Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w70 1/2 blz. 81-85
  • Met God vertrouwd zijn leidt tot eeuwige vrede

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Met God vertrouwd zijn leidt tot eeuwige vrede
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HET VISIOEN VAN EEN VOLGELING VAN DE MESSÍAS
  • ONS BETER VERTROUWD MAKEN MET GOD
  • De luister van Jehovah’s hemelse troon
    De Openbaring — Haar grootse climax is nabij!
  • Gods Voornaamste Gevolmachtigde in de wereldregering
    Onze toekomstige wereldregering — Gods koninkrijk
  • „Uw wil geschiede op aarde” — Deel 2
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • „Uw wil geschiede op aarde” — Deel 3
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
w70 1/2 blz. 81-85

Met God vertrouwd zijn leidt tot eeuwige vrede

1. Wanneer kreeg Daniël zijn visioen van Jehovah, en wat aanschouwde hij in het begin van het visioen?

ONGEVEER zestig jaar nadat Ezechiël zijn eerste visioen van de glorierijke Wagenberijder Jehovah ontving, kreeg een medeballing van Ezechiël in Babylonië een visioen van God als de Soeverein van het universum. Hij kreeg dit visioen ’s nachts. Het verslag in Daniël 7:1-3 luidt: „In het eerste jaar van Belsazar, de koning van Babylon, aanschouwde Daniël zelf een droom en visioenen van zijn hoofd op zijn bed. Aanstonds schreef hij de droom op. Het volledige relaas van de zaken vertelde hij. Daniël nam het woord en zei: ’In mijn visioenen tijdens de nacht kreeg ik te aanschouwen, en ziedaar! de vier winden van de hemel brachten de uitgestrekte zee in beroering. En vier reusachtige beesten stegen op uit de zee, elk verschillend van de andere.’” — Dan. 7:1-7.

2. Wat beelden de vier beesten af, en waarnaar moeten de symbolische beesten door de Opperrechter geoordeeld worden?

2 Het visioen was profetisch. Volgens datgene wat Daniël door een tolk in het visioen werd verteld, beeldden de vier reusachtige beesten vier wereldmachten af die elkaar op het politieke wereldtoneel zouden opvolgen. Hun politieke heerschappij over de gehele aarde zou zich uitstrekken vanaf de dagen van Belsazars grootvader Nebukadnezar, die Jeruzalem in 607 v.G.T. had verwoest. Ze zou voortduren tot de tijd waarop God zijn beloofde koninkrijk zou oprichten en de beestachtige politieke regeringen der aarde zou vernietigen. Deze wereldmachten zouden geoordeeld worden overeenkomstig hun bericht, vooral overeenkomstig de wijze waarop ze het getrouwe volk van Jehovah God behandeld hadden. Jehovah is de Opperrechter, daar hij de Soeverein van het gehele universum is. In Daniëls visioen was Zijn tijd gekomen om het oordeel te vellen over die beestachtige politieke wereldmachten en Zijn rechterlijke vonnis te voltrekken. Toen verscheen Hij als Opperrechter. Hoe zag hij er in het visioen aan Daniël uit? Daniël vertelt ons:

3. Hoe zag de Opperrechter er in het visioen dat Daniël ontving uit?

3 „Ik bleef aanschouwen tot er tronen werden geplaatst [één voor Jehovah God en de andere klaarblijkelijk voor zijn Messías of Christus] en de Oude van dagen zich neerzette. Zijn kleding was zo wit als sneeuw, en het haar van zijn hoofd was als zuivere wol. Zijn troon was vuurvlammen; de wielen ervan waren een brandend vuur. Er was een stroom van vuur die vloeide en van voor hem uitging. Er waren duizend duizenden die hem bleven dienen, en tienduizend maal tienduizend die vlak voor hem bleven staan. Het Gerecht nam plaats, en er waren boeken die geopend werden.” — Dan. 7:9, 10.

4. Waarvan vormen de symbolische beesten die geoordeeld moeten worden een afbeelding in deze tijd, en wat wordt te kennen gegeven door de kleur van het haar van de Rechter en door zijn kleding?

4 In dit visioen wordt Jehovah God, „de Oude van dagen”, in een rechtstafereel gezien, als komend tot het oordeel, om niet specifiek Juda en Jeruzalem te oordelen, zoals in het geval van Ezechiëls visioen van de hemelse wagen, maar de politieke wereldmachten van de gehele aarde. In de tegenwoordige tijd zouden dit de zevende wereldmacht en de overblijfselen van de voorafgaande zes wereldmachten zijn. De wereldmachten die worden afgebeeld door de vier symbolische reusachtige beesten die uit de zee opstegen, moeten berecht worden. De wijsheid van deze Rechter van het Hooggerechtshof wordt beklemtoond doordat zijn hoofdhaar „als zuivere wol” is. Dit kenmerk strookt volledig met het feit dat hij „de Oude van dagen” wordt genoemd en Hij bezit de wijsheid van alle voorbijgegane eeuwigheid. De profeet Mozes zei tot hem, in Psalm 90:2: „Ja, van onbepaalde tijd tot onbepaalde tijd zijt gij God.” De schittering van zijn rechtvaardigheid in het uitspreken van rechterlijke beslissingen wordt afgebeeld doordat ’zijn kleding zo wit was als sneeuw’, terwijl deze kleding bovendien geen vlam vatte hoewel de ’troon vuurvlammen was’. Zijn troon rust op wielen en niet op een wagenplatform zoals in het visioen van Ezechiël. De wielen zelf van de troon waren echter „een brandend vuur”. Dit was inderdaad een glorierijk visioen van Jehovah God.

5. Waarop duidt de vurige hoedanigheid van de troon van de Rechter en van de wielen ervan, met de stroom van vuur die er van voor hem uitging?

5 De vurige hoedanigheid van de troon en van de wielen ervan duidt erop dat het vurige oordeel naderbij komt. Een waarschuwing hiervoor wordt verschaft doordat er „een stroom van vuur [was] die vloeide en van voor hem uitging”. Een schriftuurlijke ondersteuning voor dit onderdeel van het visioen wordt gevonden in Psalm 97:1-3: „Jehovah zelf is koning geworden! . . . rechtvaardigheid en recht zijn de vaste plaats van zijn troon. Een vuur gaat voor hem uit, en het verteert zijn tegenstanders rondom.”

6. Waarop duidt het grote aantal hofbedienden, en welke vraag rijst er daarom met betrekking tot aardse natiën?

6 De Oude van dagen als Opperrechter heeft ook tal van hofbedienden, wier aantal in de tientallen miljoenen loopt. Het grote aantal van deze hofbedienden duidt erop dat de Opperrechter zowel in de hemel als of aarde vele, vele zaken te behartigen heeft. Alleen hij, die over zulk een alles overtreffende wijsheid beschikt, zou ze allemaal rechtvaardig, zonder tegenstrijdige beslissingen, kunnen afhandelen. Wat kunnen, aangezien hij zo’n enorm aantal engelen als hofbedienden heeft, alle politieke machten der aarde doen, ook al zijn ze allemaal lid van een organisatie van Verenigde Naties, om de volledige voltrekking van zijn rechterlijke beslissingen te weerstaan? Hun vernietiging in de nabije toekomst is zeker! O ja! Er was een kleine maar agressieve horen die uit de kop van het vierde symbolische beest te voorschijn kwam. Maar wat kan die doen? Niets, volgens hetgeen Daniël nu zegt:

7. Wat gebeurt er in het visioen met zowel de horen als het beest dat de horen heeft en met de andere beesten?

7 „Ik bleef toen aanschouwen vanwege het geluid van de grandioze woorden die de horen sprak; ik bleef aanschouwen tot het beest gedood werd en zijn lichaam vernietigd werd en het aan het brandende vuur werd overgegeven. Maar wat de overige beesten aangaat, hun heerschappij werd weggenomen, en er werd hun een verlenging van leven gegeven voor een tijd en een tijdperk.” — Dan. 7:11, 12.

8. Wanneer zullen de „tijd en een tijdperk” voor alle politieke overblijfselen eindigen, en wat zal de vernietiging van de politieke elementen van dit samenstel betekenen?

8 De „tijd en een tijdperk” van die politieke overblijfselen van voorgaande wereldmachten eindigt in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon (Openb. 16:14-16). Wat zal de vernietiging van al de politieke elementen van het huidige regeringsstelsel te Har–mágedon betekenen? Zeer nadrukkelijk het einde van een tijdperk in de menselijke geschiedenis! Er zal een verandering van heerschappij voor de mensenwereld komen. Wie zal de nieuwe regeerder van de mensheid zijn? Wordt dit door het visioen aan Daniël onthuld? Luister naar hetgeen Daniël, zoals hij ons vertelt, zag:

9. Wie wordt dan, zoals Daniël ziet, voor de Rechter geleid, en wat wordt hem gegeven?

9 „Ik bleef aanschouwen in de nachtvisioenen, en ziedaar! met de wolken des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon te komen; en tot de Oude van dagen verkreeg hij toegang, en men bracht hem dicht bij, ja vóór Deze. En hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.” — Dan. 7:13, 14.

10. Wat zegt de uitlegger in het visioen betreffende de overdracht van het koningschap die hier wordt afgebeeld?

10 Daniël kreeg een uitleg van dit vreugde inboezemende onderdeel door iemand die in het visioen verscheen. De woorden van zijn uitlegging zijn aangrijpend en luiden als volgt: „En het koninkrijk en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder de ganse hemel werden aan het volk der heiligen van het Opperwezen gegeven. Hun koninkrijk is een koninkrijk van onbepaalde duur, en alle heerschappijen zullen hén dienen en gehoorzamen.” — Dan. 7:27.

11. (a) Kan de Opperrechter ervoor worden berispt dat hij de wereldmachten als wilde beesten afbeeldt en ze als zodanig behandelt? (b) Aan wie vertrouwt hij de nieuwe heerschappij toe?

11 Hoezeer raken wij door dit aan Daniël gegeven visioen vertrouwd met God, „het Opperwezen”! De Allerhoogste over de gehele schepping in hemel en aarde is Hij! De presiderende Rechter van het allerhoogste Gerechtshof is Hij! Hele naties, ja, alle naties, moeten aan hem rekenschap afleggen. Ze regeren thans, zoals ze reeds zo lang hebben geregeerd, slechts met zijn toelating. Wie op aarde zal hem als Rechter ervoor kunnen berispen dat hij de politieke wereldmachten afbeeldt als reusachtige beesten die uit de onstuimige zee opstijgen? Wanneer de vastgestelde tijd van de Opperrechter aanbreekt, brengt hij de beestachtige politieke wereldmachten in een vurige vernietiging tot hun eind om plaats te maken voor een nieuwe heerschappij over de mensheid een heerschappij, die beter is dan alle voorgaande aardse heerschappijen omdat het een volmaakte, hemelse heerschappij is die alleen van God uitgaat en niet uit een bulderende wilde zee opkomt. De nieuwe heerschappij vertrouwt hij aan degene toe aan wie hij ze op grond van zijn rechterlijke beslissing zal geven, aangezien Hij de hemelse Bron van alle rechtmatige heerschappij op aarde is. Hij geeft ze aan zijn Messías, de Christus, en aan de getrouwe volgelingen van Zijn Messías, en zij zullen allen te zamen regeren tot Gods heerlijkheid en tot eeuwige zegen van de mensheid.

HET VISIOEN VAN EEN VOLGELING VAN DE MESSÍAS

12. (a) Wanneer werd „de Zoon des mensen” op aarde aan de mensheid voorgesteld, en welke vergelijking hoorde de apostel Johannes hem te Jeruzalem maken? (b) Wat zond „de Zoon des mensen” jaren later aan Johannes?

12 Negentien eeuwen geleden werd de Messías aan de bewoners der aarde voorgesteld als „de Zoon des mensen” (Matth. 16:13-16; 25:31). In de herfst van het jaar 29 G.T. werd de visser Johannes, de zoon van Zebedéüs, een volgeling van hem, en deze stap leidde ertoe dat hij later een van de twaalf apostelen van deze Messías of Gezalfde werd. In zijn verslag over het leven van Jezus Christus tekende de apostel Johannes veel van de gezegden van de Messías op. Volgens Johannes 14:9 zei de Messías Jezus ten aanhoren van Johannes te Jeruzalem: „Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien.” Zelfs in het vlees als de „Zoon des mensen” weerspiegelde Jezus op volmaakte wijze zijn hemelse Vader, Jehovah God. Aldus maakte de Messías door zijn onderwijzingen, zijn werken en zijn levenswijze als een volmaakt man op aarde, de mensen beter vertrouwd met God. Ongeveer drieënzestig jaar na zijn offerandelijke dood voor de mensheid zond de Messías Jezus echter een openbaring aan de apostel Johannes. Daarin werd Jehovah God in een visioen getoond zoals mannen Gods hem nog nooit eerder in een visioen hadden gezien. Johannes trad als het ware zelf regelrecht de hemel binnen om dit goddelijke visioen te ontvangen.

13, 14. (a) Hoe zag God er in het hemelse visioen dat Johannes ontving uit? (b) Wie tronen er rondom Gods troon, en welke schepselen bevinden zich eveneens rondom zijn troon?

13 Op een uitnodiging treedt Johannes de „geopende deur” binnen die hij in zijn visioen in de hemel ziet. Het wordt hem niet verboden ons te vertellen wat hij ziet, maar onzelfzuchtig deelt hij het visioen met ons door te schrijven: „Na deze dingen geraakte ik onmiddellijk in de kracht van de geest: en zie! een troon bevond zich in zijn positie in de hemel, en er is iemand op de troon gezeten. En die erop gezeten is, is van aanzien gelijk een jaspissteen en een kostbare roodkleurige steen, en rondom de troon is een regenboog, van aanzien aan een smaragd gelijk. En rondom de troon zijn vierentwintig tronen, en op deze tronen zag ik vierentwintig oudere personen zitten, gehuld in witte bovenklederen en met gouden kronen op hun hoofd. En van de troon gaan bliksemstralen en stemmen en donderslagen uit; en vóór de troon branden zeven vurige lampen, en deze betekenen de zeven geesten van God. En vóór de troon is, als het ware, een glazen zee, kristal gelijk.

14 En in het midden van de troon en rondom de troon bevinden zich vier levende schepselen, die van voren en van achteren vol ogen zijn. En het eerste levende schepsel gelijkt op een leeuw, en het tweede levende schepsel gelijkt op een jonge stier, en het derde levende schepsel heeft een gezicht als van een mens, en het vierde levende schepsel gelijkt op een vliegende arend. En wat de vier levende schepselen betreft, elk van hen respectievelijk heeft zes vleugels; rondom en van onderen zijn ze vol ogen. En ze hebben dag noch nacht rust, terwijl ze zeggen: ’Heilig, heilig, heilig is Jehovah God, de Almachtige, die was en die is en die komt.’” — Openb. 4:1-8.

15. (a) Waarom zei Johannes later terecht: „God [is] licht”? (b) Waarom betaamt zulk een glans de heilige staat die Hij bezit en die door de levende schepselen wordt bezongen?

15 In de ogen van de apostel Johannes glinsterde Jehovah God als een edelsteen, de jaspissteen uit de oudheid, en dit ook met de glans van een „kostbare roodkleurige steen”. In letterlijke zin kon er met betrekking tot hem worden gezegd wat Johannes enkele jaren later schreef: „God [is] licht . . . en er is in eendracht met hem in het geheel geen duisternis” (1 Joh. 1:5). Er is niets zoals zonnevlekken in al de verblindende heerlijkheid van deze God. Zulk een zuivere glans betaamt deze Altijd Levende voor wiens aangezicht de nimmer sluimerende cherubs of levende schepselen onophoudelijk zeggen: „Heilig, heilig, heilig is Jehovah God, de Almachtige, die was en die is en die komt.” Heiligheid betekent zo’n heldere, zuivere, smetteloze toestand, en Hij is de belichaming van een drievoudige heiligheid. Nooit mogen profane schepselen zijn heilige tegenwoordigheid binnendringen. Als een schitterende omlijsting van de lichtglans die van Zijn glorierijke persoon uitgaat, is er een regenboog, van aanzien aan een smaragd gelijk, „rondom de troon”.

16. Hoe wordt in het visioen getoond dat zij die in hemel tronen, niet te hoog zijn om voor het aangezicht van deze heilige God te aanbidden?

16 Zelfs zij die koningen in de hemel worden gemaakt, zijn niet te hoog om voor het aangezicht van deze Allerhoogste God te aanbidden, want de apostel Johannes zegt: „En telkens wanneer de levende schepselen heerlijkheid en eer en dankzegging brengen aan degene die op de troon is gezeten, degene die tot in alle eeuwigheid leeft, vallen de vierentwintig oudere personen neer voor degene die op de troon is gezeten en aanbidden zij degene die tot in alle eeuwigheid leeft, en zij werpen hun kronen voor de troon, zeggend: ’Gij, Jehovah, ja onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen.’” — Openb. 4:9-11.

ONS BETER VERTROUWD MAKEN MET GOD

17, 18. (a) Waartoe dagen religieuze critici Jehovah’s getuigen, evenals in het geval van Job, uit en wat kunnen wij doen in verband met de uitdaging als zodanig? (b) Hoe kunnen wij God tot een deel van onze dagelijkse ondervinding maken?

17 Ah, dit is de God omtrent wie de religieuze critici van Jehovah’s getuigen ons een uitdaging toewerpen vertrouwd met hem te raken, indien dat mogelijk is, hetgeen dezelfde uitdaging is die de vittende Temaniet Elifaz Job te midden van zijn lijden toewierp (Job 22:1, 21). Wij kunnen de hedendaagse uitdaging nemen voor wat ze waard is. Thans is het de meest geschikte tijd om ons vertrouwd te maken met de altijd levende God die de naam Jehovah, de Almachtige, draagt. Misschien kennen wij hem reeds tot op zekere hoogte. Dit was met Job ook het geval, maar God heeft hem intiemer met hem vertrouwd gemaakt, zodat Job ertoe bewogen werd te zeggen: „Van horen zeggen heb ik omtrent u vernomen, maar nu heeft mijn eigen oog u gezien. Daarom herroep ik, en ik heb werkelijk berouw in stof en as” (Job 42:5, 6). Evenzo kunnen wij ons thans beter vertrouwd met hem maken.

18 Thans is zijn geschreven Woord als nooit tevoren voor het menselijk begrip geopend. Dientengevolge kunnen wij in waardering voor hem groeien door middel van het grotelijks toegenomen begrip dat thans voor ons mogelijk is. Wij kunnen met nauwkeurige kennis tot hem bidden. Wij kunnen ons met meer vertrouwen op hem verlaten, als ziende de Onzichtbare. Aldus kunnen wij deze enige aanbiddelijke God tot een deel van onze dagelijkse ondervinding maken.

19. Wat zal het voor ons betekenen wanneer wij ons met God vertrouwd maken, en welke dingen zullen wij stellig ontvangen?

19 Het betekent waarlijk vrede voor ons wanneer wij ons met deze God vertrouwd maken, geen oppervlakkige wereldse vrede, maar een ware vrede die zelfs niet ontnomen kan worden door de naderende vernietiging van dit door oorlogen geteisterde samenstel van dingen. In een wereld die in vijandschap met God leeft, willen wij de vrede genieten van vriendschap met Hem. Wij willen mensen zijn jegens wie God goede wil heeft (Luk. 2:14). Door nu zijn „mensen van goede wil” te worden, is het zeker dat wij „goede dingen” van Hem zullen ontvangen — goede dingen thans, nu deze wereld zoveel slechte dingen ervaart, en goede dingen in Gods beloofde nieuwe ordening van dingen, waar wij zijn goedheid voor altijd zullen smaken.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen