis leven. Aan wie is het te wijten dat het ware christendom zo toeneemt? Aan de ware God, Jehovah. Hem komt alle eer toe. In sommige streken der aarde legt de orthodoxe kerk van tijd tot tijd een opvallende „evangelisatie-ijver” aan de dag, maar dit heeft niets gemeen met de huidige van God afkomstige toename en expansie van het ware christendom. Dat dit ondanks het stijgende lidmatental en het grotere kerkbezoek op sommige plaatsen zo is, blijkt wel hieruit, dat op deze zelfde plaatsen een toename in het duivelse materialisme, in misdadigheid en wetteloosheid en een verkrachting van alle rechtvaardige christelijke geboden en beginselen valt waar te nemen. Daarom komt noch een mens noch een organisatie van mensen de eer toe voor de uitbreiding van de reine aanbidding, de zuivere religie, het ware christendom; integendeel, „ons komt niets toe, O Jehovah, ons komt niets toe, maar geef uw naam eer overeenkomstig uw liefderijke goedgunstigheid, naar uw oprechtheid.” — Ps. 115:1.
2. Waarom moeten wij instemmen met Psalm 115:1?
2 Stemt u in met deze psalm? Wilt u, ja verlangt u vurig, dat Jehovah’s naam eer toegebracht wordt? Jehovah brengt nu zijn voornemens ten uitvoer tot meerdere eer van zijn naam en overeenkomstig zijn liefderijke goedgunstigheid. Alleen wanneer wij ons hier volledig achter plaatsen, zullen wij in de zegeningen van de toename van het christendom kunnen delen. De toename is eveneens ’naar zijn oprechtheid.’ Door middel van de kostbare waarheid uit Gods Woord, de bijbel, zorgt Jehovah voor een wereldomvattende toename. — Ps. 115:1, voetnoot.
3. (a) Waarom zullen christenen beslist voorspoedig zijn? (b) Hoe zal dit tot stand gebracht worden? (c) Waar is ze waar te nemen, en waarom?
3 Waar kunnen wij deze toename welke Jehovah’s naam eer toebrengt en overeenkomstig zijn liefderijke goedgunstigheid en waarheid is, waarnemen? Dat deze toename er is en dat ze iets permanents zal zijn, staat als een paal boven water, omdat Jehovah zelf de Bron er van is. Hoe zal dit op aarde tot stand worden gebracht? Langs economische weg misschien? Neen, de wereldse economie is eveneens materialistisch ingesteld en daardoor ziek. Op politieke basis? Neen, want geen enkele politieke organisatie of natie noch van het Oosten noch van het Westen bewijst Jehovah’s naam eer of handelt overeenkomstig zijn liefderijke goedgunstigheid of oprechtheid. Langs religieuze weg dan misschien? Ja, inderdaad; maar beslist niet via de orthodoxe religiën uit het heidendom of de christenheid, omdat geen van deze Jehovah Gods naam hooghouden noch van hun aanhangers eisen dat zij zijn liefderijke goedgunstigheid erkennen en handelen overeenkomstig zijn waarheid. Toch valt overal waar we ons ook heen wenden, naar welk gedeelte van de aarde ook, deze toename van het ware christendom welke Jehovah God zelf tot stand brengt in onze wonderbaarlijke dagen, te bespeuren, namelijk in de over de hele wereld werkzame christelijke Nieuwe-Wereldmaatschappij. Deze maatschappij is geen economische of politieke filosofie, noch heeft ze iets gemeen met de orthodoxe religiën van deze wereld, maar ze is zuiver christelijk.
4. Hoe blijkt uit Ezechiël 30:8-11 waarom Jehovah de toename geeft?
4 Wij doen er goed aan, te beseffen dat alhoewel de toename niet kan uitblijven omdat Jehovah deze tot stand brengt, hij dit alleen doet om zijn eigen doel te dienen. Wat beoogt hij dan? Waarom geeft hij hun die hem aanbidden dan voorspoed? Omdat zij zijn naam eer toe brengen, om zijns naams wil: „Maar gij, bergen van Israël, zult uw takken voortbrengen en uw vruchten dragen voor mijn volk Israël, want nabij is zijn komst. Want zie, Ik kom bij u en keer Mij tot u, gij zult bewerkt en bezaaid worden. Ik zal de mensen op u talrijk maken: het ganse huis Israëls; de steden zullen weer bewoond en de puinhopen herbouwd worden. Ja, ik zal mensen en dieren op u talrijk maken, zij zullen zich vermenigvuldigen en vruchtbaar zijn; Ik zal u bevolken als vanouds en u weldoen meer dan vroeger; en gij zult weten, dat Ik de HERE [Jehovah] ben” (Ezech. 36:8-11, NBG). Dat deze prachtige voorbeeldige profetie niet in vervulling gaat in enige aardse politieke natie, de huidige natie Israël noch een andere, blijkt wel uit de toestand welke in dergelijke naties bestaat en de maatstaven en praktijken welke ze aan de dag leggen. Toch is deze profetie waar, want wij zien haar nu in vervulling gaan in het „Israël Gods,” het geestelijke Israël, de christelijke gemeente. — Gal. 6:16.
5. (a) Hoe kunnen wij deel hebben aan de hedendaagse geestelijke voorspoed? (b) Welke nieuwe natie is onderworpen aan de God in de hemel? (c) Welke bewijzen zijn er dat deze nieuwe natie haar God kent?
5 Wanneer we in de zegeningen der hedendaagse geestelijke voorspoed willen delen, moeten we ons er niet alleen van bewust zijn dat Jehovah de toename geeft, maar tevens terdege beseffen wat dit wil zeggen, moeten wij er nauw mee verbonden zijn en open staan voor Gods waarheid. De Nieuwe-Wereldmaatschappij is thans voor de gehele wereld het bewijs van deze groter wordende toename. Het is geen nieuwe sekte of groep in de gebruikelijke sektarische betekenis, omdat de Nieuwe-Wereldmaatschappij precies zo is georganiseerd als de vroege christenen. De wereld heeft veeleer een nieuwe natie geboren zien worden, niet onder werelds bestuur, noch lagere goden eer toebrengend of aardse goden dienend, maar de grote hemelse God lovend en dienend. Daarom zeggen Jehovah’s getuigen: „Waarom zouden de natiën zeggen: ’Waar is dan hun God?’ Onze God toch is in de hemelen; al waarin hij behagen schiep, heeft hij gedaan” (Ps. 115:2, 3). Daarom kennen zij die deel uitmaken van de Nieuwe-Wereldmaatschappij hun God en zij maken anderen zijn naam bekend door zijn waarheid te verkondigen, wat er vervolgens weer toe leidt dat anderen met deze lofzang in gaan stemmen. Deze christelijke organisatie en dit werk heeft zulke vorderingen gemaakt, dat ze thans over de gehele aarde wordt vertegenwoordigd door meer dan 700.000 ijverige predikers, die de essentiële kennis van Jehovah’s oprechtheid aan anderen bekendmaken.
GEEN ZELFVOLDANE AFGODENAANBIDDING
6, 7. (a) Welke waarschuwing geldt voor iedere christen persoonlijk? (b) Welk gebod ontvangt de Nieuwe-Wereldmaatschappij als organisatie? (c) Wie komt onze exclusieve toewijding en ons vertrouwen toe?
6 In zijn liefderijke goedgunstigheid laat Jehovah door middel van zijn Woord een waarschuwing weerklinken, zodat zij die hem eer willen bewijzen en zijn goedkeuring willen wegdragen, zich verre zullen houden van de afgodenaanbidding van de valse „christenheid.” Hij weet welk een bedrog deze aanbidding is. Zien wij niet in welk een gevaar ze vormt? De aanbidding van afgoden is uitgesproken materialistisch omdat letterlijke afgoden materiële dingen zijn. Toch zou men geneigd kunnen zijn te geloven dat, omdat een voorwerp een mond, ogen, oren, een neus en handen en voeten heeft en voorzien is van een keel, het wel iets belangrijks moet zijn, ja misschien wel leven bezit. Het is mogelijk dat iemand misleid wordt door het uiterlijk. Het is mogelijk als christen in slaap gesust te worden door een zekere zelfvoldaanheid, waardoor we op zijpaden terecht komen. Vandaar deze waarschuwing in Psalm 115. U bent een lezer van De Wachttoren. Misschien bent u geen getuige van Jehovah maar hebt u wel belangstelling voor hun werk of heeft u enigermate belangstelling voor de bijbel of wellicht leest u deze publikatie voor de eerste keer. Hoe dan ook, begrijpt u hoe belangrijk deze schriftuurlijke waarschuwing is? Ieder van ons persoonlijk en de gehele Nieuwe-Wereldmaatschappij als organisatie ontvangt het gebod de afgoden der natiën — die tot de leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij zeggen, ’Waar is dan uw God?’ — als iets dodelijke te mijden, en alleen op Jehovah God te vertrouwen: „Hun afgoden zijn zilver en goud, het werk hunner handen als dat van een aardling. Een mond hebben ze, maar ze kunnen niet spreken; ogen hebben ze, maar ze kunnen niet zien; oren hebben ze, maar ze kunnen niet horen. Een neus hebben ze, maar ze kunnen niet ruiken. Handen hebben ze, maar ze kunnen niet voelen. Voeten hebben ze, maar ze kunnen niet lopen; met hun keel brengen ze geen geluid voort. Zoals zij worden hun makers, al degenen die op hen vertrouwen. O Israël, vertrouw op Jehovah; hij is hun hulp en hun schild.” — Ps. 115:4-9.
7 Deze afgoden moeten voor ons niet bestaan, wij moeten hen niet aanbidden. Wij moeten blijven vertrouwen op Jehovah, onze hulp en ons schild. Wij kunnen niet doen net als de personen en organisaties die afgoden aanbidden; wij kunnen hen die een andere god dan de ware God Jehovah aanbidden en dienen niet volgen. Deze waarschuwing wordt tot ons persoonlijk en als organisatie gericht.
8. Toon aan waarom de waarschuwing in Psalm 115:4-9 terecht gepaard gaat aan de geestelijke voorspoed.
8 Jehovah heeft deze wonderbaarlijke toename gegeven en tegelijk met deze geestelijke voorspoed laat hij toch deze waarschuwing horen. We dienen er op toe te zien dat deze voorspoed door Jehovah’s onverdiende goedgunstigheid ten goede aangewend wordt, zowel voor de Nieuwe-Wereldmaatschappij in zijn geheel, voor onze metgezellen daarin, als voor ons persoonlijk. Deze toename dient er niet toe te leiden dat wij gelijkvormig aan deze wereld worden. Wij moeten niet door de grootte formalistische „kerkgangers” gaan worden. De toename moet niet tot resultaat hebben dat wij enigszins zelfvoldaan worden. Wij zijn immers niet als de afgoden noch als de afgodenaanbidders. Wij hebben een mond, ogen, oren, een neus, handen, voeten en een keel, maar dit verschil met afgoden is er, dat wij als Jehovah’s dienstknechten levend moeten zijn en onze letterlijke en figuurlijke vermogens en hulpbronnen moeten gebruiken om het ware christendom te bevorderen, ons afgescheiden van de oude wereld bewarend door getrouw getuigenis af te leggen voor Jehovah’s naam en koninkrijk, tot heil van onze naaste en lof van onze God, die ’in de hemelen is.’
9, 10. Welk commentaar gaf een religieuze schrijver op de behandeling welke Jehovah’s getuigen ontvingen en hun voorspoed, en hoe gaf hij uitdrukking aan zijn hoop dat zij gelijkvormig aan deze wereld zouden worden?
9 Er zijn personen die er blijkbaar op hopen dat wij aan de wereld gelijkvormig zullen worden en die in onze voorspoed en toename een dergelijke gelijkvormigheid menen te zien. Soms wordt zulk een herhaaldelijk geuite mening gepubliceerd. Interessant is het volgende voorbeeld: na een overzicht van de hedendaagse, gebeurtenissen wordt enigszins verholen de wens of hoop kenbaar gemaakt dat wij gelijkvormig zullen worden aan deze wereld: „De organisatie van Jehovah’s Getuigen is de snelst groeiende religieuze organisatie ter wereld. In vijftien jaar tijd is hun ledental verdrievoudigd. . . . Mijn eerste ontmoeting met deze groep gaat terug tot in de tweede wereldoorlog. Ik zag dat een geestelijke een Wachttoren Getuige opzij duwde, terwijl hij uitriep, ’Vervloekte dienstweigeraar!’ De getuige glimlachte alsof deze behandeling een vervulling was van datgene wat de Heer en het hoofdbureau in Brooklyn hem hadden beloofd. . . . we vielen in 1940 in Arkansas een aantal van hen aan en ranselden vijf van hen af met loden buizen. We gooiden hun wagens om op een van hun bijeenkomsten in Iowa. Wij wierpen hen in gevangenissen om hun zienswijze betreffende de militaire dienst en om hun halsstarrige weigering zich aan de dienstplicht te onderwerpen. We vroegen de politie in New Jersey honderd van hen gevangen te nemen omdat ze ’gevaarlijk’ waren. We onderhielden hen in het openbaar over hun houding ten opzichte van de vlag en de staat. We namen hen onderhanden wegens hun verzet tegen bloedtransfusie. We smeten de deur voor hun neus dicht. We predikten tegen hen en waarschuwden het volk voor hen. En uit deze en andere feiten leerden we weer dat zij die sommigen wensen te doden, door anderen als heilig worden beschouwd. Maar het meest in het oog springende bij deze opvallende Jehovah’s Getuigen is wel dat er veel is veranderd. . . . In de eerste plaats een verandering op het gebied van de persoonlijkheid. . . . Dit brengt ons tot de tweede verandering en wel op het gebied van de terminologie. . . . En de derde wonderbaarlijke verandering voltrekt zich in de open arena van het sociale bewustzijn. . . . er is het een en ander veranderd. Thans behoren de Getuigen langzamerhand tot de erkende en aanvaarde kerkgroeperingen. Nu is een bekeerling van de nieuwe en groeiende Brooklyn-groep niet langer een ontspoorde oproerkraaier. Hij is net als iemand die in de met kussens bedekte bank in de kerk op de hoek zit. En hij is het die het model verandert van deze ambitieuze in het-duizend-jarig-rijk-gelovende groep, zodat deze meer sociaal aanvaardbaar en aanzienlijk meer gerespecteerd wordt dan in de beruchte dagen van Russell en de heer Rutherford, dagen die gekenmerkt werden door de leuze ’miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven’. . . . Daar de opzienbarende Getuigen vaste voet aan wal hebben gekregen, hoop ik alleen dat er in de sterren staat geschreven, dat ze ook nog eens hun ongeloofwaardige standpunt zullen wijzigen. . . . De getuigen geven er blijk van meer sociaal voelend en meer gemeenschapsmensen te worden. . . . Jehovah’s Getuigen vormen geen bedreiging, ze laten veeleer een uitdagende roep horen gericht tot de bestaande kerk om — te getuigen!” — The Christian Century van 13 februari 1957.
10 Wordt hierdoor niet de wens te kennen gegeven dat wij ons dienen aan te passen, dat wij precies als de andere religiën dienen te zijn, moeten ophouden met de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk en er niet langer op moeten staan dat Jehovah God exclusieve aanbidding toekomt?
11. Op basis waarvan beoordelen wij de toekomst?
11 De moderne geschiedenis van Jehovah’s volk laat hun standvastigheid van de afgelopen jaren zien ten opzichte van Gods waarheid, ondanks tegenstand en vervolging, en hierin is stellig geen aanwijzing te vinden dat zij in de toekomst datgene wat Jehovah van hen verlangt in de wind zullen slaan. Wat Jehovah’s getuigen in de toekomst zullen doen, staat heus niet „in de sterren geschreven”; het zal heus niet te zien zijn door Jehovah’s sterrenhemel aandachtig af te turen. Ja, pogingen om gebeurtenissen door middel van de sterren te voorspellen of te geloven aan de zogenaamde „invloed” van de sterren op ons leven, is in strijd met Jehovah’s Woord. Wij zien voor onze toekomst niet op naar de sterren aan de zichtbare hemel, maar naar God, die in de hemel der hemelen troont.
12. Hoe gaan de geschiedenis en de profetieën sinds 1919 samen?
12 De laatste vijftien jaar en vooral sedert 1919 is er een machtig getuigenis omtrent Jehovah’s naam en koninkrijk en van christelijke getrouwheid gegeven. Deze moderne geschiedenis van de Nieuwe-Wereldmaatschappij heeft veel bijbelse profetieën in vervulling doen gaan. Wat zal de toekomst te zien geven? Zal deze het christelijke gezichtspunt betreffende Jehovah’s oppermacht en de beslissende rol van zijn Woord prijsgeven? Zal er een eind komen aan de door Jehovah geschonken toename? Geloven Gods vijanden dat werkelijk? De enkelen of wellicht de velen die dit geloven en hopen, hebben hiervoor geen enkele grond.
13. (a) Wat is van belang wanneer wij de toekomst van het christendom onder de loep nemen? (b) Kunt u geleid worden door Jehovah’s werkzame kracht?
13 Het is van belang dat de voortdurende zegen van Jehovah ’rijk maakt.’ Hij geeft de toename. Zijn geest of werkzame kracht brengt zijn voornemen ten uitvoer tot zijn eer en eeuwig welzijn van hen die hem liefhebben. Zal hij de Nieuwe-Wereldmaatschappij in de voor ons liggende dagen daardoor leiden? Zeer zeker. Zult u zich door middel van de Nieuwe-Wereldmaatschappij door zijn werkzame kracht naar de wonderbaarlijk veelbelovende toekomst laten leiden? Dit is mogelijk! — Spr. 10:22.