Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w70 15/11 blz. 681-687
  • Jehovah’s dienstknechten zijn anders

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jehovah’s dienstknechten zijn anders
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • JEHOVAH’S GETUIGEN IN DE TIJD VÓÓR DE VLOED WAREN ANDERS
  • DE PATRIARCHEN WAREN ANDERS
  • HET VOORBEELD VAN DE PROFETEN
  • HET VOORBEELD VAN JEZUS CHRISTUS
  • JEZUS’ DISCIPELEN EVENEENS ANDERS
  • CHRISTENEN IN NA-APOSTOLISCHE TIJDEN WAREN ANDERS
  • „Tijdelijke inwoners” in een slechte wereld
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2011
  • Wanneer alle mensen wederom één God aanbidden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • De dag voor redding
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1954
  • Jehovah beloont geloof en moed
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1988
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
w70 15/11 blz. 681-687

Jehovah’s dienstknechten zijn anders

„Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij u ervan kunt vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is.” — Rom. 12:2.

1, 2. (a) Voor welke gevallen neiging van het menselijke hart moeten christenen op hun hoede zijn, en waarom? (b) Welk verschil bestond er tussen Jehovah’s gedachten en wegen en die van het Israël in Jesaja’s dagen, en waarom?

TOT de neigingen van het onvolmaakte hart waarvoor christenen op hun hoede moeten zijn, behoort de neiging dat men graag populair wil zijn en bij anderen in de smaak wil vallen, ongeacht wat het voor personen zijn. Wegens deze neiging zijn de meeste mensen in slavernij geraakt aan de strik van conformiteit, de strik dat zij met de mening en het gedrag van de mensen om hen heen instemmen of er in overeenstemming mee handelen. Allen die Jehovah God wensen te behagen en eeuwig leven hopen te ontvangen in zijn rechtvaardige nieuwe hemelen en nieuwe aarde moeten ervoor op hun hoede zijn aan deze druk tot gelijkvormigheid toe te geven of ervoor te bezwijken. Waarom? Omdat, zoals Jehovah tot een afvallig volk in de dagen van zijn profeet Jesaja zei, „’ulieder gedachten . . . niet mijn gedachten [zijn], noch . . . mijn wegen uw wegen’, is de uitspraak van Jehovah. ’Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen, en mijn gedachten dan uw gedachten’”. — Jes. 55:8, 9.

2 „Zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde” — wat een enorm verschil wordt hierdoor aangeduid! Er zou zelfs gezegd kunnen worden dat dit het grootste verschil vertegenwoordigt dat men zich maar kan indenken. Wat was de oorzaak van dit grote verschil tussen Jehovah en zijn volk? Het feit dat zij hadden opgehouden gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en bescheiden te wandelen met hun God (Micha 6:8). In plaats daarvan waren zij de tegenovergestelde richting ingeslagen en hadden zij toegelaten dat zij gelijkvormig waren geworden aan de natiën om hen heen, zowel wat hun aanbidding als hun morele gedrag betrof.

3. Hoe trad de neiging om gelijkvormig te willen zijn aan degenen om hen heen, vroeg in Israëls geschiedenis aan het licht?

3 Vroeg in de geschiedenis van de natie Israël trad hun neiging om de goddeloze handelwijze van de volken om hen heen te volgen, aan het licht. Toen Mozes veertig dagen achtereen op de berg van God was, namen de Israëlieten heidense aanbidding over en beoefenden zij heidense losbandigheid (1 Kor. 10:7). En Jozua en de oudere mannen die hem overleefden en „die heel het grote werk van Jehovah dat hij voor Israël had gedaan, hadden gezien”, waren nog maar net gestorven of de zonen van Israël „verzaakten . . . .Jehovah en gingen Baäl en de Astorethbeelden dienen” (Recht. 2:7-13). En in de dagen van rechter Samuël wilden de Israëlieten met alle geweld aan de natiën om hen heen gelijkvormig zijn door ook een zichtbare koning te hebben: „Wij moeten worden, ook wij, als alle natiën, en onze koning moet ons richten en vóór ons uittrekken en onze oorlogen voeren.” Hoewel Jehovah hun verzoek inwilligde, was hij er absoluut niet mee ingenomen. — 1 Sam. 8:7, 20; Hos. 13:11.

4, 5. (a) Waarom kunnen Jehovah’s dienstknechten hem niet behagen wanneer zij terzelfder tijd gelijkvormig zijn aan de wereld om hen heen? (b) Welke raad geeft Paulus derhalve zeer terecht aan christenen?

4 Hoe zouden Jehovah’s dienstknechten als de volken overal om hen heen kunnen zijn en Jehovah nog steeds kunnen behagen? Is het niet zo dat, met uitzondering van enkele jaren na de vloed in Noachs dagen, de gehele wereld vanaf de tijd dat Adam en Eva zondigden en uit Eden werden verjaagd tot op de huidige tijd in de macht heeft gelegen van de goddeloze, Satan de Duivel, „de god van dit samenstel van dingen”? Hier bestaat geen twijfel over! Wat een strik is het derhalve voor een dienstknecht van Jehovah God om aan de wereld gelijkvormig te worden! — 2 Kor. 4:4; 1 Joh. 5:19.

5 In Romeinen 12:2 wordt ons dan ook zeer terecht de raad gegeven: „Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij u ervan kunt vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is.” Of Paulus’ woorden zoals ze door minder letterlijke of vrijere vertalingen worden vertolkt: „Stemt uw gedrag niet af op deze wereld” (Sint-Willibrordvertaling). „Past u niet langer aan het patroon van deze huidige wereld aan” (The New English Bible). „Houdt ermee op in overeenstemming met de gewoonten van deze wereld te leven” (The New Testament, C. B. Williams). „Laat de wereld om u heen u niet in haar eigen vorm persen.” — The New Testament in Modern English.

JEHOVAH’S GETUIGEN IN DE TIJD VÓÓR DE VLOED WAREN ANDERS

6, 7. Waarom dienen Jehovah’s dienstknechten er niet voor terug te deinzen anders te zijn, en wie geeft ons in dit opzicht het eerste voorbeeld?

6 Aangezien de handelwijze van de mensenwereld vanaf de tijd dat onze eerste ouders uit Eden werden verdreven tot onze tijd aan toe goddeloos is geweest, volgt hieruit dat al Jehovah’s dienstknechten vanaf het begin zich moeten hebben onderscheiden als mensen die anders waren, als personen die op in het oog vallende en treffende wijze anders waren dan de mensen om hen heen. Laten dienstknechten van Jehovah in deze tijd die er beschroomd voor terugdeinzen zich in hun stijl van kleden, in hun handelwijze of in hun vorm van aanbidding als anders te onderscheiden dan degenen om hen heen, kennis nemen van de reputatie die de getrouwe dienstknechten van Jehovah in dit opzicht vanaf het allereerste begin hebben opgebouwd, zoals in Gods Woord staat opgetekend.

7 Om te beginnen was er Abel, de eerste getrouwe getuige van Jehovah. Wij weten niet hoeveel anderen er op aarde waren toen hij zijn moedige standpunt voor Jehovah’s zuivere aanbidding innam, maar wij weten wel dat Adam, Eva en Kaïn, de enige anderen die met name in het goddelijke Verslag worden genoemd, onder de invloed en het toezicht van de goddeloze, Satan de Duivel, stonden. Abels handelwijze was stellig lijnrecht in strijd met die van bovengenoemde drie. Hij had de moed zich als anders te onderscheiden en gaf er aldus blijk van de eerste getrouwe getuige, de eerste martelaar, te zijn. — Gen. 4:3-11; Hebr. 11:4; 1 Joh. 3:12.

8. Welke feiten tonen aan dat Henoch zich onderscheidde als iemand die anders was dan de mensen om hem heen?

8 En dan was er Henoch. Er bestaat geen twijfel over dat hij zich niet gelijkvormig maakte aan het samenstel van dingen vóór de Vloed. Hoe kunnen wij daar zo zeker van zijn? Omdat er tegen de tijd dat hij leefde veel valse aanbidding op aarde was, zoals kan worden opgemerkt uit het feit dat de naam Jehovah reeds in de dagen van Enos, de kleinzoon van Adam, op valse, huichelachtige wijze werd aangeroepen (Gen. 4:26). Het wordt ook te kennen gegeven doordat Henoch als enige wordt genoemd die ’met de ware God wandelde’ (Gen. 5:22). Dat Henoch zich onderscheidde als iemand die op in het oog springende wijze anders was, wordt zelfs duidelijk te kennen gegeven door de waarschuwende profetie die Jehovah God hem liet bekendmaken, zoals door de christelijke discipel Judas wordt vermeld: „Zie! Jehovah is met zijn heilige myriaden gekomen om aan allen het oordeel te voltrekken en om alle goddelozen schuldig te verklaren betreffende al hun goddeloze daden die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en betreffende alle ergerlijke dingen die goddeloze zondaars tegen hem hebben gesproken.” De strekking van een dergelijke boodschap geeft stellig te kennen dat Henoch door goddeloze mensen werd omringd en dat hij zich derhalve moedig moet hebben onderscheiden als iemand die anders was. — Jud. 14, 15.

9. Hoe gaven Noach en zijn gezin er blijk van anders te zijn dan hun tijdgenoten?

9 De geïnspireerde geschiedenis vertelt ook over Noach, te zamen met zijn gezin. Hoewel wij er niet dogmatisch over kunnen zijn of Abel en Henoch de enige ware aanbidders van Jehovah in hun tijd waren — Abel kan bijvoorbeeld gehuwd zijn geweest en zijn vrouw kan zijn geloof gedeeld hebben — laat de Schrift er geen twijfel over bestaan dat Noach en zijn gezin in zijn tijd de enigen waren die de ene ware God Jehovah aanbaden. „Maar Noach vond gunst in de ogen van Jehovah. . . . Noach was een rechtvaardig man. Hij betoonde zich onberispelijk onder zijn tijdgenoten. Noach wandelde met de ware God.” Dat dit getuigenis over hem werd gegeven in een tijd dat „Jehovah [zag] dat de slechtheid van de mens overvloedig was op de aarde en dat elke neiging van de gedachten van zijn hart te allen tijde alleen maar slecht was” stempelt Noach duidelijk als iemand die zich onderscheidde doordat hij anders was dan de mensenwereld van zijn tijd. Wat een spot moeten hij en zijn gezinsleden verduurd hebben toen hij op het land bezig was dat enorme, op een schuur gelijkende gevaarte te bouwen dat onderdak moest verlenen aan hemzelf, zijn gezin en de vertegenwoordigende soorten van de dierlijke schepping die gedurende de voorzegde vloed in leven bleven! Wat een moed was er voor nodig om ongeveer veertig tot vijftig jaar met dit project bezig te blijven! Anders dan de wereld van zijn tijd? Ongetwijfeld! — Gen. 6:8, 9, 5.

DE PATRIARCHEN WAREN ANDERS

10, 11. Hoe gaven de patriarchen Abraham, Isaäk en Jakob er blijk van dat zij vreemdelingen en tijdelijke inwoners waren?

10 Dan waren er de patriarchen of de rechtstreekse gezinshoofden van de twaalf stammen van Israël. Om te beginnen was er Abraham. Op welk een in het oog vallende wijze onderscheidde hij zich als iemand die anders was vanwege zijn geloof in de ene ware God Jehovah, te midden van een volk dat doortrokken was van alle mogelijke heidense religieuze praktijken, vooral de aanbidding van de maangod Sin, de stadsgod van Ur. Als een belangrijke stad van Babylonische aanbidding en religie was Ur, zijn geboortestad, in werkelijkheid een waar Mekka of Rome. Toen Jehovah Abraham de opdracht gaf: „Trek weg uit uw land en van uw verwanten vandaan en uit het huis van uw vader, naar het land dat ik u zal tonen”, onderscheidde Abraham zich nog meer als iemand die op in het oog springende wijze anders was. — Gen. 12:1-3.

11 Wat een spot moet Abraham hebben verduurd toen zijn buren en kennissen hem uit Ur zagen wegtrekken voor wat in hun ogen stellig een dolzinnige en nutteloze onderneming geleken moet hebben! En hetzelfde gold in grote mate voor Isaäk en Jakob. Zij hebben allen „in het openbaar bekendgemaakt dat zij vreemden en tijdelijke inwoners in het land waren”. Zij hadden naar hun eigen land kunnen terugkeren en zich er kunnen vestigen, maar zij wisten dat dit niet Jehovah’s wil voor hen was. Het zal Jehovah’s dienstknechten in deze tijd helpen op moedige wijze anders dan de wereld om hen heen te zijn als zij beseffen dat ook zij vreemden en tijdelijke inwoners zijn wat dit samenstel van dingen en de ertoe behorende mensen betreft. — Hebr. 11:8-15.

12. In welke opzichten was Jozef een voortreffelijk voorbeeld van iemand die anders was, en hoe werd hij beloond?

12 En dan was er Jozef, de lievelingszoon van de patriarch Jakob. Hoe schittert zijn leven in het bijbelse verslag! Hoe gemakkelijk zou het voor hem zijn geweest nadat hij in slavernij was verkocht en aldus met betrekking tot alle ware aanbidders van Jehovah geïsoleerd was geraakt, om in gedrag en aanbidding gelijkvormig te worden aan de heidense aanbidders overal om hem heen en toe te laten dat hij overeenkomstig dat samenstel van dingen werd gevormd! Hij hield vast aan zijn zuivere aanbidding en godvruchtige beginselen en werd aldus een in het oog springend voorbeeld van iemand die zijn rechtschapenheid ondanks de grootste beproevingen bewaarde. Meer dan dat, toen het vasthouden aan zijn rechtschapenheid jegens Jehovah tot gevolg had dat hij in de gevangenis werd geworpen, bleef hij standvastig. Aangezien hij helemaal alleen was, zou hij de conclusie hebben kunnen trekken, zoals zo velen vóór en na zijn tijd hebben gedaan, „Wat heeft het eigenlijk voor zin?” en met betrekking tot aanbidding en gedrag het voorbeeld hebben kunnen volgen van degenen om hem heen, maar neen. Hij weigerde toe te laten dat hij overeenkomstig dat samenstel van dingen werd gevormd en hij bleef Jehovah trouw. En hoe heeft Jehovah hem hiervoor gezegend! Jozef werd de eerste minister van Egypte en de redder van zowel Egypte als het huis van zijn vader. — Gen. 37:1-36; 39:1–45:28.

HET VOORBEELD VAN DE PROFETEN

13, 14. Hoe demonstreerde Mozes dat Jehovah’s dienstknechten anders dienen te zijn?

13 Tot de vele andere getrouwe dienst knechten van Jehovah God die de moed hadden anders te zijn en die niet toelieten dat zij overeenkomstig het trouweloze voorbeeld van de mensen uit hun omgeving werden gevormd, behoorden de Hebreeuwse profeten, vanaf de tijd van Mozes tot de tijd van Daniël en daarna. Toen Mozes aan het hof van Farao volwassen was geworden, had hij gemakkelijk gelijkvormig kunnen worden aan degenen om hem heen; hij had zijn Hebreeuwse opvoeding en religie kunnen vergeten en de genoegens, roem en macht die hem als zoon van Farao’s dochter ten deel vielen, kunnen blijven genieten. Wat had hij een prachtige vooruitzichten als iemand die „in alle wijsheid der Egyptenaren [was] onderricht”, terwijl hij bekendstond als iemand die „krachtig [was] in zijn woorden en daden”! — Hand. 7:22.

14 Maar neen, hij deinsde er niet voor terug anders te zijn! Wat zullen de kennissen die hij vroeger aan het hof had, hun hoofd geschud hebben, verbijsterd hoe de erfgenaam het klaarblijkelijk liever verkoos „met het volk van God slecht behandeld te worden dan de tijdelijke genieting der zonde te hebben, omdat hij de smaad van de Christus een grotere rijkdom achtte dan de schatten van Egypte” (Hebr. 11:25, 26). Door deze handelwijze te volgen, verzekerde hij zichzelf niet alleen van een goede naam bij Jehovah God, maar werd hij door God op een indrukwekkender wijze gebruikt dan welk andere onvolmaakte menselijke schepsel maar ook. En vooral van de getrouwe profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël werd verlangd dat zij de moed bezaten anders te zijn dan de afvallige Israëlieten overal om hen heen. — Jes. 20:3; Jer. 16:2; 7:16; Ezechiël, de hoofdstukken 4 en 5.

15, 16. In welke opzichten gaven Daniël en zijn drie metgezellen er blijk van dat zij anders waren dan de mensen om hen heen?

15 Dan was er ook nog het opvallende voorbeeld van Daniël en zijn drie metgezellen. Hoe gemakkelijk zou het voor hen zijn geweest in het soort van voedsel dat zij zouden eten gelijkvormig te worden aan het koninklijke Babylonische samenstel van dingen! Maar neen, zij lieten zich niet in overeenstemming brengen met de mensen om hen heen, maar hadden de moed zich als anders te onderscheiden, als de ware aanbidders van Jehovah God. Het verslag zegt ons hierover: „Maar Daniël [en zijn drie metgezellen] besloot in zijn hart dat hij zich niet zou verontreinigen met de lekkernijen van de koning en met de wijn die hij dronk. En hij bleef de overste der hofbeambten verzoeken” — ja, hij bracht de kwestie niet slechts één maal ter sprake waarna hij zijn geweten suste met de gedachte dat hij het op zijn minst had geprobeerd, maar steeds weer opnieuw „bleef [hij] de overste der hofbeambten verzoeken dat hij zich niet zou behoeven te verontreinigen”. Uiteindelijk „luisterde [de hofbeambte] naar hen wat deze zaak betreft en hij ging ertoe over hen tien dagen lang op de proef te stellen”. En hoe heeft Jehovah God Daniël en zijn drie metgezellen wegens hun moedige standpunt gezegend! Dat zij de spot en minachting trotseerden van iedereen uit hun omgeving omdat zij weigerden de heerlijke koninklijke kost te eten en er de voorkeur aan gaven eenvoudig plantaardig voedsel te eten (waarin zich geen vet, bloed, enz. bevond), had tot gevolg dat zij aan het einde van hun driejarige opleidingsperiode zowel gezonder als verstandiger bleken te zijn dan alle anderen die waren opgeleid! — Daniël, hoofdstuk 1.

16 En had de weigering van Daniëls drie metgezellen om zich neer te buigen voor het beeld dat koning Nebukadnezar in de vlakte van Dura had opgericht hen niet wederom doen opvallen als mensen die anders waren? Hoeveel duizenden ogen van allerlei mensen, hoog en laag, moeten op hen gericht zijn geweest toen koning Nebukadnezar hen bij zich ontbood omdat zij hadden geweigerd voor zijn beeld te buigen! En ook toen de rivalen van Daniël erin slaagden een wet te laten aannemen waardoor zij Daniël uit de weg hoopten te ruimen, behoefde Daniël niet drie maal per dag voor een open raam in de richting van Jeruzalem te blijven bidden ten einde aan alle mensen te laten zien hoe hij van iedereen verschilde, niet waar? Hij had in het geheim tot God kunnen bidden. Maar hij wilde niemand de indruk geven dat hij, al was dit slechts uiterlijk zo, aan het anti-Godbesluit van de koning voldeed. En hoe heeft Jehovah hem en zijn drie metgezellen door wonderbare bevrijdingen en maatschappelijke successen beloond wegens hun moed zich te onderscheiden als mensen die anders waren! — Daniël, de hoofdstukken 3 en 6.

HET VOORBEELD VAN JEZUS CHRISTUS

17-19. Welke feiten omtrent Jezus’ leven tonen aan dat hij niet aarzelde zich te onderscheiden als iemand die anders was?

17 De noodzaak voor Jehovah’s dienstknechten om zich moedig te onderscheiden als mensen die anders zijn, hield niet op met de komst van de Messías, Jezus Christus, de Zoon van God. Hij kwam tot Jehovah’s eigen volk, dat in een verbondsverhouding tot God stond en dat zijn Woord en zijn wetten, zijn priesterschap en ook de voordelen van het voorbereidingswerk van Johannes de Doper bezat. Welk een tegenstelling bleek er echter te bestaan tussen Jezus en hun religieuze leiders en tussen zijn handelwijze en hun religieuze gewoonten en praktijken! In plaats van te schipperen met betrekking tot het verschil tussen de ’nieuwe wijn’ van zijn aanbidding en de ’oude wijnzakken’ van het traditionele Judaïsme, of dit verschil tot een minimum terug te brengen, belichtte hij dit verschil juist sterk zodat iedereen het duidelijk kon zien. — Matth. 9:14-17.

18 Aan de ene kant onderscheidde Jezus zich als iemand die anders was door de manier van zijn onderwijs, dat met autoriteit geschiedde, en doordat hij een ongedwongen contact had met de eenvoudige mensen (Matth. 7:29; 9:11). En aan de andere kant was hij op een in het oog springende wijze anders door wat hij leerde. Hoe duidelijk bleek uit zijn woorden dat hij geen mensenbehager was, dat hij er niet op uit was de populariteit te winnen van de regeerders of de geregeerden, ook al maakten zijn wonderen hem tot de meest populaire persoon in de natie, zodat zijn vijanden de klacht uitten: „Ziet! De wereld is hem achterna gelopen” (Joh. 12:19). Moedig zei hij: „Gij hebt gehoord dat er werd gezegd . . . Ik zeg u echter” (Matth. 5:27-48). „Breekt deze tempel af, en in drie dagen zal ik hem oprichten.” „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: ’Vóór Abraham tot bestaan kwam, ben ik geweest.’” Het was alsof hij zijn luisteraars met een schok tot bezinning wilde brengen en wilde ontnuchteren. Hij was beslist geen prediker die zijn luisteraars de oren kittelde! — Joh. 2:19; 6:53; 8:58.

19 Zelfs zijn eigen discipelen verbaasden zich soms over zijn openhartigheid, en bij één gelegenheid zeiden zij: „Weet gij dat de Farizeeën bij het horen van uw woorden er aanstoot aan hebben genomen?” En als die Farizeeën reeds aanstoot hadden genomen aan Jezus’ woorden dat zij het Woord van God door hun overleveringen krachteloos hadden gemaakt, wat moet dan hun reactie wel zijn geweest toen hij hen streng berispte als huichelaars, als slangen, adderengebroed en zonen van niemand minder dan de Duivel, Satan zelf! Jezus heeft nooit een ogenblik geaarzeld zich door wat hij zei te onderscheiden als iemand die anders was. Ook niet door wat hij deed, zoals blijkt uit zijn optreden toen hij bij twee gelegenheden de hebzuchtige kooplui uit de tempel van zijn Vader verjoeg. — Matth. 15:12; 23:13-39; Mark. 11:15-18; Joh. 2:13-17; 8:44.

JEZUS’ DISCIPELEN EVENEENS ANDERS

20, 21. Hoe gaven Jezus’ apostelen en de eerste discipelen er blijk van anders te zijn dan de mensen om hen heen?

20 Aangezien Jezus’ discipelen hem navolgden en dezelfde God op dezelfde wijze aanbaden, is het alleen maar logisch de gevolgtrekking te maken dat zij net zo van hun medejoden verschilden als Jezus. Zowel door hun ongewone boodschap, dat Jezus van Nazareth de langverwachte Messías was en dat Jehovah God hem uit de doden had opgewekt, als door hun manier van prediken onderscheidden zij zich als anders. Toen hun tegenstanders opmerkten hoe onbevreesd Petrus en zijn metgezellen getuigenis aflegden van Jezus Christus „en bemerkten dat zij ongeletterde en gewone mensen waren, verwonderden zij zich”, ja, zij vroegen zich verbaasd af wat hen toch zo deed verschillen van gewone ongeletterde vissers. „En zij herkenden hen als personen die met Jezus waren geweest.” — Hand. 4:13.

21 Wij weten meer van de apostel Paulus dan van wie maar ook van de andere eerste discipelen en apostelen van Jezus: „besneden op de achtste dag, uit het familiegeslacht van Israël, van de stam Benjamin, een Hebreeër geboren uit Hebreeën”, „wat de wet betreft, een [strikte, fanatieke] Farizeeër”. Welk een verandering moest Paulus in zijn leven aanbrengen toen hij een christen werd, en hoe verschilde hij daardoor van al zijn vroegere metgezellen! Hij was nu zo anders geworden, dat de joden in Thessaloníka de beschuldiging uitten dat Paulus en zijn medewerkers „de bewoonde aarde ondersteboven [hadden] gekeerd”. Geen wonder dat Festus uitriep toen Paulus zich voor koning Agrippa II verdedigde: „Gij wordt waanzinnig, Paulus! Grote geleerdheid drijft u tot waanzin!” Paulus onderwees andere christenen niet alleen dat zij niet gelijkvormig moesten worden aan dit samenstel van dingen, maar hij bracht datgene wat hij onderwees stellig persoonlijk in praktijk. — Fil. 3:5, 6; Hand. 17:6; 26:24; Rom. 12:2.

CHRISTENEN IN NA-APOSTOLISCHE TIJDEN WAREN ANDERS

22-25. Hoe onderscheidden de christenen in na-apostolische tijden zich als mensen die anders waren (a) met betrekking tot hun religie? (b) met betrekking tot hun verhouding tot Caesar? (c) met betrekking tot hun moraal? (d) met betrekking tot hun liefde voor elkaar?

22 Hoewel een vijand, Satan de Duivel, kort nadat de apostelen in de dood waren ontslapen, „terwijl de mensen sliepen”, onkruid in het tarweveld ging zaaien, veranderde het tarweveld niet onmiddellijk in een veld met onkruid (Matth. 13:25). Kerkelijke geschiedschrijvers uit de oudheid delen ons dan ook mee dat christenen in die vroege eeuwen zich nog steeds onderscheidden als mensen die anders waren dan de mensen uit hun omgeving. Dit verschil was op zijn minst in vier onderscheiden opzichten kenbaar. In de eerste plaats onderscheidden zij zich op het punt van religie als mensen die van alle anderen verschilden. Niet alleen waren hun geloofsovertuiging en vorm van aanbidding kenmerkend, maar zij beweerden als enigen dat alleen zij de ware religie hadden en dat alle andere religies vals waren. Er was moed voor nodig om die bewering te doen. Een kerkelijke geschiedschrijver drukte het als volgt uit: „Voor een christen kon zijn God nooit in dezelfde categorie geplaatst worden als Isis of Mithras of Augustus.” De Romeinse keizers waren verdraagzaam met betrekking tot verschillende religies, maar niet met betrekking tot een religie die leerde, „dat de goden van Rome en van alle andere religies stuk voor stuk vals waren en die ernaar streefde de gehele mensheid tot dat geloof over te halen”.

23 Die eerste christenen onderscheidden zich ook als mensen die anders waren wat hun verhouding tot de andere onderdelen van dat samenstel van dingen betrof. Aan de ene kant weigerden zij een regeringspositie te bekleden en in de legers van Caesar te dienen, en aan de andere kant hielden zij ermee op materialisten te zijn. Materiële rijkdommen waren niet langer het doel van hun streven maar slechts een middel dat werd gebruikt om hun predikingsactiviteit te bevorderen.

24 De eerste christenen onderscheidden zich eveneens als mensen die anders waren op het gebied van de moraal. In de Romeinse en Griekse beschaving van die tijd vierden allerlei soorten van immoraliteit hoogtij, terwijl seksuele immoraliteit zelfs een onderdeel vormde van hun aanbidding en seksuele perversies, zoals homoseksualiteit, algemeen werden beoefend. De geschiedschrijvers berichten op welke wijze de eerste christenen ook in dit opzicht verschilden van de mensen om hen heen: „Wij hebben het getuigenis met betrekking tot hun onberispelijke moraal, hun goede burgerschap en hun christelijke deugden.”

25 En ten slotte onderscheidden deze eerste christenen zich als mensen die anders waren door de grote, onzelfzuchtige liefde die zij voor elkaar hadden, zoals volgens Jezus’ woorden ook het geval zou zijn: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Joh. 13:34, 35.

26. Welke feiten met betrekking tot Jehovah’s dienstknechten vanaf Abel tot na-apostolische tijden treden op de voorgrond, en hoe staat het hiermee in onze tijd?

26 Er bestaat geen twijfel over. Zowel het geïnspireerde als het wereldlijke verslag getuigt met betrekking tot het feit dat Jehovah’s dienstknechten vanaf de tijd van Abel tot de eerste na-apostolische eeuwen anders waren dan de mensen om hen heen. Hoe staat het hiermee echter in onze tijd? Is dit nog steeds het geval? Inderdaad, zoals in het volgende artikel zal worden aangetoond.

[Illustratie op blz. 685]

Daniël en zijn drie metgezellen hadden de moed zich te onderscheiden als mensen die anders waren

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen