Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w60 15/8 blz. 499-503
  • „Uw wil geschiede op aarde” — Deel 36

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „Uw wil geschiede op aarde” — Deel 36
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • PROFETISCHE „TIJDEN” EN „DAGEN”
  • 1290 DAGEN
  • Gekenmerkte dagen gedurende de „tijd van het einde”
    Onze toekomstige wereldregering — Gods koninkrijk
  • Het identificeren van de ware aanbidders in de tijd van het einde
    Schenk aandacht aan Daniëls profetie!
  • „Uw wil geschiede op aarde” — Deel 37
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Daniëls profetische dagen en ons geloof
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
w60 15/8 blz. 499-503

„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 36

Zoals in het elfde hoofdstuk van Daniëls profetie was voorzegd, zou de vele duizenden jaren durende strijd tussen de koning van het noorden en de koning van het zuiden nadat Michaël — de hemelse Vorst die Daniëls volk terzijde stond — in Koninkrijksmacht opstond, tot een einde worden gebracht. Aangezien de vorst Michaël en de thans verheerlijkte Here Jezus Christus een en dezelfde persoon zijn, stond Michaël aan het einde van de „bestemde tijden der natiën” in 1914 n. Chr. in zijn hemelse Koninkrijk op. Na het einde van de eerste Wereldoorlog op aarde, waardoor het begin van zijn hemelse regering werd gekenmerkt, wekte hij het overblijfsel van zijn getrouwe volgelingen uit hun op de dood gelijkende slaap van inactiviteit op en bewoog hij hen ertoe om de volken van alle natiën te verlichten door het goede nieuws van het opgerichte Koninkrijk te prediken. Onder de verlichtende invloed van Gods heilige geest liepen deze ontwaakte christenen door de bladzijden van Gods Woord heen en weer, terwijl hij hen met een steeds toenemende geestelijke kennis zegende. Gehoorzaam aan het bevel dat God hun door bemiddeling van Michaël deed toekomen, stonden zij op en begonnen zij het licht van Gods geopenbaarde waarheid te verspreiden, waardoor zij gelijk de zon met een glorierijke helderheid schenen en een grote schare der „andere schapen” tot gerechtigheid keerden.

PROFETISCHE „TIJDEN” EN „DAGEN”

9. Waar was Daniël toen hij dit visioen kreeg, en welke vraag hoorde hij stellen?

9 Toen Daniël in het derde jaar van Kores, de koning van Perzië, het laatste visioen ontving, bevond hij zich aan de oever van de Mesopotamische rivier de Tigris, in de oudheid Hiddékel genoemd (Dan. 10:4, SV). Na het visioen werden hem tijdmetingen gegeven welke voor ons, die gedurende de „eindtijd” van deze wereld geluk zoeken, van het grootste belang zijn. Hij zegt: „En ik, Daniël, zag en zie, daar stonden twee anderen, de een aan dezen oever van de rivier, en de ander aan genen oever der rivier, en de een zeide tot den man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond: hoe lang toeft het einde dezer wonderbare dingen” (Dan. 12:5, 6). De engel die er als een in linnen klederen geklede man uitzag en zich op wonderbaarlijke wijze boven de wateren van de rivier de Tigris bevond, was Michaëls metgezel, de engel die Daniël als antwoord op zijn gebed het visioen had gebracht. Er verschenen nog twee andere engelen, van wie er zich één aan dezelfde rivieroever als Daniël bevond. Ten behoeve van Daniël, maar in het bijzonder van ons in deze tijd, vroeg één van hen aan de engel die Daniël het visioen had gebracht, hoe lang het „einde dezer wonderbare dingen” precies zou toeven, of met andere woorden, hoe lang het nog zou duren totdat de wonderbaarlijke details van het visioen volledig vervuld zouden zijn. Nu luisteren wij met Daniël mee:

10. Welk antwoord hoorde Daniël op de vraag geven, en hoe werd er een extra verzekering gegeven dat het antwoord vervuld zou worden?

10 „Toen hoorde ik den man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond, zweren bij Hem die eeuwig leeft, terwijl hij zijn rechter- en zijn linkerhand naar den hemel hief: Een tijd, tijden en een halven tijd; en wanneer er een einde komt aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk, dan zullen al deze dingen voleindigd zijn” (Dan. 12:7). Deze tijdsvoorzegging wordt in de naam van de Onsterfelijke God, de Koning der eeuwigheid, Jehovah, gezworen. Dat dit werd gedaan terwijl beide handen naar de hemel waren geheven, zou naar het schijnt op een dubbele bekrachtiging van de gezworen eed duiden. Doordat de eed met het opheffen van beide handen gepaard ging, kon men echter aan elke zijde van de rivier de Tigris een opgestoken hand zien. Daar deze profetie, waarin een bepaalde tijdsvoorzegging wordt gedaan, aldus met een eed werd bekrachtigd, zal ze even stellig als Jehovah onsterfelijk leeft, in vervulling gaan.

11. Welke tijdsberekening moet thans in beschouwing worden genomen, en is het een letterlijke of symbolische tijdsperiode, en vóór welke tijd kon ze niet beginnen?

11 De berekening van een „tijd, tijden en een halven tijd” moet thans in beschouwing worden genomen. Het Hebreeuwse woord dat hier met „tijd” is vertaald, wordt eerder, in Daniël 8:19 (JP), met „bestemde tijd” weergegeven en heeft betrekking op een tijdruimte. Hoe lang duurt deze tijdruimte? In An American Translation wordt de gehele Hebreeuwse uitdrukking met „een jaar, jaren, en een half jaar” vertolkt en in de vertaling van James Moffatt met „drie en een half jaar” (Zie ook de voetnoot in de Belg. PB). Daar deze gehele tijdsperiode binnen de „bestemde tijd van het einde” — die in 1914 (n. Chr.) begon valt, moet ze een periode van drie en een half letterlijke jaren zijn. Deze periode kon niet vóór het begin van de „bestemde tijd van het einde” in de herfst van dat jaar 1914 beginnen te tellen.

12. Met welke in Daniël 7:25 genoemde tijdsperiode komt de hier vermelde tijdsperiode overeen, en hoe werd het organisatorische werk op het hoogtepunt ervan dusdanig lamgelegd als niet meer is voorgekomen?

12 Wanneer deze drie en een half jaar eindigen, dient er een einde te komen aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk van Jehovah God, zijn heiligen, zijn heiligdomklasse.a Deze tijdsperiode komt ongetwijfeld overeen met de precies zo lang durende tijdsperiode welke in Daniël 7:25 met betrekking tot de symbolische horen, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, en de slechte behandeling die ze de heiligdomklasse heeft gegeven, wordt genoemd: „Hij zal . . . de heiligen des Allerhoogsten te gronde richten; . . . en zij zullen in zijn macht gegeven worden voor een tijd en tijden en een halven tijd”. Deze drie jaar en zes maanden bleken in de eerste helft van november 1914 te beginnen en op 7 mei 1918 te eindigenb. Op deze laatstgenoemde datum ging de koning van het zuiden — die door Engeland en Amerika als oorlogsbondgenoten werd vertegenwoordigd — tot het uiterste en diende hij Jehovah’s heiligdomklasse een verpletterende slag toe door de top van Jehovah’s gewijde, zichtbare organisatie, het centrale hoofdbureau in Brooklyn, New York, te treffen en de president van de Watch Tower Bible & Tract Society met de secretaris-penningmeester van genoemd Genootschap in hechtenis te nemen en de betrekkingen van het hoofdbureau van het Genootschap in Brooklyn met zijn bijkantoren en instellingen in het buitenland te verbreken. Op 20 juni 1918 werden genoemde bestuursleden, plus nog zes andere vooraanstaande personen die met het schrijven van bijbelse publikaties waren belast, tot tachtig jaar gevangenisstraf veroordeeld. Al hun broeders en zusters in de heiligdomklasse over de gehele aarde werden hierdoor geschokt en bedroefd, terwijl het een verlammende uitwerking op hen had. Het organisatorische werk van Jehovah’s heiligdom werd hierdoor dusdanig lamgelegd als sindsdien, zelfs niet gedurende de 2de Wereldoorlog, niet meer is voorgekomen.

13. Wie was voor dit verbrijzelingswerk verantwoordelijk, en waardoor wordt thans te kennen gegeven dat zijn macht om te verbrijzelen tot een einde is gekomen?

13 Satan de Duivel, die alle koninkrijken dezer wereld en hun heerlijkheid beweert te bezitten, was voornamelijk voor dit verbrijzelen van Jehovah’s heiligen verantwoordelijk (Matth. 4:8, 9; Luk. 4:5, 6). Toen Michaël in 1914 opstond, begon de oorlog in de hemel om de Duivel en zijn demonen eruit te werpen. Satan de Duivel werd door Michaël verslagen en er zijn schriftuurlijke redenen voor om te geloven dat hij tegen de tijd dat op 26 maart 1918 de jaarlijkse viering van het avondmaal des Heren plaatsvond, naar de aarde werd nedergeworpen. Daar hij thans weet dat hij nog maar „weinig tijd” heeft voordat hij in de strijd van Armageddon in de kop wordt vermorzeld, is hij zeer vergramd, en wel in het bijzonder op het overblijfsel van de heiligdomklasse. Met alle hem ter beschikking staande middelen heeft hij oorlog tegen hen gevoerd (Openb. 12:7-17). Tot op heden heeft hij echter niet de macht om te verbrijzelen kunnen tonen welke hem in 1918 was toegestaan tentoon te spreiden. Ook zal hij wanneer hij de rol van Gog van Magog speelt en met al zijn zichtbare en onzichtbare legerscharen vanuit het noorden komt opzetten om het heilige overblijfsel en de „andere schapen” te vernietigen, de leden van Jehovah’s heiligdomklasse in hun „sieraadland” niet verbrijzelen. Hijzèlf zal worden vermorzeld. Zijn macht om te verbrijzelen is tot een einde gekomen. — Ezech. 38:1 tot en met 39:16.

14. Welke andere dingen moeten, daar de drie en een halve tijd zijn geëindigd, ter bestemder tijd eindigen, en waarom heeft Daniël zelfs tot op dit ogenblik de betekenis van het gehoorde nog niet ontvangen?

14 Daar de periode van drie en een halve tijd in 1918 is geëindigd, moeten de andere belangrijke dingen van het visioen worden „voleindigd” of op hun bestemde tijd worden vervuld. De profeet Daniël kon destijds de betekenis van datgene wat in het visioen werd gezien, niet te weten komen. Hij bekent: „Ik nu hoorde het wel, maar begreep het niet en zeide: Mijn heer, waarop zullen deze dingen uitlopen? Doch hij zeide: Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot den eindtijd. Velen zullen zich laten reinigen en zuiveren [zich wit maken, JP] en louteren, maar de goddelozen zullen goddeloos handelen; en geen der goddelozen zal het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan” (Dan. 12:8-10). Daniël ging enige tijd nadat hij het visioen omstreeks 537 v. Chr. had opgetekend, inderdaad heen in de dood, waardoor de woorden werden verborgen en het boek werd verzegeld.

15. Wie is er gebruikt om de woorden te ontvouwen en het boek voor ons te ontzegelen, en wat moeten wij doen, willen wij tot de verstandigen behoren die het zullen verstaan?

15 Toen Jezus Christus op aarde was, gaf hij er blijk van het boek Daniël goed te begrijpen. In deze „eindtijd” sinds 1914 wordt hij door God gebruikt om de woorden gelijk een bron van kennis en inlichtingen te openen of te ontvouwen en het boek in al zijn betekenis te ontzegelen (Openb. 5:1-5). Wensen wij het boek met zijn wonderbaarlijke verwijzingen naar onze tijd te begrijpen? Dan moeten wij ons met Jehovah’s door bemiddeling van Christus geschonken hulp van deze wereld reinigen, ons door het bloed van het Lam wit maken met rechtvaardigheid en in onze oprechte toewijding aan Jehovah God en zijn koninkrijk worden gelouterd. Alleen hun die in schriftuurlijke zin verstandigen zijn, zal het worden toegestaan het boek Daniël en het gehele overige gedeelte van de bijbel te verstaan. Van de goddelozen kan en zal echter niemand het verstaan en redding verwerven. In deze kritieke tijden, die moeilijk zijn door te komen, zullen zij hun goddeloze weg vervolgen — waarbij zij het vooral op Jehovah’s getuigen hebben voorzien — totdat zij als ongelukkige strijders tegen God worden vernietigd. — 2 Tim. 3:1-5.

1290 DAGEN

16, 17. (a) Voor wie is het thans de „eindtijd”? (b) Vanaf wanneer moeten de 1290 dagen worden gerekend?

16 Het verpletteren of verbrijzelen van de macht van Jehovah’s heilige volk in 1918 betekende niet het einde van Jehovah’s volk. Het is thans niet de „eindtijd” van de heilige heiligdomklasse, maar van de koning van het noorden, de koning van het zuiden en alle neutrale natiën. Voor de leden van de heiligdomklasse en voor de „andere schapen” die met hen Jehovah aanbidden, is het een tijd van bevrijding. Nadat Jehovah’s engel heeft gezegd dat deze geestelijk verstandigen het zouden verstaan, voegde hij er aan toe: „En van den tijd af dat het dagelijks offer wordt gestaakt [dat het voortdurende offer weggenomen zal worden, Le] en een gruwel wordt opgericht, die verwoesting brengt, zijn het duizend tweehonderd en negentig dagen”. — Dan. 12:11.

17 Dat het voortdurende lofoffer aan God weggenomen zou worden, werd reeds in Daniël 8:11 (Le) voorzegd. Het geschiedde in 1918, toen de tijd, tijden en een halve tijd werden vervuldc. De toestand waarin het dagelijkse of voortdurende offer was weggenomen, duurde voort tot in het volgende jaar, namelijk, tot 26 maart 1919, op welke datum de president van het Wachttorengenootschap, de secretaris-penningmeester en zes medegevangenen onder borgstelling werden vrijgelaten. De ’gruwel die verwoesting brengt’ werd opgericht toen de religieuze organisaties der christenheid de aanbidding van het „beeld van het wilde beest”, dat afschuwelijke namaaksel van Gods koninkrijk, de Volkenbond, instelden. Door het optreden van de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika werd deze datum vanaf het einde van januari 1919 gerekendd. Tegen deze laatstgenoemde datum hadden de beide vermelde dingen plaatsgevonden. Vanaf dit tijdstip dienen wij derhalve te rekenen.

18. Wanneer, in verband met de 1290 dagen, bevrijdde Michaël zijn volk, en hoeveel tijd bedragen die 1290 dagen, gerekend volgens zonnetijd?

18 Nadat de 1290 dagen waren begonnen te tellen, werd Michaëls volk in maart 1919 door deze grote Vorst van hen bevrijd. Op 13 april 1919 werd over de gehele aarde door ruim 17.961 personen het avondmaal des Heren gevierde. Gedurende het overige gedeelte van de 1290 dagen werd het werk van Gods heilige organisatie gereorganiseerd, verbeterd en versterkt voor het wereldomvattende getuigenis dat voordat het volledige einde over dit oude samenstel van dingen zou komen, gegeven moest worden. Wat gebeurde er te bestemder tijd waardoor het einde van die door God getelde dagen op een bijzondere wijze werd gekenmerkt? De 1290 dagen moeten vanuit het standpunt van de maankalender worden beschouwd. Vandaar dat de lengte van een maand in de goddelijke profetieën op gemiddeld dertig dagen wordt gerekend. De 1290 dagen zijn precies dertig dagen of één maanmaand langer dan 1260 dagen in de profetieën. In Openbaring 11:2, 3 wordt definitief te kennen gegeven dat 1260 dagen met tweeënveertig maanden overeenkomen. Tweeënveertig maanden staan gelijk met drie jaar en zes maanden. In profetisch opzicht hebben deze drie jaar en zes maanden niets uit te staan met enig schrikkeljaar of met enig joods we-Adar jaar, waarin een dertiende maanmaand aan de joodse kalender wordt toegevoegd om de reeks maanjaren met de lengte van de reeks zonnejaren in overeenstemming te brengen. Aangezien 1260 dagen in de profetieën met drie jaar en zes maanden overeenkomen, staan 1290 dagen gelijk met drie jaar en zeven maanden. Waar eindigen deze drie jaar en zeven maanden, gerekend van het einde van januari 1919?

19. Welke elektriserende boodschap werd tegen het einde van die 1290 dagen ten gehore gebracht, en welk oordeelswerk werd onder onze aandacht gebracht?

19 Ze brengen ons tot het einde van augustus en het begin van september 1922. In de eerste helft van september 1922 weerklonken de elektriserende woorden: „Weest getrouwe en waarachtige getuigen voor de Heer. Gaat voorwaarts in de strijd totdat elk spoor van Babylon is verwoest. Verkondigt de boodschap wijd en zijd. De wereld moet weten dat Jehovah God is en dat Jezus Christus Koning der koningen en Here der Heren is. Dit is de dag der dagen. Ziet, de Koning regeert! Gij zijt zijn aankondigers. Daarom verkondigt, verkondigt, verkondigt de Koning en zijn koninkrijk”. Deze woorden, die men op De Dag (8 september) van het door Jehovah’s getuigen belegde negendaagse internationale congres te Cedar Point, Ohio, kon horen, vormden het besluit van de door de president van het Wachttorengenootschap gehouden toespraak over het onderwerp „Het Koninkrijk”. In deze toespraak bewees J.F. Rutherford aan de hand van de Schrift en de feiten dat Jehovah’s „boodschapper des verbonds” in de lente van het jaar 1918 voor oordeelswerk tot de tempel, het geestelijke heiligdom, was gekomen. Het oordeel dat „bij het huis Gods” moest beginnen, was toen aan de gang! (1 Petr. 4:17; Mal. 3:1-5, AS). Als een uitdrukking van het feit dat dit oordeel aan christenen werd voltrokken, werd er een resolutie aangenomen.

20. Hoe werd er uiting gegeven aan het feit dat het oordeel aan belijdende christenen werd voltrokken, en van welke reeks dingen vormde dit het begin?

20 Op zondagmiddag, 10 september, sprak president Rutherford zijn openbare lezing uit over het uitdagende onderwerp „Miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven”. Aan het besluit van deze lezing legde hij een resolutie voor getiteld „Een uitdaging aan de wereldleiders”, die door de 18.000 tot 20.000 aanwezigen onder luid gejuich werd aangenomen. Door deze resolutie werden de natiën ervan in kennis gesteld dat de „bestemde tijden der natiën” in 1914 waren geëindigd, dat Gods door Christus geregeerde koninkrijk toen in de hemel was opgericht, dat de Volkenbond een bedrog was en „moet falen, omdat God zulks heeft besloten”, dat het koninkrijk van Jehovah’s Messias het volledige geneesmiddel voor de kwalen der mensheid is en dat de mensen door de wetten van dat rechtvaardige koninkrijk te gehoorzamen, in leven zullen blijven en nimmer door de dood van de aardbodem weggevaagd zullen wordenf. Deze moedige resolutie was de eerste in een reeks van zeven resoluties die van 1922 tot en met 1928 op door Jehovah’s getuigen belegde gewone jaarlijkse vergaderingen werden aangenomen. Deze resoluties werden gelijk plagen over de afvallige christenheid uitgegoten. Van de eerste resolutie, „De uitdaging”, werden ten slotte 45.000.000 exemplaren in vele talen over de gehele wereld verspreid.

(Wordt vervolgd)

[Voetnoten]

a Slechts door de klinkerpunten van de Hebreeuwse tekst van Daniël 12:7 te veranderen en de Hebreeuwse woorden te herschikken, krijgt men de geforceerde vertaling: „nadat de macht van hem die het heilige volk verbrijzelde, geëindigd zal zijn, zullen al deze dingen geëindigd zijn”. — AT; Mo.

b Zie De Wachttoren, van 15 nov. 1959, de bladzijden 693, 694, de par. 25 t/m 27; en van 15 dec. 1959, de bladzijden 757 t/m 760.

c Zie De Wachttoren van 15 dec. 1959, de bladzijden 757 t/m 760. Gedurende het nazi-regime van 1933 tot en met 1945 trachtte de koning van het noorden het voortdurende brandoffer weg te nemen, doch dit geschiedde niet met dezelfde resultaten als in 1918. — Dan. 11:31.

d Zie De Wachttoren van 15 dec. 1959, de bladzijden 760, 761 en van 1 jan. 1960, de bladzijden 25, 26.

e Zie The Watch Tower van 15 mei 1919, blz. 151. De daar genoemde cijfers omvatten geen groepen met minder dan dertig aanwezigen.

f Zie de uitgave van 1 nov. 1922 van The Watchtower; ook de uitgave van 11 okt. 1922 van The Golden Age, de bladzijden 22 tot en met 26.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen